direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1742.BP2017003-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg' met identificatienummer NL.IMRO.1742.BP2017003-0401 van de gemeente 'Rijssen-Holten';

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1742.BP2017003-0401 met bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgevoerd door (één van) de hoofdbewoner(s) van de woning, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet verkeersaantrekkend of milieuhinderlijk zijn, en geen betrekking hebbend op detailhandel of horeca-gerelateerde activiteiten, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie en de woonomgeving ter plaatse;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanpijling

een op de kaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.8 afhankelijke woonruimte

een recreatiewoning, gastenverblijf of bijgebouw, welke een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, die voor mantelzorg geschikt is en waarbij sprake is van één huishouden op het perceel;

1.9 agrarisch bedrijf

een economische eenheid met een minimale omvang van meer dan 11 NGE dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen "kwekerijen en houtteelt, daaronder niet begrepen" en/of door middel van het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf, een vis- of wormenkwekerij;

1.10 archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bed & breakfast

binnen de woning het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan niet meer dan vier personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.13 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel verkoopactiviteit uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, enkel slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beroeps- of bedrijfsoppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een (dienstverlenende) instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.17 bestaande situatie

ten aanzien van bebouwing:

legaal aanwezige bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Ten aanzien van gebruik:

het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. Indien en voor zover meerdere bestemmingsvlakken middels een aanduiding met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;

1.20 Bevi-inrichting

inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.21 bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 boerderijkamers

een (deel van) een agrarisch gebouw behorende bij een in werking zijnde agrarisch bedrijf met dien verstande dat het ondergeschikt is aan het agrarische bedrijf, niet groter dan 50 m2 per boerderijkamer en 300 m2 in totaal, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. Het gaat om een vorm van verblijfsrecreatie die mede tot doel heeft de agrarische c.q. plattelandsomgeving te ervaren;

1.23 boomkwekerij

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 chalet

een plaatsgebonden gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning, dat geen vaste verankering in de grond heeft en binnen 24 uur demontabel is;

1.31 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.32 dagrecreatie

extensief medegebruik van gronden zoals niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.33 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.34 de verbeelding (plankaart)

de verbeelding (plankaart) van het bestemmingsplan Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg bestaande uit de kaarten met nr. NL.IMRO.1742.BP2017003-0401;

1.35 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.36 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlening

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.37 dienstverlening

het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden;

1.38 discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of live muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.39 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.40 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.42 extensieve (dag)recreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.43 fruitteeltbedrijf

een bedrijf dat is gericht op het telen van fruit;

1.44 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijf dat hoofdzakelijk is gericht op het beleren en trainen van paarden;

1.46 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten. Een kampeerboerderij valt onder het begrip groepsaccommodatie;

1.47 het plan

het bestemmingsplan Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg van de gemeente Rijssen-Holten;

1.48 hobbymatig houden van dieren

het niet bedrijfsmatig houden van vee met een maximale productieomvang tot 11 Nge;

1.49 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.50 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, al dan niet in samenhang met het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.51 hotel

Een bedrijf, dat tot hoofddoel heeft het bedrijfsmatig verschaffen van logies (per nacht), met al dan niet als nevenactiviteit het verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en het exploiteren van zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek;

1.52 houtteelt

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet;

1.53 jachthaven

een haven met de daarbij behorende grond waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aanleggen, afmeren, of afgemeerd houden van pleziervaartuigen;

1.54 kampeermiddel

een tent, tentwagen, een kampeerauto, niet zijnde een stacaravan of een chalet;

1.55 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel. Een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.

1.56 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, groenten, bloemen of planten;

1.57 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat aan de bovenzijde wordt afgedekt door de begane grondvloer van datzelfde gebouw;

1.58 kleinschalig kampeerterrein

een terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van maximaal 25 stuks kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;

1.59 kwekerij

het voortbrengen van houtige en niet-houtige siergewassen, fruitbomen, struiken en vaste planten, onder meer bestemd voor tuinen en parken, één en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel pot- of containerteelt;

1.60 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.61 lpg-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.62 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.63 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.64 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.65 melkrundvee

melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie, met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;

1.66 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.67 natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.68 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.69 omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1.70 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;

1.71 persoonsgebonden overgangsrecht

een persoonsgebonden overgangsrecht is een overgangsrecht zoals bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betekent dat het strijdige gebruik mag worden voortgezet door die perso(o)n(en) die op de datum van vaststelling van het bestemmingsplan een persoonsgebonden overgangsrecht hebben;

1.72 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.73 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.74 perceelgrens

De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut;

1.75 plattelandsappartementen

een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw of een cultuurhistorisch pand, welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in zelfstandige eenheden groter dan 50 m2 per plattelandsappartement, waarin keuken en/of sanitair zijn ondergebracht, al dan niet in combinatie met dagverblijf. Het gaat hier om een vorm van verblijfsrecreatie die mede tot doel heeft de agrarische c.q. plattelandsomgeving te ervaren;

1.76 plattelandskamers

een (deel van een) voormalig agrarisch gebouw of cultuurhistorisch pand, niet groter dan 50m2 per plattelandskamer en 300 m2 in totaal, waarbij wordt overnacht in kamers, al dan niet in combinatie met dagverblijf, beschikbaar is en waar keuken en sanitair in een gemeenschappelijke ruimte worden ondergebracht;

1.77 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.78 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.79 recreatiebedrijf

een bedrijf gericht op, en blijkens die inrichting daartoe bestemd om gelegenheid te geven tot het exploiteren van een bedrijf gericht op recreatieve activiteiten;

1.80 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.81 recreatieve bewoning

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.82 recreatiewoning

een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.83 risicovolle inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.84 scouting

het groepsgewijs aanbieden van diverse activiteiten voor in hoofdzaak kinderen en jong volwassenen, veelal in de vorm van buitenactiviteiten, waaronder sport en spel, buitenspelen, natuurbeleving, scoutingtechnieken, outdooractiviteiten, incidenteel kamperen en in omvang vergelijkbare activiteiten;

1.85 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.86 sierteelt

de teelt van bloemkwekerijgewassen, zoals snijbloemen, vaste planten en pot- en perkplanten, met behulp van kassen al dan niet gecombineerd met aan de teeltactiviteiten ondergeschikte handel, niet zijnde detailhandel, in op het betrokken bouwperceel geproduceerde gewassen.

1.87 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van drank- en etenswaren gericht is op gebruikers van de sportvoorziening;

1.88 sport- en spelvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de uitoefening van sport- en spel, als onderdeel van de recreatieve bestemming, in de vorm van een speelplaats of een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.89 stacaravan

een kampeermiddel, voorzien van een as-/wielstelsel, bestaande uit één bouwlaag met een breedte van niet meer dan 4,50 meter, dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. De stacaravan is niet plaatsgebonden en per direct (zonder dat daarvoor ingrijpende maatregelen genomen hoeven te worden) van zijn standplaats verrijdbaar;

1.90 sterlocatie intensieve veehouderij

een bestaand agrarisch bedrijf binnen het verwevingsgebied, waar een perspectiefvol bedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd, dat over voldoende omgevingsruimte beschikt om door te kunnen groeien tot een omvang van minimaal 175 nge, of een perspectiefvol gemengd bedrijf dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge en waarbij de intensieve veehouderijtak kan doorgroeien tot minimaal 140 nge (als bedoeld in het reconstructieplan);

1.91 teeltondersteunende kassen

kassen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • c. het voorkomen van schade door vorst;
1.92 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • a. verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • b. verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen of
  • c. het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
  • d. het voorkomen van schade door vorst;
  • e. die op dezelfde locatie gebruikte kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van zes maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

met dien verstande dat dit niet geldt voor vollegrondsteelt zoals bij wijnbouw, aspergeteelt en/of maïsteelt;

1.93 trekkershut

een blokhut waarvoor een vergunning ingevolge artikel 2.1 lid 1 a Wabo is vereist en dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen van recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben. Er is sprake van een trekkershut indien er sprake is van bedrijfsmatige exploitatie;

1.94 twee-aaneenwoning

een woning van het type twee-aaneen gebouwd;

1.95 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.96 veldschuur

een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel.

1.97 verticale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;

1.98 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.99 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat naar aard en omvang en gelet op de arbeidsbehoefte als zodanig moet worden aangemerkt en waarvan de continuïteit voor een periode van ten minste 10 jaar redelijkerwijs is te verwachten. Het bedrijf dient te voorzien in het hoofdinkomen van het bedrijfshoofd. De arbeidsbehoefte en -omvang dienen ten minste één arbeidskracht te omvatten die qua tijdsbesteding volledig (voltijds) werkzaam is of zal zijn in het bedrijf;

1.100 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.101 weg

voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande weg, bestaande uit één hoofdrijbaan of hoofdrijbanen, daaronder niet begrepen de in-/uitvoegstroken, voorsorteervakken, weefvakken, fietspaden en parallelwegen;

1.102 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.103 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.104 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.105 woonwagen

een voor bewoning bestemde ruimte die is geplaatst op een standplaats en die in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.106 zorgboerderij

een nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf waar ouderen en/of mensen met een lichamelijke beperking of een verstandelijke handicap begeleid werkzaamheden kunnen verrichten en waar geen sprake is van nachtverblijf.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:

vanaf de buitenwerkse gevelvlakken tot de kadastrale zijgrens van het perceel.

2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.3 De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

2.1.4 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.1.5 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.6 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.8 Afstanden:

loodrecht.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (º).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en/of dichte beplantingsstroken;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  • d. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en werken, geen bouwwerken zijnde.

3.2 Bouwregels

Op de tot Bos bestemde gronden mogen worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
trimtoestellen   3 m  
wildobservatieposten   6 m  
perceel- en erfafscheidingen   1,25 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  
3.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke inpassing.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden, of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, afgraven, vergraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van waterlopen en kolken en het draineren van gronden;
  • d. het verwijderen van bos, houtwallen, struwelen, weg- en erfbeplantingen met een oppervlakte groter dan 10 m2;
  • e. het aanbrengen van boven- en ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
3.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Wet natuurbescherming;
  • d. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan, zoals opgenomen in Bijlage 1.
3.4.3 Strijd met bestemming

De werken of werkzaamheden, zoals genoemd in 3.4.1, zijn in strijd met de bestemming, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in 3.1, onevenredig worden aangetast.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.1;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarde alsmede landschappelijke inpassing;

met daarbij behorende:

  • c. voorzieningengebouwen, waaronder horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • d. sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal uitsluitend ten behoeve van recreatieve bedrijven;
  • e. dagrecreatieve voorzieningen, detailhandel, sport- en spelvoorzieningen en dienstverlening, uitsluitend ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • f. horeca, met dien verstande dat horeca uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;

met dien verstande dat:

  • h. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat in totaal één recreatiebedrijf is toegestaan, zoals is bepaald in 10.1.1 onder e.
  • i. per bestemmingsvlak niet meer dan 2 bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • j. het totaal aantal kampeerplaatsen 220 bedraagt;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - stacaravans' de gronden niet mogen worden gebruikt voor stacaravans;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning uitgesloten' de gronden niet mogen worden voor recreatiewoningen;
  • m. vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan, tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds legaal aanwezig waren of gebouwd kunnen worden middels een omgevingsvergunning;
  • n. bed & breakfast is toegestaan in de bedrijfswoning;
  • o. paardrijbakken niet zijn toegestaan tenzij deze op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan reeds aanwezig waren;

met daarbij behorende:

  • p. gebouwen;
  • q. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • r. ontsluiting, paden en wegen;
  • s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.
4.2 Bouwregels

Op de tot Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

4.2.1 Gebouwen

Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.1 (Bebouwingsgrenzen) met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding centrum mag 50% van de gronden bebouwd worden.
4.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen bij recreatiebedrijven, met uitzondering van een bedrijfswoning, en de daarbij bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen ten behoeve van de centrale voorzieningen waaronder begrepen horeca, met uitzondering van sanitaire voorzieningen, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding centrum mag 50% van de gronden bebouwd worden.
4.2.3 Trekkershutten en hooibergwoningen

Voor trekkershutten en hooibergwoningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een trekkershut of hooibergwoning mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • b. de bouwhoogte van een trekkershut of hooibergwoning mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
4.2.4 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een stacaravan inclusief bijbehorende bouwwerken, mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • c. de afstand tot een andere stacaravan mag niet minder dan 5 m bedragen.
4.2.5 Recreatiewoningen

Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • c. indien de recreatiewoning plat wordt afgedekt mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen;
  • e. de inhoud van een recreatiewoning, en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat onderkeldering niet is toegestaan en dat overkappingen al dan niet aangebouwd en bijbehorende bouwwerken al dan niet aangebouwd, meetellen voor inhoudsbepaling van de recreatiewoning;
  • f. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet zijn toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder h mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen, die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, ook in geval van nieuwbouw worden gehandhaafd;
  • h. het bepaalde onder h is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • i. de afstand tussen de recreatiewoning en een andere recreatiewoning of een ander gebouw dient minimaal 15 m te bedragen, met dien verstande dat deze afstand bepaling niet geldt voor bestaande geschakelde recreatiewoningen aan de geschakelde zijde ;
  • j. de afstand van de recreatiewoning tot de perceelgrens bedraagt niet minder dan 5 m, met dien verstande dat deze afstand bepaling niet geldt voor bestaande geschakelde recreatiewoningen aan de geschakelde zijde ;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met l geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
4.2.6 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 2;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, exclusief de inhoud van kelders, voor zover deze zijn gelegen onder een gebouw en deze van buiten niet toegankelijk zijn, met dien verstande dat:
    • 1. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud aanwezig was, deze grotere inhoud als maximum geldt;
    • 2. er geen sprake is van woningen die zijn aangewezen als rijks- dan wel gemeentelijk monument, waarbij sprake is van een afstand tot een andere woning (inclusief bijbehorende bouwwerken) van minder dan 15 m, in welk geval niet meer dan 660 m3 is toegestaan.
4.2.7 Bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de bedrijfswoning

Voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorende bouwwerk gebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 8 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet minder dan 15% lager dient te zijn dan de woning, met een minimum van 1 m;
  • d. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met d geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden, echter niet in geval van herbouw.
4.2.8 Overige gebouwen

Voor overige gebouwen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak, met dien verstande dat indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan een grotere oppervlakte aanwezig is, deze gehandhaafd mag worden.

4.2.9 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfsvoering

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels- en erfafscheidingen geldt de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
verkeers-, sport- en spelvoorzieningen   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat vrijstaande overkappingen niet zijn toegestaan   3 m  
4.2.10 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de bedrijfsvoering

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceel- en erfafscheidingen, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de volgende hoogtes:
bouwwerk   hoogte  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend is één paardrijbak per bedrijfswoning toegestaan;
    • 2. paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
    • 4. de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
    • 5. de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
    • 6. lichtmasten niet zijn toegestaan.
  • b. 4.2.6 onder b en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoning wordt vergroot tot 6 m;
  • c. 4.2.6 onder e ten behoeve van de vergroting van de bedrijfswoning tot niet meer dan 1.000 m3, met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
  • d. 4.2.7 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 6 m.
4.4.1 Afwegingskader

Een in 4.4 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandshoudingdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. detailhandel;
  • c. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • d. bewoning van bedrijfswoningen anders dan ten dienste van de verblijfsrecreatieve bedrijfsvoering.
  • e. permanente bewoning;
  • f. het gebruik van de (bijgebouwen bij) woningen voor meer dan één, al dan niet afhankelijk, huishouden;
4.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. niet meer dan 4 kamers mogen worden verhuurd;
    • 2. bed & breakfast ondergeschikt is aan de woonfunctie.

4.5.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplanteneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1 worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1opgenomen Bedrijfsnatuurplan teneinde te komen tot de realisatie van de camping.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijking groepsaccommodatie en mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 4.2 ten behoeve van de realisering van groepsaccommodaties met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van een groepsaccommodatie niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. het aantal groepsaccommodaties niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepsaccommodaties per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    • 3. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 5. de groepsaccommodaties bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;
  • b. 4.5.1 onder f ten behoeve van het gebruik van (bijgebouwen bij) bedrijfswoningen in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van de afhankelijke woonruimte tot de woning niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer bedraagt dan 75 m2;
    • 3. aantoonbaar aannemelijk is dat sprake is van een tijdelijke situatie (zorgindicatie) die zal worden beëindigd en wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke gebruik nadat de mantelzorg is vervallen.
4.6.2 Afwegingskader

Een in 4.6 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Wet natuurbescherming als beschermd gebied worden aangemerkt.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Verblijfsrecreatie 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief verblijf in recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten en kampeermiddelen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.1;
  • b. het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede landschappelijke inpassing.

met daarbij behorende:

  • c. voorzieningengebouw(en) ten behoeve van ontvangstruimten, sanitaire voorzieningen en detailhandel van het recreatief bedrijf, met dien verstande dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • d. verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een buitenzwembad, ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen, met dien verstande dat het zwembad uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'centrum gerealiseerd mag worden;
  • e. dagrecreatieve voorzieningen zoals detailhandel, en sport- en spelvoorzieningen uitsluitend ten behoeve van het recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • f. horeca, met dien verstande dat horeca uitsluitend is toegestaan ten behoeve van een recreatief bedrijf, een en ander uitsluitend of in hoofdzaak ondergeschikt aan de verblijfsrecreatieve voorzieningen en ten dienste van de gebruikers van die voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen ten behoeve van het recreatieterrein;
  • h. zonnepanelen ten behoeve van de duurzame opwekking van energie.

met dien verstande dat:

  • i. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat in totaal één recreatiebedrijf is toegestaan, zoals is bepaald in 10.1.1 onder e;
  • j. het totaal aantal kampeerplaatsen 75 bedraagt;
  • k. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • l. paardrijbakken niet zijn toegestaan;

met daarbij behorende:

  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • o. ontsluiting, paden en wegen;
  • p. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen en/of erfbeplanting.
5.2 Bouwregels

Op de tot 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor alle gebouwen geldt dat deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.1 (Bebouwingsgrenzen) met dien verstande dat:

5.2.2 Gebouwen ten behoeve van voorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van voorzieningen bij recreatiebedrijven en de daarbij bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. Het gebouw ten behoeve van de centrale voorzieningen mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding centrum;
  • b. het oppervlakte van het voorzieningengebouw mag niet meer dan 300 m2 bedragen;
  • c. Het aantal toegestane voorzieningengebouwen bedraagt maximaal 1;
  • d. de goothoogte van het voorzieningengebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van het voorzieningengebouw mag niet meer dan 8 m bedragen.
5.2.3 Trekkershutten

Voor trekkershutten en hooibergwoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal trekkershutten bedraagt niet meer dan 5, met dien verstande dat het totaal aantal aan kampeerplaatsen, recreatiewoningen en trekkershutten nooit meer bedraagt dan 75;
  • b. de oppervlakte van een trekkershut mag niet meer bedragen dan 36 m2;
  • c. de bouwhoogte van een trekkershut mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
5.2.4 Recreatiewoningen

Voor een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen bedraagt niet meer dan 15, met dien verstande dat het totaal aantal aan kampeerplaatsen, recreatiewoningen en trekkershutten nooit meer bedraagt dan 75;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 5,5 m bedragen;
  • d. indien de recreatiewoning plat wordt afgedekt mag de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de dakhelling mag niet meer dan 40° bedragen;
  • f. de inhoud van een recreatiewoning en bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 300 m3 bedragen, met dien verstande dat onderkeldering niet is toegestaan en dat overkappingen al dan niet aangebouwd en bijbehorende bouwwerken al dan niet aangebouwd, meetellen voor inhoudsbepaling van de recreatiewoning;
  • g. vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet zijn toegestaan;
  • h. de afstand tussen de recreatiewoning en een andere recreatiewoning of een ander gebouw dient minimaal 15 m te bedragen met dien verstande dat deze afstand niet geldt voor geschakelde recreatiewoningen aan de geschakelde zijde;
  • i. de afstand van de recreatiewoning tot de perceelgrens bedraagt minimaal 3 m met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor geschakelde recreatiewoningen.
  • j. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met i geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan gehandhaafd mogen worden.
5.2.5 Een buitenzwembad

Voor een buitenzwembad gelden de volgende regels:

  • er is maximaal één buitenzwembad is toegestaan;
  • het buitenzwembad is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'centrum';
  • de oppervlakte van een buitenzwembad mag niet meer dan 500 m2 bedragen.
5.2.6 Overige gebouwen

Voor overige gebouwen, waaronder in ieder geval sanitaire voorzieningen en bergingen ten behoeve van opslag van onderhoudsmateriaal worden verstaan geldt dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2% van het bestemmingsvlak.

5.2.7 Bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de bedrijfsvoering

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde perceels- en erfafscheidingen gelden de volgende regels met betrekking tot de bouwhoogte(n):

bouwwerk   hoogte  
sport- en spelvoorzieningen   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3 m  
verkeersvoorzieningen (met uitzondering van lichtmasten)   6 m  
zonnepanelen   5 m  
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de milieusituatie.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking paardenbak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van de realisering van een paardrijbak, met dien verstande dat:

  • uitsluitend is één paardrijbak per recreatiebedrijf is toegestaan;
  • paardrijbakken zijn uitsluitend toegestaan in het achtererfgebied;
  • de oppervlakte van een paardrijbak bedraagt niet meer dan 1.300 m2;
  • de afstand tot de perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  • de omheining van paardrijbakken niet meer bedraagt dan 1,8 m;
  • lichtmasten niet zijn toegestaan.
5.4.2 Afwijking lichtmasten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.7 ten behoeve van de realisering van lichtmasten, met dien verstande dat:

  • a. lichtmasten uitsluitend zijn toegestaan indien dit nodig is ten behoeve van de waarborging van een verkeersveilige situatie;
  • b. er niet meer dan 60 LUX/m2 mag worden geproduceerd, gemeten 1 m boven de grond;
5.4.3 Afwegingskader

Een in 5.4.1 en 5.4.2 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid;

en geen sprake is van significante gevolgen voor de instandshoudingsdoelstellingen van gebieden die in het kader van de Natuurbeschermingswet als beschermd gebied worden aangemerkt.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik, laten gebruiken of in gebruik geven van de gronden en bouwwerken voor:

  • a. opslag-, stort- of bergplaats, stalling en achterlating van voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • b. detailhandel, niet ten dienste van het recreatiefbedrijf;
  • c. seksinrichting of prostitutiebedrijf;
  • d. permanente bewoning;
  • e. realisering van groepshuizen;

5.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en nieuwe bouwwerken overeenkomstig de in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen Bedrijfsnatuurplan teneinde te komen tot de realisatie van de camping.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijken voorwaardelijke verplichting
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 5.5.2 onder a en b, indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het Bedrijfsnatuurplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    • 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het Bedrijfsnatuurplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

5.6.2 Afwijking groepsaccommodatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a.  5.2 ten behoeve van de realisering van groepsaccommodaties met dien verstande dat:
    • 1. de inhoud van een groepsaccommodatie niet meer bedraagt dan 750 m3;
    • 2. het aantal groepsaccommodaties niet meer dan 15% van het totaal aantal recreatiewoningen mag bedragen, met dien verstande dat het aantal groepsaccommodaties per park niet meer dan 10 mag bedragen;
    • 3. de goothoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer dan 8 m bedragen;
    • 5. de groepsaccommodatie bedrijfsmatig geëxploiteerd moeten worden, wat moet blijken uit een bedrijfsplan;

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de (verwachte) archeologische waarden;

met daarbij behorende:

  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
  • c. voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Op de voor Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog aangewezen gronden mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd.

6.2.1 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.2 is niet van toepassing op:

  • a. bouwwerken en -projecten met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2, en waarbij de bodem niet op een grotere diepte dan 0,5 m zal kunnen worden verstoord;
  • b. activiteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is vereist;
  • c. bouwprojecten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 en kan worden toegestaan dat wordt gebouwd ten dienste van en conform de (basis)bestemming.

6.3.1 Afwegingskader

Een in 6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden, die blijkens de aanvraag (zullen) worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, waarbij een of meerdere van de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.3.2 Vergunning niet vereist

Een in 6.3 genoemde vergunning is niet vereist indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt gebruikt.
6.3.3 Verplichtingen

Aan een in 6.3 genoemde vergunning kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid op gronden over een oppervlakte van 5.000 m² of meer uit te voeren of te laten uitvoeren die kan leiden tot het verstoren van de bodem tot een diepte van 0,5 m:

  • a. Het is in onderstaande gevallen verboden om zonder een omgevingsvergunning een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid op gronden over een oppervlakte van 5.000 m² of meer uit te voeren of te laten uitvoeren ie kan leiden tot het verstoren van de bodem tot een diepte van 0,5 m:
  • b. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) op een diepte van meer dan 0,5 m onder maaiveld;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het beplanten van gronden met diepwortelende bomen en struiken.
6.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde:

  • a. ten dienste van het onderzoek naar het behoud, de bescherming en/of het herstel van archeologische waarden;
  • b. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • c. die reeds legaal in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden, die blijkens de aanvraag (zullen) worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
6.4.3 Strijd met de bestemming
  • a. De werken of werkzaamheden, zoals in 6.4.1, zijn in strijd met de bestemming, indien daardoor de waarden, zoals bedoeld in 6.1, onevenredig worden aangetast, hetgeen dient te blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van de gronden in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een rapport als bedoeld onder a is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van de gronden middels andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan ook als een rapport beschouwd.

Artikel 7 Waarde - Reliëf

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Reliëf' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden, zoals deze tot uitdrukking komen in het grootschalig reliëf en het begroeiingspatroon;

met daarbij behorende:

  • b. bebouwing;
  • c. voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Reliëf mogen, in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald, ingevolge dit plan toegestane bouwwerken slechts worden opgericht indien en voorzover de cultuurhistorische belangen dit toestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbij behorende bouwwerken

8.1.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten dienste van het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en van de waterhuishouding.

8.1.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de drinkwatervoorziening en de bescherming daarvan, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemming(en) en ten dienste van het waterwingebied worden gebouwd, mits de kwaliteit van het grondwater daardoor niet wordt geschaad.
8.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van en werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde uit te voeren:

  • a. het egaliseren, afgraven en ophogen van gronden;
  • b. het diepploegen;
  • c. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden of parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 100 m², met uitzondering van:
    • 1. het aanleggen en verharden van wegen en/of paden ter directe ontsluiting van agrarische bouwpercelen;
    • 2. het aanleggen van koe- of kavelpaden;
  • d. het aanleggen van een drainagestelsel;
  • e. het dempen van sloten, greppels en kleine geïsoleerde watergangen;
  • f. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport- en energieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, aan te leggen. Dit geldt niet op andere werken of werkzaamheden ten dienste van de waterwinning of het aanbrengen van leidingen uitsluitend ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
8.1.5 Uitzonderingen op verbod

Het in 8.1.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
8.1.6 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de kwaliteit van het water kan plaatsvinden.

8.1.7 procedure

Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden de grondwater- en leidingbeheerder gehoord, alsmede het waterschap.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bebouwingsgrenzen

Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan een verkeersbestemming de volgende afstanden uit de as van de meest nabijgelegen rijbaan van de op de kaart nader onderscheiden wegen in acht genomen:

bestemming   afstand  
Verkeer - 1   100 m  
Verkeer - 2   50 m  
Verkeer - 3   20 m  
Verkeer - 4   10 m  
9.1.1 Afwijken bebouwingsgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.1 ten behoeve van een kleinere afstand tot de as van de weg, indien dat uit stedenbouwkundig oogpunt ter plaatse aanvaardbaar is en uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daar uit oogpunt van het wegbeheer en de verkeersveiligheid geen bezwaar tegen bestaat.

9.2 geluidszones langs wegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:

  • a. 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  • b. 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;

mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

9.3 geluidszones langs spoorwegen

Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 500 meter van de spoorlijn Deventer-Wierden mogen toegelaten geluidgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemene gebruiksregels
10.1.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo wordt in ieder geval begrepen; het gebruiken, te doen of laten gebruiken of in gebruik te geven van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemmingen, tenzij voor dit afwijkende gebruik op grond van de regels in dit plan een omgevingsvergunning is verleend.
  • b. een paardrijbak, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
  • c. een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan
  • d. bewoning van een bijbehorend bouwwerk;
  • e. het gebruik van gronden binnen de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 1' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie 2' voor meer dan één recreatiebedrijf.

10.1.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, afwijking of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
  • c. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
    • 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
    • 3. hoogspanningsleidingen;
    • 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
10.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren auto's en fietsen, laden en lossen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, danwel het gebruik van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een parkeerbehoefte, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de geldende parkeernormen. Voor de geldende parkeernormen zie Parkeernormen Rijssen-Holten;
  • b. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden, danwel het gebruik van gronden, zoals toegestaan op grond van de onderliggende ruimtelijke plannen, waarbij sprake is van een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, wordt niet eerder verleend dan nadat in voldoende mate is voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning en overeenkomstig de parkeernormen Rijssen-Holten afwijken van het bepaalde in artikel 10.2 onder a en b inzake de eis dat in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen en ruimte voor laden en lossen moet worden voorzien, mits in dat geval sprake is van een integrale afweging en daarmee een ander, zwaarder wegend belang wordt gediend en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van de kwaliteit van de openbare ruimte;
10.4 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken met een parkeerbehoefte dan wel een behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen zonder dat hierin in voldoende mate is voorzien overeenkomstig de geldende parkeernormen.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijkingsbevoegdheid
11.1.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • d. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

  • het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
11.1.2 Afwegingskader

Een in 11.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Nadere eis

Voor een besluit tot het stellen van een nadere eis geldt de volgende voorbereidingsprocedure:

  • a. een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het naar voren brengen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht bouwwerken

14.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
14.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 15 Overgangsrecht gebruik

15.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

15.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

15.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

15.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ''Buitengebied Holten, uitbreiding camping De Holterberg''