direct naar inhoud van Regels
Plan: Landgoed Lingedael
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1740.bpEClingedael-vst1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Landgoed Lingedael' met NL.IMRO.1740.bpEClingedael-vst1 van de gemeente Neder-Betuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdmassa gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en / of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van de hoofdmassa is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaand:
  • bij bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan bestonden of in uitvoering waren, danwel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden krachtens een verleende bouwvergunning of omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • bij gebruik: gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan bestond;
1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bijgebouw:

een vrijstaand of aan een hoofdmassa gebouwd gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdmassa en die vanuit de hoofdmassa niet rechtstreeks toegankelijk is;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap);

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 dagrecreatie:

vorm van recreatie waarbij geen gelegenheid wordt geboden tot overnachten;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is; horeca-activiteiten zijn hieronder niet begrepen;

1.17 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.19 hoofdmassa:

een gebouw, dat op een bouwperceel, door zijn bestemming, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.20 kantoor:

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie, met inbegrip van een congrescentrum en een vergaderaccomodatie;

1.21 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 30° en ten hoogste 60°;

1.22 landschappelijke waarde:

waarden in landschappelijk-esthetische en geomorfologische zin;

1.23 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.24 niet-publiekgerichte aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.25 niet-zelfstandig kantoor:

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.26 ondergeschikte bouwdelen:

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

1.27 ondergronds:

onder peil;

1.28 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang van het perceel aan een weg grenst, mits het gebouw op een afstand van niet meer dan 12 m van die weg is gelegen: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • b. in andere gevallen bij gebouwen: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het gebouw grenzende terrein;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het bouwwerk grenzende terrein;
  • d. voor een ophoging of een verlaging: de gemiddelde bestaande hoogte van het aan het op te hogen of te verlagen terrein grenzende terrein.
1.29 publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publiekgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/ of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.30 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.32 woning:

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.33 zelfstandig kantoor:

een kantoor dat op zichzelf het bedrijf vormt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het sorteren en/of opslaan van ter plaatse gewonnen klei, zand en grind;
  • b. groothandel in ter plaatse gewonnen klei, zand en grind;
  • c. parkeren;
  • d. een groene wal met een minimale hoogte van 6 m ter plaatse van de aanduiding 'groen';
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;

één en ander met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Niet-zelfstandige kantoren

Kantoren zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van niet-zelfstandige kantoren.

b Buitenopslag

De hoogte van buitenopslag bedraagt niet meer dan 16 m.

c Parkeergelegenheid

Op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn voor zowel personeel als bezoekers.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van kantoorgebouwen en werkplaatsen;
  • b. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 30%
  • c. de goot- en bouwhoogte van een kantoorgebouw bedraagt maximaal 6 m respectievelijk 12 m;
  • d. de bouwhoogte van werkplaatsen bedraagt maximaal 8 m.
3.2.3 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. installaties 18 m;
    • 2. werkplaatsen 8 m;
    • 3. erfafscheidingen 2,5 m;
    • 4. vlaggenmasten 6 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
3.2.5 Afwijkingenregeling

In afwijking van het voorgaande geldt voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die zijn of kunnen worden gebouwd krachtens een voor het tijdstip van ter visie leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan aangevraagde vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht het volgende:

  • a. indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.
3.2.6 Bouwvlakoverschrijding ondergeschikte bouwdelen

Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits het bouwdeel ondergeschikt is en het een overschrijding betreft van maximaal 0,5 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. risicovolle inrichtingen;
  • c. seksinrichtingen.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bestaande bedrijf is beëindigd;
  • b. binnen de bestemming Natuur zijn de gronden bestemd voor de aanleg van bos en natuurgebied, waaronder water, het behoud, beheer en de ontwikkeling van natuurlijke waarden en extensief recreatief medegebruik;
  • c. binnen de bestemming Natuur zijn bouwwerken uitsluitend toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 2 m.

Artikel 4 Groen - Landgoed

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Groen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. bos;
  • c. natuur;
  • d. waterpartijen;
  • e. een ontsluitingsweg;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. bruggen en infrastructurele kunstwerken;
  • i. behoud, herstel en ontwikkeling van de voorkomende dan wel nog te realiseren natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • j. voet- en fietspaden;
  • k. parkeren;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals beeldende kunstwerken, speelvoorzieningen en straatmeubilair en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

4.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 4.1.1:

a ontsluitingsweg

voor een ontsluitingsweg geldt het volgende:

  • 1. een ontsluitingsweg is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting";
  • 2. de ontsluitingsweg mag worden verhard;
  • 3. de breedte van de ontsluitingsweg mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
b pad

voor een pad ter plaatse van de aanduiding "pad" geldt het volgende:

  • 1. ter plaatse van de aanduiding "pad" zijn halfverharde recreatieve voet- en fietspaden toegestaan;
  • 2. de breedte van het pad mag niet meer bedragen dan 2 m;
c parkeren

voor parkeren geldt het volgende:

  • 1. parkeren is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein", uitsluitend in de vorm van parkeerplaatsen in de berm van de ontsluitingsweg als bedoeld onder a;
  • 2. de parkeervoorzieningen mogen worden voorzien van een halfverharding;
d extensief recreatief medegebruik

het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden binnen deze bestemming recreatieve voorzieningen toegestaan, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d..

e geluidscherm

uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm" is een geluidscherm toegestaan, uitsluitend in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte ten opzichte van het peil dat geldt voor de woning als opgenomen in Artikel 7 Wonen - Landhuis, tenminste 4,5 m bedraagt;

f geluidwal

uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "geluidwal" is een geluidwal toegestaan, uitsluitend in de vorm van een aarden wal die ten opzichte van het peil dat geldt voor de woning als opgenomen in Artikel 7 Wonen - Landhuis, ten minste 4,5 m wordt opgehoogd. Uitzondering hierop is het volgende: ter plaatse waar de aanduiding "geluidwal" samenvalt met de aanduiding "ontsluiting" mag de geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidscherm worden vormgegeven;

g bescherming waarden

binnen deze bestemming is het beleid primair gericht op het tot stand brengen en beschermen van natuurlijke en landschappelijke waarden;

h ophoging

ter plaatse van de aanduiding "ophoging" mag de grond ten hoogste 2 m ten opzichte van het peil worden opgehoogd.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van speel- en recreatieve voorzieningen, beeldende kunstwerken en bouwwerken op of ten behoeve van een brug mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. voor recreatief nachtverblijf;
  • b. als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen of andere lawaaisporten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Algemeen

Het is verboden op de gronden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/ of werkzaamheden te verrichten, te doen of te laten verrichten:

  • a. het kappen van bomen;
  • b. het aanleggen van verhardingen/ halfverhardingen;
  • c. het ontginnen, egaliseren, afgraven, aanvullen of ophogen van gronden;
  • d. het winnen van mos of bosstrooisel.
4.4.2 Uitzondering

Het onder 4.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. voorzover het betreft het aanleggen van verhardingen / halfverhardingen ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting", overeenkomstig het bepaalde in 4.1.2 onder a, de aanduiding "pad", overeenkomstig het bepaalde in 4.1.2 onder b, en de aanduiding "parkeerterrein", overeenkomstig het bepaalde in 4.1.2 onder c;
  • b. voorzover het betreft het ophogen van gronden, ter plaatse van de aanduiding "geluidwal", overeenkomstig het bepaalde in 4.1.2 onder f, en de aanduiding "ophoging", overeenkomstig het bepaalde in 4.1.2 onder h;
  • c. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning is verleend;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en beheer.
4.4.3 Verlening

De in 4.4.1. bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden genoemd in 4.1.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuin;
  • b. een terras;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. waterpartijen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en overeenkomstig de in 5.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

5.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 5.1.1:

a ophoging

ter plaatse van de aanduiding "ophoging" mag de grond ten hoogste 2 m ten opzichte van het peil worden opgehoogd.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

5.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m;
  • b. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 30 m².
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergang, vijver;
  • b. waterretentie / waterberging in combinatie met bos en natuur;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. ontgronding en tijdelijke opslag van zand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontgronding';

met bijbehorend:

  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. een ontsluitingsweg;
  • g. paden;
  • h. waterstaatkundige kunstwerken, bruggen en andere waterstaatswerken;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. behoud, herstel en ontwikkeling van de voorkomende dan wel nog te realiseren natuurlijke, landschappelijke en hydrologische waarden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 6.1.1:

a watergang

ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - A-watergang" zijn de gronden uitsluitend bestemd voor aanleg, instandhouding en onderhoud van een watergang;

b verhardingen

(half)verharding is niet toegestaan;

c extensief recreatief medegebruik

het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden binnen deze bestemming recreatieve voorzieningen toegestaan, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d..

d recreatieve voorzieningen

ten aanzien van de recreatieve voorzieningen geldt daarnaast dat:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - visplek" een visplek is toegestaan, alsmede de aanleg en instandhouding van maximaal 3 invalidenparkeerplaatsen. De lengte van de visplek bedraagt maximaal 20 m;
  • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van recreatie - uitzichtpunt" voorzieningen ten behoeve van een uitzichtpunt zijn toegestaan. De totale lengte van de voorzieningen bedraagt maximaal 3 m;
e ontsluitingsweg

voor een ontsluitingsweg geldt het volgende:

  • 1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting", is een ontsluitingsweg met bijbehorende brug toegestaan;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder b is het toegestaan de ontsluitingsweg volledig te verharden;
  • 3. de breedte van de ontsluitingsweg mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
f pad

voor een pad geldt het volgende:

  • 1. in afwijking van het bepaalde onder b zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "pad", halfverharde recreatieve voet- en fietspaden toegestaan, met bijbehorende bruggen;
  • 2. de breedte van het pad mag niet meer bedragen dan 2 m.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van deze bestemming.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van recreatievoorzieningen en bouwwerken op of ten behoeve van een brug mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. voor recreatief nachtverblijf;
  • b. als terrein voor het beproeven van motorvoertuigen en vaartuigen en als oefenterrein voor het racen en crossen met motoren en bromfietsen of andere lawaaisporten.

Artikel 7 Wonen - Landhuis

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. wonen;
  • b. de ontwikkeling, het behoud en/of herstel van de hoge visueel-landschappelijke waarden;
  • c. kantoor;
  • d. parkeren;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 7.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

7.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 7.1.1:

a niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • 2. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • 3. activiteiten die vergunningplichtig zijn krachtens de Wet milieubeheer zijn niet toegestaan;
  • 4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit;
  • 5. parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;
  • 6. de activiteit vindt uitsluitend inpandig plaats;
b kantoor

in afwijking van en aanvulling op het bepaalde in a is binnen deze bestemming gebruik van een deel van de woning ten behoeve van een kantoor toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen mag worden gebruikt voor de kantoorfunctie;
  • 2. de activiteit vindt uitsluitend inpandig plaats;
  • 3. parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;
c parkeren

parkeren dient binnen het bestemmingsvlak plaats te vinden;

d ophoging

ter plaatse van de aanduiding "ophoging" mag de grond ten hoogste 2 m ten opzichte van het peil worden opgehoogd.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan een hoofdmassa in de vorm van woningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • b. per bouwvlak is maximaal één gebouw toegestaan;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangegeven;
  • d. de woning mag niet eerder worden gebouwd dan nadat het geluidscherm als bedoeld in 4.1.2 onder e en de geluidwal als bedoeld in 4.1.2 onder f zijn gerealiseerd;
  • e. de goothoogte mag niet meer dan en moet tenminste de hoogte bedragen die in het bouwvlak, met de aanduiding "minimale-maximale goothoogte" is aangegeven;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak, met de aanduiding "maximale goothoogte" is aangegeven;
  • g. de hoofdmassa is voorzien van een kap;
  • h. vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan.
7.2.3 Ondergrondse gebouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in niet meer dan één bouwlaag ondergronds.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevel van de hoofdmassa niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van ruimten binnen een woning voor de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • b. het gebruik van bouwwerken voor een woon-/werkeenheid;
  • c. het gebruik als seksinrichting.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.3.1 onder a, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:

  • a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. afwijking ten behoeve van detailhandel is toegestaan.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoofdtransportgasleiding;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen zijn op de in artikel 8.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare

objecten toegestaan.

8.2.2 Bouwwerken

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten

dienste staan van deze bestemming, zoals meet- en regelkasten en afsluiterputten.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Omgevingsvergunning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve

van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) toe te staan, mits hierbij uit oogpunt van externe veiligheid en uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat en met dien verstande dat geen kwetsbaar object wordt toegestaan en de leiding door de afwijking niet wordt geschaad.

8.3.2 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld

8.3.1 wint het schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en/of bomen, waaronder in ieder geval wordt begrepen rietbeplanting;
  • e. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • f. het vellen of rooien van houtgewas;
  • g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • h. het diepploegen.
8.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 8.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning dan wel omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale beheer en/of onderhoud van de leidingen;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in 8.3.
8.5.3 Toetsing omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.5.1 mag alleen worden verleend indien door

de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de betreffende leiding

niet wordt aangetast.

8.5.4 Advies beheerder

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld

8.5.1 wint het schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Voorwaardelijke verplichting wonen

De woningen binnen de bestemming 'Wonen - Landhuis' mogen uitsluitend worden gebouwd indien de aanleg van het bos- en natuurgebied voor tenminste 75% gerealiseerd is conform de in Bijlage 1 Ontwikkelingsvisie opgenomen ontwikkelingsvisie (landschapsplan).

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Gebiedsaanduiding "ophoging"

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding:

  • a. "ophoging"

aangeduide gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 12.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 12.1.1 met maximaal 10 %.

12.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Landgoed Lingedael.

Bijlagen bij regels