direct naar inhoud van Regels
Plan: Kesteren, Nedereindsestraat 29
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpKEnedereindstr29-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kesteren, Nedereindsestraat 29' met identificatienummer NL.IMRO.1740.bpKEnedereindstr29-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde zelfstandige ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap en die vanuit het hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijk is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een deel van de woning waarin een gedeelte van de huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.9 bed & breakfast:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening in een woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.10 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.11 bestaand:
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning;
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en die vanuit het hoofdgebouw niet rechtstreeks toegankelijk is;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap). De bouwhoogte van een bouwlaag bedraagt niet meer dan 4 m;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 bouwwijze:

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, waarbij wordt verstaan onder:

  • a. aaneengebouwd:
    bebouwing die wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen;
  • b. geschakeld:
    bebouwing, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
  • c. gestapeld:
    bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten;
  • d. twee-aan-een:
    bebouwing waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan die zijde in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;
  • e. vrijstaand:
    bebouwing waarbij het hoofdgebouw aan beide zijden niet in de perceelsgrens is gebouwd;
1.24 carport:

een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal 3 wanden van gebouwen en/of ondersteuningen van het dak;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.28 internetverkoop

detailhandel zonder showroom, waarvan de handel voornamelijk via internet en andere media loopt;

1.29 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie;

1.30 kamerbewoning:

het bewonen van (een gedeelte van) een woning door meer dan één huishouden, met dien verstande dat het bewonen van kamers zonder eigen voorzieningen, zoals een badkamer en keuken, door maximaal twee personen, waarbij de eigenaar (hospita) in dezelfde woning woont, niet als kamerbewoning wordt aangemerkt;

1.31 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.32 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 1 m boven de gemiddelde, bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;

1.33 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.34 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.35 ondergronds:

onder peil;

1.36 overbouwing:

een aan- of uitgebouwd bouwdeel, dat gelegen is op minimaal 2,5 m boven peil, dat geen grotere hoogte heeft dan het aangrenzende bouwdeel, dat uitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel en dat geen rechtstreekse verbinding heeft met het aansluitend afgewerkte terrein;

afbeelding "i_NL.IMRO.1740.bpKEnedereindstr29-vst1_0017.jpg"

1.37 overkapping:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand;

1.38 plat dak:

een dak met een dakhelling van minder dan 15º;

1.39 publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.40 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap;

1.42 voorgevel:

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel(s) van een hoofdgebouw, (doorgaans) gekeerd naar de weg of het openbaar gebied;

1.43 voorgevelrooilijn:

de lijn die gelijk loopt aan voorgevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. (Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel);

1.44 voortuin:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte dat is gelegen vóór de voorgevelrooilijn(en);

1.45 woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.46 woon-/werkeenheid:

een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend;

1.47 zijtuin:

het bij de woning behorende perceelsgedeelte, dat is gelegen naast de zijgevel, tussen de voor- en achtergevelrooilijn, indien het perceelsgedeelte niet reeds is aangemerkt als voortuin.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.1.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.7 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaats van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden in afwijking van het bepaalde in 10.5 de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. bestaande parkeervoorzieningen;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bestaande in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. waterberging onder meer in de vorm van een wadi, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 10.5 en in aanvulling daarop de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • b. de bouwhoogte van een poort mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - geluidsscherm', is een geluidsscherm toegestaan met een maximale hoogte van 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bestaande parkeervoorzieningen en bestaande in- en uitritten toegestaan.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting hydrologisch neutraal bouwen
  • a. Bij bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden door een bergingscapaciteit van minstens 123,7 m³ te realiseren. De te realiseren voorzieningen dienen op het eigen terrein aangebracht te worden danwel op het terrein van anderen waarbij, indien terrein van anderen gebruikt wordt, dient te worden aangetoond dat dit terrein daar duurzaam voor mag, kan en zal worden gebruikt. Deze hydrologische voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.2 onder a voor een andere norm en / of andere methode om te voorzien in de omgang met het regenwater.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Nieuwe parkeervoorzieningen en in- en uitritten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.1 om binnen deze bestemming nieuwe parkeervoorzieningen en nieuwe in- en uitritten toe te staan.
Aan deze afwijkingsbevoegdheid wordt uitsluitend toepassing gegeven, indien geen onevenredige aantasting van de groenstructuur plaatsvindt.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen voor verkeer, vervoer en verblijf;
  • b. hondenuitlaatplaatsen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. straatmeubilair;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
  • a. Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
  • a. Algemeen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van het opslaan, storten of bergen van materialen en producten, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterstaatkundige (kunst)werken;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. kunstobjecten;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt in aanvulling op het bepaalde in 10.5 de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 11.2;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Situering gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat ondergeschikte bouwdelen tevens buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
  • b. bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan middels de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. voor de bouwwijze van woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee aaneengebouwde woningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
  • d. bij een woning mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd conform het bepaalde in 10.3.

7.2.3 Erkers

Erkers mogen worden gebouwd buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' onder de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwdiepte, gemeten vanaf de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • b. de breedte mag niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de gevel waar tegenaan wordt gebouwd, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. indien de erker in de zijtuin wordt gebouwd, mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder bedragen dan 2 m;
  • d. de afstand tot het openbare gebied mag niet minder bedragen dan 3 m.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 10.5.

7.2.5 Voorwaardelijke verplichting blinde dove gevel

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - blinde dove gevel' moeten de gevels van geluidgevoelige ruimtes grenzend aan de zuid- en oostgevel van de woningen als een blinde/dove gevel worden uitgevoerd.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.5 voor het toestaan van gevelopeningen in de zuidgevel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt aangetoond dat het woon- en leefklimaat ten aanzien van geluid- en lichthinder afkomstig van de tennisbaan, niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijziging situering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen om het bouwvlak op een andere plaats op het bouwperceel te situeren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de maatvoeringseisen en bouwwijze mogen niet worden veranderd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel blijft gelijk;
  • c. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 8 Waterstaat - Waterlopen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor aanleg en onderhoud van een watergang.

8.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in 8.1 zijn uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 om het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat.

8.3.2 Advies beheerder watergang

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande situatie

Ongeacht het in deze regels bepaalde ten aanzien van de situering en de maximale maten van bebouwing, geldt voor bestaande legale bebouwing dat, indien de bestaande situering en/of maten afwijken van de ingevolge deze regels toegestane situering en/of maten, de bestaande situering tevens en/of bestaande maten als maximaal toegestaan worden beschouwd.

10.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag.

10.3 Bijbehorende bouwwerken bij woningen
10.3.1 Algemeen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' geldt voor de bebouwde oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel het volgende:

Oppervlakte bouwperceel   Toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken  
< 200 m2   60 m2  
200 - 400 m2   90 m2  
400 - 600 m2   100 m2  
600 - 800 m2   110 m2  
> 800 m2   120 m2  

  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat, indien de aanduiding 'bijgebouwen' vóór de voorgevel is gesitueerd, de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding voor de voorgevel niet meetelt bij de bebouwde oppervlakte zoals genoemd onder a;
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m. Indien het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap, mag de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, maar nooit meer dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

10.3.2 Carports

In afwijking van het bepaalde in 10.3.1 mogen carports tevens buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. een carport mag uitsluitend worden gebouwd op het bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;
  • b. de carport mag de voorgevelrooilijn niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van de carport mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m2;
  • e. het aantal carports buiten de aanduidingen 'bouwvlak' en 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan één.
10.4 Zwembaden

10.4 Zwembaden

Voor het bouwen van een zwembad gelden de volgende regels:

  • a. een zwembad is uitsluitend toegestaan bij een (bedrijfs)woning;
  • b. het aantal zwembaden mag niet meer bedragen dan één per (bedrijfs)woning;
  • c. een zwembad is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • d. de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1,2 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
10.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

10.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn van het dichtst bij de weg gesitueerde gebouw op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit in een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte;
  • c. kamerbewoning;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. internetverkoop, waarbij de te koop aangeboden goederen worden opgeslagen, tentoongesteld en/of kunnen worden afgehaald anders dan op gronden en in bouwwerken waar detailhandel, niet zijnde ondergeschikte detailhandel, is toegestaan.
11.2 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het gebruik van een deel van een (bedrijfs)woning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, is tevens de bewoner van de woning;
  • c. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • d. detailhandel mag niet plaatsvinden.
11.3 Voorwaardelijke verplichting hydrologisch neutraal bouwen
  • a. Bij bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of afwijken dient hydrologisch neutraal gebouwd te worden door een bergingscapaciteit van minstens 123,7 m³ te realiseren. De te realiseren voorzieningen dienen op het eigen terrein aangebracht te worden danwel op het terrein van anderen waarbij, indien terrein van anderen gebruikt wordt, dient te worden aangetoond dat dit terrein daar duurzaam voor mag, kan en zal worden gebruikt. Deze hydrologische voorzieningen dienen daarna in stand te worden gehouden.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.2 onder a voor een andere norm en / of andere methode om te voorzien in de omgang met het regenwater.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijking publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 sub a om binnen een (bedrijfs)woning en/of bijbehorende aangebouwde bouwwerken de uitoefening van een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van aangebouwde bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse.
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. detailhandel mag niet plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en uitsluitend in verband met die activiteit;
12.2 Afwijking bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 om in een (bedrijfs)woning en/of daarbij behorende aangebouwde bouwwerken een bed & breakfast toe te staan. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed & breakfast is uitsluitend toegestaan in de woning en/of aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik ten behoeve van de bed & breakfast is gekoppeld en ondergeschikt aan de woonfunctie van de woning;
  • c. het vloeroppervlak van de bed & breakfast mag niet meer bedragen dan 25% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 80 m²;
  • d. er mag tegelijkertijd aan niet meer dan vier personen in maximaal 4 kamers bed & breakfast worden geboden;
  • e. de bed & breakfastvoorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet kunnen functioneren als een zelfstandige woning. Dit betekent in ieder geval dat een aparte kookgelegenheid bij de voorziening niet is toegestaan;
  • f. als gevolg van de bed & breakfast mogen geen onevenredige nadelige gevolgen ontstaan voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Van toepassing verklaring archeologie

Het bestemmingsplan 'Parapluregeling Archeologie' is van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan.

13.2 Voorwaardelijke verplichting Parkeervoorzieningen

Voor de in voorliggend plan toegestane bouwwerken wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, en worden de werken en werkzaamheden niet eerder uitgevoerd dan nadat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan hebben goedgekeurd, waarin ten minste het aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd zoals bepaald in de meest recente versie van de Nota Parkeernormen.

13.3 Voorwaardelijke verplichting Verlichting

Voor de in voorliggend plan toegestane bouwwerken wordt niet eerder een omgevingsvergunning verleend, dan nadat aangetoond is dat de lichthinder op de gevels van de nieuw te realiseren bebouwing, afkomstig van de verlichtingsarmaturen van de naastgelegen tennisbanen, de grenswaarden voor lichthinder (10lux maximale Ev, gemeten op een hoogte van 1,80m en 10.000 cd) niet meer overschreden wordt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 14.1.1 met maximaal 10%.

14.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kesteren, Nedereindsestraat 29.