1.1 Plan
het wijzigingsplan Wijzigingsplan Remkettingweg 2B met identificatienummer NL.IMRO.1740.wpECremkettingw2b-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;
1.2 Wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML bestand NL.IMRO.1740.wpECremkettingw2b-vst1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 Verbeelding
de verbeelding van het wijzigingsplan “Remkettingweg 2b” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 Aan huis verbonden nevenactiviteiten
consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een (bedrijfs)woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.
1.5 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Afhankelijke woonruimte
een deel van de (bedrijfs-)woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 Bebouwd oppervlak
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.10 Bestaand
- bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
- bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond.
1.11 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 Bijgebouw
een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
1.14 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.15 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.16 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.18 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.19 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.21 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 Escortbedrijf
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.23 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 Hobbymatig
het gebruiken voor eigen gebruik, niet zijnde bedrijfsmatig of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is.
1.25 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.26 Hoofdwoonverblijf c.q. hoofdverblijf:
een gebouw of een deel van een gebouw dat:
- door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte voor permanente bewoning;
- indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten, met dien verstande dat van een gebruik als hoofdwoonverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt.
1.27 Kampeerauto
een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en/of nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg kan en mag rijden.
1.28 Kampeermiddel
een tent, tentwagen, vouwwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onder-komen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
1.29 Kampeerterrein/kampeerplaats
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, stacaravans en trekkershutten ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.30 Kantoor- en praktijkruimte
een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende (bedrijfs-)woning.
1.31 Kleinschalig kamperen
een vorm van kamperen waarbij voor een korte periode en uitsluitend tussen 1 maart en 1 november, maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.
1.32 Landschappelijke beplanting
opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streek-eigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.
1.33 Mantelzorg
het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.
1.34 Paardenbak
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining.
1.35 Peil
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
- in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
- voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.
1.36 Perceel
een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
1.37 Perceelgrens
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
1.38 Permanente bewoning c.q. gebruik als hoofdwoonverblijf
gebruik van een woning, zomerhuis of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe.
1.39 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.40 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.41 Woning/wooneenheid
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Meetwijze
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de afstand van een gebouw tot de perceelgrens:
het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;
- de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonder-delen;
- de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouw-terrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- bijbehorende voorzieningen;
- landschappelijke beplanting;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuw woonperceel', een woonperceel ten behoeve van een nieuwe woning;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak', een paardenbak;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - spuitvrije zone' beplanting ten behoeve van driftreducerende maatregelen.
3.2.1 Algemeen
Op de gronden met de bestemming "
Wonen" mogen uitsluitend worden gebouwd:
- één woning per bouwvlak;
- bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 1;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming;
- de afstand van de in sub a en b bedoelde gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m;
- een omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw (woning) mag uitsluitend worden verleend onder de voorwaarde dat de op het perceel aanwezige (voormalige) bedrijfsbebouwing, met uitzondering van de bestaande (bedrijfs)woning Remkettingweg 2b, zijn gesloopt;
- in uitzondering op sub e geldt dat het bijgebouw bij de bestaande woning pas gesloopt hoeft te worden binnen 1 jaar na oplevering van de nieuwe woning.
3.2.2 Hoofdgebouw
Bij de bouw van de in
artikel 3 lid 2.1 sub a bedoelde woning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- de inhoud van een woning, inclusief aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 750 m³;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hoogte maatgevend is.
3.2.3 Bijgebouwen
Bij de bouw van de in
artikel 3 lid 2.1 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
- per woning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat, indien het bij de woning behorende, direct aansluitende perceel een omvang heeft van tenminste 1 ha, het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;
- bijgebouwen moeten worden geplaatst achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Bij de bouw van de in
artikel 3 lid 2.1 sub c bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
- de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
- ter plaaste van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' ten hoogste één paardenbak is toegestaan voor hobbymatig gebruik, met dien verstande dat:
- de oppervlakte van de paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
- de bouwhoogte van de omheining maximaal 1,5 m bedraagt;
- de omheining in donkere kleur is uitgevoerd.
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
3.3 Nadere eisen
Nadere eisen parkeren
- een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de in bijlage 5 opgenomen 'Parkeernota 2017-1' van de gemeente Neder-Betuwe.
- Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het onder a bepaalde, indien:
- het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
- op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemeen
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de
artikel 3 lid 4.2 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan in de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
3.4.2 Bouwen dichter op de perceelsgrens
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
artikel 3 lid 2.1 sub d , voor de bouw van een gebouw tot op minder dan 5 m van de perceelsgrens, indien en voor zover:
- dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen het desbetreffende bestemmingsvlak kan worden opgericht;
- het gebouw wordt opgericht op de perceelsgrens, dan wel de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming "
Wonen" wordt in ieder geval begrepen:
- een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in artikel 3 lid 1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van het bepaalde in artikel 7 lid 2;
- opslag anders dan in bijgebouwen.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
De gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - nieuw woonperceel" mogen uitsluitend worden gebruikt voor
Wonen indien:
- ter plaatse van de gronden, kadastraal bekend G431, ingevolge het bestemmingsplan ‘Buitengebied Dodewaard en Echteld’ bestemd voor ‘Agrarisch’ niet worden gebruikt voor grondgebonden agrarische productie in de vorm van (boom)teelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden toegepast of;
- de gronden genoemd onder a worden gebruikt voor grondgebonden agrarische productie in de vorm van (boom)teelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden toegepast en ter plaatse van de aanduiding ‘'specifieke vorm van groen - spuitvrije zone' een wintergroene, bladhoudende windhaag is gerealiseerd en in stand wordt gehouden. De wintergroene bladhoudende windhaag dient 1 meter hoger te zijn dan de bomen die op het perceel genoemd onder a worden geteeld, met een maximale hoogte van 3 meter;
- in afwijking het bepaalde onder b kan een rapport overlegd worden waarin een goed woon- en leefklimaat van de betrokken locatie, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:
- zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijgebouwen;
- het gebruik van ruimten binnen een (bedrijfs-)woning en/of bijgebouwen voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
- gebruik als seksinrichting en escortbedrijf;
- het gebruik van gronden en opstallen voor de plaatsing van kampeermiddelen, waaronder mede wordt verstaan het recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, tenzij toepassing is gegeven aan de algemene afwijkingsregels van dit plan ten aanzien van kleinschalig kamperen.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
6.1 Vrijwaringszone - weg
6.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - weg", voor zover niet behorend tot gronden met de bestemming "Verkeer", mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
6.1.2 Verlenen omgevingsvergunning
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in
artikel 6 lid 1.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de om-liggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
- gehoord de betrokken wegbeheerder, is gebleken dat hierdoor de belangen van de bescherming van de besbetreffende verkeerswegen, of de veiligheid van mensen, dieren en goederen, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
6.1.3 Afwijken voor de bouw van een bouwwerk
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 6 lid 1.1 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de voor deze gronden aangegeven bestemmingen.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
7.1 Algemeen
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
7.2 Aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van
artikel 5 sub b voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten in een woning, indien en voor zover:
- de desbetreffende woning bewoond blijft;
- het vloeroppervlak van de gebouwen ten behoeve van het gebruik voor aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten niet meer bedraagt dan 50 m2;
- het onbebouwde gedeelte van het perceel niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzondering van parkeervoorzieningen;
- de nevenactiviteit geen detailhandel betreft;
- de beoogde activiteit geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande nutsvoorzieningen, wegen en parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
- van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu in de omliggende woningen.
7.3 Antennemasten
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van antennemasten, indien en voor zover:
- de antennemast wordt geplaatst binnen een afstand van 5 m van een bestaande woning;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 m.
7.4 Bed & breakfast in een woning en/of bijbehorend bijgebouw
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een woning en/of een bij-behorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:
- de woning tevens bewoond blijft;
- van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de woning en/of het bijgebouw niet wordt veranderd;
- totaal niet meer dan 50 m2 van de (bedrijfs-)woning en/of het bijgebouw wordt ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
- het beoogde gebruik geen ontwikkeling tot gevolg heeft waarop de bestaande parkeervoorzieningen niet zijn afgestemd;
- van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen ontoelaatbare invloed heeft op het woon- en leefmilieu van de omliggende woningen.
7.5 Kleine uitbouwen woning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan woningen, indien en voor zover:
- de overschrijding van de lijn door de bestaande gevels van de woning niet meer bedraagt dan 2 m;
- de oppervlakte van de uitbouw niet meer bedraagt dan 6 m2.
7.6 Mantelzorg/inwoning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover:
- de bouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan een woonruimte voor inwonende personen;
- de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en/of de aanbouw op maximaal 30% van de grondoppervlakte en uitsluitend op de begane grond;
- de woning met maximaal 50 m2 extra wordt vergroot tot een absoluut maximum van 750 m3;
- er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
- het nieuwe gedeelte voor inwoning technisch/functioneel eenvoudig weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
- minimaal één directe verbinding tussen beide wooneenheden aanwezig is.
7.7 Nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:
- de oppervlakte niet meer bedraagt dan 25 m2;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
8.1 Algemeen
Het wijzigen van het plan volgens de bepalingen in dit artikel geschiedt met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de wet ruimtelijke ordening, waarbij tevens in acht wordt genomen dat hierdoor:
- het gestelde in de eventuele overigens voor de gronden opgenomen bestemmingen eveneens in acht wordt genomen;
- de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
8.2 Verschuiven bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor een verschuiving van bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien en voor zover:
- de verschuiving noodzakelijk is voor een goede realisatie van het plan, voor een aanpassing aan de nader ingemeten situatie, of als gevolg van afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de werkelijke situatie;
- de structurele opzet van het plan niet wordt aangetast;
- de totale verdeling van de aangegeven bestemmingen met niet meer dan 10% wordt gewijzigd;
- de verschuiving niet meer bedraagt dan 20 m.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het artikel 9 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het artikel 9 lid 1 sub a met maximaal 10%.
- artikel 9 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 9 lid 2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 9 lid 2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder artikel 9 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Wijzigingsplan Remkettingweg 2B.