direct naar inhoud van Regels
Plan: Ochten, Bonegraafseweg 47
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.wpOCBonegraaf47-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Ochten, Bonegraafseweg 47' met identificatienummer NL.IMRO.1740.wpOCBonegraaf47-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1740.bpDOECbuitengebied-onh1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan huis verbonden nevenactiviteiten:

consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een (bedrijfs)woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in-gevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 afhankelijke woonruimte:

een deel van de (bedrijfs-)woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.7 agrarisch bedrijf:

activiteiten die zijn gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.8 agrarisch verwant bedrijf:

een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf, niet zijnde een landbouwmechanisatiebedrijf, waaronder begrepen een agrarisch loonwerkbedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een fourageerbedrijf, een KI-station, een zorgboerderij en een dierenkliniek voor grootvee.

1.9 Bebouwd oppervlak:

het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 bestaand:
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond.
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijgebouw:

een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.24 glastuinbouw

een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels.

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 kampeermiddel:
  • a. een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
1.27 kantoor- en praktijkruimte:

een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende (bedrijfs-)woning.

1.28 kennel

een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:

  • a. het verschaffen van tijdelijk onderdak aan kleine huisdieren en de bijbehorende verzorging;
  • b. het africhten van kleine huisdieren.
1.29 kleinschalig kamperen:

een vorm van kamperen waarbij voor een korte periode en uitsluitend tussen 1 maart en 1 november, maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.

1.30 landschappelijke beplanting:

opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streek-eigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.

1.31 loonwerkbedrijf:

een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht, overwegend ten behoeve van de agrarische productie.

1.32 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.
1.33 perceel:

een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.

1.34 perceelgrens:

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.35 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.37 recreatieve voorziening:

een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een Bed and breakfast, een pension, een kampeerboerderij, groepsaccommodaties, sportvelden en -accommodaties.

1.38 relatie:

een geometrisch bepaald figuur, waarmee wordt aangegeven dat de door dat figuur aangeduide geometrisch bepaalde planobjecten tezamen moeten worden beoordeeld ten gevolge van de regels van het plan.

1.39 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 tent:

een in hoofdzaak van textiel of ander daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken.

1.41 tuincentrum:

een niet-agrarisch bedrijf, gericht op:

  • a. de detailhandel in bloemen, planten, bomen en andere tuinbenodigdheden;

al dan niet gecombineerd met:

  • b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen;
  • c. het kweken van bloemen, planten en bomen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de afstand van een gebouw tot de perceelgrens:

het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

  • b. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • c. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • e. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonder-delen;

  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouw-terrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • g. beschermingszones van hoogspanningsleidingen:

vanuit de lijn door het hart van de hoogspanningsmasten.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsoverschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewoning;
  • b. bijbehorende voorzieningen;
  • c. landschappelijke beplanting;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. één woning per bestemmingsvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woningen” het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 2;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

3.2.2 Woningen en bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub a en b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de (voor)gevel van het hoofdgebouw moet worden geplaatst in de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning of ten hoogste 5 m daarachter;
  • b. bijgebouwen moeten worden geplaatst achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning;
  • c. niet meer dan 50% van het deel van het achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning gelegen gedeelte van het bestemmingsvlak mag tot het bebouwd oppervlak behoren;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

3.2.3 Woningen

Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub a bedoelde woning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de inhoud van een woning mag maximaal 750 m3;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.4 Bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. per woning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub e bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

3.2.6 Voorwaardelijke verplichting flora en fauna

Er mag pas gesloopt worden ten behoeve van de splitsing van de woning als uit flora en fauna onderzoek blijkt dat de sloop niet zorgt voor nadelige effecten voor beschermde soorten of als er wel nadelige effecten optreden, hiervoor een ontheffing Wnb is verkregen.

3.2.7 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

Gebruik van de gronden conform de bestemmingsomschrijving zoals bepaald in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan als de landschappelijke inpassing conform de inrichtingstekening in bijlage 1 is gerealiseerd binnen 1 jaar na verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen en vervolgens in stand wordt gehouden.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 3.3.2 en 3.3.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan in de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

3.3.2 Afstand perceelgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub d, voor de bouw van een gebouw tot op minder dan 5 m van de perceelsgrens, indien en voor zover:

  • a. dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen het desbetreffende bestemmingsvlak kan worden opgericht;
  • b. het gebouw wordt opgericht op de perceelsgrens, dan wel de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.

3.3.3 Woningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3, waarbij een verdere vergroting met maximaal 75 m3, tot een maximale inhoud van 750 m3, is toegestaan, indien toepassing van de bepalingen van het Bouwbesluit met betrekking tot de hoogte van een verblijfsruimte, zou leiden tot een beperking van het woonoppervlak in relatie tot de bestaande hoogte, met dien verstande dat de toegestane vergroting niet meer mag bedragen dan nodig is om het verschil te compenseren dat ontstaat door toepassing van het Bouwbesluit ten opzichte van het daaraan voorgaande Bouwbesluit.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming Wonen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in lid 30.1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van “aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten”;
  • b. opslag anders dan in bijgebouwen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
  • b. het gebruik van ruimten binnen een woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • c. gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
  • d. het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen, waaronder mede wordt verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, tenzij toepassing is gegeven aan de algemene afwijkingsregels van dit plan ten aanzien van kleinschalig kamperen.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Vrijwaringszone - weg
6.1.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding "Vrijwaringszone - weg", voor zover niet behorend tot gronden met de bestemming Verkeer, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

6.1.2 Verlenen omgevingsvergunning

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in lid 6.1.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:

  • a. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  • b. gehoord de betrokken wegbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de besbetreffende verkeerswegen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
6.1.3 Bouwwerken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de voor deze gronden aangegeven bestemmingen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

7.2 Aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten in een (bedrijfs-)woning, indien en voor zover:

  • a. de desbetreffende (bedrijfs-)woning bewoond blijft;
  • b. het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • c. het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
  • d. de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
  • e. de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  • f. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.
7.3 Antennemasten

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van antennemasten, indien en voor zover:

  • a. de antennemast wordt geplaatst binnen een afstand van 5 m van een bestaande woning;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
7.4 Bed & Breakfast in een (bedrijfs-)woning en/of bijbehorende gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een (bedrijfs-)woning en/of een bijbehorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:

  • a. de (bedrijfs-)woning tevens bewoond blijft;
  • b. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw niet wordt veranderd;
  • c. totaal niet meer dan 50 m2 van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw wordt ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
  • d. het beoogde gebruik geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
  • e. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
7.5 Kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover:

  • a. het een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of bij een (bedrijfs-)woning met een huiskavel van tenminste 1ha betreft;
  • b. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen en/of agrarische en andere bedrijven;
  • c. het kleinschalig kamperen aansluitend aan de bijbehorende bestaande bebouwing dient plaats te vinden;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en deze geheel op eigen erf wordt gerealiseerd;
  • e. van tevoren, op basis van een inrichtingsplan, in voldoende mate wordt verzekerd dat wordt voorzien in de ruimtelijke en/of landschappelijke inpassing ter plaatse;
  • f. sanitaire voorzieningen binnen de bestaande (bedrijfs)bebouwing worden gerealiseerd of, indien dit niet mogelijk is, binnen maximaal één extra gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, met geen groter oppervlak dan 30 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere bouwhoogte dan 7 m.
7.6 Nutsvoorziening

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in lid 3.2 wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en veilig gesteld is dat deze parkeergelegenheid in stand wordt gehouden.
  • b. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake, indien wordt voldaan aan de Nota Parkeernormen 2017 of de nadien gewijzigde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden ten tijde van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.1.2 inhoud van een bouwwerk

Burgermeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 40.1.1 een omgevingsvergunning verlenen, voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 40.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Ochten, Bonegraafseweg 47.