Plan: | Nieuwe Dijk 6 en 11 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1740.bpKEnieuwedij6en11-vst1 |
1.1 plan
het bestemmingsplan Nieuwe Dijk 6 en 11 met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpKEnieuwedij6en11-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
1.3 Aan huis verbonden nevenactiviteiten:
consumentenverzorgende, dienstverlenende en ambachtelijke activiteiten, die in de tot een (bedrijfs)woning behorende gebouwen worden uitgeoefend, vrijwel uitsluitend door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.
1.4 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar in-gevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Afhankelijke woonruimte:
een deel van de (bedrijfs-)woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.7 Agrarisch bedrijf:
activiteiten die zijn gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.8 Agrarische gebouwen:
gebouwen ten dienste van een agrarische bedrijf, niet zijnde een bedrijfswoning.
1.9 Agrarisch hulpgebouw:
een agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
1.10 Agrarisch verwant bedrijf:
een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf, niet zijnde een landbouwmechanisatiebedrijf, waaronder begrepen een agrarisch loonwerkbedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een fourageerbedrijf, een KI-station, een zorgboerderij en een dierenkliniek voor grootvee.
1.11 Ambachtelijk bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.
1.12 Bebouwd oppervlak:
het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.
1.13 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:
een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.15 Bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer en/of exploitatie, dat er toe leidt dat daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.
1.16 Bedrijfswoning
een woning, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.17 Bestaand:
a. bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
b. bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond.
1.18 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
1.21 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.23 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.25 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 Buitengebied gebonden bedrijf:
een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf, waaronder begrepen een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een tuincentrum, een scouting- en een hondensportaccommo-datie.
1.28 Buitenkruinlijn van een dijk:
de lijn die gevormd wordt door de bovenzijde van de insteek van de dijk aan de rivierzijde.
1.29 Containerteelt:
het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten-bed-ondergrond of een open-bed-ondergrond met drainage.
1.30 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.
1.31 Dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het ver-kopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfs-activiteit.
1.33 Discotheek/bardancing/nachtclub:
een horecabedrijf, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.34 Ecologisch lint:
een lijnvormig natuur- en landschapselement, dat is gekoppeld aan wegen, spoor-wegen, waterlopen en/of dijken, dat verbreiding, migratie en uitwisseling van planten- en/of diersoorten tussen verschillende gebieden mogelijk maakt en dat dient als habitat voor planten- en diersoorten.
1.35 Escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.36 Extensief dagrecreatief medegebruik:
een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.
1.37 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.39 Glastuinbouw:
een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels.
1.40 Grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voort-brengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
1.41 Herplant van een houtopstand:
het opnieuw aanplanten van een houtopstand op een perceel waar reeds een hout-opstand aanwezig was op een tijdstip gelegen maximaal 24 maanden vóór het tijdstip waarop de aanplant van de houtopstand is voltooid.
1.42 Hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.43 Hoofdwoonverblijf c.q. hoofdverblijf:
een gebouw of een deel van een gebouw dat:
òf door eenzelfde persoon of huishouden gebruikt wordt als woonruimte voor permanente bewoning;
òf indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres is waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten,
met dien verstande dat van een gebruik als hoofdwoonverblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf kan worden beschikt
1.44 Horecabedrijf:
een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of logies worden verstrekt, waaronder begrepen een café, een restaurant, een cafetaria/snackbar en een pension/hotel.
1.45 Hoveniersbedrijf:
een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
a. het kweken van bloemen, planten en bomen;
b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen.
1.46 Kampeerauto:
een gemotoriseerd voertuig waarin voorzieningen voor dag- en/of nachtverblijf zijn getroffen en dat als zodanig over de openbare weg kan en mag rijden.
1.47 Kampeermiddel:
een tent, tentwagen, vouwwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onder-komen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist.
1.48 Kampeerterrein/kampeerplaats:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, stacaravans en trekkershutten ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.49 Kantine:
een voorziening als ondergeschikte nevenfunctie aan de overige functies volgens de bestemming, waar enkel bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt.
1.50 Kantoor- en praktijkruimte:
een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaal-wetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende (bedrijfs-)woning.
1.51 Karakteristiek gebouw:
een gebouw dat wegens zijn schoonheid of zijn cultuurhistorische betekenis van zo-danig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere regels ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.
1.52 Kas:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.53 Kennel:
een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
a. het verschaffen van tijdelijk onderdak aan kleine huisdieren en de bijbehorende verzorging;
b. het africhten van kleine huisdieren.
1.54 Kleinschalig kamperen:
een vorm van kamperen waarbij voor een korte periode en uitsluitend tussen 1 maart en 1 november, maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.
1.55 Kunststoftunnel:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.56 Kunstwerk:
Een dragende bouwconstructie in weg, spoorlijn of watergang, waaronder begrepen zijn viaducten, bruggen, tunnels, duikers, alsmede hiermee vergelijkbare bouwwerken.
1.57 Landschappelijke beplanting:
opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streek-eigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voor-komende bouwwerken en werken.
1.58 Landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.59 Loonwerkbedrijf:
een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht, overwegend ten behoeve van de agrarische productie.
1.60 Maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorziening en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.61 Manege:
een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
a. het verschaffen van tijdelijk onderdak aan paarden en de bijbehorende verzorging;
b. het verschaffen van gelegenheid tot het onderrichten in en het uitoefenen van de paardensport;
c. het africhten van paarden.
1.62 Mantelzorg:
het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.
1.63 Minicamping:
een terrein met daarbij behorende voorzieningen, zonder jaarstandplaatsen, ter beschikking gesteld voor het houden van maximaal 25 kampeermiddelen.
1.64 Monument:
een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde, dat tenminste vijftig jaar geleden is vervaardigd en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.
1.65 Natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
1.66 Niet-grondgebonden agrarische productie:
de agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
1.67 Niet-permanente kunststoftunnel of - overkapping:
een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking per jaar, gedurende de periode van 1 maart tot en met 30 november, niet langer dan 7 maanden is aangebracht.
1.68 Opslagbedrijf:
bedrijf dat gericht is op het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, verwerking, handel of soortgelijke activiteiten, zoals onder meer: caravanstallingen en meubelopslagbedrijven.
1.69 Overig niet-agrarisch bedrijf:
een niet-agrarisch bedrijf, niet zijnde een agrarisch verwant bedrijf, een buitengebied gebonden bedrijf, een recreatieve voorziening, een horecabedrijf of een maat-schappelijke voorziening.
1.70 Overkapping:
een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, (gaas)doek, hagelnetten of dergelijke, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.71 Overnachtingsaccommodatie.
een overdekte en door wanden omsloten ruimte waarin door personen de nacht kan worden doorgebracht.
1.72 Peil:
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.
1.73 Perceel:
een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
1.74 Perceelsgrens:
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.
1.75 Permanente bewoning c.q. gebruik als hoofdwoonverblijf:
gebruik van een woning, zomerhuis of andere woonruimte door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 t/m 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Neder-Betuwe.
1.76 Plattelandswoning:
een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een agrarisch bedrijf, die niet meer wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, en die voor de toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop rustende bepalingen wordt beschouwd als onderdeel van dat agrarisch bedrijf. De woonfunctie behoort daarmee expliciet tot de betrokken gronden en opstallen;
1.77 Productiebos:
een bos dat is aangeplant met als oogpunt de teelt van hout en dat binnen 40 jaar na aanplant wordt geveld of gerooid.
1.78 Productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.79 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.80 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een (bedrijfs-)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
1.81 Recreatieve voorziening:
een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een Bed and breakfast, een pension, een kampeerboerderij, groepsaccommodaties, sportvelden en -accommodaties.
1.82 Recreatiewoning/recreatieverblijf:
een recreatief woonverblijf waarvan de gebruikers slechts tijdelijk gebruik maken en hun hoofdwoonverblijf elders hebben.
1.83 Relatie:
een geometrisch bepaald figuur, waarmee wordt aangegeven dat de door dat figuur aangeduide geometrisch bepaalde planobjecten tezamen moeten worden beoordeeld ten gevolge van de regels van het plan.
1.84 Seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.85 Stacaravan:
een recreatieverblijf, al dan niet in gedeelten verrijdbaar of verplaatsbaar, dat kan dienen als recreatief onderkomen, daaronder overnachting begrepen, met een lengte van meer dan 8 m en/of een breedte van meer dan 2,5 m, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar of verplaatsbaar, recreatief onderkomen, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
1.86 Standplaats:
de vrije ruimte welke de recreant ter beschikking staat voor zijn verblijf op het recreatieterrein en het plaatsen van zijn kampeermiddel of voor het plaatsen van sta-caravans en trekkershutten.
1.87 Tent:
een in hoofdzaak van textiel of ander daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te bouwen en in te pakken.
1.88 Toercaravan/vouwwagen/tentwagen:
een aanhangwagen die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daar-onder begrepen, welke is/kan worden uitgerust om als zodanig zelfstandig achter een gemotoriseerd voertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
1.89 Trekkershut:
een hut van eenvoudige constructie en beperkte omvang die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder begrepen, ten behoeve van passanten.
1.90 Tuincentrum:
een niet-agrarisch bedrijf, gericht op:
a. de detailhandel in bloemen, planten, bomen en andere tuinbenodigdheden;
al dan niet gecombineerd met:
b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen;
c. het kweken van bloemen, planten en bomen.
1.91 (Wind)molen:
een installatie die door middel van beweegbare wieken windkracht omzet in mech-anische of elektrische energie.
1.92 Wisselend gebruik:
het gebruik gedurende periodes korter dan één jaar door achtereenvolgende ge-bruikers met een verschillend hoofdwoonverblijf.
1.93 Woning/wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.94 Woongebouw:
een gebouw waarin meerdere wooneenheden zijn gevestigd.
1.95 Woonunit:
een bouwwerk, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
2.1 Meetwijze
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de afstand van een gebouw tot de perceelgrens:
het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;
b. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
c. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonder-delen;
f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouw-terrein ter plaatse van het bouwwerk;
g. beschermingszones van hoogspanningsleidingen:
vanuit de lijn door het hart van de hoogspanningsmasten.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
De voor "Agrarisch - Niet-grondgebonden " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat de gronden tevens bestemd zijn:
ter plaatse van de aanduiding: | toegestane functie: |
specifieke vorm van agrarisch - intensieve veehouderij | intensieve veehouderij |
3.2.1 Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
3.2.2 Bij de bouw van de in lid 3.2.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m.
3.2.3 Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen en bedrijfsbouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
3.2.4 Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub b bedoelde woningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
3.2.5 Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub c bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
3.2.6 Bij de bouw van de in lid 3.2.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
3.3.1 Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de lid 3.3.2 en 3.3.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
3.3.2 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub b, voor de bouw van een gebouw tot op minder dan de toegestane afstand tot de perceelsgrens, indien en voor zover:
3.3.3 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in dit plan voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch - Niet-grondgebonden" wordt in ieder geval begrepen:
Voor de agrarische bedrijfswoning(en) geldt het volgende:
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 4.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens het bevoegd gezag beslis over een omgevingsvergunning als bedoeld 4.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.
Uitsluitend mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht ten dienste van de in 5.1 omschreven doeleinden, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
Met dien verstande dat het bepaalde in a, b en c geldt niet voor zover het bouwen in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.
De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld 5.4.1 wint het schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet:
Een omgevingsgunning als bedoeld in 5.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Ecologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ecologische linten.
7.2 Bouwregels
Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden de gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd voor zover deze zijn toegestaan voor de in lid 7.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Beheerszone watergang" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
7.2 Bouwregels
7.2.1 Op de binnen deze bestemming bedoelde gronden , met uitzondering van de gronden met de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming "Water", mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
7.2.2 Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor de eveneens voor deze gronden aangegeven bestemming "Water", mogen op deze gronden bouwwerken worden gebouwd overeenkomstig de bepalingen van die bestemming.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in lid 7.3.2 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:
7.3.2 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming en voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven andere bestemmingen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot een gebruik strijdig met de regels van dit bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of de opstallen ten behoeve van:
10.1.1 Ter plaatse van de aanduiding "geluidszone - spoor" mogen geen woningen worden gebouwd.
10.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1. en verder voor de bouw van een woning indien voldaan kan worden aan de vereisten ten aanzien van "zones langs spoorwegen" in de Wet geluidhinder zoals deze wet luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
10.3.1 Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - weg", voor zover niet behorend tot gronden met de bestemming "Verkeer", mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
10.3.2 Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in lid 10.3.1 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor:
10.3.3 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1 voor de bouw van bouwwerken, indien en voor zover deze zijn toegestaan voor de voor deze gronden aangegeven bestemmingen.
Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in dit artikel wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor een gebruik ten behoeve van aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten in een (bedrijfs-)woning, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van antennemasten, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van een (bedrijfs-)woning en/of een bijbehorend bijgebouw ten behoeve van bed & breakfast, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine uitbouwen aan (bedrijfs-)woningen, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de aanleg en het gebruik van gronden als recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een (bedrijfs-)woning tot meer dan de toegestane inhoud, indien en voor zover:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van een bijgebouw, de vergroting van een bijgebouw of de vergroting van een woning, in geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen en de woning in dit plan is bestemd voor "Wonen", met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de bouw van kleine bouwwerken voor nutsvoorzieningen, indien en voor zover:
Het wijzigen van het plan volgens de bepalingen in dit artikel geschiedt met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de wet ruimtelijke ordening, waarbij tevens in acht wordt genomen dat hierdoor:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van het gehele plangebied, voor een verschuiving van bestemmingsgrenzen en/of bouwgrenzen, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden voor de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden voor het aanwijzen van een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf ter plaatse van de bestaande bebouwing, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden voor zover dit een bouwvlak betreft voor het toestaan van een nevenactiviteit bij een functionerend agrarisch bedrijf, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van de gronden met de bestemming Agrarisch - Niet grondgebonden voor zover dit een bouwvlak betreft voor functiewijziging naar een (ander) agrarisch verwant bedrijf of een (ander) buitengebied gebonden bedrijf, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor hergebruik/functiewijziging van voormalige bedrijfsgebouwen ten behoeve van een ambachtelijk bedrijf, een kunstnijverheidsbedrijf, een bedrijf ten behoeve van de extensieve dag- of verblijfsrecreatie, kleinschalige horeca gerelateerd aan de recreatieve functie van het buitengebied, een opslagbedrijf of overige bedrijven als toegestaan volgens het gestelde in sub i van dit artikel, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de verbouw tot nieuwe woningen of wooneenheden in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, in het geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen, indien en voor zover:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van een woongebouw of woningen in geval van volledige bedrijfsbeëindiging van een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf, niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of niet-agrarisch bedrijf, in het geval sprake is van de aanwezigheid van (voormalige) bedrijfsgebouwen, indien en voor zover:
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing:
Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Nieuwe Dijk 6 en 11'.