direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan gemeente Hof van Twente Hoofdstuk 22e Enterbroekweg 8-10 Markelo
Status: ontwerp
Plantype: TAM-omgevingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1735.BGxEnterbroekweg8-OP10

Regels

Dit TAM-IMRO omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een ruimtelijke ontwikkeling op de locatie en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22e) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Hof van Twente. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met de landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22e van het omgevingsplan van de gemeente Hof van Twente. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22e]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22e]' gelezen worden.

In de in dit deel weergegeven artikelen moet in de artikel kop na het woord 'Artikel' en de spatie '22e.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22e.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

1.1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen zoals opgenomen in het omgevingsplan van rechtswege zijn van overeenkomstige toepassing.

1.2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor toepassing van dit omgevingsplan gelden de begripsbepalingen zoals benoemd in lid 1.3  tot en met 1.93 (alle hieronder genoemde begrippen).

1.3 Plan

Het TAM-omgevingsplan "TAM-omgevingsplan gemeente Hof van Twente Hoofdstuk 22e Enterbroekweg 8-10 Markelo" met identificatienummer NL.IMRO.1735.BGxEnterbroekweg8-OP10 van de gemeente Hof van Twente.

1.4 omgevingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regel en de daarbij behorende bijlagen zoals aangegeven in het omgevingsplan van de gemeente Hof van Twente.

1.5 aan huis verbonden beroep

Een (para)medisch, juridisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en een naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel en webwinkels, maar inclusief internetverkoop, dat in de eigen woning en of bij de woning behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m2 en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aan- en uitbouwen

Een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.7 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.8 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.9 aanpasbare woning

Een woning die op de begane grond volledig rolstoeltoegankelijk is te maken, zonder uit- of aanbouwen te realiseren.

1.10 achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.11 afrastering

De afrastering bestaat uit gekloofde eiken of kastanje houten palen met 2 puntdraden.

1.12 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen niet zijn toegestaan.

1.13 agrarisch medegebruik

Een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan.

1.14 archeolgische relicten

Zaken welke zijn overgebleven uit een vroeger tijd en getuigen van een toestand die toenmaals was, en daarmee cultuurhistorisch waardevol zijn.

1.15 archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

1.16 archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.17 archeologische verwachting

Een toegekende hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.18 archeologische waarde

Een toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.19 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.20 bed & breakfast

Een kleinschalige overnachtingaccomodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot toeristische en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 50 m2 bedragen.

1.21 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.22 bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning.

1.23 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en waarvan (een lid van) het huishouden functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein.

1.24 begane grondvloer

De vloer van een gebouw, niet zijnde een keldervloer, op het peilniveau.

1.25 bestaand en legaal
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime, met dien verstande dat voor zover het gebruik betrekking heeft op nevenactiviteiten, deze nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de vorm en omvang zoals toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime;
1.26 bijgebouw

Een bovengronds vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.29 bouwmassa

Een verzameling bij elkaar horende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw dan wel twee of meer aaneen gebouwde hoofdgebouwen inclusief aan en uitbouwen.

1.30 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.32 bouwperceelgrens

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.34 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.35 calamiteit

Een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt.

1.36 caravanstalling

Het stallen van caravans, campers, tentwagens en overige kampeermiddelen.

1.37 cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, met uitzondering van prostitutie en een seksinrichting.

1.38 cultuurhistorische waarden

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.39 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 ecologische waarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven.

1.41 erfensemble

Het geheel van binnen een bouwperceel voorkomende bebouwing dat in samenhang zorgt voor een kenmerkend beeld van dat bouwperceel.

1.42 evenement

Een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

1.43 extensieve dagreactie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.44 functiegrens

De grens van een functievlak.

1.45 functievlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

1.46 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gebruiksgerichte paardenhouderij

Een bedrijf dat zich richt op het recreatief gebruik van paarden. Hieronder worden ook maneges en paardenpensions begrepen.

1.48 groepsaccommodatie

Een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.

1.49 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel zoals melkrundvee, schapen en paarden. Het biologisch houden van vee wordt geschaard onder een grondgebonden agrarisch bedrijf.

1.50 herbouw

Het oprichten van een bouwwerk, waarbij van het bestaande bouwwerk meer dan 60% van het oppervlak aan bestaande buitenwerkse gevels en daken wordt gesloopt.

1.51 high impact zone

Het betreft het berekenen van de afstand van windmolens tot gasleidingen. De volgende formule wordt gebruikt om de high impact zone te berekenen. Dit wordt berekend door een cirkel met een straal die bestaat uit de ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte. De cirkel wordt gemeten vanuit de turbine zelf getrokken.

1.52 hobbymatig agrarisch gebruik

Het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.

1.53 hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is;

1.54 huishouden

Een persoon die of groep personen die gezamenlijk een huishouding voert.

1.55 inrichtingsplan

Een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven.

1.56 intensieve veehouderij

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee, nertsen, konijnen, vissen en wormen waarbij dit houden geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing.

1.57 inwoning

Maximaal drie huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen (zoals een gezamenlijke rioolaansluiting en/of hemelwatervoorziening en/of ruimte) en waarbij de woning uiterlijk uit één bouwmassa.

1.58 kampeermiddel

Tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten.

1.59 karakteristieke bebouwing

Gebouwen die zijn aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument, alsmede gebouwen met een typisch Twentse bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble, dan wel bebouwing die door de welstandscommissie of de ervenconsulent van het Oversticht als zodanig kan worden aangemerkt.

1.60 kas

Een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/tunnelkas.

1.61 kelder

Een overdekte met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.62 kleinschalig kampeerterrein

Het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn, met uitzondering van campers. Deze mogen jaarrond aanwezig zijn op kleinschalige kampeerterreinen.

1.63 landschappelijke waarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.64 levensloopbestendige woning

Een woning die volledig rolstoeltoegankelijk is.

1.65 lichte horeca

Een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functie als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, conferentiecentra, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.66 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijnde een begraafplaats, dierenpensions en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.67 manege

Een inrichting waar paarden worden gehouden en rijlessen worden gegeven.

1.68 moestuin

Een tuin waar groenten worden gekweekt voor eigen gebruik. Eventueel omheind doormiddel van een streekeigen haag.

1.69 nevenactiviteit

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel oppervlakte (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat op de omgevingskwaliteit.

1.70 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf dat niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, champignonkwekerij en pot- en containerteelt. Hieronder worden hoveniers niet begrepen.

1.71 nieuwbouw

Het geheel oprichten van een bouwwerk, op een plek waar nog niet eerder een bouwwerk heeft gestaan, dan wel op de plek waar een bestaand bouwwerk heeft gestaan maar waarvan de fundering is verwijderd.

1.72 ondergronds

Onder peil.

1.73 opslag organisch materiaal

Tijdelijk (per keer maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal zoals: bladeren, berm- en slootmaaisel uit de omgeving op agrarische grond met een maximaal hoeveelheid van [600] m3 is toegestaan mits het gebruikt wordt ter verbetering van de bodemstructuur van de agrarische gronden. De ondergrond mag niet worden verhard, indien dit gewenst is dan kan aansluiting worden gezocht bij het agrarisch erf waarbinnen en aansluitend aan het bouwvlak kuilvoerplaten zijn toegestaan.

1.74 overkapping

Een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeetelijk met wanden is omgeven (hieronder mede begrepen carports). Een overkapping is geen overig bouwwerk en de oppervlakte hiervan wordt meegerekend bij de oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van overkappingen die zijn aangebouwd aan de woning.

1.75 paardenbak

Een terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.76 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 35 cm boven de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein.
1.77 permanente bebouwing

Het gebruiken/bewonen als hoofdverblijf gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier weken, dan wel voor recreatieve verhuur aan één en dezelfde persoon gedurende meer dan 35 dagen per jaar.

1.78 plattelandsappartement

Een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers of zelfstandige eenheden, al dan niet in combinatie met een dagverblijf, met dien verstande dat een plattelandsappartement maximaal 4 slaapplaatsen per appartement mag hebben, en dat de gebruiksoppervlakte per plattelandsappartement maximaal 50 m² mag bedragen.

1.79 plattelandswoning

Een voormalige agrarische bedrijfswoning die door derden, die geen functionele binding hebben met het bedrijf, mag worden bewoond.

1.80 productiegerichte paardenhouderij

Een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.81 recreatiewoning

Een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor weekend en/of verblijfsrecreatie.

1.82 solitaire boom

Een solitaire boom heeft bij de plant een diameter van minimaal 10 cm. In het eindbeeld heeft de boom een minimale hoogte van 4 meter. Er dient gebruik gemaakt te worden van streekeigen soorten.

1.83 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Een als bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.84 stacaravan

Een caravan of soortelijk onderkomen op wielen, met één woon/bouwlaag, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.85 teeltondersteunende voorzieningen

Bouwwerken, niet zijnde kassen, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen; hieronder wordt mede begrepen afdekfolies en palen ten behoeve van wijnteelt.

1.86 traditionele bebouwing

Bebouwing met een typisch Twentse bouwstijl die aansluit op de karakteristiek van ter plaatse aanwezige bebouwing en die wordt/is opgericht met gebruik van traditionele voor de streek kenmerkende materialen.

1.87 trekkershut

Een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten.

1.88 uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.89 veldschuur

Een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt of voorheen gebruikt werd als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel.

1.90 verblijfsrecreatie

Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf in de vorm van kampeermiddelen, stacaravans of trekkershutten door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.

1.91 voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.92 voorkeursgrenswaarde

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

1.93 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van maximaal één huishouden dan wel meerdere huishoudens indien sprake is van inwoning.

1.94 zorgboerderij

Een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • 2. De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Enterbroekweg 8-10 te Markelo en TAM-omgevingsplan Hoofdstuk TAM-omgevingsplan gemeente Hof van Twente Hoofdstuk 22e Enterbroekweg 8-10 Markelo, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO. met identificatienummer NL.IMRO.1735.BGxEnterbroekweg8-OP10 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl

Artikel 3 Wijze van meten

3.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.3 de goothoogte van het bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.4 de inhoud van het bouwwerk:

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.6 de afstand tot de perceelgrenzen:

tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

3.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of functievlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. functiegrens, met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten vanuit het hart van een lijn.

3.8 relatietekens

Daar waar twee of meer functievlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die functievlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één functievlak respectievelijk één bouwvlak.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit plan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 6 Agrarisch

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Agrarisch.

6.2 Functieomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. de bestaande en legale nevenactiviteiten;
  • d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. de bestaande nutsvoorzieningen;
  • g. detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend verkoop van ter plaatse geproduceerde goederen is toegestaan;
  • h. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen functies;
  • i. tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal ten behoeve van verbetering van de bodemstructuur;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

6.3 Beoordelingsregels
6.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:
    • 1. Teeltondersteunende voorzieningen,waarmee uitsluitend afdekfolie en palen ten behoeve van wijnteelt wordt bedoeld, 1,5 m;
    • 2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m;
    • 3. zonnepanelen 1,5 m.
6.3.2 Toepassing beoordelingsregels

Bij het toepassen van de beoordelingsregels zoals opgenomen in dit artikel worden tevens de algemene bouwregels zoals opgenomen in Artikel 12 acht genomen.

6.4 Specifieke functieregels

Het is verboden om binnen deze functie de volgende gebruiksactiviteiten te verrichten:

  • Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
6.5 Omgevingsplanactiviteit
6.5.1 Vergroten bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen tot een bouwhoogte van maximaal 7 m. Hierbij geldende volgende beoordelingsregels:

  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • het vergroten van de bouwhoogte is voor de bedrijfsvoering noodzakelijk.
6.5.2 Paardenbakken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning paardenbakken te realiseren. Hierbij geldende volgende beoordelingsregels:

  • a. binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de functie Wonen met inachtneming van de volgende maten:
    • 1. minimaal 30 m uit de as van de weg;
    • 2. minimaal 30 m vanaf woningen van derden;
  • b. voor zover de paardenbak direct aansluitend aan gronden met de functie Wonen is geprojecteerd, is deze uitsluitend toegestaan voor zover deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de, op aangrenzende gronden gelegen, functie Wonen;
  • c. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak maximaal 1.200 m2 mag bedragen;
  • d. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.

Artikel 7 Sport

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Sport.

7.2 Functieomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. een manege uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - manege';
  • b. een kampeerboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kampeerboerderij';
  • c. ondersteunende horeca;
  • d. het bestaande en legale aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
  • e. bed & breakfast;
  • f. aan huis verbonden beroepen;
  • g. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen functies;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

7.3 Beoordelingsregels
7.3.1 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. uitsluitend het bestaande aantal bedrijfswoning(en) op dezelfde plek is toegestaan;
  • b. herbouw van gebouwen is toegestaan;
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 750 m3;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m.
7.3.2 Gebouwen

Overige gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat als er geen bouwvlak is, uitsluitend het bestaande aantal gebouwen op dezelfde plek is toegestaan;
  • b. herbouw van gebouwen is toegestaan;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m.
7.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen maximaal 3 m;
  • b. vlaggenmasten maximaal 6 m;
  • c. bouwwerken die direct verband houden met de sportbeoefening 10 m, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten maximaal 16 m bedragen;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 4 m.
7.3.4 Toepassing beoordelingsregels

Bij het toepassen van de beoordelingsregels zoals opgenomen in dit artikel worden tevens de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel Artikel 12 in acht genomen.

7.4 Specifieke functieregels
7.4.1 Algemeen
  • a. Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van sporten die veel omgevingslawaai tot gevolg hebben, zoals (model)vliegsport en motorcross.
  • b. Het is verboden om de bij de kampeerboerderij behorende gebouwen/ objecten waarin recreatief verblijf mogelijk is, te gebruiken voor permanente bewoning.
7.4.2 Voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing
  • a. het is verbonden om gronden en nieuwe bouwwerken binnen deze functie te gebruiken zonder dat binnen één jaar na het in werking treden van het omgevingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en nieuwe bouwwerken binnen deze functie in gebruik worden genomen, indien binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van dit TAM-IMRO plan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
7.5 Omgevingsplanactiviteit
7.5.1 Vergroten goot- en bouwhoogte gebouwen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen tot een bouw- en goothoogte van respectievelijk maximaal 7 m en 12 meter. Hierbij geldende volgende beoordelingsregels:

  • a. het gebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het gebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
7.5.2 Toestaan andere vormen van recreatief nachtverblijf (experimenteerruimte)

Het is verbonden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning naast de bestaande recreatieve vormen, andere vormen van recreatief verblijf te realiseren. Hierbij gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. er is sprake van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. de afwijking geldt voor maximaal 10% van de oppervlakte van de functie;
  • c. de afwijking moet passen binnen de aard, schaal en het beeld van de camping.
  • d. een positieve bijdrage levert aan het toeristisch profiel van de gemeente.
  • e. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.

Artikel 8 Wonen

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Wonen.

8.2 Functieomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bedoeld voor:

  • a. maximaal het aantal woningen dat met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' is de bewoning van een vrijkomend agrarisch bebouwing toegestaan;
  • c. aan huis verbonden beroepen;
  • d. bed & breakfast;
  • e. de bestaande en legale paardenbakken;
  • f. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen functies;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.3 Beoordelingsregels
8.3.1 Woningen

Woningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. voor zover binnen een functievlak een bouwvlak is opgenomen wordt een woning binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. goothoogte is maximaal 4 m;
  • c. bouwhoogte is maximaal 10 m;
  • d. inhoud is maximaal 750 m3;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b, c, en d geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' dat de goothoogte, bouwhoogte en inhoud ten minste en ten hoogste respectievelijk de bestaande goothoogte, bouwhoogte en inhoud mag bedragen.
8.3.2 Bijgebouwen

Bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken

  • a. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 25 m;
  • b. oppervlakte per gesplitste woning, maximaal 75 m2;
  • c. oppervlakte per woning, niet zijnde een gesplitste woning, maximaal 150 m2;
  • d. goothoogte maximaal 3 m;
  • e. bouwhoogte maximaal 6 m.
8.3.3 Aanvulling ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab'

In aanvulling van het bepaalde onder 8.3.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - vab' de volgende beoordelingsregels:

  • a. uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan;
  • b. herbouw en/of nieuwbouw van gebouwen niet is toegestaan.
  • c. Een omgevingsvergunning wordt verleend nadat advies is gevraagd aan de erfgoedcommissie over het bouwplan. De in de toelichting van het TAM-omgevingsplan opgenomen schetsen geven een beeld van een ontwikkeling, maar kan na een aanvraag omgevingsvergunning, nadat advies is ingewonnen van de erfgoedcommissie, nog gewijzigd moeten worden ten behoeve van een karakteristieke uitstraling van een gebouw en bijbehorend erf.
8.3.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. zonnepanelen 1,5 m;
  • d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m ;

met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan bij paardenbakken

8.3.5 Toepassing beoordelingsregels

Bij het toepassen van de beoordelingsregels zoals opgenomen in dit artikel worden tevens de algemene bouwregels zoals opgenomen in Artikel 12 acht genomen.

8.4 Specifieke functieregels
8.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. het is verbonden om gronden en nieuwe bouwwerken binnen deze functie te gebruiken zonder dat binnen één jaar na het in werking treden van het omgevingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en nieuwe bouwwerken binnen deze functie in gebruik worden genomen, indien binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van dit TAM-IMRO plan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen landschappelijk inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 9 Waarde - Archeologische verwaching 1

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Archeologische verwaching 1.

9.2 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.3 Beoordelingsregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende functies mogen geen nieuwe gebouwen en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.

9.4 Omgevingsplanactiviteit
9.4.1 Afwijking gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende functies. Hierbij gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
9.4.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder het bepaalde 9.4.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut;
  • c. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld of het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2.
9.4.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder het bepaalde 9.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.2 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren. Hierbij gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • f. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
9.5.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.5.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

9.5.3 Uitzondering
  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.5.1 of een ontgrondingvergunning;
  • e. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
9.5.4 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundig omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.

Artikel 10 Waarde - Archeologische verwachting 3

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Waarde - Archeologische verwachting 3.

10.2 Functieomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.3 Beoordelingsregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende functies mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.

10.4 Omgevingsplanactiviteit
10.4.1 Afwijking gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 10.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende functies, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

10.4.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als bedoeld onder het bepaalde 10.4.1 is niet vereist, indien:

  • a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut;
  • c. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld of het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 10 ha..
10.4.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder het bepaalde 10.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.2 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren. Hierbij gelden de volgende beoordelingsregels:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  • d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • f. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
10.5.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.5.1 wordt slechts verleend. Indien door de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

10.5.3 Uitzondering
  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 10 ha of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.5.1 of een ontgrondingvergunning;
  • e. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
10.5.4 Advies archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundig omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene beoordelingsregels

12.1 Bestaande maatvoering
12.1.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken meer bedraagt dan in de regels van dit plan is toegestaan, geldt de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

12.1.2 Bestaande afstand bouwwerken

In die gevallen dat de bestaande afstand van bouwwerken minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

12.1.3 Bestaande dakhelling

In die gevallen dat de bestaande dakhelling van gebouwen minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt de dakhelling in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

12.1.4 Bestaande oppervlaktes

Het bepaalde in lid 12.1.1 met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande bijgebouwen.

12.1.5 Bestaande inhoud

Het bepaalde in lid 12.1.1 met betrekking tot de bestaande inhoud is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande woningen.

12.1.6 Bestaande dakhelling

Het bepaalde in artikel 12.1.1 met betrekking tot de bestaande dakhelling is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande woningen.

12.2 Dakhelling gebouwen
12.2.1 Dakhelling gebouwen

De dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 180 met uitzondering van boog- en serrestallen en ondergeschikte aan- en uitbouwen tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2.

12.2.2 Afwijken dakhelling

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.1 voor het toestaan van een lagere dakhelling in het geval van bijzondere werkvormen die door de welstandscommissie als zodanig zijn aangemerkt.

12.3 Situering woningen
12.3.1 Afstand tot de weg

De afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg bedraagt minimaal de bestaande afstand.

12.3.2 Afwijking afstand tot de weg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.3.1 voor het toestaan van een kleinere afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.

12.3.3 Afstand woning tot agrarisch bedrijf

De afstand van een (bedrijfs)woning tot een bouwvlak van een agrarisch bedrijf bedraagt minimaal 50 m , dan wel de bestaande kleinere afstand.

12.4 Siturering bijgebouwen en paardenbakken

Voor het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.

12.4.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4 voor het toestaan van het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken voor de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning, mits er achter de voorgevel geen ruimte is vanwege bijvoorbeeld de ligging aan de openbare weg of de situering op het erf (cultuur)historisch gezien logischer is.

Artikel 13 Algemene functieregels

13.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle functies wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van zodanige gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de functie gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de functies toestaan;
  • e. een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, plattelandsappartmenten, boerderijkamers en trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning en/of zorgvoorzieningen;
  • f. het (zelfstandig) bouwen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 Reconstructiewetzones

Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied', gelden de regels zoals opgenomen in de functie Agrarisch (Artikel 6) voor dit afzonderlijk gebied.

14.2 Vrijwaringszone - radar
14.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende functies, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied.

14.2.2 Beoordelingsregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende functies mag niet hoger worden gebouwd dan 45 m.

14.2.3 Omgevingsplanactiviteit

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere functies. Hierbij geldt dat er advies moet zijn gevraagd aan de beheerder van het radarverstoringsgebied.

Artikel 15 Algemene omgevingsplanactiviteiten

15.1 Afwijking vergroting bestaande en bestemde woningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale toegestane inhoudsmaat van een woning:

  • a. tot een inhoud van 900 m3 met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan of;
  • b. tot een inhoud 1.500 m3, mits kan worden voldoen aan onderstaande staffelmethode ten opzichte van compensatie:

afbeelding "i_NL.IMRO.1735.BGxEnterbroekweg8-OP10_0015.png"

  • c. tot een inhoud 2.000 m3, mits minimaal 1.500 m2 (voormalige) (agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.

Om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid 12.b of 12.c zijn de volgende voorwaarden toepassing:

  • 1. de oppervlakte te slopen is bebouwing is afkomstig uit de gemeente Hof van Twente;
  • 2. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige geraadpleegd;
  • 3. de minimale investering in ruimtelijke kwaliteit is vastgesteld in een schetsplan van de bebouwing en erfinrichtings- en/of beplantingsplan met een instandhoudingstermijn van 10 jaar. Het erfinrichtings- en/of beplantingsplan met instandhoudingstermijn zijn onderdeel van de te verlenen omgevingsvergunning;
  • 4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en/of gebruikers van omliggende gronden.
15.2 Afwijking bijgebouwen tot 450 m2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen binnen een woonfunctie tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 150 m2, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 450 m2;
  • b. voor iedere nieuw te bouwen vierkante meter boven de 150 m² de tweevoudige oppervlakte wordt gesloopt binnen de gemeente Hof van Twente;
  • c. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
  • d. de nieuw te bouwen bijgebouwen aansluiten bij de (karakteristiek van de) te handhaven bebouwing;
  • e. uit een inrichtingsplan blijkt dat erfstructuur wordt gehandhaafd dan wel verbeterd, zowel ten aanzien van beplanting als bebouwing;
  • f. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
15.3 Afwijking evenementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:

  • a. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
  • b. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  • c. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
15.4 Afwijking speciale gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen ten aanzien van de voorwaardelijke verplichting voor de uitvoering van de inrichtingsplannen, met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn van de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het betreffende inrichtingsplan. Verder geldt het volgende:

  • er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het gedinge zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
15.5 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • b. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, vleermuizenkelders, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden, kleine religieuze bouwwerken en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd;
  • c. de regels en toestaan dat een uitkijktoren gebouwd mag worden met een maximale hoogte van 15 m.
15.6 Voorwaarden algemene afwijkingsregels

Afwijking als bedoeld in artikel 15.6 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 16 Algemene procedureregels

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  • a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  • b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  • d. met betrekking tot geurhinder een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd;
  • e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Parkeren
  • a. Indien de (wijziging van de) omvang, het bouwen van en/of de functies van een gebouw danwel het terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht, conform de 'Parkeernormen gemeente Hof van Twente' danwel het meest recente parkeerbeleid van de gemeente Hof van Twente, op eigen terrein in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw danwel die functie behoort. Deze ruimte dient op een verkeersveilige en afdoende wijze bereikbaar te zijn voor auto's en/of vrachtauto's.
  • b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan
      • indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten minimaal 2,50 m bij 5 m en maximaal 3,25 m bij 6 m bedragen;
      • indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - minimaal 3,50 m bij 5 m bedragen.

c. Indien de functies van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte dient op een verkeersveilige en afdoende wijze bereikbaar te zijn voor auto's en/of vrachtauto's.

d. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en c:

      • 1. indien het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit; of
      • 2. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimten, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
18.1.2

Artikel 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldend planologisch regime, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik
18.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2.2

Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.2.4

Artikel 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het TAM-omgevingsplan 'TAM-IMRO Enterbroekweg 8-10 Markelo'.