direct naar inhoud van Regels
Plan: Kern Rijssen, Haarstraat 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPRC2019001-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern Rijssen, Haarstraat 3 met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPRC2019001-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dit in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (een van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn en geen betrekking hebbend op detailhandel of horecagerelateerde activiteiten, die op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 afgeknot dak:

een dakvorm met schuine dakvlakken, waarbij de kap eindigt in een plat dak;

1.9 archeologische waarden

de in de plantoelichting beschreven of genoemde sporen van menselijke activiteiten in het verleden, die vanwege hun zeldzaamheid en/of vanwege hun betekenis voor archeologisch onderzoek in aanmerking komen voor behoud, bescherming en - zo mogelijk - herstel en/of bijzonder beheer;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daarin, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is binnen het betreffende bouwperceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bruto vloeroppervlak (bvo)

De totale brutovloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt ten behoeve van een bepaalde functie, inclusief magazijn- en kantoorruimte en dergelijke, conform NEN 2580;

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 horecabedrijf

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.29 huishouden

de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • a. de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste 2 verwanten of andere personen;
  • b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;
1.30 kantoor

een gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening -niet zijnde detailhandel- al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.31 maatschappelijke voorzieningen
  • a. (sociaal-)medische instellingen;
  • b. sociaal-culturele instellingen;
  • c. bestaande religieuze instellingen;
  • d. bestaande bijzondere woonvormen, waaronder verpleging en verzorgingen en begeleid wonen voor jongeren, al dan niet in samenhang centrale voorzieningen;
  • e. bestaande onderwijsinstellingen en kinderopvang;
  • f. bestaande openbare dienstverlening, waaronder politie, brandweer en gemeenteopslag;
  • g. bestaande sportvoorzieningen;
1.32 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.33 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit, en de telecommunicatie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.34 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.36 onderdoorgang

een gebied binnen een bouwvlak, waar ter plaatse van de eerste bouwlaag een vrije doorgang voor personen mogelijk moet zijn;

1.37 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een dak, al dan niet voorzien van of geïntegreerd met zonnepanelen;

1.38 prostitutiebedrijf

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van sexuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

1.39 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een van het bestemmingsplan deel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.40 supermarkt

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak;

1.41 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.42 wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.43 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de oppervlakte van een bouwwerk

de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en andere installaties, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

Bij het berekenen van de goothoogte worden ondergeschikte bouwonderdelen als dakkappellen en doorlopende gevels buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de breedte van een doorlopende gevel maximaal 4 m mag zijn.

2.5 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.6 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de bouwhoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.
2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en andere installaties, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken en overkragingen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of goothoogte en de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt bij balkons en 0,75 meter bij alle andere ondergeschikte bouwdelen.

2.8 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat supermarkten niet zijn toegestaan;
  • b. wonen, met dien verstande dat;
    • 1. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    • 2. vrijstaande woningen niet zijn toegestaan;
  • c. horeca, overeenkomstig categorie 1 en 2 vermeld in de bij deze regels behorende 'Categorie-indeling horecabedrijven' (bijlage 2), met dien verstande dat het gezamenlijk bruto vloeroppervlak per bouwvlak niet meer mag bedragen dan 350 m2;
  • d. (half)ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • e. in- en uitritten voor (half)ondergrondse parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - in- en uitrit parkeergarage';
  • f. verblijfsgebied met bijbehorende voorzieningen;

een en ander met bijbehorende bebouwing, (on)bebouwde terreinen, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

3.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. het hoofdgebouw wordt afgedekt met een kap, met dien verstande dat de dakhelling minimaal 25° bedraagt, en met dien verstande dat de dakhelling niet van toepassing is op de bovenste dakvlakken van afgeknotte daken;
  • d. de etalages en/of hoofdingang(en) van detailhandels- en/of horecafuncties dienen te worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen met dien verstande dat;
    • 1. de bouwhoogte van bedrijfsinstallaties en lichtmasten maximaal 8 m mag bedragen;
    • 2. voor verhoogde entreepartijen de bouwhoogte van bouwwerken bij een entreepartij niet meer mag bedragen dan 4 m.
  • f. voor (half)ondergrondse parkeervoorzieningen en bijbehorende in- en uitritten geldt dat de ondergrondse bouwdiepte maximaal 4 meter onder peil mag bedragen;
  • g. de onder a tot en met d genoemde gebouwen voldoen aan de beeldkwaliteitscriteria zoals opgenomen in bijlage 3 van de regels;
  • h. balkons dienen op minimaal 3 m boven het peil worden gerealiseerd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a t/m h geldt in het geval van een onderdoorgang ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang' de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. de minimale hoogte van de onderdoorgang bedraagt 3 m, gemeten vanaf het peil;
    • 2. de minimale breedte van de onderdoorgang bedraagt 1,5 m, met dien verstande dat ondersteunende constructies wel zijn toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.1 sub c ten aanzien van de bruto vloeroppervlak per horecavestiging teneinde dit met 10% te vergroten;
  • b. het bepaalde in artikel 3.2 sub d ten behoeve van een overschrijding van de bouwgrens met maximaal 0,50 m voor wat betreft de toevoeging van etalages en/of ingangen onder voorwaarden dat:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is met het oog op een doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijven in een hogere categorie en/of in afwijking van de categorie omschrijving, zoals vermeld in de bij deze regels behorende 'Categorie-indeling horecabedrijven' (bijlage 2);
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken zoals bedoeld in artikel 3.1 onder a en c met een gezamelijk bruto vloeroppervlak van meer dan 1.000 m2.
3.4.2 Parkeren

Voor de in artikel 3.1 genoemde functies gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de in bijlage 4 opgenomen 'Nota parkeernormen gemeente Rijssen-Holten', waarbij de parkeerplaatsen van de woningen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.1 voor de vestiging van en/of het gebruik van een bedrijf en/of instelling zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2)' (bijlage 1);
  • b. het bepaalde in artikel 3.1 voor de vestiging van en/of het gebruik voor een bedrijf en/of instelling dat niet in de categorieën 1 en 2 van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten (categorie 1 t/m 2)' (bijlage 1) is vermeld, mits het desbetreffende bedrijf of de instelling wat aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven en/of instellingen in de categorie 1 en het bedrijf en/of instelling geen blijvende onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu;
  • c. het bepaalde in artikel 3.1 onder c waarbij het gezamenlijk bruto vloeroppervlak voor horecabedrijven, overeenkomstig categorie 1 en 2 zoals vermeld in de bij deze regels behorende 'Categorie-indeling horecabedrijven' (bijlage 2), per bouwvlak wordt verhoogd tot maximaal 1.000 m2, mits;
    • 1. dit geen blijvende onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefklimaat;
    • 2. het bepaalde in 3.4.1 in acht wordt genomen.
  • d. het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen, mits:
    • 1. de vestiging qua omvang past binnen de structuur van de bebouwing;
    • 2. het aan detailhandel gerelateerde dienstverlening betreft, waarvoor in ieder geval een baliefunctie wordt vereist;
  • e. het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de vestiging van kantoren, mits dit geen blijvende onevenredige afbreuk doet aan het heersende woon- en leefmilieu.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied;
  • b. balkons ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen;
  • c. nutsvoorzieningen;

alsmede voor bijbehorende parkeer- en groenvoorzieningen, bebouwing en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

De bebouwing dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwen in de vorm van fietsenbergingen met een maximale bouwhoogte van 3,5 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 5 m met dien verstande dat;
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, verwijsborden, kunstwerken en fonteinen maximaal 8 m mag bedragen;
    • 2. overkappingen niet zijn toegestaan.
  • c. ten aanzien van overkragende balkons behorend bij de nabij gelegen bestemmingen geldt dat deze minimaal 2,5 m boven peil gerealiseerd moeten worden;
  • d. voor het bouwen van nutsvoorzieningen geldt een maximum bouwhoogte van 2 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien dit meer bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 sub b onder 3 ten behoeve van het realiseren van overkappingen onder voorwaarden dat:

    • 1. deze uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping';
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de overkappingen noodzakelijk zijn ten behoeve van duurzame energieopwekking van het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming 'Centrum - 2', met dien verstande dat aangetoond wordt dat het hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming 'Centrum - 2' niet in de eigen energiebehoefte kan voldoen met duurzaamheidsmaatregelen in/op het betreffende hoofdgebouw;
    • 4. er geen sprake is van onevenredige afbreuk van de sociale veiligheid;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 6. er geen sprake zal zijn van verkeersonveilige situaties.

Artikel 5 Waarde - AMK terreinen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - AMK terreinen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 50 m2 zonder dat het bevoegd gezag schriftelijk advies heeft ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de bouwwerkzaamheden archeologische waarden (kunnen) worden aangetast en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen moeten worden verbonden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland.
5.3.2 Advies deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

5.3.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,5 m worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het wijzigen van de bestemming 'Waarde - AMK terreinen' in een andere archeologische bestemming, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit wenselijk is;
  • b. het verwijderen van de bestemming 'Waarde - AMK terreinen', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, het te doen of te laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. een stort- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • b. stalling- en/of opslagplaats van een of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik of onderhoud;
  • c. een seksinrichting of prostitutiebedrijf;

op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - straalpad
8.1.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een straalverbinding.

8.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen (artikelen 3 en 4) mag niet hoger worden gebouwd dan 38 m ten opzichte van NAP.

8.1.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de straalverbinding.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, in de vorm van een transformatorhuisje, een telefooncel, een abri en een gebouwtjes ten behoeve van de telecommunicatie, mits de oppervlakte van het gebouw niet groter is dan 30 m2 en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bouw- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. het overschrijden van de bouwgrenzen tot een maximum van 3 m, mits de opzet van het plan gehandhaafd blijft;
  • d. het oprichten van masten ten behoeve van een centraal antennesysteem en van zendinstallaties tot een maximale bouwhoogte van 25 m;
  • e. het plaatsen en geplaatst houden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in verband met de inzameling van afval dan wel goederen die na bewerking voor hergebruik in aanmerking komen zoals glas, papier, kleding en dergelijke, mits de situering geen afbreuk doet aan de verkeersveiligheid, landschappelijke, stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarden.
9.2

Het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 sub a is niet mogelijk voor het bouwen van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations met een grotere inhoud dan 8 m3 en van verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 10 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende 2 weken in de gelegenheid zijn gesteld bij het College van burgemeester en wethouders schriftelijke bedenkingen naar voren te brengen tegen het stellen van nadere eisen.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een goede ruimtelijke ontwikkeling nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering van gebouwen en verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten teneinde te voorkomen dat:

  • a. blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende terreinen en;
  • b. verkeersonveilige situaties ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.

12.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kern Rijssen, Haarstraat 3.