direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: De Walenhoek
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpOCwalenhoek-onh1

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. parkeren;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' is een zend-/ontvangstinstallatie toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - toekomstige ontsluiting' is een ontsluitingsweg toegestaan;

één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

a Bedrijfsactiviteiten

Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan indien deze behoren tot de bedrijfsactiviteiten zoals beschreven in de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in de bijlage 1, met dien verstande dat:

  • 1. de bestaande bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 2 toegestaan zijn;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.1 toegestaan zijn, met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2.a.1.
  • 3. ter plaatse van de aanduiding bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 3.2 toegestaan zijn, met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2.a.1.

b Detailhandel

Detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, waarbij geldt dat de detailhandelsactiviteit niet groter mag zijn dan 20% van de bedrijfsvloeroppervlakte.

c Niet-zelfstandige kantoren

Uitsluitend zijn niet-zelfstandige kantoren toegestaan.

d Bedrijfswoning

Er zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.

e Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen:

  • 1. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de gevel van het dichtst bij de bestemming Verkeer - Verblijf gesitueerde gebouw en het verlengde daarvan;
  • 2. de hoogte van buitenopslag bedraagt niet meer dan 4 m;
  • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - beeldbepalende zone' geen buitenopslag toegestaan is.

f Parkeergelegenheid

Op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn voor zowel personeel als bezoekers.

g Groen

Binnen deze bestemming dient minimaal 10% groenvoorzieningen gerealiseerd te worden, voornamelijk in de vorm van natuurvriendelijke oevers en boombeplanting.

h Ontsluiting

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - toekomstige ontsluiting' mogen de gronden na sloop van de bestaande bedrijfsbebouwing uitsluitend nog gebruikt worden ten behoeve van een centrale ontsluitingsweg van het bedrijventerrein.

Daarnaast dient binnen het plangebied voorzien te worden in minimaal 1 calamiteitenroute richting de Linge.

i Reclamemast

In de noordwestelijke hoek langs de Walenhoekseweg is maximaal 1 reclamemast toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in 3.2.3 en passend in de voorwaarden uit het beeldkwaliteitsplan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan op de verbeelding aangeduid is;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - beeldbepalende zone' dat ook plat afgedekte bebouwing met een maximale goot- en nokhoogte van 15 meter toegestaan is;
  • d. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80%, geldend voor het bouwvlak, met dien verstande dat de maximale kavelgrootte per bedrijfsvestiging 2.500 m² mag bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub d geldt voor ruimtelijke uitbreidingen ten behoeve van bestaande bedrijfsactiviteiten (zoals opgenomen in bijlage 2) geen maximum ten aanzien van de bedrijfsvloeroppervlakte;
  • f. de gebouwen mogen aaneengebouwd worden;
  • g. indien de gebouwen niet aaneengebouwd worden, dient de onderlinge afstand minimaal 2,5 meter te bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van de zend-/ontvangstinstallatie als bedoeld in 3.1.1 sub f is maximaal 40 meter;
  • f. de bouwhoogte van reclamemasten mag niet meer bedragen dan 6,5 m, met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2 sub i;
  • g. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 4 m.

3.2.4 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde omgevingsvergunning ingevolge artikel 40 Woningwet of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge (het inmiddels vervallen) artikel 42 Woningwet het volgende:

  • a. indien en voorzover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, danwel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.

3.2.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 sub d voor wat betreft de maximaal toegestane bedrijfsvloeroppervlakte. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning tot afwijking in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 5.000 m²;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning tot afwijken ten behoeve van een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 5.000 m² verleend worden, mits een verklaring van geen bedenkingen afgegeven is door Gedeputeerde Staten van Gelderland;
  • c. het verlenen van de omgevingsvergunning tot afwijken mag niet leiden tot onvoldoende aanbod van kwalitatief hoogwaardige en op de vraag van het bedrijfsleven afgestemde bedrijventerreinen, zoals aangegeven in het provinciale beleid.

3.2.6 Afwijking hoogte terreinafscheidingen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a teneinde voor erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak een maximale bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m dient een open constructie te zijn;
  • c. de grotere hoogte leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. groothandelsbedrijven;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kwetsbare objecten.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 onder a, ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1.2 sub a indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1.2 onder a, en niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1.2 onder a, niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen, met dien verstande dat:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1.2 onder a wordt toegestaan, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1.2 onder a en niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 3.1.2 onder a en niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd, wordt toegestaan;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.