direct naar inhoud van Regels
Plan: Kernen Neder-Betuwe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpNBkernen-vst2

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kernen Neder-Betuwe' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpNBkernen-vst2 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afhaalhoreca:

horecabedrijf dat tevens is gericht op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren voor het nuttigen elders;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarische doeleinden:

doeleinden die gericht zijn op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.9 agrarische gebouwen:

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een dienstwoning;

1.10 archeologische deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.12 asielzoekerscentrum (azc):

een opvangcentrum voor asielzoekers die tijdelijk in het land verblijven tot over hun asielaanvraag is beslist;

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.14 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.15 bed & breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening in een woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.16 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.17 bedrijfs-/dienstwoning:

een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.19 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.20 bestaand:
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouw- of omgevingsvergunning;
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
1.21 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 boomkwekerij:

het telen van laan- en sierbomen, vruchtbomen en/of heesters;

1.25 bos:

elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (één of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.28 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap). De bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt niet meer dan 4 m;

1.29 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.31 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij wordt verstaan onder:

  • a. aaneengebouwd:
    bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
  • b. geschakeld:
    bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijbehorend bouwwerk verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. gestapeld:
    bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
  • d. twee-aan-een:
    bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  • e. vrijstaand:
    bebouwing waarbij het hoofdgebouw aan beide zijden niet in de perceelsgrens is gebouwd;
  • f. rug-aan-rug:
    een woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning;
1.34 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteiten het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

1.35 caravan:

een niet-bouwvergunningplichtige ruimte, niet zijnde een gebouw (waaronder een stacaravan), in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders en bedoeld om achter een personenauto voortbewogen te worden;

1.36 carport:

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal 3 wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.37 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt;

1.38 dakruiter:

een kleine toren op de nok van een dak, uitsluitend ter decoratie van een gebouw;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.40 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten:

het verkopen van producten, die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.41 detailhandel in streekeigen geproduceerde (agrarische) producten:

het verkopen van plaatselijk gekweekte of vervaardigde producten op een agrarisch bedrijf al dan niet in combinatie met een nevenfunctie, als ondergeschikte nevenactiviteit, aan personen die deze producten kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, bouwmarkten en grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting waaronder meubels;

1.43 dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, opticien, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/internetdienst, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

1.44 diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.45 discotheek/bar-dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van (overwegend mechanische) muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt;

1.46 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.47 grondgebonden agrarisch bedrijf:

agrarische bedrijfsvoering gericht op het ontwikkelen van activiteiten, waarbij de productie geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond, bijvoorbeeld melkveehouderijen en akkerbouw;

1.48 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;

1.49 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.50 hotel/motel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse en/of de verhuur van een zaalruimte voor feesten en partijen;

1.51 horecabedrijf:

een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

1.52 horecacategorie:

horecabedrijven zijn in drie categorieën te onderscheiden:

  • 1. horecacategorie 1: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt: restaurants, hotels, pensions;
  • 2. horecacategorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken wordt verstrekt: broodjeszaken, cafetaria's, ijssalons, eethuisjes, lunchrooms, automatiek, internetcafé voor zover een horeca-activiteit wordt ontplooid, afhaalhoreca.

Met betrekking tot de gerichtheid van de horeca-activiteiten wordt het volgende onderscheid gemaakt:

a. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de winkelactiviteiten en geen druk op de omgeving veroorzaken;

b. vormen die zich qua exploitatie en qua openingstijden richten op de reguliere horeca en druk op de omgeving kunnen veroorzaken;

  • 3. horecacategorie 3: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt: café, bars, dancings, discotheken en nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;
1.53 houtproductie:

het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos;

1.54 huishouden:

één of meerdere personen die in vast verband samenleven (eventueel met (hun) kinderen) waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid;

1.55 internetverkoop

detailhandel zonder showroom en verkoopruimte, waarvan de handel via internet en andere media loopt;

1.56 jongerenontmoetingsplaats (JOP):

een voorziening waar jongeren bij elkaar kunnen komen of elkaar kunnen ontmoeten, al dan niet met een zitgelegenheid en beschutting tegen regen en wind;

1.57 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.58 kamer:

een onzelfstandige woonruimte in een woning en/of vrijstaand bijbehoren bouwwerk, die geen eigen adres heeft en waarbij de bewoner afhankelijk is van één of meer gedeelde wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.59 kamerbewoning;

bewoning van een kamer;

1.60 kampeermiddelen:
  • a. een tent, tentwagen, een kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
1.61 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.62 kas:

een agrarisch gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas en ander lichtdoorlatend materiaal;

1.63 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

1.64 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

1.65 luifel:

afdak of overkapping met een diepte van tenminste 1 m, aan of bij een gebouw, al of niet ondersteund;

1.66 maatschappelijk:

voorzieningen en/of activiteiten ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs met bijbehorende sport- en gymnastieklokalen, (kinder)dagopvang, naschoolse opvang, opvoeding, bibliotheek, lichamelijke en/of geestelijke gezondheid van mens en dier;

1.67 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband;

1.68 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.69 nevenfunctie:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.70 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.71 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.72 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.73 ondergronds:

onder peil;

1.74 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt en gerelateerd is aan de hoofdfunctie en waarbij geen specifieke inrichting voor de detailhandelsfunctie is toegestaan;

1.75 ondersteunende horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie en ondergeschikt en ondersteunend aan deze hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;

1.76 overbouwing:

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein;

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpNBkernen-vst2_0013.jpg"

1.77 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.78 permanente bewoning c.q. hoofdwoonverblijf:

gebruik van een woning, recreatiewoning of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe;

1.79 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 15º;

1.80 productiegebonden detailhandel

de verkoop van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.81 publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.82 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad of tennisbaan;

1.83 recreatiewoning:

een permanent aanwezig gebouw, geen stacaravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden uitsluitend voor recreatieve doeleinden. Hieronder wordt tevens verstaan een chalet en een vakantiehuisje;

1.84 risicovolle inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.85 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.86 (sleuf)silo:

een bouwwerk – geen mestopslagplaats zijnde – voor het opslaan van agrarische producten ten behoeve van de veehouderij en/of kuilvoer;

1.87 stacaravan:

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.88 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m² en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten;

1.89 trekkershut

een gebouw met een eenvoudige constructie, uitsluitend bestemd voor recreatief nachtverblijf zonder sanitaire voorzieningen;

1.90 tuincentrum:

een bedrijf dat is gericht op het telen en voornamelijk verkopen van planten en siergewassen, alsmede het verkopen en leveren van andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden en verfraaien van tuinen;

1.91 uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap;

1.92 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in het recreatiegebied verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning;

1.93 voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.94 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel);

1.95 voortuin:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);

1.96 winkelvloeroppervlak:

de oppervlakte van een ruimte, die uitsluitend gebruikt wordt voor het verkopen van producten, niet zijnde de ruimte voor opslag of het vervaardigen/ bewerken van producten;

1.97 wonen:

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning als bedoeld in 1.98;

1.98 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.99 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend;

1.100 woonwagen:

een voor wonen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.101 zaalaccommodatie:

een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;

1.102 zelfstandig kantoor:

een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt;

1.103 zijtuin:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte, dat is gelegen naast de zijgevel, tussen de voor- en achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voortuin;

1.104 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een zekere zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.1.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. binnen het bestemmingsvlak waarbinnen een bouwvlak is aangeduid: de bestaande agrarische bedrijfsvoering;
  • b. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning  

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen:
    • 1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • b. Bedrijfswoningen:
    • 1. de bouw van een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan één;
    • 3. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 4. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 5. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 6. bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden het bepaalde in 33.6 en in aanvulling daarop de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van voedersilo's mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • b. silo's, sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd buiten de aanduiding 'bouwvlak'.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Productiegebonden detailhandel

Gebruik voor verwerking van agrarische producten en productiegebonden detailhandel is toegestaan, mits dit gebruik niet meer bedraagt dan 100 m2.

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden agrarische activiteiten;
  • b. het hobbymatig houden van dieren;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. de bescherming van de aanwezige natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

4.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

parkeerterrein   tevens voor een parkeerterrein  
specifieke vorm van agrarisch - 1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een tuin, moestuin, boomgaard, akker, weide of daarmee gelijk te stellen doeleinden  

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan, voor zover het bestaande gebouwen betreft.

4.2.2 Dierenverblijven en plantenkassen

In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' verblijven voor huisdieren en plantenkassen worden gebouwd, mits:

  • a. per bouwperceel mag niet meer dan 1 bouwwerk worden gerealiseerd;
  • b. de oppervlakte per bouwwerk mag niet meer bedragen dan 12 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. per bouwperceel mag niet meer dan 1% van de oppervlakte daarvan bebouwd worden.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 1' ten behoeve van:

  • a. de opslag van mest;
  • b. de opslag van goederen, materiaal en materieel in de openlucht;
  • c. het gebruik als paardenbak, tennisbaan en zwembad.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden en het diepploegen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen en oppervlakteverhardingen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;.
  • e. het aanbrengen van opgaande beplanting, niet zijnde beplanting in verband met de uitoefening van een agrarisch bedrijf in de vorm van boomkwekerijen.

4.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Een vergunning als bedoeld in 4.4.1 is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

4.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt slechts verleend, indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 en 2, mits de bedrijfsactiviteit in de kolom 'verkeer' een '1' scoort, tenzij in lid 5.1.2 anders is bepaald;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. niet-zelfstandige kantoren;
  • d. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • e. buitenopslag;
  • f. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijf van categorie 3.1   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijf als genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder categorie 3.1  
bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning  
brandweerkazerne   zijn de gronden tevens bestemd voor een brandweerkazerne  
cafetaria   zijn de gronden tevens bestemd voor een cafetaria  
detailhandel   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer, en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving  
specifieke vorm van bedrijf - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor bedrijf in verhuur en verkoop van landbouwmachines  
specifieke vorm van bedrijf - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor een garagebedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - 3   zijn de gronden tevens bestemd voor het bestaande weg- en waterbouwbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - 4   zijn de gronden tevens bestemd voor de bestaande gemeentewerf  
specifieke vorm van bedrijf - 5   zijn de gronden tevens bestemd voor het bestaande metaalbewerkingsbedrijf in maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten  
specifieke vorm van bedrijf - 6   zijn de gronden tevens bestemd voor het bestaande verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG  
specifieke vorm van bedrijf - 10   zijn de gronden tevens bestemd voor een goederenwegvervoerbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - 14   zijn de gronden tevens bestemd voor de verkoop van fietsen en fietsgerelateerde artikelen  
specifieke vorm van bedrijf - 15   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor het bestaande opslagbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - 16   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor ten hoogste één houtverwerkingsbedrijf  
specifieke vorm van bedrijf - 17   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor opslag en berging van goederen, alsmede voor de stalling van voertuigen ten dienste van de bestemming  
specifieke vorm van tuin - 2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een tuin  
verkooppunt motorbrandstoffen met lpg   zijn de gronden tevens bestemd voor een verkooppunt voor motorbrandstoffen met een LPG-installatie, met inachtneming van het bepaalde in 5.3.4   

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfsgebouwen:
    • 1. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien deze aanduiding ontbreekt mag de aanduiding 'bouwvlak' volledig bebouwd worden;
    • 4. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
  • b. Bedrijfswoningen:
    • 1. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. per aanduiding 'bedrijfswoning' is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan;
    • 3. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 5. bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. detailhandel, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. risicovolle inrichtingen, behoudens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • e. groothandelsbedrijven.

5.3.2 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:

  • a. ondergeschikte detailhandel, met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak voor ondergeschikte detailhandel niet meer mag bedragen dan 10% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 50 m2;

5.3.3 Buitenopslag

Voor buitenopslag gelden de volgende bepalingen:

  • 1. buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de voorgevel van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw en het verlengde daarvan;
  • 2. de hoogte van buitenopslag mag niet meer bedragen dan 3 m.

5.3.4 Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

Voor het verkooppunt van motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' geldt dat:

  • a. het vulpunt ten behoeve van lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' is toegestaan;
  • b. de afleverzuilen voor lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12" zijn toegestaan;
  • c. de opslagtank voor lpg uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13' is toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten - verkeersaantrekkende werking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a om bedrijven toe te staan die in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, in de kolom 'verkeer' een '2' of '3' scoren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, waarbij wordt uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonomgeving':

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting van de verkeer- en parkeersituatie plaats;
  • b. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats.

5.4.2 Afwijking Staat van bedrijfsactiviteiten - lijst en categorie

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 sub a om bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven in een hogere categorie dan maximaal is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, waarbij wordt uitgegaan van het omgevingstype 'rustige woonomgeving':

  • a. het bedrijf qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen is met de toegestane bedrijfsactiviteiten. Over de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • b. het betreft geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • d. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • e. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van het bepaalde in 33.6 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 7 Centrum

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en met inachtneming van het bepaalde in lid 7.3.1;
  • b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • c. horeca in horecacategorie 1 en 2a, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat op de verdieping(en) wel logies-/overnachtingsmogelijkheid zijn toegestaan;
  • d. ondersteunende horeca;
  • e. maatschappelijke activiteiten;
  • f. kantoren met baliefunctie;
  • g. wonen, uitsluitend op de verdieping(en);
  • h. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d.

7.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

café   zijn de gronden tevens bestemd voor een café, uitsluitend op de begane grond;  
specifieke vorm van horeca - categorie 2b   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in horecacategorie 2b, uitsluitend op de begane grond;  
horeca van categorie 3   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in horecacategorie 3, uitsluitend op de begane grond;  
horeca uitgesloten   is zelfstandige horeca niet toegestaan;  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor een kantoor;  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer, en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;  
specifieke vorm van bedrijf - 7   zijn de gronden tevens bestemd voor een installatiebedrijf;  
specifieke vorm van bedrijf - 10   zijn de gronden tevens bestemd voor een bakkerij;  
specifieke vorm van detailhandel - 1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor detailhandel in woninginrichtingsartikelen, waaronder meubels;  
specifieke vorm van detailhandel - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel op de eerste verdieping;  
specifieke vorm van detailhandel - 3   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel in woninginrichtingsartikelen, waaronder meubels;  
specifieke vorm van horeca - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor horeca op de verdieping, uitsluitend in dezelfde horecacategorie als toegestaan op de begane grond;  
specifieke vorm van tuin - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor een daktuin;  
supermarkt   zijn de gronden tevens bestemd voor een supermarkt;  
wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen op de begane grond;  

7.2 Bouwregels
7.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal woningen mag niet toenemen, met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven met inbegrip van een eventueel aanwezige bedrijfswoning;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' mogen voorzieningen worden gebouwd voor een overdekte laad- en losplaats, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • e. bij een (bedrijfs)woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. een supermarkt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen, behoudens detailhandel in woninginrichtingsartikelen (waaronder meubels) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
  • e. buitenpandige opslag.

7.3.2 Laad- en losplaats

Voor zover binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'laad- en losplaats' is opgenomen, is laden en lossen uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.

7.3.3 Parkeren

Voordat het nieuw te bouwen gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - 1' in gebruik wordt genomen dienen er voldoende parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand te worden gehouden conform het gemeentelijk parkeerbeleid 'Nota parkeernormen'. Hierbij aanvullend geldt dat voor het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de nieuw te bouwen supermarkt (full-service supermarkt, middelhoog en hoog segment) de norm 5,5 parkeerplaatsen per 100 m2 b.v.o. dient te worden gehanteerd.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijziging horeca

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om een horecabedrijf toe te staan op andere gronden dan waar dit conform het bepaalde in 7.1 sub c is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. horecabedrijven in horecacategorie 2b kan worden toegestaan via de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - categorie 2b';
  • b. horecabedrijven in horecacategorie 3 kan worden toegestaan via de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • c. het mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woon- en leefklimaat en de openbare orde;
  • d. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse of er wordt in de onmiddellijke omgeving voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  • f. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor horeca op de verdieping;
  • g. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

7.4.2 Wijziging wonen op begane grond

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om wonen op de begane grond toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. gebruik van de begane grond door de functies detailhandel, dienstverlening, horeca of maatschappelijke doeleinden is redelijkerwijs binnen afzienbare tijd niet mogelijk;
  • b. vastgelegd wordt hoeveel woningen er in totaal zijn toegestaan;
  • c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren tegen vestiging van de woning.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en met inachtnaming van het bepaalde in lid 8.3.1;
  • b. wonen;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

8.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

dienstverlening   zijn de gronden tevens bestemd voor dienstverlening  
groothandel   zijn de gronden tevens bestemd voor een groothandel  
opslag   zijn de gronden tevens bestemd voor opslag  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;  
specifieke vorm van detailhandel - 1   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor detailhandel in woninginrichtingsartikelen, waaronder meubels  
specifieke vorm van detailhandel - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel op de eerste verdieping  
supermarkt   zijn de gronden tevens bestemd voor supermarkt  

8.2 Bouwregels
8.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

8.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal (bedrijfs)woningen niet mag toenemen met dien verstande, dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven met inbegrip van een eventueel aanwezige bedrijfswoning;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. een supermarkt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. de verkoop van motorbrandstoffen;
  • c. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • d. detailhandel in volumineuze goederen, behoudens detailhandel in woninginrichtingsartikelen (waaronder meubels) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1';
  • e. buitenpandige opslag;

8.3.2 Laad- en losplaats

Voor zover binnen het bestemmingsvlak de aanduiding 'laad- en losplaats' is opgenomen, is laden en lossen uitsluitend toegestaan ter plaatse van deze aanduiding.

8.3.3 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20% van het totale winkelvloeroppervlak tot een maximum van 35 m2 van het winkelvloeroppervlak.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Afwijking dienstverlening

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1 om dienstverlening op de begane grond toe te staan. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • c. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 9 Dienstverlening

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit conform het bepaalde in 34.3;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

9.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor een kantoor  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;  

9.2 Bouwregels
9.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen, met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven met inbegrip van een eventueel aanwezige bedrijfswoning;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. detailhandel, uitgezonderd ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 10% van de bedrijfsvloeroppervlakte en met een maximum van 10 m2;
  • b. buitenpandige opslag.

9.3.2 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 35 m2 van het bedrijfsvloeroppervlak.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. evenementen conform het bepaalde in 34.4;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. in- en uitritten;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

10.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke vorm van groen - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor een hertenkamp  
specifieke vorm van groen - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor maximaal 6 parkeerplaatsen, met een maximum oppervlak van 95 m2  
specifieke vorm van groen - 3   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een groene afscherming  

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

10.2.2 Dierenverblijf

In afwijking van het bepaalde in lid 10.2.1 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1' een dierenverblijf toegestaan, met dien verstande dat de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering.

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6 en in aanvulling daarop de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bestaande parkeervoorzieningen en bestaande in- en uitritten toegestaan.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Nieuwe parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.1 om binnen deze bestemming nieuwe parkeervoorzieningen en nieuwe in- en uitritten toe te staan.
Aan deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toepassing gegeven, indien geen onevenredige aantasting van de groenstructuur plaatsvindt.

Artikel 11 Groen - Landelijk groen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landelijk groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grasvelden;
  • b. weilanden met voorzieningen zoals paardenbakken;
  • c. evenementen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 12 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6, met dien verstande dat verlichtingsmasten niet zijn toegestaan.

11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;

11.3.2 Parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bestaande parkeervoorzieningen en bestaande in- en uitritten toegestaan.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Nieuwe parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.3.2 om binnen deze bestemming nieuwe parkeervoorzieningen en nieuwe in- en uitritten toe te staan. Aan deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toepassing gegeven, indien geen onevenredige aantasting van de groenstructuur plaatsvindt.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en oppervlakteverhardingen;

11.5.2 Uitzondering omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in 11.5.1 is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

11.5.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.5.1 wordt slechts verleend, indien door de uitvoering van het werk, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen niet blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige groenstructuur.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in horecacategorie 1 en 2a, uitsluitend op de begane grond;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

12.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning  
café   zijn de gronden tevens bestemd voor een café, uitsluitend op de begane grond;  
specifieke vorm van horeca - categorie 2b   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in horecacategorie 2b ,uitsluitend op de begane grond;  
horeca van categorie 3   zijn de gronden tevens bestemd voor een horecabedrijf in horecacategorie 3, uitsluitend op de begane grond;  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;  
hotel   zijn de gronden tevens bestemd voor een hotel.  

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Horecabedrijfsgebouwen:
    • 1. horecabedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.'
  • b. (Bedrijfs)woningen:
    • 1. per bouwperceel is maximaal één (bedrijfs)woning toegestaan, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen niet mag toenemen. Indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven met inbegrip van een eventueel aanwezige bedrijfswoning;
    • 2. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
    • 3. de goothoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 4. de bouwhoogte van een vrijstaande bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 5. bij een bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6 .

12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. detailhandel;
  • b. buitenpandige opslag.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Wijziging andere horecacategorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om een horecabedrijf in horecacategorie 2b en/of horecacategorie 3 toe te staan op een andere locatie dan aangegeven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woon- en leefklimaat en de openbare orde;
  • b. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse of er wordt in de onmiddellijke omgeving voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • c. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  • d. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor horeca op de verdieping;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

12.4.2 Wijziging horeca op verdieping

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om op de verdieping horeca toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de horecafunctie op de verdieping betreft een uitbreiding van een bestaand horecabedrijf op de begane grond binnen dezelfde toegestane horecacategorie;
  • b. het mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woon- en leefklimaat en de openbare orde;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse of er wordt in de onmiddellijke omgeving voorzien in voldoende parkeervoorzieningen;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor horeca op de verdieping;
  • f. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • g. in afwijking van het bepaalde sub a: om horeca in een andere categorie mogelijk te maken dan de toegestane horecacategorie, wordt deze wijzigingsbevoegdheid in combinatie met 12.4.1 toegepast.

Artikel 13 Kantoor

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  • b. wonen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • c. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit conform het bepaalde in 34.3;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

13.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving  
specifieke vorm van kantoor - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren op de verdieping  

13.2 Bouwregels
13.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • c. in afwijking van het gestelde onder b mogen vrijstaande bijbehorende bouwwerken uitsluitend worden gebouwd achter de achtergevel.

13.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. per bouwperceel is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen niet mag toenemen. Indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangegeven met inbegrip van een eventueel aanwezige bedrijfswoning;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • d. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving
14.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden;
  • b. sporthallen;
  • c. zorginstellingen;
  • d. ondersteunende horeca;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. evenementen conform het bepaalde in 34.4;
  • g. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

14.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

bedrijfswoning   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijfswoning  
begraafplaats   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een begraafplaats  
onderwijs   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een school  
religie   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor religie  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;  
specifieke vorm van horeca - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor zelfstandige horeca in de vorm van een café en zalencentrum  
specifieke vorm van horeca - 3   zijn de gronden tevens bestemd voor zelfstandige horeca in de vorm van een café en zalencentrum  
specifieke vorm van maatschappelijk - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor intramuraal wonen  
tuin   zijn de gronden tevens bestemd voor een tuin bij een woning  
wonen   zijn de gronden tevens bestemd voor wonen  
zorgwoning   zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen  

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen t.b.v. maatschappelijke functies

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke functies gelden de volgende regels:

    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven, met uitzondering van de bestaande torens en dakruiters op religieuze gebouwen. Hiervoor gelden de goot- en bouwhoogte op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan als maximum;
    • 3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; indien deze aanduiding ontbreekt mag de aanduiding 'bouwvlak' volledig bebouwd worden;
    • 4. in afwijking van het bepaalde onder a zijn aan-, uit- en bijgebouwen buiten het bouwvlak toegestaan tot ten hoogste 50 m2, mits:
      • de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan respectievelijk 3,5 m en 5 m;
      • het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 50%;
      • aan-, uit- en bijgebouwen ten minste 1 m achter de voorgevel worden gebouwd.
  • b. (Bedrijfs)woningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

    • 1. (bedrijfs)woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. zelfstandige woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 3. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 4. bij een (bedrijfs)woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4.

14.2.2 Uitbreiding hoofdgebouw

In afwijking van het gestelde in artikel 14.2.1 onder a is ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een uitbreiding van het hoofdgebouw toegestaan, mits:

  • a. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan in het aangrenzende bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven;
  • b. het bebouwingspercentage van de gronden met de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedraagt dan 35%;
  • c. de afstand tot de perceelsgrenzen niet minder bedraagt dan 3 m.

14.2.3 Begraafplaats

In afwijking van het bepaalde in 14.2.1 onder a geldt ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' het volgende:

  • a. er mogen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat het gezamenlijke bruto vloeroppervlak per aanduiding niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • d. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

14.3 Afwijken van de regels
14.3.1 Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 33.6 onder c, teneinde voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel een bouwhoogte toe te staan van maximaal 2 m, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verhoging is uit veiligheidsoogpunt noodzakelijk;
  • b. tenminste het deel van de erf-/ terreinafscheiding tussen 1 m en 2 m een open constructie heeft;
  • c. de grotere hoogte niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. het uitzicht niet dusdanig wordt belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht.

14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. asielzoekerscentrum, crematorium, opvang van dieren, justitiële inrichting of militaire zaken;
  • b. buitenpandige opslag.

14.4.2 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is toegestaan onder de volgende voorwaarde:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak van ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 35 m2 van het bedrijfsvloeroppervlak;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 1', is ondersteunende horeca toegestaan met een oppervlakte die niet meer mag bedragen dan 175 m².

14.4.3 Zelfstandige horeca

Zelfstandige horeca is uitsluitend toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2', met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend horeca in de vorm van een café en zalencentrum is toegestaan;
    • 2. het bruto vloeroppervlak van zelfstandige horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' niet meer mag bedragen dan 485 m2.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 3', met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend horeca in de vorm van een café en zalencentrum is toegestaan;
    • 2. het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 250 m2;
    • 3. uitsluitend aan de zuidzijde van het bouwvlak een terras is toegestaan, waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 45 m2;

14.4.4 Aantal parkeerplaatsen

Op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 11' dient ten behoeve van het gebruik van de gronden voor levensbeschouwelijke doeleinden het volgende in acht genomen te worden:

  • a. er dient te worden voorzien in minimaal één parkeerplaats per 5 zitplaatsen.

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuurgebied;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. het behoud of herstel van de natuurlijke en landschappelijke waarden.

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

15.3 Specifieke gebruiksregels
15.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. lawaaisporten zoals autocircuit, kartbaan, motorcrossterrein en modelvliegtuigbaan;
  • c. verblijfsrecreatie.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en of werkzaamheden te verrichten, te doen of te laten verrichten:

  • a. het kappen van bomen;
  • b. het aanleggen van verhardingen/halfverhardingen;
  • c. het ontginnen, egaliseren, afgraven, aanvullen of ophogen van gronden;
  • d. het winnen van mos of bosstrooisel;
  • e. het opslaan van goederen, waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen.

15.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het onder 15.4.1. vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

15.4.3 Toetsingscriteria

De in 15.4.1. bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door bedoelde werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het natuurgebied.

 

Artikel 16 Recreatie - Volkstuin

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per volkstuin is maximaal één gebouw toegestaan;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage per volkstuin niet meer bedraagt dan 5%;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in afwijking van het bepaalde in 33.6 de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer mag bedragen dan 2,5 m.

16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. gebruik van de grond en opstallen voor verblijfsrecreatie;
  • c. gebruik van de grond en opstallen voor wonen.

 

Artikel 17 Sport

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvoorzieningen;
  • b. ondergeschikte niet-commerciële maatschappelijke activiteiten;
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. evenementen conform het bepaalde in 34.4;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, bedraagt het percentage 100;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden het bepaalde in 33.6 en in afwijking en/of in aanvulling daarop de volgende regels:

  • a. tribunes mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van tribunes mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, die direct verband houden met de sportbeoefening zoals ballenvangers, mogen niet meer bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van masten voor de verlichting van sportvelden mag niet meer bedragen dan 15 m.

17.3 Specifieke gebruiksregels
17.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van lawaaisporten, zoals autocircuit, kartbaan, motorcrossterrein en modelvliegtuigbaan.

 

Artikel 18 Verkeer - Railverkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegvoorzieningen;
  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. verblijfsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. beeldende kunstwerken;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van het bepaalde in 33.6 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 7 m;
  • d. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer, vervoer en verblijf;
  • b. hondenuitlaatplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. evenementen conform het bepaalde in 34.4;
  • g. kunstobjecten;
  • h. terrassen;
  • i. standplaatsen voor ambulante handel;
  • j. geluidwerende voorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

19.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

garagebox   zijn de gronden tevens bestemd voor garageboxen  
specifieke vorm van verkeer - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor een volière  

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen
  • a. Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' tevens gebouwen in de vorm van een garagebox toegestaan.
  • c. In afwijking van het bepaalde in sub a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' uitkragingen van gebouwen in de aangrenzende bestemming 'Wonen' toegestaan, met dien verstande dat de eerste bouwlaag niet mag worden bebouwd;
  • d. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' voorzieningen worden gebouwd voor een overdekte laad- en losplaats, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m.

19.2.2 Garageboxen

Voor de bouw van garageboxen gelden de volgende regels:

  • 1. garageboxen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • 2. de bouwhoogte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • 3. de bebouwde oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 20 m2.

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van het bepaalde in 33.6 de volgende regels:

  • a. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

  • b. Garageboxen

Onder strijdig gebruik wordt tevens begrepen het gebruiken of laten gebruiken van een garagebox en bijbehorende gronden en bouwwerken anders dan voor de stalling van (motor)voertuigen en voor berging als medegebruik.

 

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterstaatkundige (kunst)werken;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in aanvulling op het bepaalde in 33.6 de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen als bedoeld in 1.97;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

21.1.2 Specifiek
a Functieaanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding:

atelier   zijn de gronden tevens bestemd voor een atelier  
bedrijf   zijn de gronden tevens bestemd voor een bedrijf als genoemd in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën 1 en 2, mits de bedrijfsactiviteit in de kolom 'verkeer' een '1' scoort;  
detailhandel   zijn de gronden tevens bestemd voor detailhandel  
geluidscherm   zijn de gronden tevens bestemd voor een geluidscherm  
kantoor   zijn de gronden tevens bestemd voor kantoren  
kamerverhuur   zijn de gronden tevens bestemd voor kamerbewoning  
specifieke bouwaanduiding - monument   zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving  
maatschappelijk   zijn de gronden tevens bestemd voor maatschappelijke doeleinden, alsmede de daarbij behorende ondersteunende horeca  
specifieke vorm van wonen - meubelstoffeerderij   zijn de gronden tevens bestemd voor een meubelstoffeerderij  
opslag   zijn de gronden tevens bestemd voor opslag  
parkeerterrein   zijn de gronden tevens bestemd voor parkeren  
peuterspeelzaal   zijn de gronden tevens bestemd voor een peuterspeelzaal  
specifieke vorm van bedrijf - 8   zijn de gronden tevens bestemd voor een groothandel en detailhandel in scooters en bromfietsen, alsmede voor reparatie- en onderhoudswerkzaamheden van scooters en bromfietsen  
specifieke vorm van bedrijf - 11   zijn de gronden tevens bestemd voor een fruitgroothandel  
specifieke vorm van kantoor - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor een kantoor, met inachtneming van het bepaalde in lid 21.3.1, sub b  
specifieke vorm van verkeer - 2   zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een schrikruimte ten behoeve van het naastgelegen voet-/fietspad door de afwezigheid van bebouwing en hoge beplanting  
specifieke vorm van wonen - 1   zijn de gronden tevens bestemd voor een publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis  
specifieke vorm van wonen - 2   zijn de gronden tevens bestemd voor een woon-/werkeenheid  
specifieke vorm van wonen - 3   zijn de gronden tevens bestemd voor een fotostudio  
specifieke vorm van wonen - 4   zijn de gronden tevens bestemd voor een kapsalon  
specifieke vorm van wonen - 5   zijn de gronden tevens bestemd voor een aan huis gebonden ambacht  
specifieke vorm van wonen - 6   zijn de gronden tevens bestemd voor een atelier en theeschenkerij  
zorgwoning   zijn de gronden tevens bestemd voor zorgwoningen  
b Bouwaanduidingen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bijbehorende bouwwerken' zijn niet aan te merken als erf zoals bedoeld in artikel 1 behorende bij bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

21.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. het bestaande aantal woningen niet mag toenemen, met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen, het aantal woningen niet meer mag bedragen dan aangegeven;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug-aan-rugwoning' zijn uitsluitend rug-aan-rugwoningen toegestaan
    • 7. indien meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide bouwwijzen toegestaan;
  • e. de breedte van een woning mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in e mag de breedte van een woning niet meer bedragen dan 15 m, indien de breedte van het bouwperceel meer bedraagt dan 30 m;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan aangegeven;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer bedragen dan aangegeven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 10' bedraagt de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen minimaal:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 3 m;
    • 2. bij twee aaneengebouwde woningen aan één zijde van de woning 3 m;
  • j. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.4;
  • k. in afwijking van het bepaalde onder k. mogen ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bijbehorende bouwwerken' geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd in verband met de aanwezige landschappelijke- en natuurwaarden.

21.2.3 Erkers

Erkers mogen worden gebouwd buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwdiepte, gemeten vanaf de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. indien de erker in de zijtuin wordt gebouwd, mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. de afstand tot het openbare gebied mag niet minder bedragen dan 3 m.

21.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

21.3 Specifieke gebruiksregels
21.3.1 Maximum oppervlakte
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8' mag het bruto vloeroppervlak:
    • 1. ten behoeve van een groothandel niet meer bedragen dan 80 m2;
    • 2. ten behoeve van detailhandel (met bijbehorende reparatie- en onderhoudsactiviteiten) niet meer bedragen dan 70 m2.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 2' mag het bruto vloeroppervlak ten behoeve van kantoren niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 6' mag het bruto vloeroppervlak ten behoeve van een atelier en theeschenkerij gezamenlijk niet meer dan 125 m2 bedragen.

21.3.2 Ondersteunende horeca

Ondersteunende horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', onder de volgende voorwaarde:

  • a. het bedrijfsvloeroppervlak ondersteunende horeca mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 35 m2 van het bedrijfsvloeroppervlak;

21.3.3 Aan huis gebonden ambacht

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 5' is een aan huis gebonden ambacht toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het brutovloeroppervlak bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • b. de hoofdgebruiker dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan.

21.3.4 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt verstaan:

  • a. het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' aanwezig hebben van beplanting hoger dan 0,5 m of van bebouwing;
  • b. het gebruiken van gronden of bouwwerken voor detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten'.

21.4 Wijzigingsbevoegdheid
21.4.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

21.4.2 Wijziging nieuwe woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om één nieuwe woning extra op een bouwperceel toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning mag in de bouwwijze vrijstaand worden gerealiseerd of de bouwwijze van een aanwezige woning veranderen, zolang niet meer dan één extra woning wordt mogelijk gemaakt;
  • b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij een vrijstaande woning aan twee zijden en bij twee aaneengebouwde woningen aan één zijde niet minder dan 3 m;
  • c. de maatvoering sluit aan op de stedenbouwkundige karakteristiek van de omgeving;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • e. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • g. op de kaart worden de aanduidingen 'bouwvlak', 'bijgebouwen' en de specifieke bouwaanduiding om de bouwwijze te typeren opgenomen;
  • h. de woning dient direct vanaf de openbare weg te worden ontsloten en dient zich op diezelfde openbare weg te oriënteren.
  • i. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 8 m te bedragen.
  • j. de bepalingen in Artikel 21 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing.

21.4.3 Wijziging grotere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 22 Wonen - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen als bedoeld in 1.97;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;


een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming mogen niet meer dan 20 woningen worden gebouwd.

22.2.2 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

22.2.3 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd in of ten hoogste 3,5 m achter de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 4. indien meerdere aanduidingen zijn opgenomen, zijn alle aangeduide bouwwijzen toegestaan;
  • d. aaneengebouwde woningen bestaan uit rijen van maximaal 4 aaneengebouwde woningen;
  • e. de bouwdiepte van de woningen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen: 12 m;
    • 2. bij aaneengebouwde woningen: 10 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen bedraagt minimaal:
    • 1. bij vrijstaande woningen: 3 m;
    • 2. bij twee aaneengebouwde woningen aan één zijde van de woning 3 m;
  • g. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 33.3.

22.2.4 Erkers

Erkers mogen worden gebouwd buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwdiepte, gemeten vanaf de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. indien de erker in de zijtuin wordt gebouwd, mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. de afstand tot het openbare gebied mag niet minder bedragen dan 3 m.

22.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen of gebouwen die ten dele ondergronds worden gebouwd, gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

22.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

22.2.7 Voorwaardelijke verplichting bouwen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen mag niet eerder worden verleend dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3' een aaneengesloten haag met een minimale hoogte van 2 m is aangebracht en in stand wordt gehouden.

22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1 Parkeren

Bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen wordt ten minste 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd en in stand gehouden.

22.3.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik

Het gebruik van de gronden voor wonen is uitsluitend toegestaan indien de aaneengesloten haag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 3' in stand wordt gehouden.

22.4 Wijzigingsregels
22.4.1 Wijziging bouwwijze

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde een andere bouwwijze toe te staan dan de bestaande, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal woningen blijft gelijk, met dien verstande dat splitsing van een woning is toegestaan, waarbij maximaal 1 woning mag worden toegevoegd;
  • b. de te realiseren woning(en) dient/dienen te passen binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. daar waar verandering van bouwwijze bestaat uit splitsing van een woning, bedraagt de inhoud van beide woningen minimaal 450 m3;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en/of railverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een reeds verkregen hogere grenswaarde ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • h. uit onderzoek dient te blijken dat de externe veiligheid voldoende gewaarborgd is.

22.4.2 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

22.4.3 Wijziging grotere goot- en bouwhoogte

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen teneinde een grotere goot- en/of bouwhoogte toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 23 Wonen - Woonwagens

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonwagenstandplaatsen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens en bij de woonwagens behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

23.2.2 Woonwagens

Voor woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan drie;
  • b. de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de afstand tussen de woonwagens onderling mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 105 m2;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d mag het bebouwde oppervlakte van een woonwagen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 12' niet meer bedragen dan 120 m2.
23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;
  • b. de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woonwagen niet meer bedragen dan 60 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 13' niet meer bedragen dan 120 m2.

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

Artikel 24 Wonen - Uit te werken 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

24.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders zullen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, nader uitwerken voor de in 24.1 bedoelde gronden, waarbij de volgende bepalingen in acht dienen te worden genomen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
    • 1. uitsluitend grondgebonden halfvrijstaande, rijen- of met garages geschakelde woningen zijn toegestaan;
    • 2. het aantal grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen;
    • 3. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 9 m en de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. de goothoogte van de woningen dient tenminste 6 m te bedragen en de bouwhoogte van de woningen dient tenminste 9 m te bedragen;
    • 5. in het uitwerkingsplan zal aangetoond moeten worden dat voorzien kan worden in tenminste 1,6 parkeerplaats per woning, waarbij een eventuele garage niet meetelt, en wel zodanig dat deze parkeerplaats rechtstreeks kan worden bereikt vanaf de ontsluitingsweg aan de voorzijde van de woning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
    • 1. uitsluitend grondgebonden halfvrijstaande, rijen- of met garages geschakelde woningen zijn toegestaan;
    • 2. het aantal grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen;
    • 3. de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. in het uitwerkingsplan zal aangetoond moeten worden dat voorzien kan worden in tenminste 1,6 parkeerplaats per woning, waarbij een eventuele garage niet meetelt, en wel zodanig dat deze parkeerplaats rechtstreeks kan worden bereikt vanaf de ontsluitingsweg aan de voorzijde van de woning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6' dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
    • 1. uitsluitend niet-grondgebonden woningen zijn toegestaan;
    • 2. het aantal niet-grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen;
    • 3. de bouwhoogte van het appartementengebouw, waarin de niet-grondgebonden woningen zijn opgenomen, mag niet meer bedragen dan 16 m, met dien verstande dat, met inbegrip van en uitsluitend voor technische ruimten op het gebouw, deze hoogte niet meer dan 18 m mag bedragen;
    • 4. in het uitwerkingsplan zal aangetoond moeten worden dat voorzien kan worden in tenminste 1,6 parkeerplaats per woning.

24.3 Bouwregels
24.3.1 Bouwverbod

Op de in lid 24.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd overeenkomstig een onherroepelijk vastgesteld uitwerkingsplan.

Artikel 25 Leiding - Riool

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolpersleiding.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

25.3 Afwijken van de bouwregels
25.3.1 Afwijking bouwen t.b.v. andere bestemming

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 om de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.

25.3.2 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming gelegen gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas.

25.4.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het onder 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer van de leiding;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
  • c. werkzaamheden in de bodem die direct samenhangen met een verleende afwijking op grond van het bepaalde in 25.3.

25.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 25.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding niet wordt aangetast.

25.4.4 Advies leidingbeheerder

Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 26 Waarde - Archeologie 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

26.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  • b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m²;

met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

26.4 Afwijken van de bouwregels
26.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 26.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

26.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

26.4.3 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 26.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.5.1 Verbod

Het is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 26.5.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondings-vergunning is vereist;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of fietspaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
26.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 26.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aangetast' voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die te maken hebben met het plant- en zaaiklaar maken en oogsten, overeenkomstig het huidig gebruik ten behoeve van de laanboomteelt;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m2;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • f. voor het plaatsen van palen om bomen of hagelnetten vast te zetten;
  • g. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, het rooien van bestaande boomgaarden en vervanging door nieuwe bomen;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • i. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 26.4.1.
26.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.5.1, wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

26.5.4 Advies

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.5.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

26.5.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.5.1 in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
26.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 27 Waarde - Archeologie 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

27.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  • b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 1.000 m²;

met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 27.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

27.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.4.3 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 27.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.5.1 Verbod

Het is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 27.5.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondings-vergunning is vereist;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of fietspaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
27.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 27.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aangetast' voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die te maken hebben met het plant- en zaaiklaar maken en oogsten, overeenkomstig het huidig gebruik ten behoeve van de laanboomteelt;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 1.000 m2;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • f. voor het plaatsen van palen om bomen of hagelnetten vast te zetten;
  • g. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, het rooien van bestaande boomgaarden en vervanging door nieuwe bomen;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • i. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 27.4.1.
27.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.5.1, wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

27.5.4 Advies

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.5.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

27.5.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.5.1 in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
27.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 3

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

28.2 Bouwregels

Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of,
  • b. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; of,
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 10.000 m²;

met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c niet geldt voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

28.4 Afwijken van de bouwregels
28.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

28.4.2 Voorwaarden

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.4.3 Advies

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.4.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.5.1 Verbod

Het is het verboden, behoudens het bepaalde in artikel 28.5.2, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondings-vergunning is vereist;
  • c. het verlagen van het waterpeil;
  • d. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • e. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • f. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • g. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of fietspaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
28.5.2 Uitzonderingen

Het onder artikel 28.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • b. voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'overige zone - aangetast' voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die te maken hebben met het plant- en zaaiklaar maken en oogsten, overeenkomstig het huidig gebruik ten behoeve van de laanboomteelt;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 10.000 m2;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • f. voor het plaatsen van palen om bomen of hagelnetten vast te zetten;
  • g. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, het rooien van bestaande boomgaarden en vervanging door nieuwe bomen;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • i. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 28.4.1.
28.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.5.1, wordt niet verleend voordat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

28.5.4 Advies

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.5.1, winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

28.5.5 Voorwaarden omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.5.1 in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of,
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
28.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van een archeologisch deskundige, het plan zodanig te wijzigen dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven, naar omvang wordt verkleind of vergroot of in het voorkomende geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 29 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

29.1 Doeleindenomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de binnen het beschermd dorpsgezicht voorkomende dan wel daaraan eigen cultuurhistorische waarden.

29.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen de in 29.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:

  • a. bestaande kapvormen en dakhellingen mogen niet worden veranderd;
  • b. bestaande goot- en bouwhoogten mogen niet worden veranderd;
  • c. hoofdgebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  • d. de gevelindeling van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • e. het bouwen van dakkapellen en het veranderen van bestaande dakkapellen is niet toegestaan;
  • f. luifels, zonneschermen, reclame aan de gevel en losse reclame-elementen in de openbare ruimte, anders dan reeds bestaand, zijn niet toegestaan.

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 onder b, om de bestaande hoofdvormgeving te veranderen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke en bouwkundige uitstraling van het pand;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de ruimtelijke uitstraling van andere hoofdgebouwen binnen deze bestemming;
  • c. alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.

29.4.2 Toetsingscriteria

De in 29.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien door de sloop geen blijvende en onomkeerbare verstoring van de cultuurhistorische structuur zal plaatsvinden en:

  • a. de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het pand kan worden hersteld;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk niet te handhaven is;
  • c. het slopen van een bouwwerk betrekking heeft op delen van een pand of bijbehorend bouwwerk die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en de sloop van het betreffende gedeelte van het bouwwerk niet leidt tot een onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk als geheel.

29.4.3 Advies

Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

Artikel 30 Waterstaat - Waterkering

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het treffen van voorzieningen ten behoeve van de waterkering;
  • b. behoud, bescherming en het vervullen van de waterkerende functie, onder meer door middel van de aanleg en instandhouding van een dijklichaam;
  • c. instandhouding dan wel herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan rivierdijken;
  • d. voorzieningen in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 30.1 zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.

30.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

30.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het belang van de rivierdijk in voldoende mate is gewaarborgd.
  • b. Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

30.4 Specifieke gebruiksregels

Het aanleggen en instandhouden van de waterkering geschiedt ter plaatse van het figuur 'dwarsprofiel' overeenkomstig de met het figuur 'dwarsprofiel' opgenomen dwarsprofielen, met dien verstande dat de hoogte van de waterkering in overeenstemming is met de op het dwarsprofiel aangegeven maaiveldhoogte nieuwe situatie.

30.5 Afwijken van de gebruiksregels

De Minister kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 30.4 voor zover dit noodzakelijk blijkt te zijn voor de uitvoering van het project en mits vanuit een goede ruimtelijke ordening en de hydraulische taakstelling daartegen geen bezwaar bestaat. De Minister neemt daarbij de volgende regels in acht:

  • a. de hoogte van kunstwerken op de dijk wordt met ten hoogste 10% gewijzigd.

30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.6.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden te verrichten of te doen of laten verrichten:

  • a. het vellen en/of rooien van houtgewas;
  • b. het beplanten van gronden;
  • c. het verlagen van de bodem en/of het egaliseren van gronden;
  • d. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen van kabels of leidingen binnen 30 m uit de teen van de waterkering.

30.6.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht

Het in 30.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer van de waterkering;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

30.6.3 Toetsingscriteria

De in 30.6.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien en voor zover door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van de waterkering.

30.6.4 Advies beheerder

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

Artikel 31 Waterstaat - Waterlopen

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

31.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 31.1 zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 31.2 om het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat.

31.3.2 Advies beheerder watergang

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Bestaande situatie

Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.

33.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.

33.3 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

33.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
33.4.1 Algemeen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt voor de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel het volgende:

Oppervlakte bouwperceel   Toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken  
< 200 m2   60 m2  
200 - 400 m2   90 m2  
400 - 600 m2   100 m2  
600 - 800 m2   110 m2  
> 800 m2   120 m2  

  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat, indien de aanduiding 'bijgebouwen' vóór de voorgevel is gesitueerd, de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding voor de voorgevel niet meetelt bij de bebouwde oppervlakte zoals genoemd onder a;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder d en e mag de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1 ' niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2' niet meer bedragen dan de oppervlakte van bestaande legale bijbehorende bouwwerken op het betreffende bouwperceel.

33.4.2 Carports

In afwijking van het bepaalde in 33.4.1 mogen carports tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. een carport mag uitsluitend worden gebouwd op het bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;
  • b. de carport mag de voorgevelrooilijn niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • e. het aantal carports buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan één.

33.5 Zwembaden

Voor het bouwen van een zwembad gelden de volgende regels:

  • a. een zwembad is uitsluitend toegestaan bij een (bedrijfs)woning;
  • b. het aantal zwembaden mag niet meer bedragen dan één per (bedrijfs)woning;
  • c. een zwembad is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1,2 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

33.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' is de bouw van een luifel of overkapping toegestaan, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' is de bouw van een loopbrug toegestaan, met een hoogte die niet minder mag bedragen dan 3,5 m en niet meer mag bedragen dan 7 m;
  • c. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d is ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding ‘geluidscherm’ een geluidscherm met een bouwhoogte van 3 m toegestaan bij wijze van erf- of terreinafscheiding;
  • f. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • g. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

34.1 Mantelzorg

Het gebruik van een deel van een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan.

34.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. kamerbewoning, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'kamerverhuur';
  • d. seksinrichtingen;
  • e. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan;
  • f. de verkoop van motorbrandstoffen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' en 'specifieke vorm van bedrijf - 6';
  • g. twee of meer bedrijven op één bouwperceel.

34.3 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het gebruik van een deel van een (bedrijfs)woning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, is tevens de bewoner van de woning;
  • c. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandel mag niet plaatsvinden;
  • e. buitenopslag is niet toegestaan;
  • f. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.

34.4 Evenementen

Voor het gebruik van gronden binnen de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Sport' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' voor evenementen gelden de volgende regels:

  • a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
  • b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
  • c. het evenement duurt maximaal 7 (aaneengesloten) dagen, met dien verstande dat hiervan met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken zoals bepaald in 36.1.

34.5 Parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein overeenkomstig de door burgemeester en wethouders vastgestelde beleidsregels met betrekking tot parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van de indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a.:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- en stallingruimte wordt voorzien.
  • c. afwijken van de regels, als bedoeld onder b. is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
    • 2. de woon- en leefsituatie.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 Geluidzone - industrie
35.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming tegen geluid vanwege bedrijfsactiviteiten.

35.1.2 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan.

35.1.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.1.2, nadat een hogere waarde is vastgesteld als bedoeld in de Wet geluidhinder.

35.2 Milieuzone - spuitvrije zone

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitvrije zone' is het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor laanboomteelt of boomfruitteelt niet toegestaan.

35.3 Overige zone - parkeren 1

In afwijking van het gemeentelijk parkeerbeleid bedraagt het aantal parkeerplaatsen ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - parkeren 1' ten minste 69, waarvan 52 parkeerplaatsen in openbaar gebied en 17 parkeerplaatsen binnen de bestemming 'Wonen'.

35.4 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg', te weten het invloedsgebied van het LPG-vulpunt, de LPG-tank of het LPG-afgiftepunt, is het bouwen van nieuwe beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten niet toegestaan.

35.5 Vrijwaringszone - gasdrukmeet- en regelstation 1

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - gasdrukmeet- en regelstation 1' mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

35.6 Vrijwaringszone - gasdrukmeet- en regelstation 2

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - gasdrukmeet- en regelstation 2' mogen behoudens de bestaande (beperkt) kwetsbare objecten geen nieuwe kwetsbare bestemmingen worden gebouwd.

35.7 Vrijwaringszone - dijk 1
35.7.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1 ' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en het beheer van de aangrenzende landelijke en regionale (hoofd)waterkering;
  • b. werkzaamheden in het kader van de verbetering van de aangrenzende (hoofd)waterkering.

 

35.7.2 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 1' mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

 

35.7.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 35.7.2 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover het betreft:

  • a. waterstaatkundige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. voor zover de dijk is gelegen aan de rivierzijde van de buitenkruinlijn van de primaire waterkering (de winterdijk): masten ten behoeve van verlichting en bebakening, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 10 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bescherming en het beheer van de aangrenzende landelijke en regionale (hoofd)waterkering en waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10 m2 en de hoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m.
  • d. de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de aan de betreffende gronden gegeven bestemmingen.

35.7.4 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in 35.7.3 wordt slechts verleend, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

35.7.5 Advies beheerder

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de dijk- of waterbeheerder.

35.8 Vrijwaringszone - dijk 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

36.1 Afwijking evenementen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.4 om het tijdelijk gebruik van gronden voor langduriger evenementen toe te kunnen staan. Hierbij dient te worden voldaan aan het volgende voorwaarden:

  • a. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen dienen tijdelijk te zijn. Dit betekent dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de binnen het gebied aanwezige waarden.

36.2 Afwijking publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 34.2 sub a om binnen een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. detailhandel mag niet plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en uitsluitend in verband met die activiteit;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. er mogen maximaal 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied worden gebruikt.

36.3 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1, 5.1, 7.1, 8.1, 9.1, 12.1, 13.1, 14.1 en 21.1 om in een (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende aangebouwde bouwwerken een bed & breakfast toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik ten behoeve van de bed & breakfast is gekoppeld en ondergeschikt aan de woonfunctie van de woning;
  • c. het vloeroppervlak van de bed & breakfast mag in niet meer bedragen dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 80 m²;
  • d. er mag tegelijkertijd aan niet meer dan vier personen in maximaal 4 kamers bed & breakfast worden geboden;
  • e. de bed & breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de voorziening is niet toegestaan;
  • f. als gevolg van de bed & breakfast mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

36.4 Afwijking jongerenontmoetingsplaats (JOP)

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1, 14.2.1, 17.2.1 en 19.2.1 om binnen de bestemming 'Groen', 'Maatschappelijk', 'Sport' respectievelijk 'Verkeer - Verblijfsgebied' de bouw van een bouwwerk ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats (JOP) toe te staan. Hierbij dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

  • a. de bouwhoogte van het bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen van 16 m2;
  • c. de situering van het bouwwerk mag niet leiden tot een aantasting van de verkeers- en/of parkeersituatie.

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Wijziging naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden met de bestemming 'Agrarisch', 'Bedrijf', 'Centrum', 'Detailhandel', 'Dienstverlening', 'Horeca', 'Kantoor' en/of Maatschappelijk' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de omzetting van de bedrijfswoning en de daarbij behorende gronden naar een reguliere woning.

Hierbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bedrijfsactiviteiten op het bouwperceel worden beëindigd;
  • b. het gehele bouwperceel wordt voorzien van de bestemming 'Wonen';
  • c. het bepaalde in artikel 21 Wonen wordt in acht genomen;
  • d. voor bijbehorende bouwwerken het bepaalde in lid 33.4 van toepassing is;
  • e. het aantal woningen mag maximaal één woning meer bedragen dan het bestaande aantal woningen;
  • f. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren voor vestiging van de woning(en);
  • g. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

37.2 Wijziging naar Centrum

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a. van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen door de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied' te wijzigen naar de bestemming 'Centrum'.

Hierbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden

  • a. supermarkten zijn niet toegestaan;
  • b. door middel van een distributie-planologisch onderzoek is aangetoond dat de behoefte aan nieuwe centrumvoorzieningen aanwezig is;
  • c. uit milieuoogpunt bestaan geen bezwaren;
  • d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 38 Overgangsrecht

38.1 Overgangsrecht bouwwerken
38.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

38.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 38.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 38.1.1 met maximaal 10%.

38.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 38.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

38.2 Overgangsrecht gebruik
38.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

38.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 38.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

38.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 38.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

38.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 38.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 39 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kernen Neder-Betuwe.