direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Rijssen, hermeandering Regge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BP2021007-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Definities

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, hermeandering Regge met identificatienummer NL.IMRO.1742.BP2021007-0401 van de gemeente Rijssen-Holten;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.4 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen of verhandelen van goederen, waarbij eventuele detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaats vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.6 bestaand gebruik

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig is binnen het betreffende perceel en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning. Dit geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;

1.7 bevoegd gezag

het college van burgemeester en wethouders, tenzij in dit plan of bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

1.8 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar wel of niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.9 (boom) kwekerijen

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals planten, struiken en bomen, één en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel pot- en containerteelt of daarmee gelijk te stellen teelt;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwlaag

een bouwlaag van zodanige afmeting en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor de betreffende functie;

1.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond is verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 bouwwerken

constructies van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect met de grond zijn verbonden, en direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.14 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.15 crossterrein

terrein gebruikt voor een wedstrijd of training met motorfietsen of een daarmee gelijk te stellen voertuig. Op het terrein is een parcours uitgezet met natuurlijke hindernissen;

1.16 dagrecreatie

ondergeschikt medegebruik van gronden voor niet-gemotoriseerde recreatieve of niet in wedstrijdverband georganiseerde sportieve activiteiten, zoals wandelen, hardlopen, nordic-walken, fietsen, mountainbiken, racefietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie of een naar de aard daarmee gelijk te stellen (mede)gebruik. De activiteiten dienen plaats te vinden tussen zonsopgang en zonsondergang, tenzij de grondeigenaar anders kenbaar maakt;

1.17 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, het verkopen of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die de goederen kopen voor eigen gebruik, niet zijnde afhaalzaken, maaltijdbezorgdiensten en erotisch getinte vermaaksfuncties;

1.19 dunning

het kappen van houtopstanden als onderhoudsmaatregel die erop gericht is de resterende houtopstanden een (betere) overlevingskans te bieden;

1.20 erf

bebouwd of onbebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij het omgevingsplan die inrichting niet verbiedt. Deze definitie is van invloed op de mogelijkheden om een bouwwerk zonder omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of handelen in strijd met de regels ruimtelijke ordening te kunnen bouwen (het zogenoemde vergunningsvrij bouwen);

1.21 functie

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden of bouwwerken zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van bouwwerken en/of het gebruik en/of het bebouwen van gronden;

1.22 functieverandering of functietoevoeging

het wijzigen, toevoegen of afwijken van een functie onder voorwaarden zoals genoemd in dit omgevingsplan;

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte. geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 gevoelig object

een bouwwerk dat bestemd is voor het meer dan incidenteel verblijven van mensen dat beschermd wordt tegen emissies van geluid, geur, ammoniak en/of fijnstof en daaraan gelijk te stellen criteria, niet zijnde de eigen bedrijfswoning of plattelandswoning;

1.25 huishouden

samenlevingsvorm van één gezin of met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband;

1.26 kappen

het rooien, verplanten of verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van een houtopstand ten gevolge (kunnen) hebben;

1.27 kampeermiddelen

een tent, vouwwagen, caravan, of kampeerwagen, niet zijnde een niet-plaatsgebonden recreatieverblijf. Een bijzettentje wordt niet als zelfstandig kampeermiddel gezien;

1.28 kwetsbaar object

objecten, zoals:

  • a. woningen, woonschepen en woonwagens;
  • b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor de opvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.29 landschappelijke inpassing

en plan waarmee inzichtelijk wordt gemaakt hoe een nieuwe ontwikkeling zich verhoudt tot de bestaande bebouwing en bestaande omgeving. In het plan moet in elk geval de erfinrichting en (erf)beplanting worden opgenomen en hoe deze zich verhouden tot de omgeving;

1.30 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende landschappelijke waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur;

1.31 locatie

plaats, plek of ligging;

1.32 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.33 melding

een schriftelijke voorafgaande mededeling aan burgemeester en wethouders om een activiteit, zoals aangewezen in dit plan, te mogen verrichten. Voor een melding gelden de in dit plan opgenomen indieningsvereisten;

1.34 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde die samenhangt met de geologische, bodemkundige en biologische elementen;

1.35 nieuwe ontwikkeling

elke activiteit in het plangebied. Voorbeelden zijn het bouwen van bouwwerken, het uitvoeren van grondwerkzaamheden, het slopen van bestaande bouwwerken, het in gebruik nemen van bouwwerken voor (agrarische) bedrijvigheid en daarmee gelijk te stellen ontwikkelingen;

1.36 normaal onderhoud, beheer of exploitatie

werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de instandhouding dan wel de realisering van de functie;

1.37 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden, geen bouwwerk zijnde

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.38 openbare nutsvoorzieningen

gebouwen of bouwwerken die ten dienste staan van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation;

1.39 overkapping

een bouwwerk bestaande uit maximaal 3 wanden waarvan maximaal 2 wanden tot de constructie zelf behoren;

1.40 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.41 perceel

een perceel is een onroerend goed (al dan niet met bebouwing) met dezelfde eigenaar en hetzelfde eigendomsrecht, dat is ingeschreven bij het Kadaster;

1.42 perceelgrens

de scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.43 permanente bewoning

er is sprake van permanente bewoning als een recreatiewoning, een stacaravan of ander kampeermiddel het hoofdverblijf voor de gebruiker is of voor bewoning anders dan in het kader van recreatief verblijf wordt gebruikt;

1.44 persoonsgebonden overgangsrecht

een persoonsgebonden overgangsrecht is een overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 4 lid 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht of artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het strijdige gebruik mag worden voortgezet door die perso(o)n(en) die op de datum van vaststelling van het omgevingsplan een persoongebonden overgangsrecht hebben;

1.45 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.46 recreatiewoningen

verblijfsobjecten bestemd voor het recreatieve verblijf van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben en waar permanente bewoning en zelfstandige kortdurende recreatieve activiteiten zijn uitgesloten;

1.47 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 tuin

begrensd stuk grond, met gedeeltelijke verharding, bloemen, bomen of andere gewassen beplant;

1.49 vrijstaande lichtmasten

een vrijstaande mast of paal waar één of meerdere lichtarmaturen aan zijn bevestigd;

1.50 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg.

1.51 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Overig - indieningsvereisten en maatvoering

2.1 bepalen maten, maatvoering

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. peil:
    • 1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor gebouwen waarvan de toegang niet onmiddellijk aan de weg grenst en waar direct in de omgeving is gelegen: de gemiddelde hoogtemaat ten opzichte van NAP;
    • 3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het terrein;
  • b. dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. de inhoud van een bouwwerk: bovenkant afgewerkte vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, liftschachten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij balkons, luifels en overstekende daken die geen ondergeschikte bouwdelen zijn wordt een fictieve gevel neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • g. afstand tot de zijdelingse perceelgrens: tussen de zijdelingse grens van het perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • h. maaiveld: de gemiddelde bestaande hoogte van het (aangrenzend) terrein;
2.2 ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt tot een maximum van 4 m² per bouwdeel.

2.3 maten
  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 indieningsvereisten

Voor het indienen van een landschaps- en/of erfinrichtingsplan gelden de volgende eisen:

  • a. het plan moet een geschaalde plattegrond bevatten;
  • b. de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) dient als ondergrond voor het plan gebruikt te worden;
  • c. het plan moet noord-gericht zijn getekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuurlandschap

3.1 Functieomschrijving

Het buitengebied kent een diversiteit aan functies. Water, bos en natuur zijn daarbij belangrijke ruimtelijke dragers in het landschap. In dit artikel worden alle drie de dragers meegenomen. Zij vormen samen de basisfunctielaag natuurlandschap in dit omgevingsplan. Dit natuurlandschap dient beschermd te worden. Binnen het natuurlandschap is er niet alleen ruimte voor natuur en ontwikkeling van natuur, maar ook extensieve recreatie is bijvoorbeeld te verenigen met het natuurlandschap. Daarnaast zijn er diverse bouwwerken toegelaten die zich in beginsel verdragen met de aanwezige natuurwaarden. Bouw van nieuwe bouwwerken is slechts in beperkte mate mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om voorzieningen voor het keren en beheersen van water zoals dammen, duikers enzovoort.

Binnen het natuurlandschap zijn ook woningen gelegen. Ten behoeve van bestaande woningen zijn binnen het natuurlandschap wel bijbehorende voorzieningen mogelijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om een tuin, parkeervoorzieningen, erfontsluiting en aan de woning ondergeschikte functies zoals een bedrijf en beroep aan huis. Voor bestaande woningen is van belang dat bij vergroting, uitbreiding of nieuwbouw het karakter van het natuurlandschap blijft behouden.

Binnen het natuurlandschap komen eveneens recreatiewoningen voor. Dit kunnen ook bedrijfsmatig geëxploiteerde recreatiewoningen zijn. Het gemeentelijk en provinciaal beleid gaat ervan uit dat het aantal recreatiewoningen niet mag toenemen.

Ter bescherming van de natuur- en landschapswaarden worden een aantal werken en werkzaamheden getoetst op hun effect op de natuur- en landschapswaarden. Door een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken heeft de gemeente een toetsingsinstrument. Dit instrument geldt bijvoorbeeld voor alle vormen van verharden van onverharde wegen, fietspaden, paden of parkeergelegenheden. De werken of werkzaamheden zijn in sommige gevallen verenigbaar met de aanwezige natuurwaarden. Wanneer de werkzaamheden geen blijvende, wezenlijke invloed hebben op de natuurwaarden, zal de vergunning worden verleend. Dit geldt ook als voldoende compensatie plaatsvindt als behoud niet mogelijk blijkt. Er hoeft geen vergunning te worden aangevraagd wanneer sprake is van normaal onderhoud, beheer of exploitatie.

Voor alle functies binnen de basisfunctie natuurlandschap zijn er algemene of locatiespecifieke bouwregels van toepassing.

3.2 Toegestaan gebruik of functies

Binnen de basisfunctie natuurlandschap is het volgende gebruik of zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. bos of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. bestaande woningen;
  • d. bestaande recreatiewoningen;
  • e. bestaande functies;
  • f. het aanleggen of laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer;
  • g. transformatorstations ten dienste van nutsvoorzieningen;
  • h. bestaande tuin, erf, erfontsluiting en parkeervoorzieningen;
  • i. ondergeschikte gebouwen ten behoeve van opslag van materiaal en gereedschap voor onderhoud van nabijgelegen bosgebieden;
  • j. bestaande veldschuren;
  • k. voorzieningen ten behoeve van extensieve recreatie, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • l. oppervlaktewater, zoals meren, plassen, waterbergingen en watergangen of;
  • m. oeverstroken, zoals natuurvriendelijke oeverzones, met daarbij bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en voorzieningen, zoals bruggen, dammen, duikers, stuwen en beschoeiingen.
3.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en gebouwen voor:

  • a. het nieuwvestigen van een (intensief) agrarisch bedrijf;
  • b. huisvesten van landbouwhuisdieren op een verdieping;
  • c. (boom)kwekerijen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • d. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • e. opslag van:
  • f. afval anders dan ten gevolge van de toegelaten bedrijfsvoering;
  • g. materialen of goederen in de openlucht anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
  • h. gevaarlijke stoffen anders dan ten behoeve van de toegelaten bedrijfsvoering;
  • i. aan het gebruik onttrokken materialen en goederen, of;
  • j. aan het gebruik onttrokken voer- en vaartuigen;
  • k. een crossterrein, het beproeven van motorvoertuigen, het beoefenen van de modelvliegsport of andere geluidsoverlast veroorzakende activiteiten;
  • l. dagrecreatie of het plaatsen van kampeermiddelen, tenzij dit expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel of plaatsvindt op de daarvoor bewegwijzerde routes of aangewezen locaties;
  • m. detailhandel, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel, met dien verstande dat supermarkten in het gehele plangebied niet zijn toegelaten;
  • n. een seksinrichting, (straat)prostitutie of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • o. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf, voor zover daarvoor door de burgemeester geen (gedoog)toestemming is verleend;
  • p. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • q. het splitsen van woningen, het toevoegen van woningen of het samenvoegen van woningen, tenzij dit gebruik expliciet is toegelaten in het locatiespecifieke artikel;
  • r. permanente bewoning van recreatiewoningen of objecten met een functie voor verblijfsrecreatie, tenzij er een persoonsgebonden overgangsrecht van toepassing is;
  • s. recreatief verblijf in vrijstaande bijbehorende bouwwerken, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • t. bewoning van (agrarische) bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de bedrijfsvoering, tenzij deze bewoning is aangevangen voor 1 november 2012;
  • u. bewoning van een woning door meer dan één huishouden, tenzij dit op basis van een melding of omgevingsvergunning is toegestaan;
  • v. het uitbreiden van de verblijfsrecreatieve functie;
  • w. het uitbreiden van de horeca functie;
  • x. een paardrijbak, tenzij vergund met een omgevingsvergunning;
  • y. vrijstaande lichtmasten, tenzij deze ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp omgevingsplan reeds met een vergunning aanwezig waren of;
  • z. andere functies of activiteiten die afwijken van de regels voor het toegelaten gebruik of regels voor bouw, milieu of ruimtelijke ordening zoals opgenomen in dit omgevingsplan.
3.4 Bouwregels

Voor gebouwen ten behoeve van het onderhoud van bosgebieden gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte niet meer dan 25 m² bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt en;
  • c. dit gebouw kan worden gerealiseerd indien de aaneengesloten oppervlakte van het onderhouds- of beheersgebied niet minder dan 100 ha bedraagt.
3.5 Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten de bestaande situatie bij (agrarische) bedrijven of woningen zijnde gelden de volgende standaard bouwregels:

  • a. de maximale bouwhoogte van trimtoestellen is 3 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van wildoberservatieposten is 8 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen voor het weiden van vee is 1,5 m;
  • d. overige perceel- en erfafscheidingen zijn alleen toegestaan als deze onderdeel uitmaken van de landschappelijke inpassing;
  • e. de maximale bouwhoogte van informatievoorzieningen is 2,5 m;
  • f. de maximale bouwhoogte van bruggen en daarmee gelijk te stellen kunstwerken is 15 m;
  • g. voor vissteigers bij een watergang geldt:
    • 1. een maximale lengte van 2 m;
    • 2. een maximale breedte van 1 m;
    • 3. een positief advies van de waterbeheerder;
  • h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde is 3 m;
  • i. vrijstaande lichtmasten zijn niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Overige regels

Artikel 4 Overig - Landschapsontwikkelingsplan

4.1 overgie zone - Landschap de Regge (deelgebied 11)

Dit landschap wordt gevormd door kleinschalige akker- en graslanden, met beplante steilranden, houtwallen, gegroepeerde boerderijen en behoort tot het kampenlandschap.

Het gebied ligt onder de rook van de stad Rijssen, gedeeltelijk in het beekdal van de Middenregge. In de laagte van het beekdal is enig reliëf waarneembaar door dijken en dekzandkopjes. Enkele boerderijen liggen verspreid met gronden die voornamelijk in gebruik zijn als graslanden. Langs de randen bevinden zich oude relicten van knotwilgen- en zomereikrijen.

Opgaven voor het landschap:

  • 1. realisatie robuuste verbindingszone;
  • 2. vergroten beleving en ruimtelijke kwaliteit van de Regge;
  • 3. presentatie van Rijssen als stad aan de rivier verbeteren (entree stad);
  • 4. ruimte voor overstromingen Regge als in een halfopen rivierenlandschap;
  • 5. versterken van de educatieve en recreatieve betekenis van het Reggegebied;
  • 6. herstel van de Zunasche Wal met eiken.

Artikel 5 Overig - Zoneringen

5.1 overige zone - Archeologische verwachtingswaarde
5.1.1 Aanduidingsomschrijving

In het plangebied zijn gebieden aangewezen waar voor archeologie een verwachtingswaarde geldt. Om de mogelijke archeologische waarden in deze gebieden te beschermen gelden er regels voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden.

5.1.2 Toedelen functies of activiteiten

Ter plaatse van de zonering 'overige zone - Archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, de bescherming of het herstel van de archeologische waarden.
5.1.3 Omgevingsvergunningsplicht
  • a. Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden binnen een aangewezen gebied met archeologische waarden.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de vergunning vast te stellen kwalificaties;
  • a. Er is geen omgevingsvergunning nodig voor:
    • 1. bouwwerken of projecten met een oppervlakte van niet meer dan 2.500 m² waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m wordt verstoord;
    • 2. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;
    • 3. bouwwerken of projecten waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend en waarbij een rapport dat niet ouder dan 5 jaar is, wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld of;
    • 4. bouwwerken of projecten waarbij vervangende nieuwbouw op bestaande fundering plaatsvindt.
5.2 geluidzone - wegen 250 meter

Voor gronden gelegen binnen een zone van 250 aan weerszijden van een weg met één of meer rijstroken mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder of het Besluit geluidhinder of een vastgesteld besluit hogere grenswaarde.

5.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
5.3.1 Aanduidingsomschrijving

Een molenbiotoop is een zonering die rondom een molen wordt gelegd, binnen de zonering 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt een beperking voor de bouwhoogtes van omliggende bouwwerken. Deze zonering voorkomt belemmering van de windgang van de molen.

5.3.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering molenbiotoop zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud en herstel van een goede windvang van een molen;
  • b. het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
5.3.3 Strijdig gebruik
  • a. Tot een met het omgevingsplan strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het zonder omgevingsvergunning gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van bomen, beplanting en bouwwerken met een hoogte van meer dan:
    • 1. 5 m, bij een afstand tot 100 m van de molen;
    • 2. 7 m, bij een afstand tussen 100 en 200 m van de molen;
    • 3. 9 m, bij een afstand tussen 200 en 300 m van de molen;
    • 4. 11 m, bij een afstand tussen 300 en 400 m van de molen;
  • b. Het bestaande gebruik is toegestaan, als het bestaand gebruik een grotere hoogte betreft;
  • c. In afwijking van sub a is het toegestaan om aan de achterzijde van bestaande bouwwerken, bouwwerken op te richten, mits:
    • 1. de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
    • 2. het bouwwerk aan een bestaand bouwwerk wordt gebouwd, dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m van bestaande bouwwerken;
    • 3. het vloeroppervlak van bouwwerken die krachtens deze vergunning worden opgericht niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;
    • 4. het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze locatie geldende regels;
  • d. In aanvulling op sub a is vooraf advies van de molenbeheerder nodig.
5.4 overige zone - Natuurnetwerk Nederland
5.4.1 Aanduidingsomschrijving

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter met elkaar verbinden en een betere aansluiting realiseren met het omringende agrarisch gebied. Onder het Natuurnetwerk Nederland vallen bestaande natuurgebieden, waaronder 20 Nationale Parken; gebieden waar nieuwe natuur wordt aangelegd; landbouwgebieden, beheerd volgens agrarisch natuurbeheer; ruim 6 miljoen hectare grote wateren en alle Natura 2000-gebieden. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden, dit om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het bevoegde gezag voor het NNN. Voor de Natura 2000-gebieden zijn door de provincie Overijssel aanvullende beheersplannen vastgesteld met instandhoudingsdoeleinden.

5.4.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering 'overige zone - Natuurnetwerk Nederland' zijn de gronden behalve voor de daar toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.
5.4.3 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de zonering 'overige zone - Natuurnetwerk Nederland' wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden voor:

  • a. elke (nieuwe) ontwikkeling die niet bijdraagt aan het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.
5.5 overige zone - Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van diverse werken of werkzaamheden
5.5.1 Aanwijzing werkingsgebied

Binnen het plangebied zijn gebieden aangewezen waarbinnen regels gelden voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

5.5.2 Omgevingsvergunningsplicht

Er geldt een omgevingsvergunningsplicht voor de volgende werken of werkzaamheden:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, diepploegen, diepwoelen op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 0,2 m ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld;
  • d. het aanleggen of veranderen van waterlopen, sloten en greppels en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur of;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
5.5.3 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning van worden verleend, mits er geen aantasting plaatsvindt van:

  • a. de landschappelijk en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of;
  • e. de externe veiligheid.
5.5.4 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die betrekking hebben op de herinrichting van de Regge zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • c. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een Omgevingsvergunningsplicht en voorwaarden in verband met archeologie vereist is;
  • e. het aanleggen of verharden van wegen of paden ter directe ontsluiting van agrarische (bouw)percelen of;
  • f. het aanleggen van koe- of kavelpaden.
5.6 overige zone - Parkeernormen
5.6.1 Aanduidingsomschrijving en aanwijzing werkingsgebied

Het plangebied van het bestemmingsplan is tevens aangewezen als gebied waarbinnen normen gelden voor parkeren.

5.6.2 Samenloop via omgevingsvergunningsplicht bouwen of gebruik

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken of gebruiken van gronden op basis van de toegelaten functie op basis van dit omgevingsplan wordt niet eerder verleend dan nadat ik voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid op eigen terrein.

5.6.3 Beoordeling voldoende parkeergelegenheid

Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein als wordt voldaan aan de parkeernormen Rijssen-Holten.

5.6.4 Afwijken beoordeling voldoende parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan van de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken, mits:

  • a. sprake is van een integrale afwijking;
  • b. daarmee een ander, zwaar wegend belang wordt gediend en;
  • c. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte.
5.6.5 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte die niet op eigen terrein wordt voorzien.

5.7 overige zone - Reliëf
5.7.1 Aanduidingsomschrijving

De met 'overige zone - Reliëf' aangeduide gebieden zijn van groot cultuurhistorisch belang. Deze gebieden zijn van zeer beeldbepalend belang voor het landschap. Daarom is het van belang dat deze gebieden open blijven, waardoor het reliëf goed zichtbaar blijft.

5.7.2 Toegestaan gebruik of functies

Ter plaatse van de zonering 'overige zone - Reliëf' zijn de gronden behalve voor de daar al toegelaten functies, mede aangewezen voor:

  • a. het behoud, bescherming of herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het grootschalig reliëf en het begroeiingspatroon;
5.7.3 Bouwregels

In de met 'overige zone - Reliëf aangeduide gebieden mogen uitsluitend, in afwijking van hetgeen in overige regels is bepaald, bouwwerken worden opgericht indien de cultuurhistorische belangen niet geschaad worden.

5.8 veiligheidszone - wegen
5.8.1 Aanduidingsomschrijving

In het buitengebied bevindt zich de rijksweg A1 en de provinciale weg N347. Rondom deze wegen zijn veiligheidszones van 200 m aan weerszijden van de weg ingesteld ter bescherming van een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat.

5.8.2 Bouwregels

Binnen de veiligheidszone wegen mag geen toename plaatsvinden van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting die tot de weg behoort.

5.9 overige zone - Zonering aanwijzing gebied buiten bebouwde kom Wet natuurbescherming
5.9.1 Aanwijzing werkingsgebied

Binnen het bestemmingsplan is er een gebied buiten de bebouwde kom Wet natuurbescherming aangewezen.

5.9.2 Omgevingsvergunningsplicht

Binnen dit gebied geldt voor het kappen of laten kappen van hakhout, een houtopstand of 1 of meer bomen een vergunningplicht.

5.9.3 Geldigheidsduur omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen geldt 12 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van de vergunning tenzij in de vergunning anders is bepaald.

5.9.4 Toetsingsgronden omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand kan worden verleend als er geen aantasting is van:

  • a. de natuurwaarde van de houtopstand;
  • b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
  • c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
  • d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;
  • e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand of;
  • f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.
5.9.5 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

In afwijking van de omgevingsvergunningsplicht is geen vergunning vereist voor het kappen van:

  • a. wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
  • b. vruchten en windschermen om boomgaarden;
  • c. fijnsparren, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
  • d. kweekgoed;
  • e. houtopstanden die bij wijze van dunning wordt gekapt;
  • f. houtopstanden waarvoor het kappen onder bevoegd gezag van de Provincie Overijssel valt of;
  • g. houtopstanden die moeten worden gekapt krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college van burgemeester en wethouders.
5.9.6 (Zelstandige) herplantplicht

Burgemeester en wethouders kunnen een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften. Deze herplantplicht kan zelfstandig worden opgelegd.

5.10 overige zone - Zonering geurgehinderden - buitengebied

Om ruimte te bieden aan agrarische activiteiten die geur veroorzaken en ter bescherming van geurgevoelige gebouwen tegen activiteiten die geurhinder veroorzaken worden in het omgevingsplan gebieden aangewezen met een maximale achtergrondbelasting.

5.11 overige zone - Zonering grondgebonden zonnepanelen 'nee, zone (beperkt) kwetsbare objecten'

Het opwekken van energie met grootschalige opstellingen van zonnepanelen wordt steeds meer toegepast. De gemeente wil gebruik van duurzame energie stimuleren en ziet zonnepanelen als een goede invulling van dit streven. In het beleid grondgebonden zonnepanelen Rijssen-Holten zijn voorwaarden opgenomen waarmee bij de ontwikkeling van initiatieven rekening moet worden gehouden. De zoneringen in het omgevingsplan geven aan of een locatie kansrijk(er) is voor de realisatie van grootschalige grondgebonden zonnepanelen. Realisatie van concrete plannen loopt via een eigen (uitgebreide) procedure of planherziening en is op basis van het omgevingsplan niet mogelijk.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht bouwwerken

6.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het omgevingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
6.2 Uitzonderingen

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 7 Overgangsrecht gebruik

7.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

7.2 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan Buitengebied Rijssen-Holten 2012, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Rijssen, hermeandering Regge