direct naar inhoud van Regels
Plan: Wonen Rijssen, Wilhelminastraat 117, kangoeroewoningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRW2021002-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Wonen Rijssen, Wilhelminastraat 117, kangoeroewoningen met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRW2021002-0401 van de gemeente Rijssen-Holten.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken.

1.7 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat ten hoogste mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.8 bed en breakfast

het bieden van de, ten opzichte van de woonfunctie ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt met maximaal drie kamers aan niet meer dan zes personen die hun hoofdverblijf elders hebben, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie. Hieronder wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.9 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen het betreffende bouwperceel aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming.
1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijbehorend bouwwerk

een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van bedrijfs- of beroepsactiviteiten.

1.20 functioneel ondergeschikt

een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire woonfunctie, zoals een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, garage, berging, bijkeuken, atelier, tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte.

1.21 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen.

1.23 kangoeroewoning

een woning met een aangebouwd en functioneel met het hoofdgebouw verbonden inwoongedeelte waar hulpbehoevenden of een huishouden bestaande uit hulpbehoevenden door middel van mantelzorg kunnen wonen.

1.24 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.25 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een constructie bestaande uit maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie zelf behoren.

1.26 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdingang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

1.27 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.28 seksinrichting

een inrichting, bestaande uit één of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel.

1.29 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden, zijnde de samenlevingsvorm van één gezin of een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen de inwoning van één ander huishouden met eigen voorzieningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • a. dakhelling

langs het dakvlak ten opzicht van het horizontale vlak;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de inhoud van een bouwwerk;

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • f. afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor verhoudingen in procenten (%);

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen - Kangoeroewoning(en)

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Kangoeroewoning(en)' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in kangoeroewoningen met bijbehorende tuinen, erven en met;
    • 1. aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 2. bed en breakfast in hoofdgebouwen en onderling toegankelijke aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. waarbij het aantal kangoeroewoningen niet meer dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal mag bedragen;
  • b. water;
  • c. groen;
  • d. parkeren;

Deze gronden worden niet beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 algemeen gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. van een bouwperceel mag niet meer dan 60% worden bebouwd, met dien verstande dat de bebouwingsoppervlakte per bouwperceel ten hoogste 350 m² bedraagt;
  • c. de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • d. bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen, geldt dat aangetoond moet worden dat sprake is van natuurinclusief bouwen, overeenkomstig de in Bijlage 1 opgenomen Handreiking natuurinclusief bouwen;

3.2.2 hoofdgebouwen

Voor de bouw van hoofdgebouwen geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 10,5 m bedragen;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m.

3.2.3 bijbehorende bouwwerken tussen de voorgevel en de 18 m grens

Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken tussen de voorste voorgevel (en het verlengde hiervan) en de 18 m er achter, geldt dat:

  • a. de goot- en bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen niet meer dan respectievelijk 6,5 m en 10,5 m bedragen, dan wel;
    • 1. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,5 m respectievelijk 6,5 m mag bedragen;
  • b. de afstand van een bijbehorende bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 m, met dien verstande dat aan één zijde die afstand minimaal 0 m mag bedragen, mits:
    • 1. op minimaal 3 m achter de voorste voorgevel en/of het verlengde van de voorste voorgevel wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m en een maximale bouwhoogte die 1 m lager dient te zijn dan de nok van de hoofdmassa;
  • c. bijbehorende bouwwerken mogen op niet minder dan 3 m achter (het verlengde van) de voorste voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. plat afgedekte overkappingen op niet minder dan 1 m achter de voorste voorgevel mogen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;

3.2.4 uitbouw zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon

In afwijking van het gestelde onder 3.2.1 mag een uitbouw aan het hoofdgebouw, zoals een erker, toegangspartij, luifel of balkon ook buiten het bouwvlak worden gebouwd tot maximaal 1,5 m daarbuiten en met dien verstande dat:

  • a. de afstand van enig deel van de uitbouw ten minste 2,5 m uit de perceelsgrens bedraagt;
  • b. de hoogte niet meer mag zijn dan 25 cm boven de eerste verdiepingsvloer;
  • c. de uitstraling van deze uitbouw overwegend transparant is in de zin dat ten minste 50% van de gevels uit glas of andere doorzichtige materialen bestaat.
3.2.5 bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor de voorste voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat voor hoeksituaties gericht op de openbare weg of openbaar groen geldt dat 3 m achter het verlengde van de voorste voorgevel van de woning de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt en daarvoor ten hoogste 1 m
  • b. de hoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en oriëntatie van gebouwen in die zin dat de voorste voorgevel van hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting erfinrichting en natuurinclusief bouwen

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform Bijlage 1;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt voor de functie 'Wonen-Kangoeroewoning(en)' onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschapsmaatregelen conform Bijlage 1.

Artikel 4 Waarde - Archeologie middelhoge verwachting

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.2.1 Omgevingsvergunningplicht

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige dan wel naar verwachting aanwezige archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 4.2.2, zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de in lid 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, over een oppervlakte van 250 m² of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,5 m onder peil;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
4.2.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in sublid 4.2.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
4.2.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in sublid 4.2.1, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
  • b. door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge verwachting', het plan te wijzigen zodanig dat deze dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, geldt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de beleidsregels voor parkeernormen van de gemeente Rijssen-Holten. Als deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen  Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde onder a inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

6.2 Risicobronnen in de vorm van opslagtanks

Het is niet toegestaan om nieuwe risicobronnen in de vorm van opslagtanks ten behoeve van ruimteverwarming toe te voegen.

6.2.1 Afwijken van algemene bouwregels voor het toevoegen van risicobronnen in de vorm van opslagtanks

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om af te wijken van het gestelde onder artikel 6.2 voor het toevoegen van een risicobron in de vorm van een opslagtank ten behoeve van ruimteverwarming, onder de voorwaarde dat:

  • a. Duurzame alternatieven ten behoeve van ruimteverwarming onwenselijk/onhaalbaar zijn gelet de bestaande of toekomstige ruimtelijke structuur van de beoogde locatie, en;
  • b. De minimale veiligheidsafstanden van de betreffende risicobron op eigen terrein liggen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval begrepen:

  • a. het gebruik van de onbebouwde grond als stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden en bebouwing als of ten behoeve van een seksinrichting of prostitutiebedrijf.
7.2 Wonen - Kangoeroewoningen

Onder strijdig gebruik met de bestemming Wonen - Kangoeroewoning(en) wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.
7.2.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten behoeve van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit voorzover de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en geen ernstige hinder of afbreuk aan het woonmilieu wordt gedaan. Dit betekent dat:

  • a. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • b. aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep uitsluitend inpandig mogen worden verricht;
  • c. maximaal 35% van de brutovloeroppervlakte van gebouwen mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep met een maximum van 75 m²;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning ook degene moet zijn die het aan huis verbonden beroep uitoefent;
  • e. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
  • f. bedrijfsactiviteiten uitsluitend zijn toegestaan indien deze voorkomen in of gelijk zijn te stellen met de categorieën 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven;
  • g. behoudens verkoop van ter plaatse vervaardigde goederen in direct verband met het aan huis verbonden beroep, geen detailhandel mag plaatsvinden;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein.
7.3 Parkeren
  • a. Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning, geldt dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de beleidsregels voor parkeernormen van de gemeente Rijssen-Holten. Als deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen  Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde onder a inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;

8.2 Afwegingskader

De onder 8.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid.
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen inzake de ligging van bestemmingsgrenzen, mits die wijziging ten opzichte van de bestaande bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 m bedragen. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is toegestaan. Aan het wijzigingsplan mogen dubbelbestemmingen, bouwvlakken, maatvoeringen en gebieds- bouw- en functieaanduidingen worden toegevoegd.

9.2 Afwegingskader

De onder 9.1 bedoelde wijzigingsplannen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de stedenbouwkundige structuur;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de fysieke veiligheid.
  • f. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • g. de milieusituatie;
  • h. de externe veiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
10.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.1 een omgevingsvergunning verlenen van voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1.1 met maximaal 10%.

10.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
10.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wonen Rijssen, Wilhelminastraat 117, kangoeroewoningen'.