Plan: | De Marke III fase 3, Hengevelde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1735.HExDeMarkeIIIfase3-OP10 |
De gemeente Hof van Twente is voornemens de locatie De Marke III (fase 3) te Hengevelde te ontwikkelen. Omwille van de flexibiliteit is het plan De Marke III in fasen ontwikkeld. Het plangebied is daarbij gesplitst in drie fasen. Fase I, de noordelijke helft van het plangebied, is middels het bestemmingsplan 'De Marke III' bij recht mogelijk gemaakt. Hier is reeds nieuwbouw gerealiseerd. In fase 2 is de zuidelijke locatie van het plangebied ontwikkeld. Nu deze fase in ontwikkeling is, is de gemeente Hof van Twente voornemens fase 3 te ontwikkelen. Aan de westrand van De Marke III liggen twee 'lobben' aan de wadi die nog niet ontwikkeld zijn (zie navolgende afbeelding, rood omcirkeld). Hoewel hier eerder vrije kavels beoogd waren, is de gemeente Hof van Twente nu voornemens om hier starterswoningen en seniorenwoningen te realiseren.
Binnen het vigerende bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd als 'Woongebied – 1'. De gronden zijn echter niet voorzien van een bouwvlak wat een vereiste is voor de realisatie van woningen. Tevens wordt het bouwvlak vergroot bij drie percelen in het noorden van het plangebied. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken is dan ook voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.
Het stedenbouwkundig ontwerp vormt de basis voor dit bestemmingsplan en gaat uit van de realisatie van maximaal 20 grondgebonden woningen, de daarbij behorende erfinrichting, groen en ontsluitingsmogelijkheden.
Het plangebied is gesitueerd ten zuidwesten van de kern Hengevelde op de overgang van het bestaande dorp en het buitengebied.
Het plangebied wordt begrensd door:
Het gebied is gelegen in de kadastrale percelen met gemeentenummer DDN01, sectie K, perceelnummer 2250 en sectie E, perceelnummer 6949.
Tevens wordt het bouwvlak aan weerzijden Bomhof 45a en 45b verder uitgebreid en wordt het bouwvlak aan Bomhof 47 vergroot (binnen de percelen met de gemeentecode DDN01, sectie K en perceelnummers 2049, 2050 en 2051). De navolgende afbeelding geeft een indicatie van de ligging van het plangebied. Voor de exacte aanduiding van de plangrenzen wordt verwezen naar de verbeelding.
Planlocatie, weergegeven met de rode ster, binnen de kern Hengevelde (bron: pdok.viewer)
In de navolgende afbeelding is het plangebied weergegeven met het rode kader.
Globale begrenzing plangebied weergegeven met het rode kader (bron: pdok.viewer)
Het noordoostelijk deel van het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente op 11 maart 2014.
Op grond van het geldende bestemmingsplan kent dit deel van het plangebied de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Groen'. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de geldende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.
Uitsnede bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde', gedeelte dat rood omkaderd
is wordt her bestemd (bron:ruimtelijkeplannen.nl)
Bestemming 'Woongebied - 1'
Gebruik
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, water en verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen.
Bouwen
Op de gronden met deze bestemming zijn ter plaatse van het plangebied vrijstaande woningen toegestaan, mits er een bouwvak is toegekend, met een maximum goothoogte van 6 m en een maximum bouwhoogte van 10 m. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouw perceelsgrens is bij woningen aan de zijkant minimaal 3 m. Bij het zuidelijke deel van het bouwvlak mag slechts 20% bebouwd zijn.
Bestemming 'Groen'
Gebruik
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, toegangspaden, speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen.
Bouwen
Op de gronden zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken de 3m voor het toestaan van een bouwhoogte van niet meer dan 6 m, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid.
Aanduiding 'vrijwaringszone - radar'
Het gehele plangebied kent de aanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied. In deze gebieden mag niet hoger worden gebouwd dan 45 m. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits advies is gevraagd aan de beheerder van het radarverstoringsgebied.
Het westelijke deel van het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan 'De Marke III fase 2, Hengevelde' zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente op 23 juni 2020.
Op grond van het geldende bestemmingsplan is aan het plangebied grotendeels de bestemming 'Woongebied - 1' toegekend. De navolgende afbeelding bevat een fragment van de geldende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.
Uitsnede bestemmingsplan 'De Marke III fase 2, Hengevelde', gedeelte dat rood
omkaderd is wordt her bestemd (bron:ruimtelijkeplannen.nl)
Bestemming 'Woongebied - 1'
Gebruik
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, water en verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen.
Bouwen
Op de noordoostelijk gelegen percelen gelden dezelfde regels als eerder in het bestemmingsplan 'De Marke III, Hengevelde' waren opgenomen. Voor de twee zuidwestelijk gelegen gronden zijn geen bouwvlakken opgenomen, zodoende zijn er geen gebouwen toegestaan.
Aanduiding 'vrijwaringszone - radar'
Het gehele plangebied kent binnen dit bestemmingsplan wederom de aanduiding 'vrijwaringszone - radar'. Gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied. In deze gebieden mag niet hoger worden gebouwd dan 45 m. Bij een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken, mits advies is gevraagd aan de beheerder van het radarverstoringsgebied.
Aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied'
Het noordoostelijk deel van het plangebied kent binnen dit bestemmingsplan tevens de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied'. Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' het bouwen van twee-aaneen gebouwde woningen en/of maximaal 3 woningen aaneen toe te staan, onder de voorwaarden dat de concrete behoefte aan deze woningen wordt aangetoond, er in totaal maximaal 6 woningen worden gerealiseerd binnen deze aanduiding, het bouwplan geen afbreuk doet aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden worden niet beperkt.
Realisatie van fase 3 van woonwijk De Marke III is niet mogelijk binnen de uitwerkingsregels van het moederplan, omdat de gronden niet voorzien zijn van een bouwvlak. Dit is een vereiste voor de realisatie van woningen. Om die reden is geen uitwerkingsplan, maar voorliggende bestemmingsplanherziening opgesteld.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de bestaande situatie en de toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Hoofdstuk 4 omvat de toetsing aan de planologische haalbaarheidsaspecten en milieuaspecten. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw van de planregels (Hoofdstuk 5) en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6).
Hengevelde was oorspronkelijk alleen een buurtschap en marke in het kerspel (kerkelijke gemeente) Delden. In de 17e eeuw werd er een rooms-katholieke schuurkerk gebouwd bij de erve Slot. De eerste bewoners van Hengevelde vestigden zich rond de huidige erve Bolscher, waar enkele boerderijen stonden langs de Bolscher beek. Rond dezelfde tijd werd langs het kruispunt van de wegen Delden - Neede en Goor - Haaksbergen de herberg Wegdam gebouwd. Rond deze herberg ontstond een klein dorpje dat eveneens met de naam Wegdam werd aangeduid. Later werd de kerk van de erve Slot naar Wegdam verplaatst. De oude bebouwing langs de Goorsestraat bestond rond 1900 nog uit enkele boerderijen met in het midden de kerk en hier tegenover de oude begraafplaats. Langzaam maar zeker zijn de wegen langs de zwerm boerderijen uitgegroeid tot linten en nam het dorp in grootte toe.
Uitsnede topografische kaart circa 1900, plangebied gelegen ter hoogte van de
aanduiding 'Kerkhofsveld', Bron: Topotijdreis.nl
Het katholieke karakter van de nederzetting bleef bewaard, maar de naam Wegdam raakte in onbruik en werd vervangen door Hengeveld(e). Vanaf de oorlog zijn ten zuid(west)en van de Goorsestraat gedurende vele decennia langzaam enkele woonbuurten gebouwd. Aan de noordzijde van het dorp (buiten het plangebied) is eind 20e eeuw bedrijventerrein 't Wegdam ontwikkeld. Vroeger liep de karakteristieke Tochtsloot door het dorp. De sloot zorgde voor samenhang tussen groen en water en was in Hengevelde een belangrijk aspect. Enkel de groene elementen in de vorm van een park en een bosje zijn overgebleven (ten noorden van de Pellehof).
Landschap
Hengevelde ligt op de grens van het kampenlandschap en het (heide)ontginningslandschap. De omgeving kenmerkte zich daarom vroeger door grootschalige heidevelden en een besloten gebied met veel bossen, singels, houtwallen en struwelen. Het kampenlandschap is ontstaan door ontwikkelingen langs de beken, van waaruit kleine landbouwnederzettingen met essen en kampen werden gesticht. Het is een kleinschalig landschapstype dat wordt gekenmerkt door verspreid liggende boomsingels, een sterke variatie en een ongestructureerde opzet. Ter plaatse van het plangebied is het kampenlandschap nog redelijk herkenbaar door de hoogteverschillen en restanten van boombeplantingen en houtwallen. De veldontginningen zijn gebieden die voor de intrede van de kunstmest niet voor de landbouw konden worden gebruikt en dus jonger dan het kampenlandschap. Het karakter van deze gebieden is veel systematischer en ook opener. Er is sprake van een blokvormige verkaveling en er komt relatief weinig beplanting op de kavelgrenzen voor.
Stedenbouw
Het plangebied grenst aan oostelijke zijde aan de wijk De Marke III fase 2. Deze wijk is op dit moment nog in ontwikkeling en bestaat uit de straten Snakenborg en Bolscher. De woningen zullen bestaan uit een combinatie van zowel vrijstaande- twee-onder-een-kap als rijwoningen. Hierbij zijn maximaal 6 aaneengebouwde woningen toegestaan. Tevens wordt de voorkeur gegeven aan vrijstaande woningen op hoeken (kruising van wegen) en beeldbepalende plekken.
Aan de westzijde van het plangebied het plangebied ligt een tweetal solitaire bedrijven, bestaande uit het taxibedrijf Ter Doest en de machinefabriek MHZ. De machinefabriek wordt afgeschermd door een groenstrook met bomen. Daarnaast is bij een gedeelte van de afscheiding een steenkorf schutting toegevoegd.
Zuidelijk van het plangebied bevindt zich een woning met bijbehorende opstallen welke is gelegen aan de Needsestraat, een provinciale weg.
Ten noorden van het plangebied is fase 1 van De Marke III reeds ontwikkeld. De nieuwbouw vindt hier plaats langs de nieuw aangelegde woonstraten Bomhof en Rosveld. De woningen bestaan hier eveneens uit een combinatie van zowel vrijstaande- twee-onder-een-kap als rijwoningen, maar het merendeel zijn vrijstaande woningen.
De meeste vrijstaande woningen bestaan uit 1,5 à 2 bouwlaag met kap. De overige woningen hebben meestal 1 bouwlaag met kap.
De planlocatie maakt onderdeel uit van een groter ontwikkelingsgebied waar verschillende ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden of al plaats gevonden hebben. In navolgende afbeelding is het grotere ontwikkelingsgebied weergegeven waar aan de noordzijde de net gerealiseerde woonwijk is te zien. Aan de oostzijde ligt het nog te realiseren deel van de woonwijk. Het plangebied is rood omkaderd.
Woonwijk De Marke III (fase 1,2 & 3) met het rode kader is onderhavige plangebied weergegeven (bron: pdok.viewer)
Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit braakliggend terrein. In een voormalige situatie werd het terrein gebruikt als agrarische grond. De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het plangebied.
Aanzicht vanaf de Pieperiet (noordwestelijk kant) richting de nieuwbouw van De Marke III (bron: google.streetview)
Aanzicht vanaf de Needsestraat (zuidoostelijke kant) richting de nieuwbouw van De Marke III (bron: google.streetview)
De Marke III fase 3 betreft de ontwikkeling van twee 'lobben' aan de westzijde van fase 3. Oorspronkelijk waren hier vrije kavels beoogd. Echter is de vraag naar betaalbare woningen voor starters en ouderen groot in Hengevelde. Voorliggend concept stedenbouwkundig plan1 laat zien hoe deze kunnen worden ingepast. Het gewenst programma bestaat uit starterswoningen (beukmaat 5,4 m) en levensloopbestendige woningen (beukmaat 6,7 m of beukmaat 6 m voor woningcorporatie). De lobben zijn aan alle zijdes omgeven door openbaar gebied en direct zichtbaar vanaf de hoofdentree naar de nieuwe buurt vanaf de Janninksweg.
De woningen zijn met de voorkanten gericht op de wadi en de entree van de wijk. In de noordelijke lob bevinden zich levensloopbestendige woningen, waarvan de rijwoningen voor de woningcorporatie zijn. Twee seniorenwoningen hebben een parkeerplaats op eigen terrein (aan de Fluttert). Deze woningen zijn één laag met kap. Rondom voegen we een voetpad toe voor de verbinding met de omgeving en een goede route van woning naar de parkeergelegenheid. aan de Bolscher is ruimte voor een groene berm met bomen. De zuidelijke lob is qua vorm licht aangepast om de beoogde diepte voor de kavels van starterswoningen te realiseren. Deze woningen zijn twee lagen met kap. Een voetpad rondom zorgt ook hier voor de verbinding met de omgeving en een goede route van woning naar de parkeergelegenheid. Parkeren is in parkeerkoffers binnen de lobben opgelost. Door hagen rondom de parkeerplaatsen en bomen krijgen de parkeerplaatsen een groene uitstraling.
Stedenbouwkundige inrichting (bron: SAB)
Naast de wijzigingen aan het bestemmingsplan voor de te realiseren woningen uit het stedenbouwkundig plan worden de bestaande enkelbestemmingen 'Woongebied - 1' en de bijbehorende bouwvlakken uitgebreid van een drietal woningen aan de Bomhof. Door de uitbreiding worden de bouwvlakken van Bomhof 45 a en b beide één meter verbreedt en voor de woning aan Bomhof 47 worden door de uitbreiding van het bouwvlak bijgebouwen toegestaan. Tevens wordt in de aanwezige groenbestemming aan de achterzijde van het perceel van Bomhof 47 een aanduiding opgenomen zodat de zonnepanelen zijn toegestaan.
Uitsnede van de verbeelding voor de woningen aan Bomhof 45 a en b en Bomhof 47.
De Marke III is de beoogde uitbreidingswijk van Hengevelde. Het voornemen is om hier circa 100-120 woningen te bouwen. Inmiddels is het noordelijk deel grotendeels ontwikkeld, waarbij overwegend particuliere bouw gerealiseerd is. Deze woningen zijn gerealiseerd conform het beeldkwaliteitplan De Marke III dd. 13 maart 2014. Voor het zuidelijk deel van de Marke III is het stedenbouwkundig plan op een aantal onderdelen gewijzigd, onder meer om gewijzigde wensen ten aanzien van het woningbouwprogramma in te passen. Het beeldkwaliteitplan is daarom ook geactualiseerd in 2020. Voor de zuidwestelijke lobben is het stedenbouwkundig plan in 2023 gewijzigd. Daarbij is de beoogde sfeer en beeldkwaliteit onveranderd, zodat een goede aansluiting op het noordelijk en oostelijk deel gewaarborgd is, maar zijn wel de relevante afbeeldingen en teksten geactualiseerd in het geactualiseerde beeldkwaliteitplan2.
Dit beeldkwaliteitplan legt de beeldkwaliteitcriteria vast voor de uitbreidingswijk De Marke III van Hengevelde. De Marke III kent veel vrijheden voor de toekomstige eigenaren in de keuze voor het soort woning en hoe de woning eruit komt te zien. De architectuurstijl is vrij. Dit beeldkwaliteitplan streeft naar het behoud van deze keuzevrijheid, waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk. Een kwalitatief hoogwaardige wijk heeft herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. Deze (stedenbouwkundige) kwaliteit heeft een direct verband met de woonkwaliteit van de bewoner, maar ook de waardevastheid van wijk en woning. Het beperkte aantal regels zorgt ervoor dat er een beeld van de nieuwe wijk ontstaat die past bij de aard en schaal van Hengevelde.
Om te motiveren dat voorliggend plan past binnen de van toepassing zijnde beleidsruimte, wordt in dit hoofdstuk het ruimtelijk (relevante) beleid beknopt weergegeven en wordt gemotiveerd op welke wijze het plan binnen het beleid past of hier ten minste niet mee in strijd is.
De NOVI biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving met ambities. In deze NOVI worden de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:
Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven:
Toetsing
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 20 grondgebonden woningen. De woningen maken onderdeel uit van een uitbreidingslocatie, waar in 3 fasen verscheidene nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd. Binnen het plan wordt ingespeeld op een ruime verscheidenheid in behoefte, waar aandacht is besteed aan de kenmerken en identiteit van de al bestaande woningen. De groen- (en water-) structuur bestaat uit een groene buffer rondom de wijk en groene wiggen die de wijk doorkruisen, welke tevens gedeeltelijk zijn ingericht als wadi, waardoor er ruimte is behouden voor klimaat adaptieve maatregelen. De voorliggende ontwikkeling is daarmee in lijn met de doelstellingen van de NOVI.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur (thans NNN), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.
Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (thans NNN) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS (thans NNN) is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.
Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
Toetsing
Voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het
bepaalde in het Barro.
Vanuit het Rijk wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.
Toetsing
Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. In onderhavige situatie is sprake van een woningbouwlocatie. Uit jurisprudentie1 blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een dorpskern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Een woningbouwplan dat voorziet in de ontwikkeling van 12 woningen wordt daarentegen wel aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling2. Met voorliggend initiatief worden meer dan 11 woningen planologisch toegestaan. Daarmee wordt gesteld dat sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zodoende is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.
Woonvisie Hof van Twente 2021-2025
Het woningaanbod neemt af, de woningprijzen nemen toe en er ligt een grote demografische opgave. Zodoende is er behoefte aan een helder kader voor sturing en regie. De “Woonvisie Hof van Twente 2021-2025, een leefbare en vitale gemeente met toekomst bestendige kernen”, biedt dit kader. De belangrijkste uitdaging is zorgen voor kwalitatief goede woningen voor iedereen op de juiste plek. Dit betekent dat er meer bijgebouwd moet worden, in de juiste segmenten.
Ook ligt er een belangrijke uitdaging in het optimaliseren en verduurzamen van de huidige woningvoorraad. Zo zorgen de gemeente voor een woningmarkt met de juiste woning voor iedereen en worden de goede kwaliteiten in de Hof behouden. De woonvisie vormt de basis voor prestatieafspraken die worden gemaakt tussen de woningcorporatie, de huurders en de gemeente.
De Woonvisie gemeente Hof van Twente 2021 - 2025 is op 14 december 2021 vastgesteld. De woonvisie vormt de stip op de horizon voor wonen in de Hof en geeft aan waar de gemeente Hof van Twente zich met het woonbeleid de komende jaren op gaan richten. Het geeft de ambities aan en laat zien wat de belangrijkste opgaven zijn waar de gemeente de komende jaren voor staat. Het formuleert de belangrijkste ambities om de woningmarkt te versterken: met passende woonruimte voor inwoners. De woonvisie geeft niet altijd kant en klare antwoorden op de opgaven die er liggen, maar geeft wel richting aan de manier waarop de gemeente de opgaven wil oppakken.
Er is sprake van grote krapte op de woningmarkt in Hof van Twente. De afgelopen tien jaar zijn er weinig woningen gerealiseerd in de gemeente. De woningvraag is aanzienlijk en de woningmarkt in Hof van Twente is krap. Zowel starters als gezinnen en ouderen ervaren moeite bij het vinden van een geschikte woningen. Er is een tekort aan woningen in alle kernen.
Tot en met 2030 is er in de gemeente een woningbehoefte van ongeveer 675 tot 730 woningen. Deze aantallen zijn niet in beton gegoten en vormen een leidraad voor de woningbouwplannen. De woningbehoefte in Hof van Twente uit de woonvisie is gebaseerd op de huishoudensprognose Primos2020 en houdt daarnaast rekening met een aanvullende woningvraag.
Binnen de groei van de huishoudensgroei in de afgelopen jaren zien we dat Hof van Twente meer mensen aantrekt vanuit andere gemeenten dan het aantal waarmee in de prognose rekening wordt gehouden. Met de aanvullende woningvraag wordt hier rekening mee gehouden. Daarnaast wordt een latente lokale inhaalvraag geconstateerd: een deel van de woningbehoefte uit het verleden is nog niet gerealiseerd door de achterblijvende woningbouw binnen Hof van Twente. Tot slot wordt er van uitgegaan dat de woningvraag toeneemt door de vraag vanuit doelgroepen die door werkgelegenheid worden aangetrokken, waaronder arbeidsmigranten.
In de kern Hengevelde is afgelopen jaren zijn weliswaar woningen voor starters en senioren bijgebouwd. Het grootste deel van de toegevoegde woningen bestaat uit vrijstaande woningen en tweekappers. In de Marke III, fase 3 staan daarom alleen kleinere woningen voor starters en senioren geprogrammeerd.
Wooncrisis, Nationale Woon- en Bouwagenda en Woondeal Twente
Nederland kent een groot tekort aan woningen. In 2022 is de Nationale Woon- en Bouwagenda gepubliceerd om oplossingen te bieden voor de wooncrisis. De agenda kent drie kerndoelen:
Voor het geven van uitvoering aan de doelen zijn zes programma's uitgewerkt. Eén van die programma's is het programma Woningbouw. Daarin neemt het Rijk de regie op de volkshuisvesting en de woningbouw. Het Rijk maakt prestatieafspraken met mede-overheden en corporaties en in de regio's worden woondeals worden afgesloten.
Vanuit het programma Woningbouw zijn door provincie Overijssel op 13 oktober 2022 afspraken gemaakt met het Rijk over het toevoegen van ten minste 42.300 woningen tot en met 2030 in heel Overijssel. Op 21 december 2022 hebben de Twentse gemeenten en de provincie de Regionale Woondeal Twente getekend. In de Woondeal Twente hebben de gemeenten afgesproken gezamenlijk tot en met 2030 ten minste 14.100 woningen toe te voegen. Er is geen individuele onderverdeling gemaakt. Elke gemeente wordt geacht hieraan bij te dragen. Het gaat hier om een basisinspanning. De ambitie voor Twente is het bouwen van 22.000 woningen. De opgave is nodig om te voorzien in de regionale en bovenregionale behoefte. Om voldoende te kunnen bouwen is per gemeente afgesproken 130% van de geprognosticeerde behoefte te programmeren.
Verder bevat de woondeal afspraken over de betaalbaarheid van de nieuw te bouwen woningen. Daarbij is streeft elke gemeente naar een verhouding 30-40-30, dat wil zeggen 30% sociale huur, 40% middenhuur en/of betaalbare koop en 30% mag dure huur of koop zijn. Het plan De Marke III, fase 3 bevat 30% sociale huur, de overige woningen vallen in de categorie betaalbare koop. Daarmee geeft dit plan invulling aan de doelstellingen van de Woondeal Twente.
Woningmarktonderzoek 2023
In 2023 is in opdracht van de corporaties en de gemeente een woningmarktonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt een woonbehoefte tot 2030 van 660 woningen. Doorkijkend naar 2040 gaat het om 870 woningen. Om voldoende woningen te realiseren voor de gemeentelijke behoefte moeten daarom 1130 woningen worden toegevoegd. Die periode lijkt vrij lang, echter het duurt vaak jaren voordat een woningbouwplan tot uitvoer komt. Het is daarom noodzakelijk om verder vooruit te plannen.
Het dorp Hengevelde kent ten opzichte van de totale gemeente relatief veel jongeren onder de 25 jaar. Het aantal huishoudens is in 10 jaar met ongeveer 100 gegroeid. Het aantal zelfstandige huishoudens jonger dan 25 jaar is echter nihil. Er is spraken van een grote inhaalvraag. Daar kan op meerdere manieren een invulling aan worden gegeven. Het realiseren van woningen voor starters en het bevorderen van doorstroming zijn twee mogelijkheden waarvan in dit plan gebruik wordt gemaakt.
Daarnaast spelen andere demografische ontwikkelingen. Er komen steeds meer ouderen en die ouderen worden ook steeds ouder. Met name de doelgroep voor sociale huur veroudert de komende jaren aanzienlijk. Veel mensen vinden dan een eengezinswoning te groot en willen graag kleiner wonen. Vaak ook gelijkvloers en waar mogelijk ook geschikt om zorg te ontvangen wanneer dat nodig is. Binnen de koopsector, maar vooral ook de sociale huursector is behoefte aan dergelijke levensloopgeschikte woningen.
Het plan bestaat voor de helft uit het toevoegen van koop- en sociale huurwoningen die levensloopbestendig zijn. Met de verhuisbeweging die daardoor gaan plaatsvinden, komen er ook weer woningen vrij voor doorstromers en starters.
De bouw van starterswoningen betreft in dit plan kleinere woningen geschikt voor de eerste stap op de (koop)woningmarkt. Bij een veranderende woonbehoefte kan een bewoner kiezen door te stromen naar een andere woning. De huidige woning komt daarmee beschikbaar voor een volgende bewoner/starter.
Het plan De Marke III, fase 3 geeft op alle punten uitvoering aan het beleid; er worden betaalbare woningen toegevoegd, voor die doelgroepen waar de behoefte het grootst is. De ladder is succesvol doorlopen.
Voorliggend plan is in lijn met het rijksbeleid.
In deze paragraaf wordt het voor deze ontwikkeling relevante provinciale beleid behandeld. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. In 2018 en 2022 zijn de visie en verordening partieel herzien.
In de Omgevingsvisie wordt het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030.
De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat, zijn vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema's. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Enkele centrale ambities van de provincie:
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is. Er wordt nadrukkelijk gestuurd op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Het uitgangspunt is dat verstedelijking en economische activiteiten gebundeld worden ten behoeve van een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Aan de hand van deze drie stappen kan bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is, waar het past en hoe het uitgevoerd kan worden. Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Of - Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
De generieke beleidskeuzes zijn vaak normstellend. Dit betekent dat ze opgevolgd moeten worden: het zijn randvoorwaarden waarmee iedereen rekening moet houden vanwege zwaarwegende publieke belangen. De normstellende beleidskeuzes zijn vastgelegd in de omgevingsverordening.
Waar - Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging: een gemeente kan vanwege maatschappelijke en/of sociaal-economische redenen in haar Omgevingsvisie en bestemmings- of omgevingsplan een andere invulling kiezen. Die dient dan wel te passen binnen de – voor dat ontwikkelingsperspectief – geldende kwaliteitsambities. Daarbij dienen de nieuwe ontwikkelingen verbonden te worden met de bestaande kenmerken van het gebied, conform de Catalogus Gebiedskenmerken (de derde stap in het uitvoeringsmodel). Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.
Hoe - Gebiedskenmerken
Ten slotte is de vraag hoe het initiatief ingepast kan worden in het landschap. De gebiedskenmerken spelen een belangrijke rol bij deze vraag. Onder gebiedskenmerken worden verstaan de ruimtelijke kenmerken van een gebied of gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit van dat gebied of gebiedstype. Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor alle gebiedstypen in Overijssel is in de Catalogus Gebiedskenmerken beschreven welke kwaliteiten en kenmerken van provinciaal zijn en behouden, versterkt of ontwikkeld moeten worden.
De gebiedskenmerken zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend. Voor de normerende uitspraken geldt dat deze opgevolgd dienen te worden; ze zijn dan ook in de omgevingsverordening geregeld. De richtinggevende uitspraken zijn randvoorwaarden waarmee in principe rekening gehouden moet worden. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken mits aannemelijk is gemaakt dat met het alternatief de kwaliteitsambities even goed of zelfs beter gerealiseerd kunnen worden. De inspirerende uitspraken bieden een wenkend perspectief: het zijn voorbeelden van de wijze waarop ruimtelijke kwaliteitsambities ingevuld kunnen worden. Initiatiefnemers kunnen zich hierdoor laten inspireren, maar dit hoeft niet.
Toetsing
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. Bij de afwegingen in de eerste fase "generieke beleidskeuzes" zijn de artikelen 2.1.2 (Principe van concentratie), 2.1.3 (Principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik), 2.1.5 (Ruimtelijke kwaliteit) en 2.2.2 (Realisatie nieuwe woningen) uit de Omgevingsverordening Overijssel van belang. Hierna wordt nader op de artikelen ingegaan.
Artikel 2.1.2 Principe van concentratie
Lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in woningbouw, aanleg van bedrijventerreinen voor lokaal gewortelde bedrijvigheid en het realiseren van stedelijke voorzieningen, met bijbehorende infrastructuur en groenvoorzieningen om te voldoen aan de lokale behoefte en de behoefte van bijzondere doelgroepen.
Doorwerking voor voorliggend plan
Het plangebied en de nieuwe woonwijk “De Marke III” is zo ingericht dat het naadloos aansluit op de woningbehoefte van de kern Hengevelde. Het plan staat voor flexibiliteit en maatwerk. Door het plan op te delen en te realiseren in verschillende fases, kan bij elke fase opnieuw worden beoordeeld welke soort (seniorenwoningen, starterswoningen etc.) en hoeveel woningen er moeten komen. Het onderhavig plan betreft de laatste fase van het plan, waarbij bewust wordt afgeweken van het oorspronkelijk plan om vrijstaande woningen te realiseren. In plaats daarvan is gekozen voor de realisatie van starters- en senioren woningen, wat aansluit op de lokale behoefte, zoals is aan getoond in paragraaf 3.2.3.
Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
Lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
Lid 2
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan
De huidige locatie sluit direct aan op nieuw gerealiseerd stedelijk gebied en overbrugt het leegstaande gebied tussen de nog te realiseren nieuwbouwwoningen en de twee losstaande bedrijven aan de rand van Hengevelde. Hoewel er in het onderhavig plan 20 woningen worden gerealiseerd, maakt het plangebied deel uit van een uitbreidingslocatie waar in totaal 115 woningen worden gerealiseerd. Voor deze opgave is in redelijkheid geen ruimte beschikbaar binnen het bestaande bebouwd gebied.
Artikel 2.1.5 (lid 1, 2, 3 en 5): Principe van ruimtelijke kwaliteit
Lid 1
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan
Binnen het onderhavig plan is rekening gehouden met de kenmerken van de woningbouw binnen de nog te realiseren woonwijk alsook de bestaande woningen in de naastgelegen woonwijk. De ruimtelijke kwaliteit zal hiermee behouden en zelfs versterkt worden.
Artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Lid 1
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
Lid 4
De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Doorwerking voor voorliggend plan
Het onderhavig plan maakt onderdeel uit van de realisatie van de woonwijk “De Marke III”. De provincie heeft in samenspraak met de gemeenten, waaronder Hof van Twente, afspraken gemaakt over de toe te voegen nieuwbouw en over herstructurering. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016-2020 en later in Woondeal Twente. Het plangebied is door de gemeente in overeenstemming met de provincie specifiek aangewezen als uitbreidingslocatie. De voorgenomen ontwikkeling is daarmee in lijn met het gemeentelijk beleid op het gebied van wonen en woningbouw en voldoet hiermee aan de regels uit de Omgevingsverordening.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Met de ontwikkelingsperspectieven wordt de ruimtelijke ontwikkelingsvisie van de provincie Overijssel vorm gegeven. Hiervoor gelden de gebiedskenmerken als onderligger.
Uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
Het plangebied is gelegen in het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Doorwerking voor voorliggend plan
Het onderhavig plangebied wordt omringd door een verscheidenheid aan bedrijvigheid zoals een machinefabriek alsook een melkveehouderij en een woonwijk, wat aansluit op de belangen van de provincie binnen dit gebied. Tevens zal bij de inrichting van het plangebied aandacht worden besteed aan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. De groene wiggen en wadi's binnen de wijk helpen bij het realiseren van optimaal waterbeheer.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes' zoals weergegeven in de onderstaande afbeelding.
Uitsnede van de 'Natuurlijke laag', Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, b.v. door egalisaties ten behoeve van de landbouw.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting. Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Ten aanzien van de kenmerken van deze laag gelden de volgende kenmerken: het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, 's winters bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.
De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.
Doorwerking voor voorliggend plan
De ambitie van de provincie speelt in op het gebruik van passende natuurlijke beplanting, evenals het versterken en beleefbaar (zichtbaar) maken van de natuurlijke ondergrond en het reliëf. In het beeldkwaliteitsplan voor De Marke III fase 2 is gebruik gemaakt van verlaagde wadi's en verhoogde grasplateaus die de kenmerken van de voormalige 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes' landschappen versterken en waarbij de wadi's voldoende ruimte geven voor water. Het onderhavig plan onderdeel is van deze wijk en rechtstreeks is gelegen aan de bovengenoemde wadi's. Er wordt dan ook geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling uitstekend aansluit bij de ambities binnen het ontwikkelingsperspectief van de 'Natuurlijke laag'.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'jonge heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In de onderstaande afbeelding is een uitsnede te zien van de betreffende kaart.
Uitsnede van de 'Laag van het agrarische cultuurlandschap', Omgevingsvisie Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)
De grote oppervlakte aan -voormalige- natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap. Hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal. De bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verloren en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Eerst kleinschalig, later werd de ontginningen planmatig en grootschalig aangepakt. De ambitie is om de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie als daartoe aanleiding is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die rechtlijnige ontginningstructuren versterken. Daarnaast is de ambitie om de landschappelijke karakteristieken voor weidevogels in stand te houden en te versterken.
Doorwerking voor voorliggend plan
Het plangebied ligt in zijn geheel binnen het jonge heide- en broekontginningslandschap. De dragende structuren binnen dit landschap worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die rechtlijnige ontginningstructuren versterken. De rechtlijnige vormen van de wijk alsook de groene wiggen en bufferzones die in en rondom de wijk worden aangebracht versterken de structuren van het jonge heide- en broekontginningslandschap. Er wordt dan ook geconcludeerd dat de voorliggende ontwikkeling aansluit bij de ambities binnen het ontwikkelingsperspectief van de 'Laag van het agrarisch cultuurlandschap'.
De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.
Ten aanzien van woningbouw maakt de provincie in samenspraak met de gemeenten afspraken over de toe te voegen nieuwbouw en over herstructurering. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst woonafspraken Twente 2016- 2020. In de bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente 2016-2020 is vastgelegd dat de voortgang van de woningbouwproductie wordt gemonitord. Daarbij is ook afgesproken dat elke 2 jaar de aanpak en de resultaten worden geëvalueerd en als noodzakelijk wordt de Regionale Woon Programmering (RWP), welke als bijlage bij de Bestuursovereenkomst is opgenomen, aangepast. De RWP 2019 is zowel door Gedeputeerde Staten als het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente vastgesteld. Via de provinciale omgevingsverordening is geborgd dat bij bestemmingsplannen waarin nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt getoetst moet worden aan het RWP (artikel 2.2.2).
Uitgangspunt is dat de gemeenten enkel bouwen voor de lokale behoefte en dat gemeenten met overprogrammering deze binnen drie jaar terugbrengen. Op deze manier wordt gewaarborgd dat er op relatief korte termijn geen enkele gemeente in Twente overaanbod van harde plancapaciteit heeft.
Woningprogrammering
Voor Hengevelde geldt voor de periode 2018 tot 2027 dat er netto 114 woningen bijgebouwd moeten worden. Hier komen 2 woningen bovenop die dienen ter vervanging van de bestaande woningvoorraad. Dit betekent dat de totale woningprogrammering 116 woningen bedraagt tot 2027. De totale harde plancapaciteit bedraagt circa 43 woningen.
In samenspraak met de provincie wordt jaarlijks het percentage harde plancapaciteit gemonitord. De gemeente heeft nog geen overprogrammering, ook niet na vaststelling van dit bestemmingsplan.
Kwalitatieve behoefte
Voor wat betreft de kwalitatieve actuele behoefte (specifiek woonmilieu) wordt onder meer op basis van de monitoring van de woningmarkt het volgende geconstateerd: De grootste kwalitatieve tekorten betreffen grondgebonden koopwoningen. Doordat ouderen langer in hun gezinswoning blijven wonen, zal dat zich, ondanks de sterk krimpende groep doorstromers naar gezinswoningen, vooralsnog uiten in een vraag naar gezinswoningen. Deze conclusie met betrekking tot de kwalitatieve behoefte is bepaald op basis van landelijke onderzoeken (WoON 2018) en lokale vraag (lokale behoefte geïnventariseerd tijdens participatie).
Toetsing
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt voorzien in zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve behoefte die geldt voor de gemeente als geheel alsook de kern Hengevelde in het bijzonder. Het aantal woningen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt maakt deel uit van een reeds opgenomen uitwerkingsplicht in het moederplan 'De Marke III, Hengevelde' en in lijn zijn met de afspraken die op basis hiervan met de provincie zijn gemaakt. Kwalitatief gezien is sprake van een plan dat beter aansluit op de actuele behoefte dan het moederplan, onder meer omdat het stedenbouwkundig plan, waar onderhavig bestemmingsplan op geënt is, meer rijwoningen mogelijk maakt dan in het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan. Dat is ook een van de redenen dat niet voldaan kon worden aan de geldende uitwerkingsregels: het aantal van maximaal 4 aaneen te bouwen woningen wordt overschreden (in onderhavig bestemmingsplan zijn maximaal 6 aaneengebouwde woningen mogelijk). Ten slotte is flexibiliteit waar mogelijk binnen het plangebied gewaarborgd door een uitwisseling mogelijk te maken tussen (levensloopbestendige) vrijstaande, aaneengebouwde en twee-onder-een kapwoningen, zodat ten allen tijde kan worden ingespeeld op de actuele behoefte.
Voorliggend plan is in lijn met het provinciaal beleid.
De Regionale Woonagenda Twente is op 18 februari 2021 vastgesteld door de Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel. In dit document hebben zij de opdracht voor de regionale Woonagenda's geformuleerd: agenda's met ambities voor de lange termijn en afspraken voor de middellange termijn, aandacht voor de positie van Overijssel in de Nederlandse woonopgave, een integrale blik op de woningmarkt en een regionale vertaling die past bij respectievelijk West-Overijssel en Twente.
Dit heeft geleidt tot de volgende ambities:
Deze ambities zijn vertaald naar bestanddelen die terug moeten komen in de regionale woonagenda's. Het betreft de volgende bestanddelen:
Toetsing
Met het onderhavig plan wordt een strategisch woningbouwprogramma gerealiseerd die voldoet in de lokale behoefte. Het woningbouwprogramma is geschikt voor starters en senioren en bestaat daarnaast voor 30% uit sociale huurwoningen, wat de toegankelijkheid en doorstroming verbeterd. Daarnaast zullen zowel de woningen voldoen aan de BENG-normen en gasloos worden ontwikkeld. Het plan is in lijn met het gegeven in de Regionale woonagenda Twente.
Er moeten meer en betaalbare woningen komen voor het groeiende aantal huishoudens in Nederland. In de Woondeal Twente hebben provincie Overijssel en de gemeenten, gesteund door het Rijk, corporaties en marktpartijen, afspraken gemaakt over het aantal te bouwen woningen en de betaalbaarheid daarvan: In Twente is het doel om tot en met 2030 ten minste 14.100 woningen te bouwen.
Dit aantal wordt met name gehaald door in te zetten op Sleutelprojecten. In Hof van Twente zijn dat de projecten:
Gemeenten streven naar minimaal 30% sociale huur en betaalbare woningen voor huishoudens met een middeninkomen.
Toetsing
Het onderhavig plan betreft de herontwikkeling van De Marke III. Hoewel dit plan geen onderdeel uitmaakt van de sleutelprojecten binnen deze woonagenda, is dit gebied in een eerdere overeenkomst aangewezen als uitbreidingslocatie. Het onderhavig plan betreft de uitwerking van de laatste fase. Daarnaast zijn de woningen geschikt voor starters en senioren en zal 30% bestaan uit sociale huurwoningen. Het plan is derhalve in lijn met de Woondeal Twente.
Voorliggend plan is in lijn met het regionaal beleid.
De gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente heeft op 1 juni 2010 de toekomstvisie 'Hof van Twente Zicht op 2030' vastgesteld. Het doel van de toekomstvisie is het schetsen van de grote lijnen: wat kenmerkt de gemeente Hof van Twente nu en straks. Daarnaast geeft de visie ook een mogelijk toekomstperspectief specifiek voor de gemeente, met vernieuwende ideeën en kansrijke oplossingsrichtingen. Dit toekomstperspectief is geschreven in de vorm van een twintigtal streefbeelden voor 2030. Deze beelden gaan over mens, ruimte en economie.
Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn onder andere de volgende streefbeelden relevant:
Alle kernen en buurtschappen hebben hun eigen sterke en zwakke punten. In 2030 wordt het onderscheid tussen de verschillende delen gerespecteerd en krijgt het de ruimte. In die verscheidenheid schuilt de kracht van Hof van Twente. Vanzelfsprekend houden kernen uiteenlopende functies. Maar door bewust accenten te leggen kan iedere kern werken aan een herkenbaar profiel van de eigen sterke punten en zich hiermee profileren. Het sterke punt van Hengevelde is de hechte samenleving en de buurtschappen: landelijk wonen.
Hierbij is het van belang dat de grotere kernen in Hof van Twente een belangrijke woonfunctie houden; hier wonen de meeste mensen. Ze hebben ook de functie om woonruimte te bieden aan mensen die uit het buitengebied komen. In de buurtschappen en het buitengebied wordt het wonen zorgvuldig geïntegreerd in het landschap. Vrijkomende agrarische gebouwen krijgen alleen een andere, bijvoorbeeld woonfunctie, na een zorgvuldige afweging. Structuurvisies en bestemmingsplannen zijn op deze uitgangspunten aangepast. In het buitengebied en de buurtschappen zal het wonen kleinschalig, groen en duurzaam zijn. Belangrijker in omvang dan uitbreiding zijn de plannen voor inbreiding in kernen en voor vernieuwing/verduurzaming van de bestaande woningvoorraad.
Toetsing
Onderhavig bestemmingsplan past binnen de in de strategische visie geschetste streefbeelden. Er is sprake van de invulling van een uitbreidingslocatie ten westen van Hengevelde. Door de opgenomen beeldkwaliteitscriteria, waarbij ingezet wordt op kwaliteit en het creëren van samenhang in de wijk, wordt ingezet op een kwalitatief hoogwaardige wijk met herkenbare woongebieden, een hoogwaardige openbare ruimte en een logische en leesbare (verkeers)structuur. Hiermee wordt recht gedaan aan het streefbeeld voor het creëren van een hechte samenleving en buurtschap. De voorgenomen ontwikkeling is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Toekomstvisie Hof van Twente'.
In maart 2009 is door de gemeente Hof van Twente de 'Structuurvisie Hengevelde' vastgesteld. De ruimtevraag voor wonen en werken is in Hengevelde van dusdanige omvang, dat deze bij lange na niet binnen de bestaande bebouwde kom kan worden opgevangen. Zonder aan de mogelijkheden binnen de dorpskom voorbij te gaan, dient daarom uitbreidingsgebied te worden aangewezen.
Het plangebied is onderdeel van de eerder genoemde nieuwe wijk De Marke III. Bij de locatiekeuze van de wijk is primair voor de landschappelijke insteek gekozen. Het uitgangspunt is om het relatief waardevolle kampenlandschap te ontzien en de uitbreiding(en) in principe in het visueel-ruimtelijk minder waardevolle ontginningenlandschap te projecteren. Ontwikkelingen in het kampenlandschap zijn in deze visie slechts toelaatbaar wanneer ze beperkt van omvang zijn en geen afbreuk doen aan dit landschapstype, maar er liefst juist een versterking voor betekenen. Uiteraard wil dit laatste niet zeggen dat ontwikkelingen in de ontginningsgebieden landschappelijk niet om een goede inpassing zouden vragen.
Toetsing
De uitbreidingslocaties vormen logische voortzettingen van al in gang gezette ontwikkelingen. Bovendien sluiten de uitbreidingen aan op bestaand woongebied respectievelijk bedrijventerrein, wat versnippering van functies over het dorpsgebied en daaraan verbonden milieuproblemen voorkomt. Op de navolgende afbeelding is de visiekaart opgenomen. De nieuwe wijk De Marke III waarin het plangebied tot ontwikkeling zal komen is aangeduid met een rood kader. De voorgenomen ontwikkeling is in de 'Structuurvisie Hengevelde' als zodanig benoemd. Het plan is hierdoor in lijn met het beleid, zoals opgenomen in de 'Structuurvisie Hengevelde'.
Visiekaart 'Structuurvisie Hengevelde' (bron: Gemeente Hof van Twente)
De woonvisie van de gemeente Hof van Twente is door de gemeenteraad vastgesteld op 16 december 2022. De ambitie is: voor iedere inwoner een passende woning, waarbij de huidige woningvoorraad optimaal wordt benut en waar gericht extra woningen worden bijgebouwd. Dit vraagt om flexibiliteit en maatwerk, waarbij de landelijke kwaliteit van de gemeente ten alle tijden wordt gewaarborgd.
Deze woonvisie behandelt de belangrijkste ambities, speerpunten en acties van de gemeente om dit doel te bereiken. De belangrijkste ambities zijn:
Er is sprake van toenemende krapte op de woningmarkt in Hof van Twente. De afgelopen tien jaar zijn er weinig woningen gerealiseerd in de gemeente. De woningvraag is groot en de woningmarkt in de Hof is krap. Tot en met 2030 is er in de gemeente Hof van Twente een woningbehoefte van ongeveer 90 tot 120 woningen voor de categorie dorps wonen. De oplopende woningbehoefte vraagt om aandacht en concrete acties. Versnelling van de woningbouw in de kernen en het buitengebied is nodig om te voorzien in de woningbehoefte. Omdat de woningbehoefte divers is, kiest de gemeente voor flexibiliteit in programma en locaties. In de Regionale Woonvisie is overeengekomen dat gemeenten alleen voor de aangetoonde lokale behoefte bouwen. Wat betreft de woningbehoefte is vooral behoefte aan ofwel luxere grondgebondenwoningen (2 onder 1 kap of vrijstaand) ofwel levensloopbestendige woningen en appartementen voor 1- en 2 persoonshuishoudens. Er is tevens een tekort aan starterswoningen.
Toetsing
Binnen het onderhavig plan worden de 20 woningen gerealiseerd aan de westrand van De Marke III in Hengevelde. Met dit bestemmingsplan, gebaseerd op een aangepast stedenbouwkundig ontwerp, worden de huidige woonwensen zo goed mogelijk gehonoreerd, door te kiezen voor flexibiliteit in locaties en programma, zodat ingespeeld kan worden op de actuele vraag. Hoewel hier eerder vrije kavels beoogd waren, is de gemeente Hof van Twente nu voornemens om hier starterswoningen en seniorenwoningen te realiseren. Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt voorzien in zowel een kwalitatieve als een kwantitatieve behoefte die geldt voor de gemeente als geheel alsook de kern Hengevelde in het bijzonder.
In de woonvisie is geen programmering opgenomen wat betreft aantallen en typen woningen. Dat gebeurt in dit uitvoeringsdocument: het Kwalitatief woningbouwprogramma Hof van Twente, versie januari 2022. Het bevat een uitwerking van de minimale behoefte aan verschillende woningtypen per kern om te kunnen voorzien in voldoende woningen voor de inwoners van Hof van Twente. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de huishoudensprognose, aanvullende behoefte en resulterende richtlijn behoefte per kern.
Tabel met overzicht huishoudensprognose, aanvullende behoefte en resulterende richtlijn behoefte per kern (born: Kwalitatief woningbouwprogramma Hof van Twente)
In Hengevelde verwachten we een stijging het aantal huishoudens van mensen >55 jaar. Het aantal huishoudens in jongere leeftijdscategoriën daalt. Er is een flinke inhaalslag te maken door achterblijvende woningbouw in het verleden. De bevolkingsgroep waarin een groot deel van de stijging in aantal huishoudens plaatsvindt is veelal tevreden over de woonsituatie in de bestaande woningvoorraad. Daarmee stagneert de doorstoming. Een deel van deze groep mensen heeft de behoefte te verhuizen en meer levensloopbestendig te gaan wonen. Er is behoefte aan alle woningtypen; vooral voor starters en doorstromers, hoofdzakelijk grondgebonden koopwoningen. Voorzien in levensloopbestendige woningen om doorstroming te faciliteren.
De Marke III is momenteel in ontwikkeling. Daarmee wordt de komende jaren een flinke inhaalslag gemaakt. Daarmee vindt een herschikking plaats in de woningmarkt. De huidige plannen voorzien nog onvoldoende in de afspraak uit de regionale woonagenda voor levensloopbestendige woningen. In eerste instantie vooral inzetten op goedkope starterswoningen en levensloopbestendige woningen. Vanuit de markt komen signalen dat Hengevelde momenteel veel instroom van mensen buiten de gemeente kent. Daarmee kan de gemodelleerde aanvullende behoefte anders uitpakken.
Toetsing
Het onderhavig plan betreft de realisatie van een deel van de Marke III, zoals benoemd in het kwalitatief woningbouwprogramma. Met het plan worden in totaal 20 grondgebonden woningen gerealiseerd die geschikt zijn voor starters en senioren en voor 30% zal bestaan uit sociale huurwoningen. Het plan sluit daarmee naadloos aan op de lokale behoefte.
Voorliggend plan is in lijn met het gemeentelijk beleid.
Algemeen
Voor plannen en activiteiten, die mogelijk belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, kan het noodzakelijk zijn dat een milieueffectrapport wordt opgesteld. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is dit geregeld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is plan-m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten.
In de bijlage van het Besluit m.e.r zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. In onderdeel C zijn activiteiten genoemd waarbij direct sprake is van een m.e.r.-plicht als bij besluiten de genoemde drempelwaarden worden overschreden. Voor de activiteiten die zijn genoemd in onderdeel D geldt dat als de drempelwaarden worden overschreden een m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden moet een zogenaamde vormvrije m.e.r.- beoordeling worden gedaan.
Toetsing
In het kader van onderhavige ontwikkeling is een vormvrije m.e.r.-beoordeling3 uitgevoerd. De navolgende tabel geeft een overzicht van de beoordeelde milieuaspecten en de daarbij behorende conclusies weer.
Aspect | Beoordeling milieueffecten |
Natuur (gebiedsbescherming) |
Het uitgevoerde stikstofonderzoek wijst uit dat significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet aan de orde zijn. Hiermee worden geen negatieve milieueffecten verwacht. |
Natuur (soortenbescherming) |
De aanwezigheid van beschermde soorten is uitgesloten middels een flora en fauna onderzoek, of er geldt een provinciale ontheffing. Nader onderzoek is niet benodigd. Met de inachtneming van de zorgplicht en de broedende vogels leidt het plan niet tot negatieve milieueffecten ten aanzien van het aspect 'soortenbescherming'. |
Verkeer | De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeersaantrekkende werking met aansluitingen op de omliggende wegen zonder te verwachten afwikkelingsproblemen. |
Geluid | Als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal er sprake zijn van een extra verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie. Hiermee zou sprake kunnen zijn van een toename van geluidshinder op bestaande omliggende woningen. De toename van het verkeer op de omliggende woningen is echter ruim minder dan een merkbare 40% ten opzichte van de huidige situatie. Van een negatief (milieu)effect is daarom geen sprake. |
Lucht | Uit de NIBM-toets blijkt dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit geeft een goede indicatie dat onderhavige ontwikkeling geen negatief effect zal veroorzaken op het gebied van luchtkwaliteit. |
De uitkomst van de in vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerde toets is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden ten aanzien van de kenmerken en locatie van het project die zouden kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor alle beschreven milieuaspecten geldt dat er geen effect optreedt.
Conclusie
De conclusie is dan ook dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het volgen van een m.e.r.-(beoordelings-) procedure is daarom niet nodig.
Algemeen
In het kader van de te verlenen omgevingsvergunning moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.
Toetsing
Door Ortageo Noordoost B.V. is in september 2019 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd4 ter plaatse van het plangebied. Op basis van het onderzoek kan het volgende worden gesteld:
Het uitvoeren van een nader onderzoek en/of sanerende maatregelen wordt niet noodzakelijk geacht omdat:
Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Algemeen
Indien door middel van een ruimtelijke ontwikkeling nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat onder andere om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd. De afstand wordt gemeten vanaf het op de verbeelding aangeduide deel voor de bedrijfsmatige activiteit tot aan de gevel van nieuwe of bestaande gevoelige functies gelegen buiten betreffend perceel.
Toetsing
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied zijn de rondom het plangebied aanwezige milieubelastende functies geïnventariseerd. Bij realisatie van de woningen in het plangebied moet voorkomen worden dat de milieugevoelige functies hinder ondervinden van milieubelastende functies in de omgeving, die hoger is dan toegestane normen. Ook moet voorkomen worden dat milieubelastende functies worden belemmerd in hun bedrijfsvoering door de realisatie van de woningen.
Uit het geldende bestemmingsplan en de inventarisatie van de gemeente Hof van Twente blijkt dat in en nabij het plangebied de volgende bedrijven gevestigd zijn:
Bedrijfssoort | Adres | Omschrijving VNG | Grootste richtafstand (m) |
Gemeten afstand (m) |
Machinefabriek (MHZ) | Janninksweg 1 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie (p.o. >= 2.000 m2) | 200 (geluid) |
± 70 |
Taxi-, touringcarbedrijf en Verkeersschool (Ter Doest) | Janninksweg 3 | Touringcarbedrijven | 100 (geluid) | ± 60 |
In het kader van de planontwikkeling is gekeken naar de belemmering afkomstig van de omliggende bedrijven richting en in het plangebied.
Bedrijven rondom en in het plangebied
Indien door middel van een project nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Omliggende bedrijven mogen niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een gevoelige functie, namelijk wonen.
Wat betreft de aanbevolen richtafstanden tussen functies met een milieuzone en gevoelige functies is de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als leidraad voor milieuzonering gebruikt. In de VNG-publicatie zijn richtafstanden voor diverse omgevings- en gebiedstypen opgenomen. Het gaat om de volgende omgevings- en gebiedstypen: 'rustige woonwijk', 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'.
In een rustige woonwijk en een rustig buitengebied komen vrijwel geen andere functies dan de woonfunctie voor. Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een dergelijk gebied komen direct naast woningen andere functies voor, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningenhoreca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd.
Bij het bepalen van de aanbevolen richtafstanden zijn in de VNG-brochure de volgende uitgangpunten gehanteerd:
De richtafstanden lopen op naar mate sprake is van een bedrijf in een hogere milieucategorie. Zoals bij de uitgangspunten voor de richtafstanden is gesteld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd (dus van bijvoorbeeld 50 naar 30 meter voor milieucategorie 3.1). Verdere reducties zijn volgens de toelichting in de VNG-brochure niet te verantwoorden, omdat in algemene zin niet aannemelijk kan worden gemaakt dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en het functioneren van bedrijven niet in gevaar wordt gebracht. De richtafstand wordt gemeten vanaf de grens van het bedrijfsperceel tot de gevel van het gevoelige object.
Bij eventuele afwijking van de (indicatieve) richtafstanden uit de VNG dient gemotiveerd te worden dat de planontwikkeling ruimtelijk aanvaardbaar is en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Janninksweg 1 (MHZ)
Aan de westzijde van het plangebied bij de kruising Diepenheimsestraat - Janninksweg ligt de machinefabriek MHZ. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 4.1. De richtafstand tot een rustige woonwijk bedraagt hierdoor 200 m (bron: VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering, editie 2009), zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Aangezien de woningen op een kortere afstand van dit transportbedrijf worden gerealiseerd en het aspect 'geluid' daarbij maatgevend is. Dit bedrijf is het voorbereiden van onderhavig bestemmingsplan een omgevingsvergunning aan het aanvragen. Bijbehorend bij de aanvraag omgevingsvergunning behoort een akoestisch onderzoek industrielawaai. In dit onderzoek is de beoogde woningbouw reeds meegenomen en wordt zodanig getoetst.
Hindercontouren | ||
t.o.v. rustige woonwijken | t.o.v. gemengd gebied | |
Geur | 50 m. | 30 m. |
Stof | 30 m. | 10 m. |
Geluid | 200 m. | 100 m. |
Gevaar | 30 m. | 10 m. |
Janninksweg 3 (Transportbedrijf Ter Doest)
Bij de kruising Needsestraat (N740) en de Janninksweg is een transportbedrijf (Ter Doest Taxi, Touringcar Verkeersschool) aanwezig. Het transportbedrijf Ter Doest is ook een bedrijf dat valt onder milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 100 meter, zoals aangegeven in de onderstaande tabel. Aangezien de woningen op een kortere afstand van dit transportbedrijf worden gerealiseerd en het aspect 'geluid' daarbij maatgevend is, is een akoestisch onderzoek naar de geluidshinder afkomstig van het transportbedrijf uitgevoerd.
Hindercontouren | ||
t.o.v. rustige woonwijken | t.o.v. gemengd gebied | |
Geur | 10 m. | 0 m. |
Stof | 0 m. | 0 m. |
Geluid | 100 m. | 50 m. |
Gevaar | 0 m. | 0 m. |
De resultaten en conclusies zijn weergegeven in paragraaf 4.4, waar in gegaan wordt op het aspect industrielawaai. Hieruit blijkt dat industrielawaai geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Algemeen
De mate waarin het geluid onder andere gevoelige functies mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Wegen met een maximale snelheid van 30 km/uur zijn formeel uitgesloten van akoestisch onderzoek.
Toetsing wegverkeerslawaai
In het kader van het bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai5 uitgevoerd.
Op basis van dit onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
Conclusie
Het aspect geluid afkomstig van wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsing industrielawaai
In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek noodzakelijk naar de geluidbelasting vanwege industrielawaai van omliggende bedrijvigheid. Dit onderzoek6 is uitgevoerd en de conclusies zijn navolgend weergegeven.
Langtijdgemiddelde - beoordelingsniveau
Uit de berekeningen volgt dat de hoogste geluidbelasting 50 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt niet voldaan aan de ambitiewaarde (40 dB(A)), maar wel aan de plafondwaarde van het gemeentelijke beleid (50 dB(A)). De maatgevende bronnen zijn de wasplaats en de stofzuiger. Elk bouwvlak heeft minstens een zijde die aan de ambitiewaarde voldoet. Omdat er getoetst wordt aan de plafondwaarden, wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid. Er wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Als gevolg hiervan is onderzoek naar maatregelen niet benodigd.
Maximaal geluidniveau
Uit de berekeningen volgt dat de hoogste geluidbelasting 59 dB(A) bedraagt. Hiermee wordt niet voldaan aan de ambitiewaarden op 11 van de 32 waarneemhoogten, maar wel altijd aan de plafondwaarden van het gemeentelijke beleid. Omdat er getoetst wordt aan de plafondwaarden, wordt voldaan aan het gemeentelijke beleid. Er wordt voldaan aan het Activiteitenbesluit. Als gevolg hiervan is onderzoek naar maatregelen niet benodigd.
Indirecte hinder
Uit de berekeningen van de indirecte hinder blijkt dat op alle beoogde bouwvlakken voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde uit de Schrikkelcirculaire (50 dB(A) etmaalwaarde). Als gevolg hiervan is onderzoek naar maatregelen niet benodigd.
Conclusie
Het aspect geluid afkomstig van industrielawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Eisen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn verankerd in de Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2 en vormen een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10 wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.
Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De derogatiebeschikking van de EU is in 2015 verlopen. De NSL is na 2015 twee maal verlengd en betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Doordat de derogatiebeschikking van de EU na 2015 niet is verlengd, dient Nederland overigens op dit moment te voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsnormen.
Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m3 verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.
Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het plan op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.
Toetsing
De categorie woningbouw is opgenomen in bijlage 3A van de Regeling NIBM. De NIBM-grens voor woningbouwlocaties (voorschrift 3A.2) is = 1.500 (netto) woningen met één ontsluitingsweg. Het totaal aantal woningen dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is 20 woningen. Het aantal te realiseren woningen is kleiner dan 1.500. Het voorgenomen plan zal de NIBM-grens uit de regeling niet overschrijden en derhalve niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen.
De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij onder andere een woning sprake is van een significante blootstellingsduur. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht. Met behulp van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) is beoordeeld of er ter hoogte van het plan sprake is van een (dreigende) overschrijding van luchtverontreinigende stoffen. In de volgende tabel zijn voor de jaren 2022 en 2030 voor de relevante stoffen de concentraties en de grenswaarden weergegeven.
Stoffen | Grenswaarde | 2022 | 2030 |
NO2 concentratie | 40 µg/m3 | 10 - 15 µg/m3 | <10 µg/m3 |
PM10 concentratie | 40 µg/m3 | 16 - 18 µg/m3 | 14 - 16 µg/m3 |
PM2,5 concentratie | 25 µg/m3 | 8 - 10 µg/m3 | 6 - 8 µg/m3 |
Uit de resultaten blijkt dat er geen sprake is van een (dreigende) normoverschrijding. Voor de concentraties verontreinigende stoffen ter plekke van de te realiseren woningen wordt ruim voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Algemeen
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijk besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen' (Bevi), het 'Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het 'Besluit externe veiligheid buisleidingen' (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Toetsing
Uit de gemeentelijke externe veiligheidsnotitie is naar voren gekomen dat er geen inrichtingen aanwezig zijn binnen de gemeente die een risico vormen voor de bestaande omgeving. Rondom het plangebied zijn volgens de risicokaart geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Ten zuiden van het plangebied is de Needsestraat (N740) gelegen. Volgens tellingen (2003) worden over de N740 alleen brandbare vloeistoffen (LF2) vervoerd. Uit de risicokaart valt niet af te leiden dat er transport van brandbaar gas (GF3) te verwachten valt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt hierdoor niet tot PR 10-6 contour of relevant groepsrisico. Ook zijn verder geen relevante overige stationaire en/of mobiele bronnen nabij het plangebied gelegen. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicokaart opgenomen. De ligging van het plangebied is aangeduid met een rood kader.
Fragment provinciale risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
Binnen de gemeente bevinden zich een aantal hoge druk aardgasleidingen, deze bevinden zich echter niet in of nabij het plangebied.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. In deze waterparagraaf worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling afgewogen.
Algemeen
Rijksbeleid - Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 is op 18 maart 2022 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2022-2027, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen.
In het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 wordt allereerst de nationale belangen opgesomd:
Deze nationale belangen worden aangevuld met drie hoofdambities:
De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven in de fysieke leefomgeving, zoals de energietransitie, de woningbouw, herstel natuur en de landbouwtransitie is noodzakelijk.
Daarnaast hebben de vijf volgende thema's een centrale rol in dit waterprogramma:
Een integrale aanpak van samenhangende nationale en regionale opgaven vereist een gebiedsgerichte aanpak. Daarom zijn voor de rijkswateren in dit Nationaal Waterprogramma gebiedsgerichte uitwerkingen opgenomen. Het gaat om de Noordzee, de Zuidwestelijke Delta, de RijnMaasmonding, de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Waddenzee en Eems-Dollard en de Kanalen in het beheer van het Rijk. Deze zijn verbonden met de diverse gebiedsgerichte programma's en uitwerkingen onder het Nationaal Waterprogramma, zoals de Gebiedsagenda's Grote Wateren. Voor de overige wateren van Nederland wordt in andere programma's de gebiedsgerichte uitwerking van het waterbeleid meegenomen. In de eerste plaats in de Omgevingsagenda's onder de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).
In het coalitieakkoord van eind 2021 is aangegeven dat de komende jaren structureel meer budget wordt uitgetrokken voor instandhouding van wegen, spoor, hoofdwatersysteem en vaarwegen. Het structureel extra budget loopt op via een geleidelijk ingroeimodel. De budgettaire kaders voor instandhouding zijn daarmee verruimd. Voor het Hoofdwatersysteem en het Hoofdvaarwegennet zal IenW binnen deze budgetaire kaders nog aanvullende keuzes moeten maken om de instandhoudingsopgaven op termijn beheersbaar te houden.
Regionaal Waterprogramma Overijssel 2022-2027
Het Regionaal Waterprogramma (RWP) 2022 – 2027 Provincie Overijssel is op 15 december 2021 vastgesteld. In het Provinciaal Waterprogramma 2022-2027 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Overijssel.
De provincie heeft vier ambities:
De nadruk wordt verder gelegd op specifieke gebieden die meer aandacht nodig hebben bij een ruimtelijk project:
In het plan zijn deze programma's verder uitgewerkt in maatregelen, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit heeft geleid tot een integrale visie op de ontwikkeling van de provincie Overijssel.
In de Omgevingsverordening is ondere andere regelgeving opgenomen voor de drinkwatervoorziening en grondwaterbeschermingsgebieden. Voor bestemmingsplannen c.q. wijzigingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken. Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij deze gebieden zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
Waterschapsbeleid - Waterbeheerprogramma Vechtstromen 2022-2027
Op 15 december 2021 is het waterbeheerprogramma van waterschap Vechtstromen vastgesteld. Het Waterschap Vechtstromen laat in het waterbeheerprogramma zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke (bestuurlijke) accenten het waterschap in de samenwerking met de partners willen leggen. Van daar uit wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2022-2027 beschreven inclusief de primaire doelen van het waterschap:
Tot slot wordt de geplande koers vertaald in concrete tactische doelstellingen per beleidsonderdeel.
Toetsing
Bij de vaststelling van bestemmingsplan 'De Marke III fase 2' heeft de toetsing voor onderhavig plangebied reeds plaats gevonden. Daarin is naar voren gekomen dat de gemeente Hof van Twente streeft naar een vitaal en robuust watersysteem en waterketen, waarbij zichtbaar water bijdraagt aan een positieve beleving van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dit is vertaald naar de volgende uitgangspunten voor de hemelwaterstructuur in De Marke III:
De ruimte voor wadi's in het stedenbouwkundig plan voor het groter geheel is ruim voldoende om 40 mm hemelwater te kunnen bergen. In extreme neerslagsituaties lopen de wadi's over naar de groene waterberging waardoor wateroverlast voorkomen wordt. Het overtollige hemelwater van het bedrijventerrein wordt op het 'eigen' terrein tijdelijk geborgen in een voorziening van 40 mm waterberging.
De watergang aan de westzijde van het plangebied voert het overtollige hemel- en grondwater vertraagd af naar het landelijke watersysteem. De DWA (droog weer afvoer) van De Marke III kan onder vrijverval aangesloten worden op het gemengde rioolstelsel van De Marke II. Op de overgang tussen De Marke II en III dient een terugslagklep geplaatst worden en het afvalwater dient 24 uur gebufferd te kunnen worden in het stelsel van De Marke III.
Duurzaamheid
Door het toepassen van wadi's en daarmee het zichtbaar afvoeren van water naar bovengrondse voorzieningen wordt gebruik van materialen (buizen) beperkt en wordt bespaard op toekomstige beheerkosten. Het gekozen systeem is hiermee duurzaam.
Effecten op het watersysteem
In het kader van de verplichte watertoets dienen diverse effecten op het watersysteem als gevolg van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen (bestemmingsplannen) te worden verkend. Bij het doorlopen van de watertoets wordt een aantal waterthema's beschouwd. Hierna is voor ontwikkeling De Marke III per thema het effect op het watersysteem (waterketen en gronden oppervlaktewatersysteem) weergegeven.
Veiligheid
Dit thema heeft betrekking op waterkeringen en overstromingsrisico's. Deze aspecten zijn niet van toepassing op het plangebied.
Wateroverlast
Volgens het waterbeheerplan van het waterschap Vechtstromen wordt het plangebied niet gebruikt voor regionale waterberging. Dit betekent dat bij ontwikkeling geen compensatie van de waterberging nodig is. In het plangebied ligt een waterloop van het waterschap. Bij hevige neerslag loost het rioolstelsel van de kern Hengevelde op de kop van deze waterloop. Volgens het waterschap is er geen sprake van een stedelijke wateropgave. De versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van de aanleg van verhard oppervlak in het plangebied wordt gecompenseerd door waterbergende voorzieningen aan te leggen binnen het plangebied.
Watervoorziening
Dit thema heeft betrekking op het bergen van overtollig water (met name in de winter) met als doel om verdroging/vocht te korten in de zomer te voorkomen. In het plangebied worden wadi's aangelegd. Het hemelwater wordt opgevangen in deze wadi's en kan daar infiltreren in de bodem en komt daarmee ten goede aan het grondwater.
Volksgezondheid
In het plangebied ligt een watergang van het waterschap waarop de keur van toepassing is. Op deze watergang wordt een paar keer per jaar (licht) verontreinigd rioolwater geloosd. Deze bestaande watergang wordt ter hoogte van de geplande nieuwbouw vervangen door een ondergrondse leiding die zal fungeren als afvoerroute voor het overstortend rioolwater. De frequentie van de overstortingen en de hoeveelheid zal afnemen, doordat de gemeente in de toekomst bij rioolvervanging verhard oppervlak af gaat koppelen van het gemengde rioolstelsel in Hengevelde. Dit afgekoppelde water wordt op dezelfde ondergrondse leiding aangesloten en zorgt daarmee voor doorspoeling.
Grondwateroverlast
Omdat de huidige grondwaterstanden te hoog zijn voor de functie wonen wordt het plangebied opgehoogd als maatregel om voldoende ontwatering te realiseren. Daarnaast wordt ter plekke van de wadi's drainage aangelegd. Deze drainage wordt alleen toegepast om te voorkomen dat de grondwaterstand boven het niveau van de huidige GHG stijgt.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II. Het hemelwater wordt via goten afgevoerd naar wadi's. Deze wadi's hebben een bergende en zuiverende functie. De eventuele vervuiling die in het hemelwater aanwezig is, blijft achter in de zodelaag van de wadi en komt dus niet in het oppervlaktewater terecht.
Verdroging/natte natuur
Het uitgangspunt van het waterstructuurplan voor De Marke III is dat er grondwaterneutraal gebouwd wordt. Door het plangebied op te hogen, is het niet nodig de huidige grondwaterstanden structureel te verlagen. Door het toepassen van wadi's wordt het hemelwater dat in het plangebied valt vast gehouden binnen het gebied en komt dit water ten goede aan het grondwater, net als in de huidige situatie.
Riolering en zuivering
Ter hoogte van het plangebied lozen drukrioleringsgebieden op het gemengd rioolstelsel van Hengevelde. Dit veroorzaakt stank- en aantastingsproblemen. Deze problemen zouden opgelost kunnen worden door een nieuwe persleiding aan te leggen vanaf De Marke III langs de zuidzijde van Hengevelde naar de persleiding van het waterschap. De gemeente heeft hier niet voor gekozen, omdat de kosten (ca. € 400.000) van de aanleg en exploitatie van de nieuwe persleiding hoog zijn. Om de genoemde problemen op te lossen worden doelmatiger maatregelen getroffen. Het afvalwater van de Marke III wordt geheel gescheiden van het hemelwater afgevoerd en onder vrij verval aangesloten op het rioolstelsel van de Marke II.
Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Vanaf 1 januari 2017 geldt hiervoor de Wet natuurbescherming. Deze wet beschermt bepaalde plant- en diersoorten, natuurgebieden en bossen. Voordat ontwikkelingen mogen plaatsvinden, moet worden aangetoond dat in het kader van de huidige natuurwet- en regelgeving van een negatief effect geen sprake is, dan wel dat daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing kan worden verkregen.
Toetsing
In een quick scan natuur7 is onderzocht of er beschermde natuurwaarden, volgens de nu geldende natuurwet- en regelgeving, aan- of afwezig zijn in het plangebied. Ook is nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt, mogelijk negatieve effecten kan hebben op beschermde natuur buiten het plangebied.
Gebiedsbescherming
Uit de quick scan blijkt dat verschillende Natura 2000-gebieden op circa 10 km van het plangebied liggen. Door de afstand tot het Natura 2000-gebied zijn verstoringen zoals licht, geluid, trillingen en optische verstoringen op voorhand uit te sluiten. Echter is een toename van stikstofdepositie door de ontwikkeling op stikstofgevoelige habitattypen op voorhand niet uit te sluiten. Daarom dient er een AERIUS-berekening te worden uitgevoerd, dit wordt behandeld in paragraaf 4.9.
Verder blijkt uit de quick scan dat in de omgeving van het plangebied geen Natuurnetwerk Nederland of andere provinciaal beschermde natuur aanwezig is. De provinciale bescherming van deze gebieden staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg en nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk.
Soortenbescherming
In en rondom het plangebied kunnen in het wild levende planten en dieren aanwezig zijn. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor deze soorten en hun directe leefomgeving.
In en nabij het plangebied kunnen ook soorten voorkomen die zijn beschermd onder de Wet natuurbescherming, maar waarvoor een provinciale vrijstelling van de verboden geldt, voor werkzaamheden die men uitvoert in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Door de provinciale vrijstelling staat de aanwezigheid van deze soorten de geplande ontwikkeling niet in de weg. Daarnaast zijn mogelijk nog enkele essentiële elementen aanwezig, voor soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt. Zo blijkt uit de quick scan dat in en rondom het plangebied vogels kunnen broeden. Om overtreding van de wet te voorkomen wordt geadviseerd om de geplande ruimtelijke ontwikkeling buiten de broedperiode te starten. Op deze manier worden geen in gebruik zijnde nesten beschadigd of vernield. Essentiële elementen, zoals essentieel leefgebied of verblijfplaatsen, van andere beschermde soorten waarvoor geen provinciale vrijstelling geldt, zijn niet aanwezig. De bescherming van deze categorie soorten staat de ontwikkeling niet in de weg.
Bescherming houtopstanden
Bij deze ruimtelijke ontwikkeling wordt geen houtopstand geveld waarop de regels van de Wet natuurbescherming van toepassing zijn. De bescherming van houtopstanden vormt dan ook geen beperking voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.
Conclusie
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan
Algemeen
Op grond van de Wet natuurbescherming worden soorten en habitattypen in Natura 2000-gebieden beschermd waarvoor instandhoudingsdoelen zijn geformuleerd. Hieruit volgt dat een project of plan niet mag leiden tot negatieve effecten op de instandhoudings-doelstellingen. In veel Natura 2000-gebieden is door een overbelasting van stikstof (stikstofoxiden en ammoniak) een knelpunt aanwezig bij de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen. Nieuwe ontwikkelingen, die een toename van de stikstofdepositie tot gevolg hebben, kunnen hierdoor “significante negatieve effecten” hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen. Effecten van een plan of een project op de stikstofdepositie kunnen ontstaan tijdens de realisatie - en/of de gebruiksfase. Met het rekenmodel AERIUS-Calculator kan de stikstofdepositie (mol N/ha/jaar) op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden ten gevolge van de ontwikkeling worden berekend. Voor het berekenen van de stikstofdepositie worden in het rekenmodel de emissies van stikstof in de verschillende bronnen ingevoerd. Het rekenmodel berekent vervolgens de verspreiding van deze stikstofemissies en de stikstofdepositie binnen de Natura 2000-gebieden op stikstofgevoelige habitattypen en stikstofgevoelige leefgebieden van soorten.
Toetsing
In het kader van de Wet natuurbescherming is de stikstofuitstoot door de beoogde ontwikkeling inzichtelijk gemaakt in een onderzoek stikstofdepositie8.
Aanlegfase
Met de gehanteerde parameters blijkt dat uit de uitgevoerde berekeningen van de aanlegfase er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daardoor geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Gebruiksfase
Uit de uitgevoerde berekeningen van de gebruiksfase blijkt dat er geen rekenresultaten hoger zijn dan 0,00 mol stikstof/ha/j op de stikstofgevoelige habitattypen in de omliggende Natura 2000-gebieden. Er zijn daardoor geen nadelige milieueffecten te verwachten op de omliggende Natura 2000-gebieden.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat aan de hand van de gehanteerde parameters significant negatieve effecten derhalve worden uitgesloten. Er is geen vergunning ten behoeve van de Wet natuurbescherming benodigd.
Algemeen
Door ondertekening van het verdrag van Valletta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet-zichtbare deel van cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij het plan te betrekken. Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast.
Toetsing
De gemeente Hof van Twente beschikt over een Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, waarop zowel de bekende waarden als de trefkans op nog onontdekte waarden zijn aangegeven. Op basis van deze kaart kan worden bepaald wat de archeologische verwachting is. Voor iedere verwachting gelden andere voorwaarden met betrekking tot archeologie. Navolgende uitsnede van de archeologische verwachtingskaart geeft de ter plaatse geldende verwachtingswaardes weer.
Uitsnede archeologische verwachtingskaart met aanduiding plangebied (bron: Gemeente Hof van Twente)
Uit de archeologische verwachtingskaart komt naar voren dat het plangebied grotendeels in een zone ligt met een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter of gelijk aan 10 hectare archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het gebied dat binnen het onderhavig plan binnen de zone ligt met een lage archeologisch verwachting beslaat nog geen hectare. Een deel van het plangebied ligt in een zone met een hoge archeologische verwachting. Dit betreft de uitbreiding van de bouwvlakken aan de Bomhof. Bij een hoge archeologische verwachting moet onderzoek worden uitgevoerd bij verstoringen dieper dan 40 cm en oppervlakte van 2500 m2 of meer. Dit is binnen het onderhavig plan niet van toepassing. Dit betekent dat er geen onderzoek nodig is geacht naar de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Daarbij komt dat ter plaatse geen archeologische dubbelbestemming c.q. archeologische gebiedsaanduiding geldt, waarmee wordt gesteld dat het aspect archeologie geen belemmering vormt. De archeologische meldingsplicht blijft hoe dan ook van kracht. Wanneer tijdens de graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dient dit, conform de Erfgoedwet, direct te worden gemeld bij de bevoegde overheid.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.
Algemeen
Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.
Toetsing
In of rondom het plangebied is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig is. In het plangebied zijn ook geen historisch landschappelijke waarden aanwezig. Hierdoor is geen sprake van aantasting van cultuurhistorische waarden in het plangebied.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van
onderhavig project.
Verkeer
In 2015 is het Gemeentelijk Mobiliteitsplan (GMP) uit 2007 geëvalueerd. Mede op basis hiervan is het mobiliteitsbeleid geactualiseerd en is in 2016 een geactualiseerd GMP door de gemeenteraad vastgesteld. Belangrijkste verschil met GMP 2007 is een grotere inzet op verkeersgedrag, terwijl de infrastructurele maatregelen voor wat betreft de inrichting in 30km-zones en 60km-zones zo goed als afgerond zijn.
Hoofddoelstelling van het mobiliteitsplan is het optimaliseren van de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de bereikbaarheid in de gemeente. Gesteld wordt dat de bereikbaarheid nu over het algemeen redelijk is, hoewel het doorgaande verkeer door de kernen ten koste gaat van de leefbaarheid. Zonder maatregelen zullen bovendien de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid afnemen, door de groei van het gemotoriseerde verkeer.
Voor het gehele plangebied De Marke III (fase 1, 2 en 3) geldt dat de ontsluiting is voorzien op alle omliggende wegen. Hierbij gaat het om de Diepenheimsestraat (noorden), Pieperiet (oosten), Needsestraat (zuiden) en Janninksweg (westen). Het gehele plangebied wordt ingericht als 30 km zone. Ten aanzien van de inrichting van het gebied worden daarom ook snelheid remmende maatregelen getroffen.
Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling neemt het aantal verkeersbewegingen op deze wegen toe. De hoeveelheid extra verkeer die door de geplande uitbreiding zal worden gegenereerd levert naar verwachting geen problemen op ten aanzien van de ontsluiting. De ontsluiting is per weg dusdanig gesitueerd dat er een goed overzicht naar beide richtingen is. Zodoende is sprake van een optimale en veilige aansluiting op de omliggende wegen.
Parkeren
Voor de parkeernormen houdt de gemeente Hof van Twente haar eigen parkeernormen aan (versie mei 2016), gebaseerd op de normen uit de CROW-publicatie.
Uitgaande van de ligging van het plangebied in deelgebied 'rest bebouwde kom' betekent dit dat rekening moet worden gehouden met de volgende parkeernorm per woning:
Het stedenbouwkundig plan gaat voor fase 3 uit van de realisatie van 20 woningen: 6 sociale huurwoningen en 14 tussen-/hoekwoningen. Dit komt neer op een parkeerbehoefte van:
6 x 1,6 = 9,6 parkeerplaatsen
14 x 2,0 = 28 parkeerplaatsen
Dit betekent in totaal 37,6 parkeerplaatsen, afgrond 38 parkeerplaatsen.
Er worden 4 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en 35 parkeerplaatsen in parkeerkoffers. Zodoende wordt met de realisatie van 39 parkeerplaatsen voldaan aan de parkeerbehoefte van 38 parkeerplaatsen.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat:
Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden ).
Een bestemmingsplan regelt derhalve:
en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:
Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:
De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Bestemming 'Groen'
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, toegangspaden, speelvoorzieningen, water en openbare nutsvoorzieningen. Op de gronden zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken de 3 m voor het toestaan van een bouwhoogte van niet meer dan 6 m, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid.
Woongebied - 1
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wonen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, verkeers- en verblijfsdoeleinden, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' zijn respectievelijk slechts één vrijstaande woning, twee-aaneen gebouwde woningen of aaneen gebouwde woningen toegestaan. Daarnaast mogen er niet meer woningen worden gerealiseerd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
Op de gronden zijn gebouwen toegestaan mits deze een bouwvlak worden gebouwd. De goot- en bouwhoogten van gebouwen bedragen niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven. De gevels van de gebouwen aan de zijde van de aanduiding 'gevellijn' moeten op de tweede verdieping voorzien zijn van een dove gevel. Ook kennen de percelen een maximum bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' en moet de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouw perceelsgrens bij woningen aan de zijkant minimaal 3 m bedragen. De overige bouwregels zijn te vinden in de bijbehorende set regels bij dit bestemmingsplan.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan vergezeld wordt van een toelichting waarin inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn, anders is sprake van een oneigenlijke bestemming. Hierna wordt inzicht gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Het wijzigen van het bestemmingsplan is door de gemeente Hof van Twente geïnitieerd. De bijbehorende kosten zullen zodoende ook door de gemeente Hof van Twente worden gedragen.
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader wordt het bestemmingsplan voor advies toegezonden aan betrokken instanties.
Op de bestemmingsplanprocedure is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing. In navolging hiervan zal het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken voor een ieder ter inzage worden gelegd. Een ieder kan in deze periode zienswijzen indienen. In deze paragraaf of in een bijlage bij dit bestemmingsplan zullen de binnengekomen zienswijzen worden samengevat en van een antwoord worden voorzien.