direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Rijssen, Holterstraatweg 170-170B
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BPB2020011-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 augustus 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan in een beroep rondom de vraag of binnen een detailhandelsbestemming in het buitengebied een supermarkt was toegelaten (ECLI:NL:RVS:2019:2896). Deze uitspraak geeft aanleiding vigerende bestemmingsplannen in Rijssen-Holten op dit specifieke vraagstuk te heroverwegen.

Als reactie op de uitspraak van de Raad van State heeft de gemeenteraad van Rijssen-Holten op 19 december 2019 een voorbereidingsbesluit genomen waarbij de juridisch-planologische mogelijkheden voor detailhandel en supermarkten worden beperkt in het buitengebied van Rijssen en Holten.

Holterstraatweg 170-170B is één van de percelen met een detailhandelsbestemming binnen het buitengebied van Rijssen-Holten. Als reactie op het voorbereidingsbesluit gaf de eigenaar aan ook nog enkele wensen te hebben om zijn perceel toekomstbestendig te houden. Zo is de eigenaar voornemens om een dierenartsenpraktijk mogelijk te maken op het perceel. De dierenarts zit reeds op het perceel gevestigd in het pand van de Welkoop. Dit is in 2014 mogelijk gemaakt middels een omgevingsvergunning met afwijkingsbesluit. Echter heeft de Welkoop aangegeven de ruimte van de dierenartsenpraktijk zelf nodig te zijn voor de winkel waardoor zij de huur van het Dierengeneeskundig Centrum hebben opgezegd.

Het bepereken van de juridsich-planologische mogelijkheden van supermarkten binnen de detailhandelbestemming in het buitengebied en het vestigen van een dierenartsenpraktijk op het perceel Holterstraatweg 170-170B zijn in strijd met het bestemmingsplan. Om deze wijzigingen door te voeren is een bestemingsplanherziening noodzakelijk.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plangebied is gelegen aan de Holterstraatweg 170-170B. De Holterstraatweg is de verbindingsweg tussen de kernen Rijssen en Holten. De precieze ligging van het plangebied is net buiten het stedelijk gebied van Rijssen. Aan de noordkant en oostkant grenst het plangebied aan weilanden. Aan de westkant ligt een bosschage en ten zuiden bevindt zich de Holterstraatweg. Op een kleine afstand van het plangebied bevinden zich de eerste woningen van het stedelijk gebied van Rijssen. Zo ligt de woonwijk de Veeneslagen op circa 150 meter van het plangebied. Op afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Op afbeelding 1.2 is de globale begrenzing van het plangbied te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2020011-0401_0001.png"

Figuur 1.1 - Ligging plangebied (bron: luchtfoto googlemaps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2020011-0401_0002.png"

Figuur 2.2 - Globale begrenzing plangebied (bron: luchtfoto GIS)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Rijssen-Holten". Dit bestemmingsplan is op 1 november 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Rijssen-Holten. Op basis van dit bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Detailhandel' met de functieaanduiding 'Tuincentrum'. Daarnaast kent het gebied deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog' en deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog'. Afbeelding 1.3 geeft een uitsnede van de verbeelding van het vigerend bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1742.BPB2020011-0401_0003.png"

Afbeelding 1.3 - Verbeelding vigerend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Buitengebied Rijssen, Holterstraatweg 170-170B" bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (plankaart), schaal 1:5.000 (ID plannr. NL.IMRO.1742.BPB2020011-0401, bestaande uit 9 deelverbeeldingen en een renvooi;
  • planregels;
  • toelichting.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen en aanduidingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. In de planregels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan veilig te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin het aan het plan ten grondslag liggend onderzoek en een planbeschrijving zijn opgenomen.

1.5 Opzet van de toelichting

De toelichting is na dit inleidende hoofdstuk als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft kort het beleidskader voor het bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 gaat in op de milieuaspecten voor toekomstige ontwikkelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een nadere toelichting gegeven op de planregels (juridisch-technisch). Hoofdstuk 5 omvat een korte beschouwing over de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de resultaten van de inspraak en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

In verband met de relatief beperkte wijziging en de ruimtelijke effecten van dit bestemmingsplan is toetsing aan het rijks- en provinciaal beleid niet relevant. Onderstaand zal het initiatief wel worden getoets aan de relevante gemeentelijke beleidsstukken.

2.2 Gemeentelijk beleid

2.2.1 Structuurvisie Rijssen-Holten 2012
2.2.1.1 Algemeen

De gemeenteraad van Rijssen-Holten heeft op 29 maart 2012 de structuurvisie Rijssen-Holten 2012 vastgesteld. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het gemeentelijke ruimtelijk beleid. De nota vormt daarmee een integrale ruimtelijke en functionele toekomstvisie voor de gemeente Rijssen-Holten voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2030.

Het doel van de structuurvisie is het behouden en versterken van de eigen economische kracht, het bundelen van verstedelijking, het veiligstellen van de groene ruimte en het bereiken van een goede ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid.

Duurzaamheid en kwaliteit vormen de rode draad in de structuurvisie, duurzaamheid is actueel. Duurzaamheid wordt concreet in een gebied door verschillende kwaliteiten te verenigen op een zodanige manier dat ze elkaar versterken. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke kwaliteit, milieukwaliteit, sociale kwaliteit en economische kwaliteit.

Het plangebied is gelegen net buiten het stedelijk gebied van Rijssen. Binnen de structuurvisie valt het plangebied binnen de deelgebieden 'Singels en Radialen Rijssen' en 'Koppellaan'. Binnen deze deelgebieden wordt ingezet op het behoud en het versterken van de groenstructuren. Verder wordt ingezet op het versterken van de beeldovergang tussen het stedelijk en het landelijk gebied.

2.2.1.2 Toetsing van het initiatief aan de structuurvisie Rijssen-Holten 2012

Zoals gesteld ligt het plangebied aan de rand van met het stedelijk gebied van Rijssen. Dit bestemmingsplan wijzigt enkel het gebruik. De bouwmogelijkheden ten opzichte van het huidige bestemmingsplan blijven gelijk. Dit houdt in dat er in totaal 2900 m2 aan (bedrijfs)bebouwing mag worden gerealiseerd. Hiervan is op dit moment circa 2600 m2 gerealiseerd. Bij het situeren van het nieuwe pand van de dierenartsenpraktijk zal rekening moeten worden gehouden met de waarden uit de structuurvisie Rijssen-Holten 2012, zoals duurzaamheid en de bestaande groenstructuren. Geconcludeerd wordt dat het plan niet in strijdig is met de structuurvisie Rijssen-Holten 2012.

2.2.2 Kadernota landelijk gebied
2.2.2.1 Algemeen

De gemeenteraad heeft op 15 december 2011 de Kadernota landelijk gebied vastgesteld. Hierin worden ruimtelijke beleidskaders beschreven welke fungeren als toetsings- en afwegingskader voor ontwikkelingen in het landelijk gebied die niet in het bestemmingsplan geregeld zijn.

2.2.2.2 Ambitie toekomstbestendigheid

Toekomstbestendigheid, of duurzaamheid, is evenals ruimtelijke kwaliteit een breed begrip. Binnen het begrip duurzaamheid zijn echter een aantal elementen te onderscheiden die concreet, meetbaar en toetsbaar in ruimtelijk beleid kunnen worden verankerd. Het gaat daarbij om:

  • ecologische duurzaamheid (bijvoorbeeld groen, inpassing, biodiversiteit);
  • economische duurzaamheid (bijvoorbeeld functiemenging, flexibiliteit lokale economie, (wind)energie);
  • sociale duurzaamheid (bijvoorbeeld volksgezondheid, leefbaarheid, identiteit).

Bij elke ontwikkeling zal de gemeente bekijken of er op al deze drie aspecten een meerwaarde kan worden behaald, zodat er een steeds toekomstbestendiger landelijk gebied ontstaat. Verder zijn voor dit project zijn de beleidsuitgangspunten ten aanzien van het thema ‘Wonen en Werken (niet agrarisch)’ van toepassing. Hieronder wordt ingegaan op de beleidsuitgangspunten voor Werken (niet agrarisch).

2.2.2.3 Wonen en werken (niet agrarisch)

Door veranderingen in de landbouw zijn in 2030 mogelijkheden ontstaan voor andere functies in het landelijk gebied, waaronder wonen en werken in de nietagrarische sector. De economische vitaliteit van het platteland heeft daarmee een nieuwe drager gekregen, hoewel ondergeschikt aan recreatie en landbouw. Mensen wonen en werken met plezier in het landelijk gebied van de gemeente, waarbij de van oudsher aanwezige waarden, zoals historische bebouwing nog steeds zichtbaar zijn. Door een goede ruimtelijke ordening zijn wonen en werken in het landelijk gebied ingepast met respect en aandacht voor de verbetering van natuurlijke kwaliteiten in het buitengebied. Bedrijven zijn goed ontsloten en hebben zicht op een duurzame toekomst.

Niet-agrarische bedrijvigheid

In het buitengebied zijn naast de agrarische bedrijven ook niet-agrarische bedrijven aanwezig. De gemeente kiest ervoor dat de maat en de schaal van het landelijk gebied een maximum stellen aan de schaalgrootte van niet-agrarische bedrijven. Dit maximum kan per landschapstype verschillen maar ook per bedrijfstype. Het landschap en de verhouding tussen landschap en bebouwing zijn bepalend voor maatvoering en situering van bebouwing (van bedrijven). Per bedrijfstype is dan sprake van maatwerk. Bedrijven die groter willen groeien, worden gestimuleerd naar een bedrijventerrein te verhuizen. Bij uitbreiding van deze bedrijven geeft de gemeente als harde randvoorwaarde dat zicht moet zijn op een duurzame voortzetting van het bedrijf ter plaatse. Een goede ontsluiting van het bedrijf is daarbij van belang. Ook mag er geen hinder zijn voor de andere functies in het buitengebied, zoals de landbouw, wonen en de recreatie.

Voor nieuwvestiging van niet-agrarische bedrijvigheid ziet de gemeente mogelijkheden in vrijkomende agrarische bebouwing. Daarbij stuurt de gemeente op een kwaliteitsverbetering van het erf ter plaatse. Uitbreiding van het erf wordt in principe niet toegestaan, tenzij dat vanuit landschappelijk oogpunt gewenst is. De omvorming naar niet-agrarische bedrijvigheid gaat altijd vergezeld van een goede landschappelijke inpassing en een bedrijfsplan voor 10 jaar.

Niet elke vorm van bedrijvigheid is geschikt voor het landelijk gebied. Bedrijven met een te hoge milieubelasting of nadelige consequenties voor natuur, landbouw of recreatie kunnen geen plek krijgen in het landelijk gebied. Aan huis verbonden bedrijvigheid en aan recreatie gerelateerde bedrijven bieden goede mogelijkheden als nieuwe impulsen voor vrijkomend of leegstaand erfgoed.

Perifere detailhandel

Perifere detailhandel is de laatste jaren sterk in opkomst. Onder perifere detailhandel valt grootschalige (non-food)detailhandel, zoals autobedrijven, meubelzaken en tuincentra. Het gaat daarbij dus niet om kleinschalige detailhandel bij woningen en/of agrarische bedrijven.
De gemeente vindt het landelijk gebied niet op voorhand de meest geschikte locatie voor de vestiging van detailhandel. Bestaande bedrijven worden gefaciliteerd, maar hun groeimogelijkheden zijn beperkt. In de beleving van de gemeente horen grote vestigingen van detailhandel in het stedelijk gebied thuis.
Nieuwvestiging van detailhandel in het landelijk gebied staat de gemeente in principe niet toe, tenzij sprake is van een nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf. Dat sluit aan bij het provinciaal ruimtelijk beleid waarin de vestiging van reguliere detailhandel buiten de bebouwde kom niet is toegestaan behalve in de vorm van een nevenactiviteit bij agrarische bedrijven (door verkoop van ter plaatse vervaardigde, bewerkte en verwerkte agrarische producten).

2.2.2.4 Toetsing van het initiatief aan de kadernota landelijk gebied

In dit plan worden ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan twee wijzigen doorgevoerd. Zo wordt binnen de gebruiksregels mogelijk om een dierenartsenpraktijk te vestigen op het perceel aan de Holterstraatweg 170-170B en wordt de mogelijkheid tot het vestigen van een supermarkt uitgesloten binnen de gebruiksregels.

De dierenartsenpraktijk zit al sinds 2015 gevestigd op het perceel in het pand van de Welkoop. In deze jaren heeft de dierenarts een ruime klantenkring opgebouwd van klanten uit Rijssen. Hiermee is de toekomstbestendigheid gewaarborgd voor de komende jaren. De functies tuincentrum en dierenarts versterken elkaar. Bij het tuincentrum worden naast bloemen en planten ook dierenvoeding en andere dierenbenodigdheden verkocht. Beide partijen richten zich op dezelfde doelgroep namelijk huishoudens met een huisdier. Binnen de bouwregels is nog ruimte voor het toevoegen van een pand voor de dierenarts. Circa 300 m2 van het maximaal toegestane aantal bedrijfsbebouwing is nog onbenut.

Ook het juridisch-planologisch beperken van de mogelijkheden voor supermarkt binnen een detailhandelsbestemming in het buitengebied sluit aan bij de gestelde uitgangspunten uit de kadernota landelijk gebied. Zo wordt gesteld dat de gemeente nieuwvestiging van detailhandel in het landelijk gebied in principe niet toestaat, tenzij sprake is van een nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf. Voor het vestigen van een supermarkt is er geen sprake van een nevenfunctie bij een boerderij waardoor het vestigen van een supermarkt op deze locatie als niet wenselijk wordt beschouwd.

Hoofdstuk 3 Milieuaspecten

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hieronder een toets waaruit volgt dat het plan hieraan voldoet:

  • Bodem: voorliggend initiatief maakt binnen de gebruiksregels, naast de bestaande tuincentra, een kleinschalige dierenartsenpraktijk mogelijk. Bij het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het realiseren van het beoogde pand zal moeten worden aangetoond dat de bodem geen belemmring vormt.
  • Lucht: Ten aanzien van de bijdrage aan de luchtkwaliteit verandert er niets ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast is vanuit het oogpunt luchtkwaliteit in het gebied sprake van een aanvaardbaar leefklimaat.
  • Geluid: Het plangebied is gelegen aan de Holterstraatweg (80 km regime). Vrijwel parallel aan de Holterstraatweg bevindt zicht de spoorverbinding Deventer-Almelo. In de omgeving bevinden zich met uitzondering van de tuincentra geen overige bedrijven. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de dierenartsenpraktijk zal moeten worden aangetoond dat het thema geluid geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
  • Geur: In de omgeving van het plangebied zijn geen veehouderijen of andere geurhinderlijke bedrijven aanwezig.
  • Milieuzonering: Het toevoegen van de mogelijkheid tot dierenartsenpraktijk veroorzaakt geen milieuhinder. In de directe omgeving zijn met uitzondering van beide tuincentra geen bedrijven/functies gelegen, waarvan de invloed zich uitstrekt over het plangebied. De afstanden tot het plangebied voldoen aan de richtlijnen bedrijven en milieuzonering.
  • Externe veiligheid: Binnen of buiten het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig waarbij de invloed zich uitstrekt over het plangebied. Ook worden geen risicobronnen geintroduceerd. Door het initiatief treedt geen verandering op in de ruimtelijke situatie ten aanzien van externe veiligheid.
  • Water: Binnen het plangebied wordt het maximaal toegestane hoeveelheid verhard oppervlak niet vergroot.
  • Flora en fauna: Met het bestemmingsplan worden geen groenstroken aangetast. Het betreft alleen een planologische wijziging van binnen de gebruiksregels. Er wordt niet gesloopt of groenzones aangepakt. Eventueel aanwezige natuurwaarden worden dan ook niet aangetast.
  • Verkeer en parkeren: In de huidige situatie is op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen aanwezig.
  • Cultuurhistorie en archeologie: Er vinden geen sloopwerkzaamheden of bodemingrepen plaats die eventueel aanwezige waarden kunnen aantasten.

Hoofdstuk 4 Toelichting op de planregels

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de van het bestemmingsplan deel uitmakende regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding (plankaart) aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal bepalingen zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels.
  • 2. Bestemmingsregels.
  • 3. Algemene regels.
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Als begrippen niet zijn opgenomen kan worden aangesloten bij de Van Dale en het spraakgebruik. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Hoofdstuk 2 bevat bestemmingsregels. Conform de SVBP kunnen de bestemmingsregels bestaan uit:

  • 1. een bestemmingsomschrijving;
  • 2. bouwregels;
  • 3. de bevoegdheid om nadere eisen te stellen;
  • 4. de bevoegdheid om af te wijken van de bouwregels;
  • 5. specifieke gebruiksregels;
  • 6. de bevoegdheid om af te wijken van de gebruiksregels;
  • 7. een stelsel van omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • 8. een wijzigingsbevoegdheid.

ad 1, 5 en 6 (bestemmingsomschrijving, specifieke gebruiksregels, afwijking)

De bestemmingsomschrijving is van groot belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. Zie ook de algemene gebruiksregels in het hoofdstuk "Algemene regels". Soms is in de specifieke gebruiksregels een nadere invulling gegeven van de bestemmingsomschrijving. De reden daarvoor kan verschillend zijn.

In sommige gevallen is de specifieke gebruiksregel opgenomen om duidelijk aan te geven welk gebruik in strijd met de bestemming moet worden geacht. Zo'n bepaling mag niet a contrario worden uitgelegd. De omschrijving van hetgeen in elk geval als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt is niet limitatief. Er kunnen dus geen conclusies worden getrokken ten aanzien van het gebruik dat niet in het gebruiksvoorschrift is opgenomen; dat dient steeds te worden getoetst aan de bestemmingsomschrijving.

In andere gevallen is de specifieke gebruiksregel opgenomen om de afwijkingsbevoegdheid helder te kunnen formuleren.

De mogelijkheid om af te wijken van de gebruiksregels, opgenomen in hetzij de bestemmingsomschrijving hetzij de specifieke gebruiksregels, is opgenomen om bij bepaald gebruik een afweging te kunnen maken ten aanzien van de locatie.

In het kader van de handhaving van het bestemmingsplan zijn de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels van groot belang.

ad 2 en 4 (bouwregels, afwijking)

De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.

Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels.

ad 3 (nadere eisen)

De bevoegdheid om nadere eisen te stellen is opgenomen om bepaalde belangen te kunnen behartigen. Een aantal voorbeelden.

  • 1. Bij de bestemming "Wonen" is de plaats van de woning niet vastgelegd. Dat betekent dat de woning in beginsel overal in het bestemmingsvlak kan worden herbouwd met inachtneming van de algemene bouwregels. Als de woning wordt herbouwd dichter bij een naastgelegen agrarisch bedrijf bestaat de kans dat het agrarisch bedrijf daardoor wordt beperkt in zijn mogelijkheden. Om dat te voorkomen kan ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden (in dit geval het naast gelegen agrarische bedrijf) een nadere eis worden gesteld aan de plaats van de woning, zodat de woning niet te dicht bij het agrarisch bedrijf wordt gesitueerd.
  • 2. Een agrariër wil een sleufsilo plaatsen in de nabijheid van een woning. Vanuit milieuoogpunt is dat ongewenst. Ten behoeve van de milieusituatie kunnen burgemeester en wethouders een nadere eis stellen aan de plaats van een sleufsilo. Dat betekent dat de sleufsilo niet te dicht bij de woning mag worden gebouwd.
  • 3. Een agrariër wil uitbreiden. De kwaliteit van het landelijk gebied wordt in belangrijke mate bepaald door de inrichting van het boerenerf. De plaats van de bebouwing, de boomsingels en de hoogopgaande beplanting spelen daarbij een belangrijke rol. Om ruimte te geven aan houtsingels kan een nadere eis worden gesteld aan de plaats van de uitbreiding.

Voordat een nadere eis kan worden gesteld, moet dat kenbaar gemaakt worden. Hiertegen kan de inititatiefnemer een zienswijze indienen.

ad 7 (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)

Alle activiteiten die niet zijn aan te merken als bouwen vallen onder gebruik, dus ook het uitvoeren van werken en werkzaamheden (die geen bouwwerkzaamheden zijn). Het is de bestemmingsomschrijving die bepaalt of een bepaald gebruik al dan niet toelaatbaar is. Voorafgaand aan de vraag of een omgevingsvergunning nodig is dient dus steeds eerst de vraag te worden beantwoord of de activiteit in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving. Zo ja, dan komt men toe aan de vraag of voor die activiteit een omgevingsvergunning nodig is en zo ja, of die kan worden verleend. Bij de vraag of de omgevingsvergunning kan worden verleend worden de waarden afgewogen die in de bestemmingsomschrijving zijn vermeld. Doorgaans gaat het om de landschappelijke, natuurlijke en de cultuurhistorische waarden.

ad 8 (wijziging)

De wijzigingsbepaling maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming of een wijziging in de aanduidingen op de verbeelding mogelijk. De uitvoeringsbevoegdheid is - evenals bij de afwijkingsbevoegdheid - gelegd bij burgemeester en wethouders. Op basis van artikel 3.6 lid 5 Wro worden belanghebbenden conform afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent de wijziging naar voren te brengen.

Hoofdstuk 3 bevat algemene regels die in beginsel voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze conform de SVBP in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Hoofdstuk 4 bevat het op grond van het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven overgangsrecht.

4.2 Nadere toelichting op de planregels

Wonen in bedrijfswoningen

Het wonen door derden in (tweede) bedrijfswoningen is strijdig met het gebruik van de betreffende bestemming. Deze bepaling is expliciet toegevoegd in de planregels onder de bestemmingen waar een bedrijfswoning is toegestaan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het initiatief voor het maken van dit bestemmingsplan ligt bij de gemeente Rijssen-Holten. De financiële middelen hiervoor zijn beperkt en beschikbaar. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid aangetoond.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Inspraak

Voor dit plan is geen inspraak gehouden. De ruimtelijk inpact in relatie tot hetgeen nu al is gestaan is gering. Daarbij komt dat in de omgeving van het plangebied, op de eigenaar zelf na, geen andere omwonenden zijn die direct uitzicht hebben op het perceel.

6.2 Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan afgezien worden van dit overleg. Voorliggend plan is als zodanig te beschouwen waardoor overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro achterwege kan blijven.

6.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Eventuele inkomende zienswijzen worden ter beoordeling en besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad.

Er zijn geen zienswijzen binnengekomen op het ontwerpbestemmingsplan.