direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Holten, rood voor rood, Haarlerweg 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2022003-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Holten, rood voor rood, Haarlerweg 4 met identificatienummer NL.IMRO.1742.BPB2022003-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 (boom)kwekerijen

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals planten, struiken en bomen, één en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel pot- en containerteelt of daarmee gelijk te stellen teelt;

1.4 aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de voorwaarden zijn opgenomen in 7.5.3 en 6.5.3;

1.5 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Als op een perceel meer gebouwen aanwezig zijn wordt als hoofdgebouw aangemerkt het gebouw dat noodzakelijk is voor het realiseren van de toegelaten functie of activiteit waarvan de voorkant het dichtst bij openbaar toegankelijk gebied is gelegen;

1.6 agrarisch bedrijf

een onderneming die (nagenoeg) volledig is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren. Mest wordt niet tot voortgebrachte agrarische producten gerekend;

1.7 akkerbouwbedrijf

een onderneming die (nagenoeg) volledig gericht is op het bewerken van akkers ten behoeve van de productie van gewassen voor de consumptie en gewassen die als grondstof voor het vervaardigen van producten worden gebruikt;

1.8 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bed & breakfast

het binnen de (bedrijfs)woning bieden van, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, een mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt. Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden, studie of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.11 bedrijf

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfsgebouwen

gebouwen die gebruikt worden voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw op een terrein, die behoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting gelet op de functie van het gebouw of gronden noodzakelijk is;

1.15 bedrijven

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.16 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan binnen het betreffende perceel aanwezig is, dan wel krachtens een bestemmingsplanherziening mogelijk is;
  • 2. bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 3. het onder 1 en 2 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.17 bestaande emissie
  • 1. emissie die hoort bij de activiteit die is toegestaan op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet Natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingrecht is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming of
  • 2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: emissie die hoort bij het feitelijke en planologisch legale gebruik.
1.18 bevoegd gezag

het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.20 bijbehorende bouwwerken

uitbreidingen van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwde gebouwen, of andere bouwwerken, met een dak;

1.21 binnenplanse omgevingsplanactiviteit

het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwlaag

een verdieping van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 bouwwerken

constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 crossterrein

terrein gebruikt voor een wedstrijd of training met motorfietsen of een daarmee gelijk te stellen voertuig. Op het terrein is een parcours uitgezet met natuurlijke hindernissen;

1.27 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens door de jaren heen;

1.28 dagrecreatie

ondergeschikt medegebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve of niet in wedstrijdverband georganiseerde sportieve activiteiten, zoals wandelen, hardlopen, nordic-walken, fietsen, mountainbiken, racefietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen (mede)gebruik. De activiteiten dienen plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang, tenzij de grondeigenaar anders kenbaar maakt;

1.29 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.30 de digitale plankaart

de digitale plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied Holten, rood voor rood, Haarlerweg 4 met indentificatie NL.IMRO.1742.BPB2022003-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.31 delegatiebesluit

een door de raad aan het college toegekende bevoegdheid om het omgevingsplan op onderdelen onder voorwaarden te wijzigen. Deze lijst met onderdelen en voorwaarden is geen onderdeel van het omgevingsplan;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor eigen gebruik, niet zijnde afhaalzaken, maaltijdbezorgdiensten en erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.33 dunning

het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden.

1.34 emissiepunt

de plek waar geur naar buiten gaat. Bij een overdekt dierenverblijf of bouwwerk is dit de plek waar de natuurlijke of mechanische ventilatie zich bevind. Bij een gedeeltelijk overdekt dierenverblijf of bouwwerk is dat de plek waar het overdekte deel eindigt. Bij een geheel onoverdekt dierenverblijf of bouwwerk is dit de gevel van het dierenverblijf of bouwwerk.

1.35 erf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen);

1.36 erfinrichtingsplan

plan dat aangeeft op welke wijze de inpassing van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in het desbetreffende gebied plaatsvindt; tot deze inpassing behoren de situering van opstallen en de inrichting van het perceel, waaronder de erfbeplanting ten opzichte van het landschap; het gaat om bestaande en gewenste karakteristieken en kwaliteiten van het landschap;

1.37 functie

de regels voor gebruik of bouwwerken binnen een werkingsgebied;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 gebouwen

alle bouwwerken, die voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidsgevoelig object

een op basis van het omgevingsplan of met omgevingsvergunning toegelaten gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:

  • a. woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • b. onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • c. gezondheidsfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan of;
  • d. bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan.
1.41 geurgevoelig object

een op basis van het omgevingsplan of met omgevingsvergunning toegelaten gebouw of een gedeelte van een gebouw met een:

  • a. woonfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • b. onderwijsfunctie en nevengebruiksfuncties daarvan;
  • c. gezondheidsfunctie met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan of;
  • d. bijeenkomstfunctie voor kinderopvang met bedgebied en nevengebruiksfuncties daarvan.
1.42 gevoelig object

een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning;

1.43 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voorbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven. Ook melkrundveebedrijven zijn doorgaans grondgebonden;

1.44 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied Holten, rood voor rood, Haarlerweg 4 met identificatie NL.IMRO.1742.BPB2022003-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.45 hoofdgebouw

gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;

1.46 huishouden

samenlevingsvorm van één gezin of met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.47 inwoning

een in eenzelfde woning huisvesten van één ander huishouden met eigen voorzieningen;

1.48 kampeermiddelen

een tent, vouwwagen, caravan, kampeerauto of een daarmee vergelijkbaar object, niet zijnde een stacaravan of een chalet;

1.49 kappen

het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben;

1.50 kortdurende recreatieve activiteiten

activiteiten die gericht zijn op vrijetijdsbesteding zoals een sauna, wellness, museum of tentoonstellingen;

1.51 kwekerij

bedrijf waar siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt worden voortgebracht of daarmee vergelijkbaar van aard;

1.52 kwetsbaar object

objecten, zoals:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de opvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurend een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.53 landschappelijke inpassing

een plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving;

1.54 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, in verband met de voor het gebied kenmerkende waarneembare verschijningsvorm;

1.55 lichtmast

een vrijstaande constructie waaraan één of meerdere lampen zijn opgehangen;

1.56 locatie

plaats, plek of ligging;

1.57 lokale weg - onverhard

een weg, bestaande uit zand, die niet als rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat. Ook een half verharde weg, bestaande uit menggranulaat of grind, wordt aangemerkt als een onverharde weg;

1.58 lokale weg - verhard

een weg, bestaande uit klinkers/tegels (open) of asfalt (gesloten), die niet als een rijksweg of provinciale weg is aangemerkt maar wel op de wegenlegger staat;

1.59 maaiveld

de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzende) terrein;

1.60 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, maar ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.61 melding

een schriftelijke voorafgaande mededeling aan burgemeester en wethouders om een activiteit, zoals aangewezen in dit plan, te mogen verrichten. Voor een melding gelden de in dit plan opgenomen indieningsvereisten;

1.62 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen;

1.63 normaal onderhoud, beheer of exploitatie

werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de instandhouding dan wel de realisering van de functie;

1.64 omgevingsplan

het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BPB2016007-0301 met bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.65 openbare nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken die ten dienste staan van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteithuisje en een verdeelstation;

1.66 overkapping

een bouwwerk bestaande uit maximaal 3 wanden waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie zelf behoren;

1.67 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.68 perceel

een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster;

1.69 perceelgrens

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.70 permanente bewoning

er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is en/of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt;

1.71 plattelandskamers

een (deel van een) voormalig agrarisch gebouw of cultuurhistorisch pand waarbij wordt overnacht in onzelfstandige kamers. Het gaat om een vorm van verblijfsrecreatie die mede tot doel heeft de agrarische c.q. plattelandsomgeving te ervaren;

1.72 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.73 provinciale weg

een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als provinciale weg is aangemerkt en op de wegenlegger staat;

1.74 recreatief verblijf

verblijf dat plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie en dat enkel gericht is op ontspanning of vrijetijdsbesteding, niet zijnde kortdurende recreatieve activiteiten;

1.75 recreatiewoning

een verblijfsobject bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning en zelfstandige kortdurende recreatieve activiteiten zijn uitgesloten;

1.76 rijksweg

een weg, bestaande uit asfalt of vergelijkbare materialen, die als rijksweg is aangemerkt en op de wegenlegger staat;

1.77 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 tuin

begrensd stuk grond, met gedeeltelijke verharding, bloemen, bomen of andere gewassen beplant;

1.79 volledige herbouw

het herbouwen van een bestaand bouwwerk waarbij een nieuw bouwwerk ontstaat;

1.80 vrije veldopstelling zonnepanelen

het op of in de grond zetten van een constructie met zonnepanelen;

1.81 vrijstaande lichtmasten

een vrijstaande mast of paal waar één of meerdere lichtarmaturen aan zijn bevestigd;

1.82 vrijstaande overkappingen

een vrijstaand bouwwerk met dak bestaande uit maximaal 3 wanden, waarvan maximaal 1 wand tot de constructie behoort;

1.83 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg;

1.84 wegbeheerder

bevoegd gezag welke de wettelijke onderhoudsplicht van een weg heeft;

1.85 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.86 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 bepalen maten, maatvoering

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddellijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    • 3. de gemiddelde hoogte van het terrein, of;
    • 4. in andere gevallen: het door de gemeentelijk toezichthouder aangewezen peil;
  • b. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: bovenkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • h. afstand tussen gebouwen: gemeten tussen de buitenzijde van de dichtst bij elkaar gelegen gevels;
  • i. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein.
2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten en het bepalen van het oppervlak van bouwwerken worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de onverschrijving niet meer dan 0,5 m bedraagt.

Voor ondergeschikte bouwdelen groter dan 0,5 m, maar kleiner dan 0,75 m wordt een oppervlak van maximaal 4 m² niet meegerekend tot het toegelaten oppervlak. Het eventuele resterende oppervlak wordt tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend.

Bouwdelen groter dan 0,75 m zijn niet ondergeschikt en worden altijd tot het oppervlak van het bouwwerk gerekend.

2.3 maten
  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 indieningsvereisten landschaps- of erfinrichtingsplan

Voor het indienen van een landschaps- en/of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  • b. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  • c. het plan moet noord-gericht zijn getekend.
2.5 Indieningsvereisten melding

Voor het indienen van een melding op basis van het omgevingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. de melding wordt ingediend via het op de gemeentelijke website beschikbaar gestelde elektronische formulier en;
  • b. een melding wordt gedaan uiterlijk 4 weken voor aanvang van de activiteit.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landschap-gemengde functies

3.1 Bestemmingsomschrijving

Toegestaan is het gebruik van de gronden voor:

  • a. tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • b. het aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • c. transformatorstations ten dienste van nutsvoorzieningen;
  • d. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • e. het weiden van vee;
  • f. landschappelijke inpassing.
3.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde zijn toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee mag maximaal 1,5 m zijn;
  • b. overige perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. (boom)kwekerijen;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • d. opslag van:
    • 1. afval;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht;
    • 3. gevaarlijke stoffen;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • e. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • f. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • g. detailhandel;
  • h. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • i. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • j. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • k. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. één bedrijf tot en met milieucategorie 2 met daarbij behorende:
  • b. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water;
  • c. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    • 1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen of;
    • 2. het omzetten van wind in elektriciteit op het dak van de bedrijfsbebouwing voor eigen gebruik met de daarbij behorende voorzieningen;
  • d. buitenopslag ten dienste van de bedrijfsvoering op onbebouwde grond na omgevingsvergunning, zoals opgenomen in Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor buitenopslag bij niet-agrarische bedrijven
  • e. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Afstand tot de weg

Bij iedere nieuwe ontwikkeling moet rekening gehouden worden met de afstand tot een weg, met dien verstande dat er voor verblijfsobjecten ook afstandsnormen gelden in het kader van geluid.

  • a. Wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden aangrenzend aan wegen welke vallen onder de basisfunctie infrastructuur, moeten de volgende afstanden tot de as van de weg in acht worden genomen:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • b. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  • c. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 m van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 m.

4.2.2 Bedrijfsbebouwing

Voor bouwwerken ten behoeve van niet-agrarische bedrijfsvoering geldt onderstaande maatvoering:

  • a. de totale oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan 457 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte is 9 m;
  • c. de maximale goothoogte is 5 m;
  • d. de minimale dakhelling is 15°.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van het bouwen of verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden onderstaande bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee mag maximaal 1,5 m zijn;
  • b. overige perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. grondgebonden zonnepanelen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale bouwhoogte is 2,5 m;
    • 2. de maximale oppervlakte is 100 m²;
    • 3. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 4. landschappelijke inpassing is vereist;
  • d. de bouwhoogte van windturbines op het dak mag niet hoger zijn dan 2 m boven de nokhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 3 m;
  • f. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. (boom)kwekerijen, tenzij expliciet toegelaten in het plan.
  • b. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • c. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • d. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • e. detailhandel
  • f. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • g. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • h. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • i. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • j. een paardrijbak;
  • k. vrijstaande lichtmasten;
  • l. vrijstaande overkappingen;
  • m. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de functie Bedrijf onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan.

4.3.3 Milieuregels
  • a. Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:
  Milieunormering  
Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
Geur   Indien bij een activiteit emissie naar de lucht plaatsvinden, wordt daarbij geurhinder bij geurgevoelige objecten voorkomen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is, wordt de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau beperkt.  
Geluid   a. Bouwwerken zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen op de geval van het dichtstbij gelegen geluidsgevoelige object niet hoger is dan:
7.00 - 19.00 uur 19.00 - 23.00 uur 23.00 - 7.00 uur
50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)

b. De waarde wordt berekend op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens geluidgevoelige objecten zijn gelegen, wordt de belasting beoordeeld op de dichtstbijgelegen gevel van het geluidgevoelige object.  
Fijn stof (PM10)   a. De jaargemiddelde concentratie, inclusief de bijdrage van de nieuwe ontwikkeling, bedraagt maximaal 20 µg/m3 en;
b. de nieuwe ontwikkeling niet meer dan 1,2 µg/m3 bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie.  
Stikstof   De emissie, inclusief de nieuwe ontwikkeling, bedraagt niet meer dan de bestaande emissie.  

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor buitenopslag bij niet-agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in 4.3.1 en een buitenopslag bij een niet-agrarisch bedrijf toestaan. De volgende voorwaarden zijn van toepassing:

  • a. de buitenopslag is aantoonbaar noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
  • b. er wordt voldaan aan de geldende geluidsnormen, zoals opgenomen in het gemeentelijk geluidsbeleid;
  • c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing wat blijkt uit een meegeleverd landschapsplan;
  • d. er bij buitenopslag geen verlichting wordt gebruikt die leidt tot een aantasting van het geldende gemeentelijke lichtdonkerbeleid;
  • e. buitenopslag leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen;
  • f. er mogen alleen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd als wordt voldaan aan de volgende bouwregels:
    • 1. de maximale bouwhoogte van keerwanden is 3 m.

Artikel 5 Natuur - Natuurlandschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

Toegestaan is het gebruik van de gronden voor:

  • a. bos of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • d. transformatorstations ten dienste van nutsvoorzieningen;
  • e. bestaande tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • f. ondergeschikte gebouwen ten behoeve van opslag van materiaal en gereedschap voor onderhoud van nabijgelegen bosgebieden;
  • g. voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • h. oppervlaktewater, zoals meren, plassen, waterbergingen en watergangen of;
  • i. oeverstroken, zoals natuurvriendelijke oeverzones, met daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen en beschoeiingen;
  • j. landschappelijke inpassing.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwregels voor gebouwen

Voor gebouwen ten behoeve van het onderhoud van bosgebieden gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt en;
  • c. dit gebouw kan worden gerealiseerd indien de aaneengesloten oppervlakte van het onderhouds- of beheersgebied niet minder dan 100 ha bedraagt.

5.2.2 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende standaard bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte van trimtoestellen is 3 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van wildoberservatieposten is 8 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  • d. overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • e. de maximale bouwhoogte van informatievoorzieningen is 2,5 m;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is 3 m;
  • g. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. (boom)kwekerijen;
  • c. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • d. opslag van:
    • 1. afval;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht;
    • 3. gevaarlijke stoffen;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • e. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • f. het gebruik van onbebouwde grond voor dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • g. detailhandel;
  • h. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • i. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • j. een paardrijbak;
  • k. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds met een vergunning aanwezig waren of;
  • l. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 6 Wonen - RVR

6.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. het wonen in een woning met daarbij behorende:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 3. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • b. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen en/of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water;
  • c. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan drie kamers worden verhuurd;
    • 2. de bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • d. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    • 1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen en/of;
    • 2. met gebruik van windturbines op het dak van de woning met de daarbij behorende voorzieningen;
  • e. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf en ondergeschikt aan de onderliggende bestemming;
  • f. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels voor bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een omgevingsvergunningsplicht. Als wordt voldaan aan onderstaande regels wordt de omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel verleend;
  • b. Bouwwerken worden gesitueerd overeenkomstig het erfinrichtingsplan;
  • c. Er is in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen;
  • d. Nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en de verkeersveiligheid. Voldoende afstand ten opzichte van de as van de weg is in ieder geval:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • e. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  • f. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 meter van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 meter;
  • g. Nieuwe bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit, zoals opgenomen in de welstandsnota, met dien verstande dat:
    • 1. nieuwe bouwwerken binnen deze bestemming voldoen aan de beeldkwaliteitscriteria zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van Bijlage 1.
6.2.2 Specifieke regels over de maatvoering en landschappelijke inpassing
  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • b. Voor woningen gelden de volgende regels voor de maatvoering:
    • 1. het maximum oppervlak is 200 m2;
    • 2. de maximale bouwhoogte is 10 m;
    • 3. de maximale goothoogte is 3,5 m;
    • 4. de minimale dakhelling is 30°;
  • c. Voor bijbehorende bouwwerken gelden onderstaande bouwregels:
    • 1. het maximale oppervlak is 150 m2, waarvan maximaal 30 m2 aangebouwd;
    • 2. per perceel mogen maximaal 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
    • 3. de maximale bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is 6 m;
    • 4. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tenminste 1 m lager dan de vergunde bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 5. de maximale goothoogte is 3,5 m;
    • 6. de minimale dakhelling is 30°, een andere dakhelling is onder voorwaarden mogelijk middels een Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken.
6.2.3 Specifieke regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Bij een nieuwe ontwikkeling ten behoeve van het bouwen of verbouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden onderstaande bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee mag maximaal 1,5 m zijn;
  • b. overige perceels- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. grondgebonden zonnepanelen moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale bouwhoogte is 2,5 m;
    • 2. de maximale oppervlakte is 50 m²;
    • 3. een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 4. landschappelijke inpassing is vereist;
  • d. de bouwhoogte van windturbines op het dak mag niet hoger zijn dan 2 m boven de nokhoogte van de woning;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 3 m;
  • f. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder c sub 6 ten behoeve van een andere dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij de woning onder voorwaarden dat:

  • a. het bijbehorende bouwwerk gerealiseerd wordt in het achtererfgebied;
  • b. het bijbehorende bouwwerk kwalitatief passend is bij de uitstraling en opzet van het erf en de woning;
  • c. het bijbehorende bouwwerk moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • b. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • c. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • d. detailhandel;
  • e. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • f. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • g. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • h. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen;
  • i. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • j. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding/omgevingsvergunning is toegestaan;
  • k. een paardrijbak;
  • l. vrijstaande lichtmasten;
  • m. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

6.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de functie Wonen - RVR onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan.

6.4.3 Milieuregels
  • a. Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:
      Milieunormering  
    Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
    Geur van een grondgebonden agrarisch bedrijf   a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
    b. De minimale afstand tussen een geurgevoelig object en een emissiepunt van een dierverblijf, niet zijnde een dierverblijf van het eigen (agrarisch) bedrijf, bedraagt:
    1. 100m voor een object binnen de bebouwde kom;
    2. 50m voor een object buiten de bebouwde kom, of;
    3. Een kortere bestaande afstand dan onder 1 of 2 genoemd indien de afstand tussen de veehouderij en het
    geurgevoelig object dat binnen de onder b bedoelde afstand is gelegen, niet afneemt en het aantal dieren van
    één of meer diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld niet toeneemt.  
    Geur van een intensief agrarisch bedrijf   a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
    b. Een bestaand geurgevoelig object, anders dan een geurgevoelig object bedoeld onder c, wordt niet uitgebreid, dan wel een nieuw geurgevoelig object wordt niet opgericht, binnen een contour van een veehouderij met een hogere geurbelasting dan:
    1. 14 ou/m3 voor een object buiten de bebouwde kom;
    2. 3 ou/m3 voor een object binnen de bebouwde kom.
    c. De minimale afstand tussen een emissiepunt van een dierenverblijf en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij of dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
    1°. Op een kavel dat op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij;
    2°. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
    3°. in samenhang met de sloop van bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij;
    bedraagt:
    1. 100 m voor een object binnen de bebouwde kom;
    2. 50 m voor een object buiten de bebouwde kom;  
    Geluid niet agrarische bedrijven   a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtsbijgelegen bedrijf niet hoger is dan:
    7.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-7.00 uur
    50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
    b. De waarde wordt beoordeeld op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.  
    Geluid agrarische bedrijven   a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtsbijgelegen bedrijf niet hoger is dan:
    6.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-6.00 uur
    45 dB(A) 40 dB(A) 35 dB(A)
    b. De waarde wordt beoordeeld op 100 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.  
    Fijnstof (PM 10)   Woningen worden niet gebouwd en niet uitgebreid binnen een gebied waar de concentratie meer dan 20 µg/m3 jaargemiddelde grenswaarde is.  
  • b. Er kan afgeweken worden van de milieuregels mits er aangetoond kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijken ten behoeve van een paardrijbak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder k voor het realiseren van een paardrijbak bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. een paardrijbak uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. er maximaal 1 paardrijbak per woning is toegestaan;
  • c. de paardrijbak aansluitend aan het bestaande erf gerealiseerd dient te worden, volgens het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt maximaal 1.300 m²;
  • e. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de omheiningen hebben een maximale hoogte van 1,8 m;
  • g. lichtmasten zijn niet toegestaan.
6.5.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder h, i, en j voor het realiseren van een mantelzorgruimte bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste mantelzorgruimte en een foto van de bestaande situatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de mantelzorgruimte heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de mantelzorgruimte indien:
    • 1. deze door meer dan twee personen gebruikt gaat worden;
    • 2. de situering van de mantelzorgsituatie niet voldoet aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 3. de afstand van de bijbehorende woning tot de mantelzorgsituatie meer dan 25 meter bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van de mantelzorgruimte groter is dan 75 m²;
    • 5. de mantelzorgruimte over meer dan één bouwlaag verdeeld is;
    • 6. er geen zorgindicatie kan worden overlegd waaruit blijkt dat de mantelzorg tijdelijk is en zal worden beëindigd als de mantelzorg niet meer benodigd is.
6.5.3 Afwijken ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 en 6.4.1 en een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij een woning toestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van het beroep aan huis heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien:
    • 1. de beroeps- of bedrijfsfunctie niet ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 2. meer dan 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van:
      • 75 m², dan wel;
      • indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
    • 3. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteiten uitvoert, niet de bewoner van de woning is;
    • 4. de ruimtelijke uitstraling niet in overeenstemming is met de woonfunctie en woonomgeving;
    • 5. er detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten plaatsvinden;
    • 6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk.
6.5.4 Afwijken ten behoeve van inwoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.4.1 onder l voor het toestaan van een inwoningssituatie bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste inwoonsituatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de inwoonsituatie heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de inwoonsituatie indien:
    • 1. de twee huishoudens niet onder één dak worden gehuisvest;
    • 2. het uiterlijk van de woning niet één woning, één bouwmassa is;
    • 3. er geen sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woning scheidende wand;
    • 5. er vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden.

Artikel 7 Wonen - VAB

7.1 Bestemmingsomschrijving

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. het wonen in een woning met daarbij behorende:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    • 3. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • b. voorzieningen zoals:
    • 1. in- en uitritten, parkeerplaatsen, paden en wegen;
    • 2. groen, landschappelijke inpassing zoals tuinen en/of erfbeplanting;
    • 3. speelvoorzieningen;
    • 4. water;
  • c. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan drie kamers worden verhuurd;
    • 2. de bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie;
  • d. de mogelijkheid tot het opwekken van duurzame energie:
    • 1. met gebruik van zonnepanelen in veldopstelling met de daarbij behorende voorzieningen en/of;
    • 2. met gebruik van windturbines op het dak van de woning met de daarbij behorende voorzieningen;
  • e. hobbymatig agrarisch grondgebruik, waaronder mede begrepen het hobbymatig houden van dieren, anders dan ten behoeve van een agrarisch bedrijf en ondergeschikt aan de onderliggende bestemming;
  • f. met dien verstande dat de gronden niet mogen worden beschouwd als erf.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemene bouwregels voor bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geldt een omgevingsvergunningsplicht. Als wordt voldaan aan onderstaande regels wordt de omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel verleend;
  • b. Bouwwerken worden gesitueerd overeenkomstig het erfinrichtingsplan;
  • c. Er is in het gehele plangebied geen sprake van erf in de zin van mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen;
  • d. Nieuwe of te verbouwen bouwwerken worden op voldoende afstand van de weg opgericht vanwege het wegbeheer en de verkeersveiligheid. Voldoende afstand ten opzichte van de as van de weg is in ieder geval:
    Type weg   Afstand  
    rijksweg   100 m  
    provinciale weg   50 m  
    lokale weg - verhard   20 m  
    lokale weg - onverhard   10 m  
  • e. Een kortere afstand kan alleen wanneer dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en de wegbeheerder vanuit wegbeheer en verkeersveiligheid geen bezwaar heeft;
  • f. Nieuwe vrijstaande bouwwerken worden in ieder geval 5 meter van andere bouwwerken opgericht, maar nooit verder dan 25 meter;
  • g. Nieuwe bouwwerken of te verbouwen bouwwerken voldoen aan redelijke eisen van beeld- en erfkwaliteit, zoals opgenomen in de welstandsnota;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met g geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan en het voorkomende geval van herbouw, gehandhaafd mogen worden.
7.2.2 Specifieke regels over de maatvoering en landschappelijke inpassing
  • a. Voor woningen gelden de volgende regels voor de maatvoering:
    • 1. het maximum oppervlak is 200 m2;
    • 2. de maximale bouwhoogte is 10 m;
    • 3. de maximale goothoogte is 3,5 m;
    • 4. de minimale dakhelling is 30°;
  • b. Voor bijbehorende bouwwerken gelden onderstaande bouwregels:
    • 1. het maximale oppervlak is 150 m2, waarvan maximaal 30 m2 aangebouwd;
    • 2. per perceel mogen maximaal 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
    • 3. de maximale bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is 6 m;
    • 4. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk is tenminste 1 m lager dan de vergunde bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 5. de maximale goothoogte is 3,5 m;
    • 6. de minimale dakhelling is 30°, een andere dakhelling is onder voorwaarden mogelijk middels een Binnenplanse omgevingsplanactiviteit voor het afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken;
    • 7. in afwijking van het bepaalde onder 1 tot en met 6 geldt dat afwijkingen in aantallen, maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan gehandhaafd mogen worden. Voor het oppervlak van bijbehorende bouwwerken geldt als de legaal aanwezige m² meer bedragen dan 150 m², vervangende nieuwbouw is toegestaan tot deze bestaande oppervlakte met een maximum van 300 m², onder voorwaarde van landschappelijke inpassing.
7.2.3 Specifieke regels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. De maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  • b. Overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • c. zonnepanelen in veldopstelling voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. Zonnepanelen in veldopstelling aansluitend aan bestaande bebouwing zijn alleen toegelaten als zonnepanelen op bebouwing of binnen de open ruimte tussen de bestaande bebouwing niet mogelijk zijn, omdat de opbrengst van de panelen op die plekken beperkt is;
    • 2. De maximale bouwhoogte van de opstelling is 2,5 m;
    • 3. Het maximale oppervlak aan zonnepanelen in veldopstelling is 50 m²;
    • 4. Zonnepanelen in veldopstelling worden landschappelijk ingepast aan de hand van het geldende landschapstype en de welstandsnota;
    • 5. als de opstelling binnen 200 m is gelegen van de hartlijn van een aardgastransportleiding wordt advies aan de leidingbeheerder gevraagd voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden;
  • d. De maximale bouwhoogte van windturbines die op het dak geplaatst worden, is 2 m boven de nok van het dak;
  • e. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde anders dan genoemd onder a, c en d, is maximaal 3 m waarbij vrijstaande lichtmasten niet zijn toegestaan.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken van de dakhelling van bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.2 onder b sub 6 ten behoeve van een andere dakhelling van bijbehorende bouwwerken bij de woning onder voorwaarden dat:

  • a. het bijbehorende bouwwerk gerealiseerd wordt in het achtererfgebied;
  • b. het bijbehorende bouwwerk kwalitatief passend is bij de uitstraling en opzet van het erf en de woning;
  • c. het bijbehorende bouwwerk moet voldoen aan redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de gemeentelijke welstandsnota.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. opslag van:
    • 1. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 2. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 3. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
    • 4. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
    • 5. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • b. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • c. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • d. detailhandel;
  • e. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • f. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • g. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  • h. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen;
  • i. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • j. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding/omgevingsvergunning is toegestaan;
  • k. een paardrijbak;
  • l. vrijstaande lichtmasten;
  • m. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit bestemmingsplan.

7.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de functie Wonen - VAB onder de voorwaarde dat binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het in Bijlage 1 opgenomen Erfinrichtingsplan.
7.4.3 Milieuregels
  • a. Een nieuwe ontwikkeling voldoet verder aan de volgende normen:
      Milieunormering  
    Donkerte   Er geen sprake is van onevenredige aantasting van de aanwezige donkerte conform de ambitie op basis van het gemeentelijke lichtdonkerbeleid.  
    Geur van een grondgebonden agrarisch bedrijf   a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
    b. De minimale afstand tussen een geurgevoelig object en een emissiepunt van een dierverblijf, niet zijnde een dierverblijf van het eigen (agrarisch) bedrijf, bedraagt:
    1. 100m voor een object binnen de bebouwde kom;
    2. 50m voor een object buiten de bebouwde kom, of;
    3. Een kortere bestaande afstand dan onder 1 of 2 genoemd indien de afstand tussen de veehouderij en het
    geurgevoelig object dat binnen de onder b bedoelde afstand is gelegen, niet afneemt en het aantal dieren van
    één of meer diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld niet toeneemt.  
    Geur van een intensief agrarisch bedrijf   a. De minimale afstand tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object is nooit minder dan 25 meter.
    b. Een bestaand geurgevoelig object, anders dan een geurgevoelig object bedoeld onder c, wordt niet uitgebreid, dan wel een nieuw geurgevoelig object wordt niet opgericht, binnen een contour van een veehouderij met een hogere geurbelasting dan:
    1. 14 ou/m3 voor een object buiten de bebouwde kom;
    2. 3 ou/m3 voor een object binnen de bebouwde kom.
    c. De minimale afstand tussen een emissiepunt van een dierenverblijf en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij of dat op of na 19 maart 2000 is gebouwd:
    1°. Op een kavel dat op dat tijdstip in gebruik was als veehouderij;
    2°. in samenhang met het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen van de veehouderij, en
    3°. in samenhang met de sloop van bedrijfsgebouwen die onderdeel hebben uitgemaakt van een veehouderij;
    bedraagt:
    1. 100 m voor een object binnen de bebouwde kom;
    2. 50 m voor een object buiten de bebouwde kom;  
    Geluid niet agrarische bedrijven   a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtsbijgelegen bedrijf niet hoger is dan:
    7.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-7.00 uur
    50 dB(A) 45 dB(A) 40 dB(A)
    b. De waarde wordt beoordeeld op 50 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.  
    Geluid agrarische bedrijven   a. Geluidgevoelige objecten worden zo gesitueerd dat de geluidsbelasting (LAr,Lt) ten gevolge van vaste installaties en vaste toestellen van het dichtsbijgelegen bedrijf niet hoger is dan:
    6.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-6.00 uur
    45 dB(A) 40 dB(A) 35 dB(A)
    b. De waarde wordt beoordeeld op 100 meter van de inrichtingsgrens. Als binnen die grens de (nieuwe) gevel van het geluidgevoelige object is gelegen, wordt de belasting op dat punt beoordeeld.  
    Fijnstof (PM 10)   Woningen worden niet gebouwd en niet uitgebreid binnen een gebied waar de concentratie meer dan 20 µg/m3 jaargemiddelde grenswaarde is.  
  • b. Er kan afgeweken worden van de milieuregels mits er aangetoond kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Afwijken ten behoeve van een paardrijbak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder k voor het realiseren van een paardrijbak bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. een paardrijbak uitsluitend is toegestaan in het achtererfgebied;
  • b. er maximaal 1 paardrijbak per woning is toegestaan;
  • c. de paardrijbak aansluitend aan het bestaande erf gerealiseerd dient te worden, volgens het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • d. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt maximaal 1.300 m²;
  • e. de afstand tot de perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • f. de omheiningen hebben een maximale hoogte van 1,8 m;
  • g. lichtmasten zijn niet toegestaan.
7.5.2 Afwijken ten behoeve van mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder h, i en j voor het realiseren van een mantelzorgruimte bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste mantelzorgruimte en een foto van de bestaande situatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de mantelzorgruimte heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de mantelzorgruimte indien:
    • 1. deze door meer dan twee personen gebruikt gaat worden;
    • 2. de situering van de mantelzorgsituatie niet voldoet aan het beginsel van bebouwingsconcentratie;
    • 3. de afstand van de bijbehorende woning tot de mantelzorgsituatie meer dan 25 meter bedraagt;
    • 4. de oppervlakte van de mantelzorgruimte groter is dan 75 m²;
    • 5. de mantelzorgruimte over meer dan één bouwlaag verdeeld is;
    • 6. er geen zorgindicatie kan worden overlegd waaruit blijkt dat de mantelzorg tijdelijk is en zal worden beëindigd als de mantelzorg niet meer benodigd is.
7.5.3 Afwijken ten behoeve van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 en 7.4.1 en een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit bij een woning toestaan, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van het beroep aan huis heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit indien:
    • 1. de beroeps- of bedrijfsfunctie niet ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 2. meer dan 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit tot een maximale oppervlakte van:
      • 75 m², dan wel;
      • indien de bestaande oppervlakte groter is, de oppervlakte zoals die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
    • 3. degene die de beroeps- of bedrijfsactiviteiten uitvoert, niet de bewoner van de woning is;
    • 4. de ruimtelijke uitstraling niet in overeenstemming is met de woonfunctie en woonomgeving;
    • 5. er detailhandel en horeca-gerelateerde activiteiten plaatsvinden;
    • 6. de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit uitsluitend plaatsvindt in een bijbehorend bouwwerk.
7.5.4 Afwijken ten behoeve van inwoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.4.1 onder j voor het toestaan van een inwoningssituatie bij een woning, onder voorwaarde dat:

  • a. Bij het bevoegd gezag een situatieschets op schaal van de gewenste inwoonsituatie is ingediend, tenzij het bevoegd gezag realisatie van de inwoonsituatie heeft verboden.
  • b. Het bevoegd gezag verbiedt de inwoonsituatie indien:
    • 1. de twee huishoudens niet onder één dak worden gehuisvest;
    • 2. het uiterlijk van de woning niet één woning, één bouwmassa is;
    • 3. er geen sprake is van één centrale toegang tot de woning, van waaruit beide woonvertrekken direct toegankelijk/bereikbaar zijn;
    • 4. er geen sprake is van een woning scheidende wand;
    • 5. er vergunningplichtige, bouwkundige aanpassingen in- dan wel uitpandig aan het gebouw plaatsvinden.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen en:

  • a. aan de bestemming Wonen - VAB de aanduiding verblijfsrecreatie toekennen ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandskamers, met dien verstande dat:
    • 1. plattelandskamers in bestaande bebouwing worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
      • indien dat niet mogelijk is de haalbaarheid van herbouw op dezelfde plaats onderzocht kan worden;
      • de oppervlakte aan bebouwing op het perceel niet toeneemt;
      • de bouwhoogte is maximaal 14 m;
      • de goothoogte is maximaal 6 m;
      • de minimale dakhelling is 15°, met dien verstande dat een afwijkende dakvorm is toegestaan, mits het bebouwingsbeeld daardoor niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. de oppervlakte van één plattelandskamer is niet meer dan 50 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van plattelandskamers niet meer dan 300 m² bedraagt;
    • 3. verhuur van plattelandskamers het gehele jaar mogelijk is, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van permanente bewoning;
    • 4. het kamercomplex ruimtelijk, functioneel-technisch één geheel vormt met de overige bebouwing en dat wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand;
    • 5. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
    • 6. de plattelandskamers geen belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven;
    • 7. er geen sprake is van aantasting van de cultuurhistorische, landschappelijke en/of monumentale waarde, en daar waar mogelijk herstel van deze waarden;
    • 8. de plattelandskamers geen beperkingen opleveren voor ontwikkelingen in de omgeving;
    • 9. parkeren plaatsvindt op het eigen terrein en dat de parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast met gebiedseigen beplanting.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, zoals toegestaan op grond van dit bestemmingsplan, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen, overeenkomstig de Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen, afwijken van het bepaalde in artikel 9.1 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.

9.3 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie; Parkeernormen Rijssen-Holten, dan wel de op dat moment geldende Nota parkeernormen.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Overige zone - Verblijfsrecreatie flank Holterberg
10.1.1 Functieomschrijving

Om de recreatiedruk op de Holterberg te verminderen worden er in het gebied rondom de Holterberg, de zogenaamde flanken, extra mogelijkheden gecreëerd voor verblijfsrecreatie. In deze zone is het naast de al bestaande mogelijkheden voor (voormalig) agrarische bebouwing, nu ook mogelijk om onder voorwaarden bij woningen een bijzondere vorm van verblijfsrecreatie te realiseren binnen de bestaande bouwmogelijkheden.

10.1.2 Toegestaan gebruik of functies

Op deze locatie is het volgende gebruik en zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. een bijzondere vorm van verblijfsrecreatie na omgevingsvergunning, zoals opgenomen in 11.1 Bijzondere vorm van verblijfsrecreatie.

10.2 Overige zone - Archeologische verwachtingswaarde
10.2.1 Functieomschrijving

In het plangebied zijn gebieden aangewezen waar voor archeologie een verwachtingswaarde geldt. Om de mogelijke archeologische waarden in deze gebieden te beschermen gelden er regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

10.2.2 Toegestaan gebruik en/of functies

Ter plaatse van de zonering archeologische verwachtingswaarde zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden.

10.2.3 Omgevingsvergunning in verband met archeologie
  • a. Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden binnen een aangewezen gebied met archeologische waarden.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden;
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning vast te stellen kwalificaties;
  • c. Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
    • 1. bouwwerken of projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m² waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m wordt verstoord;
    • 2. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
    • 3. bouwwerken of projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport dat niet ouder dan 5 jaar is, wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld of;
    • 4. bouwwerken of projecten waarbij vervangende nieuwbouw op bestaande fundering plaatsvindt.

10.3 Overige zone - Natuurnetwerk Nederland
10.3.1 Functieomschrijving

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter met elkaar verbinden en een betere aansluiting realiseren met het omringende agrarisch gebied. Onder het Natuurnetwerk Nederland vallen bestaande natuurgebieden, waaronder 20 Nationale Parken; gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd; landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer; ruim 6 miljoen hectare grote wateren en alle Natura 2000-gebieden. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden, dit om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het bevoegde gezag voor het NNN. Voor de Natura 2000-gebieden zijn door de provincie Overijssel aanvullende beheersplannen vastgesteld met instandhoudingsdoeleinden.

10.3.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering Natuurnetwerk Nederland zijn de gronden behalve voor de daar toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.
10.3.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de zonering Natuurnetwerk Nederland wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden voor:

  • a. elke (nieuwe) ontwikkeling die niet bijdraagt aan het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

10.4 Overige zone - Reliëf
10.4.1 Functieomschrijving

De met reliëf aangeduide gebieden zijn van groot cultuurhistorisch belang. Deze gebieden zijn van zeer beeldbepalend belang voor het landschap. Daarom is het van belang dat deze gebieden open blijven, waardoor het reliëf goed zichtbaar blijft.

10.4.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering reliëf zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, bescherming of herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het grootschalig reliëf en het begroeiingspatroon;
10.4.3 Bouwen

In de met reliëf aangeduide gebieden mogen uitsluitend, in afwijking van hetgeen in overige regels is bepaald, bouwwerken worden opgericht indien de cultuurhistorische belangen niet geschaad worden.

10.5 Overige zone - Landschap Westflank Holterberg (deelgebied 2)

Dit landschap wordt gevormd door kleinschalige akker- en graslanden, met beplante steilranden, houtwallen, gegroepeerde boerderijen en behoort tot het kampenlandschap.

Dit landschap, waarin de hoogteligging afneemt van oost naar west, wordt gevormd door onregelmatige wegenpatroon, verspreide boerderijen, glooiende landerijen en beplantingselementen. Het gebied is gevarieerd en kleinschalig.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. behoud en versterken kleinschalig landschap met als inspiratiebron het landschap van 1900 door houtwallen met zomereik als hoofdsoort;
  • 2. behoud en versterken zichtrelatie met de Holterberg;
  • 3. cultuurhistorisch beeld van boerderijen en erven behouden en versterken;
  • 4. behoud van onverharde wegen ten behoeve van natuur en recreatie;
  • 5. versterken landgoed en bos in de omgeving.

 

10.6 Overige zone - Landschap de Holterberg (deelgebied 5)

Dit landschap is gevormd door het reliëf van de Sallandse heuvelrug. Het landschap kenmerkt zich door afwisseling van bos, heiderestanten en behoort tot het stuwlandschap.

Het grootste deel bestaat uit aaneengesloten boscomplexen met naaldbos (stuthout voor de mijnbouw). Het gebied valt onder het Natuurnetwerk Nederland en heeft hoge natuurwaarden. Aan de zuidzijde van de Sallandse Heuvelrug komt enige bebouwing voor.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. behoud en versterken van de natuurfunctie (extensiever);
  • 2. vergroting biodiversiteit door omvorming van naald- naar loofbos;
  • 3. bestaande heidegebieden vergroten (stuwwal toppen open maken);
  • 4. versterken recreatieve relatie Holten - Holterberg;
  • 5. het creëren of herstellen van zichtlijnen naar het omringende landschap;
  • 6. creëren uitzichtpunt op de Holterberg.

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Bijzondere vorm van verblijfsrecreatie

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning een bijzondere vorm van verblijfsrecreatie mogelijk maken op de flanken van de Holterberg onder voorwaarden dat:

  • a. de verblijfsrecreatie wordt gerealiseerd binnen de bestaande bouwmogelijkheden;
  • b. het oppervlak van de verblijfsrecreatie is maximaal 50 m²;
  • c. situering en inpassing van bouwwerken op het (bestaande) erf vindt plaats aan de hand van de kenmerken en uitgangspunten van het bestaande erftype uit de bijlage Erfstructuren buitengebied Rijssen-Holten;
  • d. de bebouwing een bijzondere verschijningsvorm moet hebben, dus bij voorkeur onder architectuur gebouwd worden;
  • e. verhuur van de verblijfsrecreatieve ruimten is het gehele jaar mogelijk;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. de nieuwe verblijfsrecreatieve functie mag omliggende bedrijvigheid niet (aanvullend) belemmeren;
  • h. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, conform de gemeentelijke parkeernormen;
  • i. er een landschappelijke inpassing plaatsvindt en;
  • j. er geen sprake is van aantasting van cultuurhistorische, landschappelijke of monumentale waarden en daar waar mogelijk herstel van deze waarden plaatsvindt.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken of werkzaamheden
12.1.1 Omgevingsvergunningplicht

Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur of;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
12.1.2 Toetsingsgronden voor omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning van worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijk en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of;
  • e. de externe veiligheid.
12.1.3 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

In afwijking van hetgeen bepaald in 12.1.1 is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor een Omgevingsvergunning in verband met archeologie is vereist;
  • d. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen;
  • e. het aanleggen van koe- of kavelpaden.
  • f. die uitgevoerd worden in het kader van een door het bevoegd gezag vastgesteld ruimtelijk kwaliteitsplan.

12.2 Zone hydrologische bescherming
12.2.1 Functieomschrijving

Deze zone van 1000 m aan de westflank van de Holterberg is van belang voor de hydrologie van het gebied. Om de kwantiteit en kwaliteit van de watervoorziening in dit gebied te kunnen waarborgen en de grondwaterstanden in het naastgelegen natuurgebied te waarborgen.

12.2.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zone hydrologische bescherming zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. functies die de grondwaterstanden in het naastgelegen natuurgebied niet aantasten.
12.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Bij een nieuwe ontwikkeling binnen de zone hydrologische bescherming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid vereist. Aan de omgevingsvergunningen kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor geen nadelige hydrologische effecten optreden;
    • 2. alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de grondwater- en leidingbeheerder, alsmede het waterschap en de Provincie Overijssel.
  • b. In afwijking van sub a is geen omgevingsvergunning vereist voor:
    • 1. bouwwerken of werken waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m wordt verstoord;
    • 2. bouwwerken of werken waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de effecten op de hydrologie zijn vastgesteld. Dit rapport mag niet ouder dan 5 jaar zijn;
    • 3. het vervangen van bouwwerken op de bestaande fundering.

12.3 Zonering aanwijzing gebied buiten bebouwde kom Wet natuurbescherming
12.3.1 Omgevingsvergunningsplicht

Binnen dit gebied geldt voor het kappen of laten kappen van hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen een vergunningplicht.

12.3.2 Geldigheidsduur omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen geldt 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.

12.3.3 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand kan worden verleend als er geen aantasting is van:

  • a. de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. de beeldbepalende wwaarde van de houtopstand;
  • e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand of;
  • f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

12.3.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor het kappen van:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchten en windschermen om boomgaarden;
  • c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • d. kweekgoed;
  • e. houtopstanden die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  • f. houtopstanden waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie Overijssel valt of;
  • g. houtopstanden die moeten worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college van burgemeester en wethouders.

12.3.5 (Zelfstandige) herplantplicht

Burgemeester en wethouders kunnen een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.

12.4 Zonering geurgehinderden - buitengebied

Om ruimte te bieden aan agrarische activiteiten die geur veroorzaken en ter bescherming van geurgevoelige gebouwen tegen activiteiten die geurhinder veroorzaken worden in het omgevingsplan gebieden aangewezen met een maximale achtergrondbelasting.

12.5 Zonering grondgebonden zonnepanelen 'ja, mits'

Het opwekken van energie met grootschalige opstellingen van zonnepanelen worden steeds meer toegepast. De gemeente wil gebruik van duurzame energie stimuleren en ziet zonnepanelen als een goede invulling van dit streven. In het Beleid grondgebonden zonnepanelen Rijssen-Holten zijn voorwaarden opgenomen waarmee bij de ontwikkeling van initiatieven rekening moet worden gehouden. De zoneringen in het omgevingsplan geven aan of een locatie kansrijk(er) is voor de realisatie van grootschalige grondgebonden zonnepanelen. Realisatie van concrete plannen loopt via een eigen (uitgebreide) procedure of planherziening en is op basis van het omgevingsplan niet mogelijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht bouwwerken

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
13.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht gebruik

14.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan gebruik.

14.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in 14.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in 14.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.4 Uitzondering

14.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Holten, rood voor rood, Haarlerweg 4