Plan: | Buitengebied Holten, agrarisch bouwblok Russendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1742.BPB2011002-0401 |
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing mag worden opgericht. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar worden mogelijk gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. De bestaande situatie is hierbij het uitgangspunt.
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch bedrijf
De bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' is toegekend aan het bestaande bedrijf aan de Brenderweg 2 en aan het nieuwe bedrijf op de locatie Russendijk ongenummerd. Deze gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf met de daarbij horende agrarische bedrijfsbebouwing. Aan de Brenderweg 2 mag geen ruimte gebruikt worden voor de intensieve veehouderij. Het nieuwe bouwperceel aan de Russendijk mag één bedrijfswoning worden gebouwd met een maximale inhoud van 750 m³.
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden opgericht. Voor zover binnen het bouwperceel een nadere aanduiding 'intensieve veehouderij' voorkomt, zijn deze gronden tevens bestemd voor de in de regels genoemde activiteiten en geldt een maximum aantal dieren zijnde maximaal 1440 vleesvarkens en maximaal 144 melkrundvee. Deze bepaling zorgt voor een helder maximaal invulbaar kader. De milieuonderzoeken bij dit bestemmingsplan sluiten aan op dit kader.
De motivatie om dieraantallen op te nemen in het bestemmingsplan zit voornamelijk in het feit dat dit een helder kader vormt in relatie tot diverse milieuwetgeving, zoals de gebiedsbescherming in het kader van Natura 2000 en de Wet luchtkwaliteit. Er bestaat een relatie tussen de mate van stikstofdepositie (aantasting van de leefomgeving) en het aantal dieren wat wordt gehouden. Het aantal dieren heeft dus gevolgen voor ons woon- en leefklimaat en maakt deze bepaling ruimtelijk relevant. Ook zegt een maximalisatie van dieraantallen iets over de maximale bedrijfsomvang en de bijbehorende verkeersaantrekkende werking. Dit maakt deze bepaling ook ruimtelijk relevant.
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 in werking getreden. De centrale norm voor de inhoud van een bestemmingsplan is ook in de nieuwe Wro een goede ruimtelijk ordening. In ruimtelijke plannen dienen alle relevante belangen op evenwichtige wijze te worden afgewogen, waaronder de belangenafweging tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. De uitgangspunten voor milieuzonering zijn dan ook gehandhaafd. Nieuw is de mogelijkheid om in bestemmingsplannen milieukwaliteitseisen te vertalen in een adequate toekenning van bestemmingen op de desbetreffende gronden. Hiervoor zullen de milieukwaliteitsnormen in ieder geval ruimtelijk relevant moeten zijn. Dit kan alleen als de bedoelde normstelling betrekking heeft op effecten van activiteiten of bronnen binnen dat bestemmingsplangebied op de omgevingskwaliteit van dat gebied. Hierbij moeten de effecten ook louter zijn toe te schrijven aan bronnen binnen het bestemmingsplangebied en de effecten beinvloedbaar of beheersbaar zijn door het treffen van brongerichte maatregelen of door effectgerichte maatregelen door de bestemmingsplanautoriteit.
Het voorgaande is van toepassing op onderhavig bestemmingsplan en is vertaald in het bestemmingsplan door het opnemen van een normstelling voor het aantal dieren (de bron).