direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Markelo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.MK-VS20

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de nieuwe Omgevingswet sorteert de gemeente Hof van Twente reeds voor op het te ontwikkelen omgevingsplan. Hiervoor is het van belang dat voor het plangebied van de gemeente zo veel mogelijk bestemmingsplannen en omgevingsvergunning in één bestemmingsplan zijn samengevoegd.

Het vigerend bestemmingsplan voor Markelo-Oost dateert uit 2008. Het bestemmingsplan Markelo-West dateert uit 2013. Een integrale herziening van deze plannen is gewenst om Markelo weer een actueel juridisch-planologisch kader te bieden en zoals hierboven beschreven in een vroeg stadium voor te sorteren op de Omgevingswet. Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven op de afbeelding op de volgende pagina. Voor de begrenzing van het plangebied zijn de plangrenzen van de vigerende bestemmingsplannen Markelo-Oost en Markelo-West aangehouden. Aangezien deze vigerende bestemmingsplannen vrij recent van datum zijn, zijn alle bestemmingen één-op-één in het onderhavig bestemmingsplan overgenomen. Er zijn geen bestemmingswijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.MK-VS20_0001.jpg"

Afbeelding 1. Overzichtskaart plangebied.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Op dit moment zijn verschillende bestemmingsplannen en regelingen voor Markelo van kracht. Het gaat onder meer om:

  • bestemmingsplan Markelo-Oost (onherroepelijk d.d. 17 januari 2008);
  • bestemmingsplan Markelo-Oost, partiële herziening Rijssenseweg 6 te Markelo (onherroepelijk d.d. 30 oktober 2008);
  • bestemmingsplan Markelo-West (onherroepelijk d.d. 23 mei 2013);
  • bestemmingsplan Markelo-West, herziening Grotestraat 11 (vastgesteld d.d. 20 december 2016);
  • bestemmingsplan Markelo-West, herziening Grotestraat 2 Markelo (vastgesteld d.d. 14 februari 2017);
  • bestemmingsplan Markelo-West, herziening Roosdomsweg 6-8 (vastgesteld d.d. 25 oktober 2016);
  • bestemmingsplan Herikeresweg, Markelo (vastgesteld d.d. 31 maart 2009);
  • facetbestemmingsplan Reparatieregeling II (onherroepelijk d.d. 31 maart 2011).

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie in en rondom het plangebied. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleid. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op bestemmingsplansystematiek en licht de bestemmingen toe. In hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan toegelicht, gevolgd door de maatschappelijke uitvoerbaarheid in hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 2 De beschrijving van het plangebied

2.1 Plangebied

Markelo ligt in het westen van de gemeente Hof van Twente. Het dorp is een van de zes kernen binnen de gemeente. De kern Markelo wordt begrensd door drie verschillende landschapstypen die zijn te onderscheiden in het essen-/ kampenlandschap, het beekdallandschap en de jonge ontginning (heideontginning). Deze contrasterende landschapstypen, de open essen en de meer besloten beekdalen, zorgen voor een eigen karakter van het gebied. Binnen Markelo zijn de volgende woonbuurten te onderscheiden: Beusbergen, Koekoek, Anholtskamp en De Esch.

2.2 Geschiedenis

Markelo is van oorsprong een oud esdorp dat in de 11e en 12e eeuw is ontstaan aan de voet van de Markelose Berg. De eerste concentratie van bebouwing groeide rond de in dezelfde periode gebouwde kerk. In de loop der jaren groeide deze kleine concentratie geleidelijk uit langs de bestaande wegenstructuur.

De oorspronkelijke es (akkerlandcomplex) lag rond de Markelose Berg. Van deze heuvels waren de toppen niet in cultuur gebracht. De groengronden (weide- en hooilanden) lagen voornamelijk langs de weg naar Laren. De meeste boerderijen lagen langs de weg van Holten naar Goor, die de grote es van Markelo verdeelde in de Noordes en de Dorpses.

In de periode van 1850 tot 1940 nam de bebouwing rond de es fors toe, waardoor Markelo de vorm van een kransesdorp heeft gekregen. Dit betrof een verdichting van het bebouwingspatroon met uitsluitend boerderijen. In deze periode groeide de kleine concentratie van woningen rond de kerk langzaam uit tot een duidelijke dorpskern. Ook langs de uitvalswegen naar Holten, Goor en Rijssen nam de bebouwing toe. In dit gebied werden voornamelijk notabelenwoningen en winkelpanden gerealiseerd.

Na de Tweede Wereldoorlog raakte het uitbreiden van het dorp in een stroomversnelling. De woningvoorraad is sindsdien flink toegenomen. De belangrijkste uitbreidingen zijn aan de noord- en zuidoostzijde van de toen bestaande kern gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.MK-VS20_0002.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1735.MK-VS20_0003.jpg"

Afbeelding 2. Historische kaarten 1850 en 1940 (bron: topotijdreis.nl)

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied

2.3.1 Landschap

Het landschapsbeeld van Markelo wordt in hoge mate bepaald door de stuwwallen. Voor Nederlandse begrippen zijn de hoogteverschillen aanzienlijk. Het meest opvallend is de Markelose Berg aan de zuidwestzijde, die met een hoogte van 40 m +NAP meer dan 20 m boven het dorpsgebied uitsteekt. Het eeuwenoude essen- en kampenlandschap is ontstaan door ontwikkelingen langs de beken, waar kleine landbouwnederzettingen werden gesticht. De essen zijn open akkerbouwcomplexen, op de hoger gelegen delen.

Een goed voorbeeld is de es aan de noordwestzijde van het dorp. Ook op de flanken van de Markelose Berg en De Hulpe, aan het begin van de Herikerberg en ten noorden van Markelo, zijn akkers ontstaan. Op de toppen van de bergen bevinden zich (restanten van) boselementen. Kenmerkend zijn de nederzettingen (zwermesdorpen) langs de randen van de essen, vaak met eenmansesjes (kampen). Het grillige patroon van wegen, de boombeplanting en de door houtwallen omzoomde esjes zorgen voor een kleinschalig karakter. De nederzettingen aan de westzijde van het dorp zijn hiervan goede voorbeelden. Markelo zelf heeft vanouds, als hoofddorp van de voormalige gemeente, meer geconcentreerde bebouwing en menging van functies.

Het essengebied met grootschalig reliëf in de omgeving van Markelo is waardevol. In de agrarische gebieden in het noorden van het plangebied is nog sprake van cultuurhistorische openheid van het landschap met grootschalige blokverkaveling. Door uitbreidingen aan de noordwestzijde is de oorspronkelijke esrand aan de noordzijde wel minder zichtbaar en herkenbaar. De dorpsrand aan de zuid(oost)zijde is door het sterke reliëf daarentegen zeer waardevol en kwetsbaar.

2.3.2 Stedenbouwkundige structuur

Het dorp was tot de gemeentelijke herindeling in 2001 het bestuurlijke en administratieve centrum van de voormalige gemeente Markelo. Pas vanaf het midden van de 20e eeuw zijn planmatige uitbreidingen tot stand gekomen. Aanvankelijk nog kleine uitbreidingen aan de zowel de noord-, zuid- als oostzijde. Later op grote schaal aan de noord- en zuidoostzijde van het dorp. De jongste uitbreiding De Esch heeft plaatsgevonden aan de noordzijde van de kern.

Een groot deel van de oorspronkelijke wegenstructuur is thans nog in de ruimtelijke structuur herkenbaar. Het plangebied bestaat uit het centrum, de buurt Zuidwest, de buurt Noordwest, de buurt De Esch, de buurt Beusbergen, de buurt Koekoek en de buurt Anholtskamp.

Centrumgebied

De historische sfeer in het oude centrum is nog steeds herkenbaar, maar is door nieuwe bebouwing door de jaren heen versnipperd geraakt. In het plangebied zijn verscheidene gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten gelegen. De Nederlands-hervormde kerk met de oude klokkentoren is zo’n monument. Om de kerk staan meerdere oude platanen en lindes, waardoor het kerkplein een bijzondere uitstraling heeft.

Een belangrijk historisch gebouw uit de periode 1850-1940 is het uit 1869 daterende raadhuis van de voormalige gemeente Markelo (Het Beaufort). In 2010 is het Beaufort opgeleverd als cultureel centrum, waarbij de oude aanbouw is verwijderd en er een moderne, kleinere aanbouw is gerealiseerd. Samen met de twee panden aan de overzijde van de Goorseweg, waarin de VVV is gevestigd (museumboerderij Eungs Schöppe), is hier sprake van een cultuurhistorisch waardevol bebouwingsensemble.

Midden in de kern van Markelo ligt het bedrijventerrein Goorseweg van 2,24 ha (bruto oppervlakte). Dit terrein wordt voornamelijk door één bedrijf ingenomen: ABZ diervoeding. Daarnaast staat er nog bebouwing van de voormalige kaasfabriek van Coberco. Het nabijgelegen oorspronkelijke kantoor van de coöperatieve landbouwvereniging Markelo is een pand met een karakteristieke uitstraling. Daarnaast staat vlak voor de fabriek de eerder genoemde museumboerderij.

In het zuidelijk deel van de Taets van Amerongenstraat liggen enkele parkeerterreinen en Grand Café de Kroon. Ook de ruimte rondom de voormalige kaasfabriek van Coberco is in gebruik als tijdelijk parkeerterrein.

Het oostelijke gedeelte van de Grotestraat kent door de grote variatie en ‘losse’ situering bebouwing een andere sfeer dan het westelijke gedeelte van de straat, waar sprake is van een relatief nauw profiel met (vooral aan de zuidzijde) een strakke rooilijn.

Zuidwest

Dit deelgebied bestaat uit de uitlopers van het dorpsgebied langs de Bergweg en de Stationsstraat en het gebied daar direct omheen. De wegen lopen in zuidelijke richting in hoogte op; dit geldt vooral voor de Bergweg. Vanuit zuidelijke richting zijn er fraaie uitzichten op het dorp.

De Stationsstraat met zijn molen De Mölle van Buursink en de deels oude lintbebouwing straalt een landelijke sfeer uit. Hier valt te zien dat deze straat vroeger een belangrijke verbindingsweg vormde.

Afgezien van enkele (voormalige) oude boerderijen stamt de bebouwing in deze wijk hoofdzakelijk uit het midden van de 20e eeuw en bestaat voor het merendeel uit vrijstaande woningen en enkele twee-onder-een-kapwoningen.

Noordwest

Dit deelgebied is globaal gelegen tussen de Tolweg en de Taets van Amerongenstraat en stamt, evenals de lintbebouwing langs de Rijssenseweg, uit de jaren ‘60 van de 20e eeuw. Het gemêleerde buurtje heeft gebogen straten en bestaat voornamelijk uit half vrijstaande en vrijstaande woningen van twee lagen met kap. Vooral aan de Loosboersstraat komen ook rijenwoningen voor.

Ten westen van de Noordachtereschweg, aan de rand van Markelo, staat het grootschalig wooncomplex De Esch.

Beusbergen, Koekoek en Anholtskamp

De deelgebieden Beusbergen, Koekoek en Anholtskamp betreffen woonwijken. Het gebied wordt grofweg begrensd door de Rijssenseweg, het Beukenlaantje, de Hulpe, de Prinses Beatrixstraat en de Prinses Irenestraat.

De ontwikkeling van deze woonwijken is in de jaren zestig begonnen. In de deelgebieden bevinden zich voornamelijk rijenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, geschakelde woningen en vrijstaande woningen.

De Esch

De wijk De Esch is de meest recente uitbreiding van Markelo en wordt gekenmerkt door een centrale groene as en gebogen straten. Langs de rand is rekening gehouden met een brede groenstrook. De groene ruimtes zijn overal voorzien van wadi's. De woonbebouwing is vrijwel alleen vrijstaand of half vrijstaand, bestaande uit één à twee bouwlagen met kap. Tevens zijn in dit gebied ook twee bedrijventerreinen gesitueerd.

Aan de noordzijde van Markelo ligt aan de Rijssenseweg het bedrijventerrein Rijssenseweg. Dit terrein is aan het begin van deze eeuw aangelegd. Het is een gemengd bedrijventerrein (1,10 ha groot) en biedt ruimte aan bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2. Ook is de bouw van een bedrijfswoning toegestaan.

2.3.3 Groenstructuur

De ruimtelijke relatie tussen Markelo en zijn omgeving worden gekenmerkt door de hoogteverschillen tussen de beboste heuvels langs de dorpsranden. Door de open essen langs de randen van het dorp zijn de bossen goed zichtbaar. Ze vormen belangrijke oriëntatiepunten. Vaak lopen er wegen langs de randen van de bebouwing, waar men belangrijke zichtrelaties heeft met het landschap. Het dorp is hiermee naar buiten gekeerd en heeft een sterke relatie met het landschap.

De Holterweg, Goorseweg, Rijssenseweg en Stationsweg onderscheiden zich duidelijk ten opzichte van de overige toegangswegen door hun concentraties groen met grotendeels zware beplanting. Deze groenconcentraties vormen een duidelijke overgang van dorp naar landschap en benadrukken de sterke relatie tussen beide. Ook de toegangen tot het dorp aan de Holterweg en de Prinses Beatrixstraat (Stationsweg) zijn groen aangekleed en daardoor duidelijk beleefbaar.

Ook binnen de bebouwde kom is Markelo een groen dorp. De kern beschikt over een grote hoeveelheid groenelementen als binnenpleinen, groenstroken, begeleidend groen langs wegen als bomenlanen en onderbegroeiing. De twee hoofdassen (Holterweg-Goorseweg en Rijssenseweg-Stationsweg) vormen het groene frame doordat ze voor een groot deel worden begeleid door bomen van de eerste grootte
(> 15 m).

2.3.4 Verkeerstructuur

Markelo heeft twee duidelijke hoofdassen die ook vroeger belangrijke verbindingen met de omgeving vormden. Hierbij gaat het om de Holterweg (N755) - Grotestraat - Goorseweg (N753), de Rijssenseweg (N752) en de Stationsweg (N754).

Andere wegen die tot de oorspronkelijke structuur behoren, zijn de Roosdomsweg, Molenstraat, Taets van Amerongenstraat en Wiemerinksweg. De aansluiting van de Stationsstraat op de Grotestraat is onderbroken door de uitbreiding van het (voormalige) gemeentehuis.

Van grote invloed op de verkeersstructuur en het dorpsbeeld is de aanleg (rond 1960) geweest van de noord-zuidverbinding tussen de Rijssenseweg en de Stationsweg, beter bekend als de Prinses Irenestraat-Prinses Beatrixstraat.

2.3.5 Functionele structuur

Markelo is een kern die op veel plaatsen nog geen strikte scheiding kent tussen wonen, dienstverlening, bedrijven, horeca en maatschappelijke functies; met name in de oudste delen van de kern aan de Grotestraat–Goorseweg, Taets van Amerongenstraat en de Stationsweg is sprake van functiemenging.

Aan het Burgemeester de Beaufortplein, ten zuiden van het oude centrumgebied, komen naast de bibliotheek en het culturele centrum vooral dienstverlenende bedrijven voor. Het gebied dat een bestemming Centrum heeft, is overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan.

Bedrijven

Opvallend zijn de grote bedrijfsgebouwen van de voormalige kaasfabriek Coberco en van ABZ Diervoeding (nog in bedrijf) op de hoek van de Goorseweg en de Prinses Irenestraat in het centrum. Direct ten noorden van deze bedrijfsbebouwing is een tuincentrum gelegen.

Langs de Noordachtereschweg zijn kleinschalige bedrijven gelegen met bedrijfswoningen. Het betreffen twee aannemersbedrijven. Ook langs de noordelijke rand van Markelo aan de Spelleweg ligt een klein gebied voor bedrijvigheid uit milieucategorieën 1 en 2 in combinatie met bedrijfswoningen. Aan de Stationsstraat 37 en op het achterterrein is een verkeersschool gelegen.

Aan de noordzijde van de Holterweg ter hoogte van de kruising met de Tolweg zijn een autogaragebedrijf met tankstation en een tankstation met winkel gevestigd.

Detailhandel

Binnen het oude centrum komen verschillende vormen van detailhandel voor. Ook het tuincentrum aan de Noordachtereschweg valt hieronder.

Dienstverlening

Binnen het oude centrum komen verschillende vormen van dienstverlening voor. Ook op de hoek van de Schoolstraat en Roosdomsweg, aan de Stationsstraat, aan de Grotestraat en rondom de kruising van de Goorseweg met de Prinses Irenestraat-Prinses Beatrixstraat komt zakelijke dienstverlening voor.

Horeca

Binnen het oude centrum komen verschillende horecagelegenheden voor. Maar ook buiten het centrum zijn onder andere aan de Holterweg (restaurant), ter hoogte van de westelijke entree van het dorp, en aan de Stationsstraat (zalencentrum), direct ten noorden van de sporthal, horecagelegenheden gelegen.

Maatschappelijk

Binnen het oude centrum komen verschillende maatschappelijke functies voor, zoals een bibliotheek, peuterspeelzaal en een kerk. Daarbuiten zijn maatschappelijke functies zoals een woonzorgcomplex, een gezondheidscentrum en een molen gelegen.

Sport

Binnen het plangebied zijn twee sportfuncties gelegen: een manege met recreatiewoningen aan de Holterweg en een sporthal aan de Stationsstraat.

Overige voorzieningen

Enkele andere functies in het plangebied zijn het volkstuinencomplex ten noorden van het tuincentrum aan de Prinses Irenestraat en het evenemententerrein ten zuiden van de Schoolstraat.

Hoofdstuk 3 Inventarisatie van relevant beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hiervoor genoemde rijksdoelen komen dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Aangezien het hier een conserverend plan betreft, vormt de SVIR geen concreet beoordelingskader voor het plan. Wel is het rijksbeleid in het navolgende verder uitgewerkt.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister er voor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Dit bestemmingsplan maakt echter maar één nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. Ter plaatse van de locatie Burgemeester de Beaufortplein 4 is in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om in de bestaande bebouwing vijf appartementen te realiseren. Omdat daar vijf appartementen mogelijk gemaakt worden, moet de Ladder worden doorlopen. Voorts wordt opgemerkt dat op basis van de 'Woonagenda Hof van Twente 2016-2020' (zie paragraaf 3.3.3, Woonagenda Hof van Twente 2016-2020) tot 2025 ruimte is voor 95 woningen in Markelo.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:

  • 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  • 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  • 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  • 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  • 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

In het navolgende worden de hierboven genoemde aspecten beschreven en afgewogen.

1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?

De eerste vraag bij de Laddertoets is of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Artikel 1.1.1 van het Bro definieert een stedelijke ontwikkeling als:

"een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

De locatie Burgemeester Beaufortplein 4 bevindt zich in het centrum van het dorp Markelo en heeft een maatschappelijke bestemming. Binnen deze bestemming is maatschappelijke bebouwing toegestaan maar zijn woningen uitgesloten. Het plan leidt met de realisatie van vijf appartementen tot een wijziging van de gebruiksmogelijkheden. Uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat plannen voor niet meer dan elf woningen niet als woningbouwlocatie of andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Bro worden beschouwd. Gesteld kan worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat de eerste vraag van de Laddertoets ontkennend is, is het verder doorlopen van de Ladder niet noodzakelijk. De Ladder is dus niet van toepassing op het plan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Op 12 april 2017 zijn de omgevingsvisie en de omgevingsverordening Overijssel 2017 (Beken kleur) vastgesteld. Deze visie en verordening zijn in 2018 geactualiseerd. In de omgevingsvisie wordt de visie op de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 uiteengezet. Binnen deze visie zijn er drie principes leidend bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Deze principes zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Duurzaamheid

Wat betreft het principe 'duurzaamheid' heeft de provincie meerdere kwaliteitsambities opgesteld. Het gaat hier om ambities die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. De vier duurzame kwaliteitsambities zijn:

  • 1. een klimaatbestendig Overijssel;
  • 2. een duurzame energiehuishouding;
  • 3. kringlopen sluiten, ofwel: toegroeien naar een circulaire economie;
  • 4. beter benutten van ruimte, bestaande bebouwing en infrastructuur.

Ruimtelijke kwaliteit

Wat betreft het principe 'ruimtelijke kwaliteit', hanteert de provincie de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Binnen dit principe heeft de provincie zeven kwaliteitsambities geformuleerd. De zeven kwaliteitsambities zijn:

  • 1. natuur als ruggengraat;
  • 2. een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • 3. voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • 4. brede waaier aan woon-, werk-, en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • 5. zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • 6. het contrast tussen dynamisch en luwe gebieden versterken;
  • 7. sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

Sociale kwaliteit

Het laatste principe gaat over het welzijn of 'goed voelen' van de inwoners van Overijssel. Daarbij spelen zaken als gezondheid, vitaliteit, arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs) en sociale uitsluiting een belangrijke rol. In deze omgevingsvisie worden deze aspecten beperkt tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

Binnen dit principe heeft de provincie drie kwaliteitsambities opgesteld. De drie kwaliteitsambities zijn:

  • 1. het Overijssels 'noaberschap' koesteren;
  • 2. stimuleren van culturele identiteit;
  • 3. verbinden van de lokale kennis en energie met de ontwikkeling van provinciaal beleid en de uitvoering van ruimtelijke opgaven.

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied dienen de vorenstaande principes te worden meegewogen.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

Naast de Omgevingsvisie geldt de Omgevingsverordening. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening moet worden gehouden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen.

Gelet op het feit dat het in onderhavig bestemmingsplan hoofdzakelijk gaat om het planologisch vastleggen van de bestaande situatie in de vorm van een nieuw integraal bestemmingsplan kan worden gesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten c.q. kenmerken van het gebied. Onderhavig bestemmingsplan is in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie zicht op 2030

In 2010 heeft de gemeente Hof van Twente de toekomstvisie voor hun grondgebied vastgesteld. Het doel van deze toekomstvisie is om de grote lijnen van de gemeente te schetsen: wat kenmerkt de gemeente nu en straks? Daarnaast geeft de toekomstvisie een mogelijk toekomstperspectief met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. De politiek en de burgers zullen de toekomstvisie een verdere concrete invulling geven. Dit kan in de komende jaren gestalte krijgen door de visie te gebruiken als toetsingskader voor sectorale beleidsontwikkeling (beleidsplannen) en meerjarige planvorming (programmabegrotingen).

3.3.2 Structuurvisie Markelo

Op 9 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Hof van Twente de Structuurvisie Markelo vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente een samenhangend beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in Markelo tot circa 2025. Op de onderstaande afbeelding is de Structuurvisiekaart van Markelo weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.MK-VS20_0004.png"

Afbeelding 3. Structuurvisiekaart Markelo

Aan de noordzijde van de kern bestaat het voornemen om de woonwijk en de bedrijvenlocatie verder uit te bereiden. Hiernaast wordt in de kern onder andere gestuurd op de herontwikkeling van woonlocaties, de verdere ontwikkeling van het centrumgebied en het herstel van een waterloop. Tevens zijn aan de randen van de kern weergegeven waar cultuurhistorische elementen voorkomen.

De structuurvisie is al enige tijd geleden opgesteld. Inmiddels is gebleken dat er grote wijzigingen zijn geweest in vraag naar detailhandelsruimte. Het centrumgebied staat onder druk, ondernemers hebben te maken met verschillende invloeden zoals internetverkoop. Dit heeft effect op de vraag naar ruimte voor detailhandel. Door de ruimere centrumbestemming is daarnaast ruimte voor andere functies zoals dienstverlening en lichte horeca. In de praktijk blijkt dat detailhandel onder druk komt te staan en verschuiving van functies meer aan de orde is. Ingeschat wordt dat uitvoering van de structuurvisie niet in de verwachting ligt. Met de komst van de omgevingswet in 2022 is de gemeente verplicht tot het opstellen van een omgevingsvisie. In die visie zal opnieuw naar de centrumontwikkeling van Markelo gekeken worden.

3.3.3 Woonagenda Hof van Twente 2016-2020

Op 22 maart 2016 heeft de gemeenteraad van Hof van Twente het woonbeleid Woonagenda Hof van Twente 2016-2020 vastgesteld. Dit beleid is een uitwerking van de Regionale Woonvisie Twente 2015-2020.

De gemeente staat voor een grote opgave. Er is een einde gekomen aan een periode van geleidelijke bevolkingsgroei. De bevolkingsdaling is ingezet. De komende jaren zal de bevolking verder vergrijzen. De gemeente wil een zo optimaal mogelijk woonklimaat bieden aan de inwoners door de komende jaren in te zetten op de volgende vier speerpunten:

  • verbeteren van de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en de kernen;
  • via maatwerk de ruimte voor uitbreiding van de woningvoorraad optimaal benutten;
  • aandacht hebben voor goede woonmogelijkheden voor groepen die zorg nodig hebben;
  • het huisvesten van urgente groepen woningzoekenden (waaronder statushouders).

Deze speerpunten wil de gemeente bereiken door goed samen te werken met de maatschappelijke partners, zoals woningcorporaties, huurders en zorgpartijen.

De snel veranderende woningmarkt vraagt om flexibiliteit en maatwerk. Op deze manier kan de lokale woningbehoefte per kern zo goed mogelijk gefaciliteerd worden voor alle doelgroepen.

Voor Markelo betekent dit dat ingezet wordt op de groei van de woningmarkt met 95 woningen tot 2025. Dit kan in de vorm van inbreiding en uitbreiding. Uitbreidingslocatie De Esch III wordt hierin als optie gezien. Tevens is er sprake van vergrijzing in Markelo. Het toevoegen van appartementen zou een oplossingsrichting kunnen zijn voor deze trend, maar alleen als er mogelijkheden zijn in binnenstedelijk gebied. In het toevoegen van appartementen voorziet dit bestemmingsplan door ter plaatse van het adres Burgemeester de Beaufortplein 4 door middel van een wijzigingsbevoegdheid vijf appartmenten mogelijk te maken.

3.3.4 Welstandsnota

In de Welstandsnota (2012) geeft de gemeente de criteria voor de welstandstoets. De gemeente bestaat uit meerdere landschapstypen en een zestal kernen waarbinnen onderling verschillende gebieden waarneembaar zijn. De landschapstypen en de verschillende gebieden binnen de kernen vormen de basis voor een per deelgebied verschillend welstandbeleid.

Er zijn acht deelgebieden voor de kernen onderscheiden, namelijk Historische centra, Nieuwe centra, Linten 'aan de weg', Linten 'los op de kavel', Linten 'oud en nieuw', Buurten, Industrie en Bedrijfsterrein. In het plangebied komen een aantal van deze deelgebieden voor. Afhankelijk van de locatie in de kern dient voor het betreffende deelgebied te worden getoetst aan de criteria die betrekking hebben op plaatsing, hoofdvorm, gevel, detaillering en erf.

3.3.5 Conclusie gemeentelijk beleid

Gelet op het feit dat het hier hoofdzakelijk gaat om het planologisch vastleggen van een bestaande situatie in de vorm van een nieuw integraal bestemmingsplan kan worden gesteld dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Gelet op dit conserverende karakter is er geen aanleiding te veronderstellen dat de uitvoering van dit plan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek kan dan ook achterwege blijven. Hierna worden volledigheidshalve de relevante onderzoeksaspecten kort nagelopen.

4.1 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden dient bij ruimtelijke ingrepen een afweging te worden gemaakt in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) en het provinciaalbeleid.
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Naast soortenbescherming richt de Wnb zich op de gebiedsbescherming. Het gaat daarbij in de eerste plaats om Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. In de tweede plaats zijn de natuurgebieden binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden in Nederland. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. Dit bestemmingsplan maakt zo goed als geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en is daarmee niet van invloed op beschermde soorten of (de externe werking van) beschermde natuurgebieden. Wat betreft de Wet natuurbescherming en provinciaal beleid is dan ook sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.

4.2 Archeologie

Archeologische waarden dienen op grond van de Monumentenwet/Erfgoedwet te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient dan ook rekening te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

Op 1 januari 2010 is het gemeentelijke archeologiebeleid in werking getreden. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart is aangegeven welke gebieden een lage, een middelhoge en een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben. Verder zijn ook de terreinen met bekende archeologische waarden in beeld gebracht (de archeologische monumenten).

Onderstaand is een uitsnede van de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart opgenomen. Binnen het plangebied is sprake van een historische kern. Dit houdt in dat voor werken en werkzaamheden die een groter oppervlak beslaan dan 50 m2 en die dieper gaan dan 40 cm, een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden. Verder valt een deel van het plangebied in het archeologisch gebied met een hoge verwachting en met een middelhoge verwachting. Voor deze waarderingen geldt dat bij bodemverstoring van respectievelijk meer dan 2.500 m2 en 5.000 m2 en dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek nodig is. Een klein gedeelte van het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Voor deze waardering geldt dat bij bodemverstoring van 10 hectare en dieper dan 40 cm archeologisch onderzoek nodig is.

Gelet op het feit dat het gaat om een gebied dat nagenoeg is ontwikkeld en het hier een conserverend plan betreft is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Het aspect archeologie levert geen belemmeringen op voor het onderhavig bestemmingsplan. Wel is dit archeologiebeleid vertaald in het bestemmingsplan door middel van het opnemen van een drietal archeologiebestemmingen (zie paragraaf 5.2 onder Archeologie).

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.MK-VS20_0005.jpg"

Afbeelding 4. Uitsnede Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart Hof van Twente

4.3 Cultuurhistorie

Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden meegewogen bij het vaststellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.

De rijksmonumenten worden beschermd door de Erfgoedwet. Met monumenten worden alle "onroerende zaken" bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die ten minste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Naast rijksmonumenten worden op provinciaal niveau en gemeentelijk niveau monumenten aangewezen op grond van de respectievelijk provinciale- en gemeentelijke monumentenverordening.

Voorts wordt opgemerkt dat de korenmolen 'De Hoop' aan de Stationsstraat 33 ook een rijksmonument betreft. Markant op een snijpunt van wegen gelegen restant van de voormalige molen 'De Hoop', gebouwd als windkorenmolen in 1836 door molenbouwers Gebroeders Looman te Deventer. In 1897 werd een oliemotor geplaatst, in 1924 een elektromotor. Restant van de voormalige windkorenmolen 'De Hoop' bestaande uit romp, achtkant en een gedeelte van de vloeren en van het lui- en kruiwerk van algemeen belang wegens de ouderdom, de cultuurhistorische betekenis en de markante ligging.

In paragraaf 2.2 is de geschiedenis met daarbij de cultuurhistorische opbouw van Markelo beschreven. Wat betreft het behoud van deze cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplan kan worden gesteld dat het onderhavig bestemmingsplan een gedetailleerd karakter kent. Alle functies zijn vrij specifiek bestemd. De wegen-, water en groenstructuur, alsmede de bebouwingsstructuur is vastgelegd door middel van eigen bestemmingen. Hiermee worden de cultuurhistorische structuren afdoende beschermd. Het is dan ook niet noodzakelijk nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Het aspect cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan.

4.4 Water

4.4.1 Algemeen

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Rijn en IJssel, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Drents Overijsselse Delta en Zuiderzeeland. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen een Waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld.

In het Waterbeheerplan is aangegeven hoe het waterschap zijn taken de komende jaren (2016 tot 2021) wil uitvoeren. In het plan zijn doelen en maatregelen gesteld voor de thema's waterveiligheid, voldoende water, schoon water en het zuiveren van afvalwater. Deze zijn gericht op het:

  • voorkomen of beperken van overstromingen, wateroverlast en droogte;
  • beschermen en verbeteren van de kwaliteit van het oppervlaktewater en grondwater en het zorgen voor een goed functionerend regionaal watersysteem;
  • het effectief en efficiënt behandelen van afvalwater in de afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Zoals in de voorgaande alinea uiteen is gezet, wordt gestreefd naar duurzame, veerkrachtige watersystemen met minimale risico's op wateroverlast of watertekorten. In de toelichting op ruimtelijke plannen dient een waterparagraaf te worden opgenomen. Hierin wordt verslag gedaan van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie (watertoets).

Het doel van de watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.4.2 Situatie plangebied

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding. De bestaande waterpartijen binnen het plangebied krijgen een passende bestemming en blijven behouden. Verder maakt dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die kunnen leiden tot een verandering van de waterhuishouding. Bij eventuele toekomstige ontwikkelingen wordt gestreefd naar een verbetering van de waterhuishouding.

Het waterschap is ook geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de watertoets. De beantwoording hiervan heeft ertoe geleid dat de zogenaamde 'normale procedure' van toepassing is. Dit betekent dat het voorliggende bestemmingsplan in het kader van vooroverleg moet worden voorgelegd aan het waterschap. De bij deze 'normale procedure' behorende uitgangspuntennotitie wordt in een later stadium opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Het plan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan het Waterschap Rijn en IJssel. De ontvangen reactie is verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.

4.5 Milieuzonering

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, dient met deze aspecten echter rekening te worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen.

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. In deze handreiking zijn richtafstanden van bedrijven tot bebouwing aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht.

In het plangebied liggen een aantal bedrijventerreinen en bedrijven die een categorie 1 en 2 indeling kennen. Aangezien sprake is van een bestaande situatie en geen nieuwe hindergevoelige of milieuhinderlijke inrichtingen worden opgericht, kan worden geconcludeerd dat de bestaande functies en bedrijvigheid geen belemmering vormen voor de actualisatie van het bestemmingsplan. In dit opzicht is er geen sprake van een milieuhygiënisch knelpunt.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die worden verdacht van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing.

Het onderhavige plangebied omvat een omvangrijk grondgebied met veel verschillende functies. Naar verwachting heeft het plangebied een slechtere bodemkwaliteit dan overige delen van de gemeente. Bij nieuwe ontwikkelingen of wijzigingen in functies moet per geval worden gekeken of de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan, omdat geen ontwikkelingen zijn beoogd. Voorzover er ontwikkelingen hebben plaatsgevonden en er gronden bouwrijp zijn gemaakt, is bodemonderzoek uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen.

4.7 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken' een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststellen. Spoorweglawaai is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.

4.7.1 Wegverkeerslawaai

In Markelo is vrijwel de gehele bebouwde kom aangewezen als 30 km/uur-gebied. Een klein gedeelte is aangewezen als 50 km/uur-gebied. Voor deze wegen is in principe akoestisch onderzoek noodzakelijk. Echter, wordt langs deze wegen de bestaande situatie gehandhaafd en bestaan er geen mogelijkheden nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones op te richten.

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk maakt, treden wat betreft het aspect geluid geen belemmeringen op voor het onderhavig bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd. Dit bestemmingsplan maakt ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.

4.9 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de toetsing moet gekeken worden naar twee soorten risico's: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven met de PR 10-6 risicocontour. Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen, in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico wordt doorgaans de GR 10-5 risicocontour aangegeven.

In de onderstaande paragrafen worden de relevante risicofactoren voor het plangebied beschreven en afgewogen.

4.9.1 Inrichtingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied is slechts één Bevi-inrichting gelegen. Het gaat dat om het diervoederbedrijf dat is gelegen aan de Goorseweg 3. Recent is geconstateerd dat het bedrijf in de huidige milieuwetgeving valt onder de reikwijdte van het Bevi. Om die reden zijn de regels in de ter plaatse geldende bestemming aangepast. De huidige regeling schrijft voor dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet buiten de grens van het bouwperceel van het bedrijf mag komen.Voor een eventuele uitbreiding of wijziging van het bedrijf in het licht van het Bevi kan door middel van een omgevingsvergunning toestemming worden verleend. Wel zijn daaraan de voorwaarden verbonden dat:

  • 1. de grenswaardencontour - 10-6 per jaar - voor het plaatsgebonden risico de grens van het bij de inrichting behorend bouwperceel niet overschrijdt dan wel de grens van de bestemming niet overschrijdt met dien verstande dat overschrijding wel kan worden toegestaan op plaatsen waar op grond van dit plan geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn of kunnen worden toegestaan;
  • 1. een positieve verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt incl.de aspecten bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.

Voor het overige zijn er geen Bevi-inrichtingen aanwezig, dan wel andere gevaarlijke inrichtingen.

4.9.2 Buisleidingen

Voor het transport van aardgas geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (2014). Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied liggen geen aardgastransportleidingen (bron: Risicokaart).

4.9.3 Transport

De Wet Basisnet en het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) zijn op 1 april 2015 in werking getreden. In deze wetgeving is het landelijk basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verankerd. Binnen bepaalde grenzen wordt het vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). De risicoplafonds die hieruit voortvloeien, moeten in acht worden genomen bij het toestaan van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van basisnetroutes.

In de nabijheid van het plangebied zijn geen wegen, binnenwateren of spoorwegen gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

4.9.4 Groepsrisico

Indien de vaststelling van een bestemmingsplan leidt tot een bevolkingstoename van meer dan 10% of er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, moet het groepsrisico worden verantwoord. Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, is er geen sprake van een bevolkingstoename of van het groepsrisico.

4.9.5 Conclusie

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aspecten inrichtingen, buisleidingen, transport en groepsrisico niet leiden tot veiligheidsproblemen voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de regels van het bestemmingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • 1. een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • 2. de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting. Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Het navolgende stelt de algemeen gehanteerde opbouw van de bestemmingsregels aan de orde. Deze ziet er als volgt uit:

Dit wordt in het navolgende nader toegelicht.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen) en de wijze van meten (Wijze van meten). Hierin wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen enzovoorts. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Per bestemming hanteert men de indeling volgens de SVBP 2012. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en dienen in principe te worden gevolgd.

Het bestemmingsplan kent een zeventien tal enkelbestemmingen en vier dubbelbestemmingen. De volgende bestemmingen zijn te vinden in het plan:

De gronden in het noorden van het plangebied hebben de bestemming 'Agrarisch'. De gronden met deze bestemming zijn onder andere bedoeld voor grondgebonden agrarisch gebruik. De bouwregels van de bestemming schrijven voor dat gebouwen niet zijn toegestaan. Ten behoeve van de bescherming van de gronden is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Tot slot volgt uit de specifieke gebruiksregels dat het in deze bestemming is toegestaan om, onder voorwaarden, een huis verbonden beroep uit te oefenen.

Een tweede bestemming die in het plan is te vinden, betreft de bestemming 'Bedrijf'. Omdat het plangebied van dit bestemmingsplan zich kenmerkt door een nauwe verwevenheid tussen wonen en bedrijven, zijn in deze bestemming alleen bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage bij de regels toegevoegde 'Staat van bedrijven'. Ook laat de bestemming internetverkoop toe. Daarnaast zijn bedrijfswoningen toegestaan op locaties die zijn voorzien van een hiervoor bestemde aanduiding. Uit de bouwregels volgt dat gebouwen en overkappingen zijn gebonden aan een maximale goot- en bouwhoogte alsmede een maximum bebouwingspercentage. Voor bedrijfswoningen kunnen afwijkende goot- en bouwhoogten gelden. Verder geldt dat de gronden en bouwwerken in deze bestemming 'Bedrijf' niet mogen worden gebruikt voor detailhandel (met uitzondering van ondergeschikte productiegebonden detailhandel), webwinkels en bedrijven die niet zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van bijlage 3 (Staat van bedrijven) of bijlage Lijst met bedrijven (Lijst met bedrijven). Wel is het toegestaan om de eigen woning te gebruiken voor een aan huis verbonden beroep indien wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

De derde bestemming in het bestemmingsplan betreft de bestemming 'Bedrijf - Openbaar nut'. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor utilitaire voorzieningen met de daarbij behorende terreinen en bouwwerken. Bij utilitaire voorzieningen moet men denken aan transformatorstation, gemalen en gasdrukregel- en meetstations.

Een volgende bestemming betreft de bestemming 'Bedrijventerrein'. De bestemming komt voor aan de Wiemerinkweg, de Oldenhof en de Prinses Irenestraat. In tegenstelling tot de bestemming 'Bedrijf' gaat het bij deze bestemming om een groep van meerdere bedrijven die bij elkaar zijn gelegen. In het algemeen geldt dat de gronden met deze bestemming bestemd zijn voor bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 3 'Staat van bedrijven' en reeds gevestigde bedrijven. Ook zijn de met deze bestemming aangewezen gronden bestemd voor internetverkoop en het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep. Daarnaast zijn de gronden voor een aantal specifieke vormen van bedrijventerrein bestemd. In die gevallen zijn de gronden uitgerust met een specifieke aanduiding. De bouwregels schrijven voor dat de goot- en bouwhoogte van gebouwen, overkappingen en bedrijfswoningen aan een maximum zijn verbonden. Door middel van een omgevingsvergunning kan daar wel van worden afgeweken in een aantal gevallen. Verder is, net zoals bij de bestemming 'Bedrijf' het gebruik van de gronden en bouwwerken in deze bestemming aan een aantal regels verbonden. Zo zijn ook hier webwinkels niet toegestaan en gelden er voor een aan huis verbonden beroep een aantal voorwaarden. Tot slot geldt er voor de gronden met deze bestemming ook nog een wijzigingsbevoegdheid. Burgemeester en wethouders van de gemeente Hof van Twente zijn bevoegd om deze bestemming te wijzigen door de aanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen van de verbeelding indien de functie van de bedrijfswoning is beëindigd.

Het bestemmingsplan kent ook de bestemming 'Centrum'. Deze bestemming laat uiteenlopende functies toe en is te vinden in het midden van het dorp Markelo. De bestemming concentreert zich aan de Grotestraat, Taets van Amerongenstraat, Kerkplein, een deel van de Goorseweg en het Burgemeester de Beaufortplein. De met deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel (met uitzondering van perifere detailhandel en supermarkten), webwinkels, dienstverlenende bedrijven, het bestaande aantal woningen (eventueel met een aan huis verbonden beroep) en horeca van de categorie 1 en 2 (categorie 1 bij recht en categorie 2 door middel van een aanduiding). Verder mogen er ook manifestaties, kermissen en evenementen worden georganiseerd op de gronden met de bestemming 'Centrum'. Op deze functies gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - Grotestraat 2' wel een aantal aanvullingen en afwijkingen. Indien deze aanduiding geldt, dan zijn de gronden onder andere mede bestemd voor (alle) detailhandel, kantoren, culturele voorzieningen, sportschool, een ambachtelijke bierbrouwerij en een uitkijktoren. Daarnaast is er ook nog de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - Grotestraat 11' te vinden in deze bestemming 'Centrum'. Voor die gronden geldt dat ter aanvulling en in afwijking van de bestemming 'Centrum' dat webwinkels en dienstverlenende bedrijven zijn toegestaan mits dit op de begane grond plaatsvindt en wonen, uitsluitend op de verdieping. Verder gelden voor de gronden met deze bestemming een aantal bouwregels, te denken valt aan een maximale goot- en bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage en een maximum vloeroppervlakte (bvo). Al deze bouwregels worden toegepast door middel van aanduidingen. Verder kennen de bouwregels specifieke bepalingen voor gebouwen en overkappingen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden en voor openbare nutsvoorzieningen, bergingen, ondergrondse bouwwerken en overkappingen ten behoeve van wonen.

De gronden met een detailhandelsfunctie die buiten het gebied met de bestemming 'Centrum' liggen, hebben de bestemming 'Detailhandel'. De toegestane functies op de gronden met deze bestemming komen dan ook overeen met de bestemming 'Centrum', ware het niet dat er wel minder functies zijn toegelaten. De bouwregels van de bestemming 'Detailhandel' laten ook toe dat woningen worden uitgerust met een erker. Ook is het volgens de gebruiksregels toegestaan om een aan huis verbonden beroep onder aantal voorwaarden uit te oefenen.

Om eenzelfde reden dat de bestemming 'Detailhandel' is toegevoegd aan dit bestemmingsplan, is ook de bestemming 'Dienstverlening' aan het bestemmingsplan toegevoegd. De bouwregels en de gebruiksregels in deze bestemming kennen ook vergelijkbare regels: zo wordt ook hier door middel van aanduidingen aangegeven wat de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage is.

De (openbare) groene elementen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming kunnen voet- en fietspaden, speelvoorzieningen en waterpartijen worden gerealiseerd. Ook bevat de bestemmingsomschrijving de aanduidingen 'evenemententerrein', 'volkstuin' en 'waterberging'. Uitsluitend de gronden met deze aanduiding zijn bestemd voor manifestaties, kermissen en evenementen.

Voor horeca buiten het centrum geldt dat deze de bestemming 'Horeca' hebben. De bestemming laat op alle plekken met deze bestemming horeca van categorie 1 toe. Bij deze categorie gaat het om een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Voor horeca die vallen onder categorie 2 en 3 geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan op de gronden waar de aanduidingen 'horeca tot en met categorie 2' en 'horeca tot en met categorie 3' gelden. Bij horeca, categorie 2, gaat het om een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars en snackbars, inclusief het geven van feesten en partijen. Horeca van categorie 3 betreft een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het luisteren van overwegend mechanische muziek en het dansen, wezenlijke onderdelen vormen en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, zoals discotheken, dancings en nachtclubs. Naast horeca zijn de gronden met de bestemming 'Horeca' ook bestemd voor bestaande bedrijfswoningen met eventuele uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

Een volgende bestemming betreft de bestemming 'Maatschappelijk'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en het bestaande aantal woningen. Onder maatschappelijk wordt verstaan educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening. Te denken valt aan een bibliotheek, kinderspeelzaal, gezondheidscentrum of een kerk. Voor gebouwen en overkappingen wordt door middel van aanduidingen aangegeven wat de maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage is. Tot slot bevat de bestemming ook een wijzigingsbevoegdheid. Deze wijzigingsbevoegdheid, die slechts voor een specifieke locatie geldt, maakt het mogelijk de bestemming te wijzigen naar ''. Op die locatie, de Burgemeester de Beaufortplein 4, mag het huidige gebruik worden gewijzigd en mogen vijf appartementen mogelijk worden gemaakt.

Het bestemmingsplan bevat ook de bestemming 'Recreatie'. Ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bungalows' zijn de gronden bestemd voor recreatiebungalows. Daarbuiten zijn de gronden bestemd voor bestaande bedrijfswoningen en algemene functies zoals groenvoorzieningen, verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen. Tot slot is ook bepaald dat de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor de permanente bewoning van recreatiewoningen.

Een volgende bestemming is het bestemmingsplan betreft de bestemming 'Sport'. De bestemming is bestemd voor sport en spel. Dat betekent dat is toegestaan "activiteit ter beweging en/of ontspanning van de beoefenaar met elementen als verbeelding, competitie, behendigheid, inzicht en kans, al dan niet met gebruikmaking van specifieke voorzieningen, die zich doorgaans uitsluitend richten op de beoefenaar, en ondergeschikte horeca categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen" en "lichamelijke bewegingsactiviteit, al dan niet met spel- of wedstrijdelement, waarbij conditie en vaardigheid een rol spelen, en waarvoor specifieke voorzieningen nodig kunnen zijn in verband met de activiteit en met de aanwezigheid van toeschouwers, en ondergeschikte horeca categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen". Deze sport- en spelactiviteiten mogen, mits ondergeschikt, worden aangevuld met maatschappelijke voorzieningen en horeca van categorie 2. Daarnaast zijn er voor een manage, verblijfsrecreatieve voorzieningen en bedrijfswoningen aanduidingen opgenomen op de verbeelding. Tot slot geldt dat de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor maatschappelijke voorzieningen van commerciële aard en indien die maatschappelijke voorzieningen niet onderschikt zijn aan de sport- en speldoeleinden.

De doorgaande wegen die zich in het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zijn uitgerust met de bestemming 'Verkeer'. Deze bestemming laat naast de wegen, die een functie hebben voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als de ontsluiting van aanliggende gronden, ook toe dat de gronden worden bebouwd en gebruikt voor fiets- en voetpaden, verkeers- en verblijfsdoeleinden, groenvoorzieningen, water, afvoer van water, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater, openbare nutsvoorzieningen, en parkeervoorzieningen. Wat betreft bebouwing geldt dat gebouwen en overkappingen niet zijn toegestaan tenzij het gaat om gebouwen en overkappingen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden of voor openbare nutsdoeleinden.

De bestemming 'Water' bepaalt dat de gronden met deze bestemming onder andere zijn bestemd voor waterlopen en -partijen en waterhuishouding.

Een bestemming in dit bestemmingsplan betreft de bestemming 'Woongebied'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor het bestaande aantal woningen met daarbij eventueel het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of een bed & breakfast-voorziening. Ook zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' de gronden bestemd voor bedrijven en instellingen zoals vermeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bijlage 4 (Lijst wonen en werken). De bouwregels van deze bestemming maken het door middel van verschillende aanduidingen, mogen dat uiteenlopende woningen mogelijk zijn. Ook bevatten de bouwregels een regeling die het mogelijk maakt om eventueel een erker bij een gebouw te realiseren. Verder bevat de bestemming een aantal voorwaarden voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en een bed & breakfast-voorziening.

Een tweede woningbestemming in dit bestemmingsplan betreft de bestemming 'Woongebied - 1'. Deze bestemming is bedoeld als eindbestemming voor nieuwbouwlocaties in het dorp Markelo. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, waaronder ook het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep valt en een bed & breakfast-voorziening valt. Net als in de bestemming 'Woongebied' zijn ook hier verschillende aanduidingen ten aanzien van het bouwen van gebouwen. Door deze aanduidingen zijn uiteenlopende woningen mogelijk. Tot slot bevat ook deze bestemming een aantal voorwaarden voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en een bed & breakfast-voorziening.

Een van de drie archeologische bestemmingen in dit plan betreft de bestemming 'Waarde - Archeologie'. De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. Als gevolg daarvan mogen op de gronden met deze bestemmingen geen bouwwerken worden gebouwd indien de bodem daarvoor dieper dan 40 cm geroerd moet worden. Wel wordt er voor bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bouwwerken niet worden uitgebreid en waarbij de bestaande fundering wordt benut en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 50 m2 hiervan uitgezonderd. Ook kan door middel van een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels. Tot slot, mocht op basis van archeologisch onderzoek aangetoond worden dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Waarde - Archeologie' verwijderen van de betreffende gronden.

De tweede archeologische bestemming betreft 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. Ten aanzien van de bouwregels en de mogelijkheden om daarvan af te wijken, bevat deze bestemming vergelijkbare regels als de bestemming 'Waarde - Archeologie'. Afwijkend is de regeling dat bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn uitgezonderd van het bouwverbod voor het realiseren van bouwwerken waarbij de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd.

De derde archeologische bestemming betreft 'Waarde - Archeologische verwachting 2'. Net als de vorige archeologische verwachtingsbestemming zijn ook deze gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. Ten aanzien van de bouwregels en de mogelijkheden om daarvan af te wijken, bevat deze bestemming vergelijkbare regels als de bestemming 'Waarde - Archeologie'. Afwijkend is de regeling dat bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 5.000 m2 ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn uitgezonderd van het bouwverbod voor het realiseren van bouwwerken waarbij de bodem dieper dan 40 cm wordt geroerd.

Er is een lijst met monumentale bomen in de gemeente vastgesteld. De status van een monumentale boom is sterk en is vastgelegd in de Bomenverordening. Voor een monumentale boom wordt in beginsel geen kapvergunning afgegeven. De bomenlijst is dynamisch. Nieuwe bomen en boomgroepen kunnen aan de lijst worden toegevoegd en ook kunnen bomen en boomgroepen eraf worden gehaald. De lijst bestaat uit ongeveer 320 monumentale bomen en boomgroepen. Ten behoeve van deskundige advisering omtrent de monumentale bomen heeft het college een Bomencommissie aangesteld. In de toelichting op de Bomenverordening wordt een bepaalde wijze van bestemmen van de monumentale bomen voorgeschreven.

Binnen of direct nabij het plangebied komt verspreid een aantal bomen voor waarvoor in het bestemmingsplan een beschermende regeling is opgenomen in de vorm van deze bestemming. Gronden met deze bestemming zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, ook bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de levensvatbaarheid en ruimtelijke, monumentale en ecologische betekenis van bomen met dien verstande dat bij de beoordeling van het behoud van de bomen ook rekening wordt gehouden met de gemeentelijke Bomenverordening. De bouwregels schrijven vervolgens voor dat er geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, op de gronden met deze bestemming mogen worden gebouwd, tenzij het gaat om de herbouw van bestaande gebouwen en bouwwerken. Daarnaast geldt een plicht tot het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van verschillende soorten werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hieronder zijn begrepen de anti-dubbeltelregel, de algemene gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en overige regels. De algemene gebruiksregels geven gebruiksregels die ongeacht de gebruiksregels van de specifieke bestemmingen gelden. De algemene afwijkingsregels (Artikel 27) geven aan dat door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van een aantal zaken in de Bestemmingsregels. De laatste bepaling van de algemene regels betreffen de Overige regels (Artikel 28). In deze overige regels staat het een en ander omtrent het realiseren van voldoende parkeergelegenheid in de bestemmingen. Basis voor deze regels is de Parkeernormen gemeente Hof van Twente.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend plan. Het gaat om een actualisering van bestaande bestemmingen en niet om nieuwe ontwikkelingen. Een exploitatieopzet of een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan heeft met ingang van 9 juli 2020 tot en met 19 augustus 2020 voor de duur van zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Daarnaast is het bestemmingsplan ter beoordeling voorgelegd aan de overlegpartners (artikel 3.1.1 Bro). Tijdens deze periode zijn er een aantal zienswijzen binnengekomen. In de zienswijzennota die als Bijlage 1 bij de toelichting is gevoegd, zijn de zienswijzen van een reactie voorzien.