direct naar inhoud van Artikel 3 Recreatie - Dag
Plan: Bonegraafseweg 59
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpOCbonegraaf59-vst1

Artikel 3 Recreatie - Dag

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Recreatie - Dag" aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van een dagrecreatief bedrijf in de vorm van;

  • a. een educatie- en informatiecentrum op het gebied van de fruitteelt
  • b. agrarische productie ten behoeve van de fruitteelt;

met daarbij ondergeschikt:

  • c. detailhandel in streekeigen agrarische producten;
  • d. horeca conform horecacategorie 1 en 2;
  • e. kleinschalige evenementen;
  • f. aanbieden van vergaderruimtes;

en waarbij:

  • g. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" één bijbehorende bedrijfswoning is toegestaan;
  • h. parkeren op het eigen terrein moet worden opgelost;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de bestemming;
  • b. een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken;
  • c. molens ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. één observatietoren;
  • e. overig bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.1 Gebouwen

Bij de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
  • e. gebouwd buiten het bouwvlak met dien verstande dat:
    • 1. in totaal niet meer dan 450 m2 gebouwd mag worden;
    • 2. één gebouw niet groter dan 150 m2 mag zijn;
    • 3. de goothoogte niet hoger dan 4 m mag zijn;
    • 4. de bouwhoogte niet hoger dan 7 m mag zijn.
3.2.2 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent hoofdgebouwen

Bij de bouw van een bedrijfswoning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag een bedrijfswoning worden gebouwd
  • b. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5m.
3.2.3 Bedrijfswoning, bepalingen omtrent bijbehorende bouwwerken

Bij de bouw van bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. binnen het bouwvlak;
  • b. per bedrijfswoning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals hagelnetten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en kunststoftunnels en -overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. molens ten behoeve van de waterhuishouding waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • c. één observatietoren waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m, een oppervlakte van niet meer dan 20 m2 en de afstand tot de grens van de bestemming aan de wegzijde ten minste 30 m dient te bedragen;
  • d. ballenvangers tot 5 m, speeltoestellen tot 6 m, hekwerken tot 2 m en (straat)meubilair en overige bouwwerken geen gebouw zijnde tot 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afstand tot perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub d voor de bouw van een gebouw tot op minder dan de toegestane afstand tot de perceelsgrens, indien en voor zover:

  • a. dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen een bouwvlak kan worden opgericht;
  • b. de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.
3.3.2 Bouw van kassen en permanente kunststoftunnels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub c, voor de bouw van kassen en permanente kunststoftunnels tot een maximaal gezamenlijk oppervlak van 1.500 m², indien en voor zover:

  • a. het gebruik ondersteunend is aan de hoofdteelt;
  • b. op basis van een advies van een onafhankelijk landbouwkundig deskundige is gebleken dat de noodzaak voor de bouw vanwege de agrarische bedrijfsvoering aanwezig is.
3.3.3 Bedrijfsgebouw buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, voor de bouw van een bedrijfsgebouw voor zover dat de bouwgrens overschrijdt, indien en voor zover het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel binnen een bouwvlak kan worden opgericht.

3.3.4 Bedrijfswoning buiten aanduiding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a voor de bouw en in gebruik nemen van een bedrijfswoning buiten de aanduidingsgrens indien binnen het bouwvlak wordt gebouwd.

3.3.5 Voorwaarden voor afwijken

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 3.3.1 t/m 3.3.5 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming "Recreatie - Dag" wordt in ieder geval begrepen:

  • a. geluidsproducerende recreatie zoals motorcrossbaan;
  • b. permanente bewoning in relatie tot de huisvesting van seizoenarbeiders.
3.5 Afwijken van gebruiksregels
3.5.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub b, voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op trayvelden of op stellingen en/of containerteelt op lavas of beton met een water-systeem en bijbehorende voorzieningen, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie, indien en voor zover:

  • a. de economische noodzaak door middel van een bedrijfsplan, waarover positief is geadviseerd door een onafhankelijk agrarisch deskundige, in voldoende mate is aangetoond;
  • b. de oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van het watersysteem niet meer bedraagt dan 600 m2;
  • c. de bouwhoogte van de bouwwerken ten behoeve van het watersysteem niet meer bedraagt dan 3 m;
  • d. gehoord de betrokken waterbeheerder, is gebleken dat hierdoor de waterstaatkundige belangen niet blijvend onevenredig worden geschaad.
3.5.2 Opslag van mest buiten een bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 sub d voor de opslag van mest buiten een bouwvlak, indien en voor zover:

  • a. de opslag noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en niet of niet doelmatig binnen een bouwvlak kan worden opgericht;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
3.5.3 Voorwaarden voor afwijken

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 3.5.1 t/m 3.5.2 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.