Plan: | Buitengebied Hof van Twente, herziening Diepenheimsestraat 63a Hengevelde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1735.BGxDiepenhstr63a-VS10 |
Voor de locatie aan de Diepenheimsestraat 63/63a in Hengevelde is een plan ontwikkeld. Dit perceel betreft een woonperceel. De initiatiefnemers hebben de wens om een tweede woning op het perceel te realiseren, middels toepassing van de rood voor rood regeling die binnen de gemeente Hof van Twente geldt. Elders binnen de gemeente, aan de Slotsweg 23 in Hengevelde wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt. In ruil daarvoor mag een extra woning worden gebouwd op het perceel Diepenheimsestraat 63/63a in Hengevelde. De gemeente heeft hiervoor in een zogenaamd principebesluit voorwaarden meegegeven, waaronder dat ruimtelijke kwaliteit behaald dient te worden en dat er sprake dient te zijn van het één erf principe.
De ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan voor de Diepenheimsestraat 63/63a, aangezien het geldende bestemmingsplan ter plaatse één woning toestaat. Een herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om medewerking te kunnen verlenen aan de bouw van de tweede woning. Voorliggend bestemmingsplan is opgesteld om een passend juridisch-planologisch kader daarvoor te bieden. Ook wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voor Slotsweg 23 in Hengevelde geldt reeds een passende bestemmingsregeling. Dit perceel is dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
Ligging
Het plangebied bestaat uit de percelen Diepenheimsestraat 63/63a in Hengevelde. De percelen zijn gelegen in het buitengebied ten zuidwesten van het dorp Hengevelde. De bebouwde kom van Hengevelde is op circa 180 meter gelegen.
figuur 1.1: ligging plangebied Diepenheimsestraat 63/63a (bron: Atlas van Overijssel)
Het plangebied staat kadastraal bekend als gemeente Ambt-Delden, sectie E, perceelsnummers 7098, 7097, 5729 en 6448. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 11.300 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Begrenzing
De begrenzing van het plangebied is in figuur 1.2 weergegeven (rood omkaderd). In dit figuur is een luchtfoto weergegeven waarop het plangebied van de Diepenheimsestraat 63/63a te Hengevelde te zien is. De begrenzing komt overeen met het eigendom van iniatiefnemer. Zie de verbeelding voor de exacte begrenzing van het plangebied.
Figuur 1.2: begrenzing plangebied (bron: atlas van Overijssel)
Voor de percelen Diepenheimsestraat 63/63a in Hengevelde geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente 2015'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 9 december 2015. Daarnaast zijn er verschillende zogenaamde veegplannen vastgesteld. Voor de percelen is ook het bestemmingsplan buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020' van kracht. Deze is vastgesteld op 5 oktober 2021 door de gemeenteraad van de gemeente Hof van Twente. Het daaropvolgende veegplan Buitengebied Hof van Twente 2021 is vastgesteld op 4 oktober 2022. Met dit Veegplan wordt het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente en verschillende veegplannen die zijn vastgesteld, gedeeltelijk herzien. Het Veegplan heeft betrekking op de regels en op onderdelen van de verbeelding. Voor het opstellen van het Veegplan zijn in eerste aanleg twee aanleidingen:
- wijzigingen op perceelsniveau naar aanleiding van kleinschalige initiatieven of geconstateerde omissies;
- na ruim vijf jaar werken met het bestemmingplan Buitengebied Hof van Twente, blijkt het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente op onderdelen voor verbetering vatbaar.
Het plangebied heeft op grond van het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Wonen' en voor een gedeelte 'Agrarisch'. Gronden met een agrarische bestemming zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoning alleen zijn toegestaan binnen een bouwvlak.
Gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor maximaal één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning is toegestaan, danwel het bestaande en legale aantal woningen. In dit geval is één woning toegestaan. Tevens zijn de gronden bestemd voor aan huis verbonden beroepen, caravanstalling, bed & breakfast, de bestaande en legale paardenbakken, ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen. Daarbij zijn bijbehorende gebouw, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven toegestaan. Daarnaast geldt de gebiedaanduiding 'reconstructiezone-verwevingsgebied' en 'vrijwaringszone radar'. Binnen deze laatste aanduiding geldt dat in afwijking van het bepaalde in andere bestemmingen niet hoger mag worden gebouwd dan 45 meter.
Figuur 1.3: Uitsnede bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het geldende bestemmingsplan biedt daarmee geen mogelijkheden om een extra woning op het perceel te realiseren. Een herziening van het geldende bestemmingsplan is noodzakelijk.
Wat betreft de slooplocatie, waar de landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt, is reeds een passende bestemmingsregeling van kracht. Deze locatie is dan ook niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening Diepenheimsestraat 63a Hengevelde' bestaat naast deze toelichting uit de volgende stukken.
De toelichting van het bestemmingsplan kent de volgende opbouw. In hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en het te realiseren plan beschreven. Hoofdstuk 3 schetst het beleidskader. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de uitgevoerde omgevingsonderzoeken behandeld. In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan in juridisch opzicht toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid belicht.
De slooplocatie is gelegen aan de Slotsweg 23 in Hengevelde, op landgoed Weldam. In het 'Veegplan Buitengebied Hof van Twente 2020' van de gemeente Hof van Twente is voor deze locatie een bestemming 'Wonen-Vab' opgenomen. Daarbij geldt een voorwaardelijke verplichting (artikel 29.3.1); het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan Veegplan Buitengebied Hof van Twente 2020 dient te worden uitgevoerd. In het erfinrichtingsplan is aangegeven welke bebouwing gesloopt wordt, behouden blijft en welke landschapsmaatregelen er genomen dienen te worden.
Eerder gold ter plaatse een agrarische bestemming. De agrarische bebouwing op dit perceel wordt gesloopt. In dat kader is door de gemeente Hof van Twente een sloopvoucher afgegeven. Het betreft een oppervlakte van 2598 m2 aan landschapsontsierende bebouwing die gesloopt wordt. De sloopvoucher is tot 30 september 2031 inzetbaar bij een project binnen de gemeente Hof van Twente waarvoor sloopcompensatie nodig is. De te slopen bebouwing (rode kleur) is weergeven in onderstaande figuur. De sloopvoucher is aangekocht door initiatiefnemer, waardoor een nieuwe woning op Diepenheimsestraat 63a kan worden gerealiseerd.
figuur 2.1: te slopen bebouwing Slotsweg 23 (bron: initiatiefnemer)
In de huidige situatie is er aan de Diepenheimsestraat 63/63a in Hengevelde een erf aanwezig, met daarop een bestaande woning met inwoning en verschillende bijgebouwen. Het erf is op circa 60 meter van de Diepenheimsestraat gelegen en is via een laan met begeleidende beplanting te bereiken.
Tussen de woning en de weg is weiland gelegen. Dit weiland wordt gebruikt voor de beweiding van Schotse Hooglanders, evenals het weiland gelegen ten zuiden van het erf.
De woning is gebouwd rond 1932. Rondom de woning is een siertuin aanwezig, evenals een boomgaard. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de huidige situatie weergegeven, in figuur 2.2 een aanzicht van het perceel vanaf de Diepenheimsestraat. Daarop is aan de linkerzijde het ondergeschikte gedeelte/inwoongedeelte te zien. Op het erf is een grote eik aanwezig.
Figuur 2.2: luchtfoto huidige situatie (bron: atlasvanoverijssel.nl)
Figuur 2.3: huidige situatie Diepenheimestraat 63/63a (bron: Google Streetview)
In de omgeving van het erf zijn met met name woningen en agrarische bedrijven gelegen. Ten oosten van het plangebied, op een afstand van circa 200 meter, ligt bedrijventerrein De Marke III.
In de toekomstige situatie blijft de bestaande woning Diepenheimsestraat 63 gehandhaafd, evenals een aantal bijgebouwen. Het bestaande inwoongedeelte dat aan de oostzijde van de woning aanwezig is, wordt gesloopt, evenals een schuur die onder de eik gelegen is.
Er wordt een nieuwe woning en bijgebouw gerealiseerd. De locatie van de nieuwe bebouwing is weergegeven in figuur 2.4. Vanuit de gemeente is aangegeven dat de nieuwe woning op minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bestaande woning gesitueerd dient te worden en dat er sprake dient te zijn van een één erfprincipe. De verschijningsvorm (qua vormgeving en materialisatie) van de nieuwe woning dient die van een schuurwoning te zijn.
Het perceel Diepenheimsestraat 63/63a heeft in de huidige situatie een ruim bestemmingsvlak waarvoor de bestemming Wonen geldt, met een oppervlakte van circa 3300 m2. De nieuwe woning is achter de bestaande woning gesitueerd, binnen het huidige bestemmingsvlak.
De sloopopervlakte van het inwoongedeelte en de te slopen schuur zullen worden ingezet voor rood voor rood elders.
Figuur 2.4: toekomstige situering bebouwing (bron: Building Design Architectuur)
De nieuwe woning heeft de uitstraling van een schuurwoning. Enkele impressies van de gevelaanzichten van de bebouwing zijn weergegeven in figuur 2.5 De hoogte van de woning bedraagt circa 7,50 meter.
Figuur 2.5: impressie gevels nieuwe woning (bron: Building Design Architectuur/Presolid home
Een gedeelte van de woning wordt vergunningsvrij gerealiseerd. Dit betreft het rood gearceerde gedeelte in figuur 2.4.
Beide woningen grenzen aan een gedeelte gezamenlijk erf, die wordt bereikt via de gezamenlijke (lange) oprit. Aan de voorzijde is ook ruimte voor parkeren ten behoeve van de nieuwe woning. De siertuin is aan de zijkant en achterzijde van de nieuwe woning gelegen.
De bestaande eik kan gezien de situering van de bebouwing niet worden gehandhaafd. Dit vanwege de locatie van de nieuwe woning ter plaatse van deze boom. Met het vellen van de eik zal de nu ervaren overlast door de eikenprocessierups tot het verleden behoren. Gebleken is dat de boom ook in verband met de aanwezigheid van asbest in de bodem nabij de boom niet gehandhaafd kan worden in het kader van uitvoering van het bestemmingsplan.
De boomdeskundige van de gemeente Hof van Twente heeft de boom beoordeeld. Vanwege de conditie van de boom zijn er geen bezwaren tegen kap van de eik. Voorwaarde daarbij is wel dat er voldoende nieuwe bomen worden geplant op en nabij het erf. Een goede landschappelijke inpassing is ook een voorwaarde bij toepassing van de rood voor rood regeling. Dit heeft geleid tot de volgende te nemen landschapsmaatregelen.
Behalve de kap van de eik, blijven de overige bomen op het perceel gehandhaafd. Er worden verschillende nieuwe bomen geplant: er zullen twee nieuwe bomen worden aangeplant ten zuiden van de nieuwe woning, langs de perceelsgrens, evenals een solitaire boom op het erf. Tevens worden hagen aangeplant die dienen als erfscheiding tussen beide percelen. Op de zuidelijke grens van het plangebied wordt de bestaande singel doorgetrokken met elzen. Op deze wijze wordt het toekomstige erf op een bij het landschap passende wijze aangekleed en wordt tegelijkertijd gezorgd voor voldoende privacy op het gezamenlijke erf. In figuur 2.6 is het erfinrichtingsplan opgenomen. Deze is ook als bijlage bij de regels gevoegd, aangezien de uitvoering van het erfinrichtingsplan als voorwaardelijke verplichting is opgenomen in de regels.
Figuur 2.6: toekomstige erfinrichting Diepenheimsestraat 63/63a Hengevelde
Met de voorgestelde erfinrichting wordt invulling gegeven aan het 'één erf principe' en is sprake van een ruimtelijke samenhang van en ruimtelijke kwaliteit op het erf.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Conclusie
De voorgenomen (lokale) ontwikkeling voorziet in de bouw van een nieuwe woning middels de toepassing van de rood voor rood regeling. Elders in Hengevelde wordt landschapsontsierende bebouwing gesloopt, waardoor op het perceel Diepenheimsestraat 63/63a een extra woning mag worden gerealiseerd. Daarmee wordt bijgedragen aan een toekomstbestendig en vitaal landelijk gebied en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een nieuwe 'stedelijke ontwikkeling' die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat daartoe een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, bevat een toelichting tevens een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
De beschrijving van de behoefte aan de betreffende, 'stedelijke ontwikkeling', moet inzichtelijk maken of, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand.
De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent en de verantwoordelijkheid draagt voor de ruimtelijke afweging met betrekking tot die ontwikkeling.
Onderhavig plan
Onderhavig bestemmingsplan maakt de bouw van een extra woning mogelijk op een bestaand erf. Uit jurisprudentie blijkt dat de toevoeging van 11 woningen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling betreft. Zie bijvoorbeeld ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921. Vanaf 12 woningen is er wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953)
In dit geval is er, omdat er sprake is van de toevoeging van één woning, geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet vereist.
Ook wanneer de Ladder niet van toepassing is, zal gemotiveerd moeten worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en uitvoerbaar is (ABRvS 16 september 2015; ECLI:NL:RVS:2015:2921). In de navolgende paragrafen wordt dit nader gemotiveerd.
De Omgevingsvisie Overijssel geeft de provinciale visie op de fysieke leefomgeving van Overijssel weer. Hierin worden onderwerpen als ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en vervoer, ondergrond en natuur aangehaald in samenhang voor een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving. De Omgevingsvisie is onder andere een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening.
Duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit zijn de leidende principes of 'rode draden' bij alle initiatieven in de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel.
De provincie beschikt over een palet aan instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. Het gaat er daarbij om steeds de meest optimale mix van instrumenten toe te passen, zodat effectief en efficiënt resultaat wordt geboekt voor alle ambities en doelstellingen van de Omgevingsvisie. De keuze voor inzet van deze instrumenten is bepaald aan de hand van een aantal criteria. In de Omgevingsvisie is bij elke beleidsambitie een realisatieschema opgenomen waarin is aangegeven welke instrumenten de provincie zal inzetten om de verschillende onderwerpen van provinciaal belang te realiseren.
Eén van de instrumenten om het beleid uit de Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening Overijssel van de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is het provinciaal juridisch instrument dat wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase het zgn. principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik gehanteerd. Hierin komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaand bebouwd gebied wordt benut, voordat er uitbreiding in de groene omgeving kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Natuurnetwerk Nederland en verbindingszones enzovoorts. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend en verankerd in de Omgevingsverordening Overijssel.
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelingsperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelingsperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven.
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
Figuur 3.1: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (Bron: provincie Overijssel)
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel
Indien het concrete initiatief wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening ontstaat globaal het volgende beeld.
Generieke beleidskeuzes
Of een ontwikkeling mogelijk is, wordt bepaald op basis van generieke beleidskeuzes. In Hierbij is onder andere het principe van 'zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik' (artikel 2.1.3) van belang die er voor staat dat in eerste instantie bestaande bebouwing en stedelijk gebied wordt benut, voordat er nieuwbouw in de groene omgeving plaatsvindt.
artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
lid 1
Bestemmingsplannen voorzien uitsluitend in stedelijke ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de Groene Omgeving wanneer aannemelijk is gemaakt:
lid 2
Bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving voorzien uitsluitend in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
Doorwerking voor voorliggend plan:
In dit geval is er sprake van een ontwikkeling op een bestaand erf. Er wordt daarbij geen extra beslag op de groene ruimte gelegd. De opzet en inrichting van het erf is daarbij zodanig dat er sprake is van de één erfgedachte.
artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.
Doorwerking voor voorliggend plan:
In deze paragraaf wordt ingegaan op de gebiedskenmerken in relatie tot het plan. Daaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt. Landschapsontsierende bebouwing op erf elders in Hengevelde (Slotsweg 23) wordt gesloopt. In ruil daarvoor wordt een nieuwe woning op een bestaand erf gerealiseerd. De nieuwe situatie wordt daarbij in de omgeving ingepast, met landschappelijke ingrepen passend bij het landschap ter plaatse.
artikel 2.2.2 Realisatie nieuwe woningen
Bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo, voorzien uitsluitend in de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwe woningen als de behoefte daaraan is aangetoond door middel van actueel onderzoek woningbouw.
De behoefte aan nieuwe woningen zoals bedoeld in lid 1 wordt in ieder geval geacht te zijn aangetoond als realisatie daarvan past binnen de geldende woonafspraken zoals die zijn gemaakt tussen gemeente en provincie op basis van regionale afstemming.
Doorwerking voor voorliggend plan:
In de Woonvisie Hof van Twente 2021-2025 is (richtinggevend) opgenomen dat een aantal van 160-165 woningen toegevoegd kan worden in het buitengebied in de periode van 2020-2030. Onderhavig bestemmingsplan maakt rood voor rood mogelijk. Er is sprake van de bouw van één woning. Deze past binnen het woningbouwprogramma.
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de landelijke omgeving van belang. In figuur 3.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.
Figuur 3.2: Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart, Omgevingsvisie Overijssel, de
locatie is omlijnd (bron: provincie Overijssel)
Het plangebied is gelegen in het ontwikkelingsperspectief 'wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap'.
Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.
Doorwerking voor voorliggend plan:
Het plan voor de extra woning op het erf aan de Diepenheimsestraat 63/63a doet geen afbreuk aan het eigen karakter van het gebied en levert geen extra belemmeringen op voor functies in de omgeving. De sloop van landschapsontsierende bebouwing aan de Slotsweg 23 in Hengevelde die wordt ingezet om de bouw van de nieuwe woning mogelijk te maken is een passende ontwikkeling in het kader van de tranformatie van het buitengebied en het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit.
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
De natuurlijke laag geeft aan het gebied het kenmerk 'dekzandvlakte en ruggen' en 'beekdalen en natte laagtes' (zie figuur 3.3).
Figuur 3.3: Natuurlijke laag, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
Dekzandvlakte en ruggen
In de occupatiegeschiedenis zijn de dekzandgebieden voor het overgrote deel in cultuur gebracht als essenlandschap, oude hoevenlandschap en heideontginningslandschap. Kenmerkend reliëf is op veel plaatsen vervlakt, b.v. door egalisaties ten behoeve van de landbouw.
Als ontwikkelingen plaats vinden, dan dragen deze bij aan het beter zichtbaar en beleefbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem. Beiden zijn tevens uitgangspunt bij (her)inrichting.Bij ontwikkelingen is de (strekkings)richting van het landschap, gevormd door de afwisseling van beekdalen en ruggen, het uitgangspunt.
Beekdalen en natte laagten
Ten aanzien van de kenmerken van deze laag gelden de volgende kenmerken: het Overijsselse zandlandschap is van oorsprong kletsnat. In de laagtes van het zandgebied verzamelde zich het water. Hier ontwikkelden zich moerassen en broekbossen, waar het water in de loop van het seizoen geleidelijk uit weg sijpelde naar de lager gelegen delen, naar de beken en rivieren. Beeld van de beken: zomers kleine stroom met droge geulen, ’s winters bredere stroomdraad met meestromende geulen. De dynamiek (water, wind) bepaalt de verschijningsvorm; de gedaante wisselt. Dynamisch landschap, open karakter met hogere randen.
De ambitie is de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis te geven. Ruimte voor water, continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens is de ambitie afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden te voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water te bevorderen. Tot slot zijn beekdalen belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier,
Toetsing
Het erf ligt in het heideontginningslandschap met ten westen van het plangebied de overgang naar het oude hoevenlandschap met meer organische vormen. Vanuit de aanwezige landschappelijke structuren kan gemotiveerd worden dat de locatie van de nieuwe woning passend is in het rationele en rechtlijnige landschap, waarbij de aanvullende bebouwing achter de voorgevel van het hoofdgebouw staat. De locatie van de nieuwe woning past in de gebiedskenmerken.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'jonge heide- en broekontginningslandschap' aan het gebied toe. In figuur 3.4 is een fragment van de betreffende kaart weergegeven.
Figuur 3.4: Laag van het agrarische cultuurlandschap, Omgevingsvisie Overijssel (bron: provincie Overijssel)
De grote oppervlakte aan -voormalige- natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap. Hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal. De bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Na de uitvinding van kunstmest ging deze functie verlorden en werden deze gronden grotendeels in cultuur gebracht. Eerst kleinschalig, later werd de ontginningen planmatig en grootschalig aangepakt. De ambitie is om de ruimtelijke kwaliteit van deze gebied een stevige impuls te geven en soms een transformatie als daartoe aanleiding is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijke raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die rechtlijnige ontginningstructuren versterken. Daarnaast is de ambitie om de landschappelijke karakteristieken voor weidevogels in stand te houden en te versterken
Toetsing
Het erf ligt in het heideontginningslandschapmet ten westen van het erf de overgang naar het oude hoevenlandschap met meer organische vormen. Vanuit landschappelijke structuren is de nieuwe woning, die gesitueerd is achter de voorgevel van de bestaande woning, passend in het rationele en rechtlijnige landschap. De locatie van de nieuwe woning is daarmee acceptabel en conform gebiedskenmerken. Er worden daarbij een aantal landschapsmaatregelen genomen (aanplant hagen en bomen) die passen binnen de gebiedskenmerken.
De 'Stedelijke laag' en de 'Laag van de beleving' hebben binnen het plangebied geen specifieke kenmerken en blijven daarom verder buiten beschouwing.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten planologische wijziging volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.
Algemeen
In 'Hof van Twente, zicht op 2030' heeft de gemeente Hof van Twente de toekomstvisie voor haar grondgebied vastgelegd. De gemeenteraad heeft de strategische visie op 1 juni 2010 definitief vastgesteld. De visie bevat naast een overzicht van te verwachten trends en ontwikkelingen ook informatie over de gewenste identiteit voor Hof van Twente. Over deze gewenste identiteit is in januari 2009 meegedacht door ruim 60 inwoners uit allerlei geledingen van de gemeente en daarbuiten. In 20 streefbeelden geeft het gemeentebestuur aan in welke richting het beleid voor de komende jaren moet worden ontwikkeld. Streefbeelden 10 en 11 zijn voornamelijk van belang. Deze worden hierna behandeld.
Streefbeeld: Unieke landschappelijke en cultuurlandschappelijke kwaliteiten verder
ontwikkeld
Het landschap, de parel van Hof van Twente, heeft in 2030 nog altijd een belangrijke plaats. De structuur van het landschap, met deelgebieden stuwwal/verzamelgebied (westelijk), dekzandgebied (midden) en plateau (oostelijk), maar ook het reliëf en het watersysteem zijn leidend. In de waardevolle ensembles (landschap met natuur- en cultuurhistorische waarden) wordt behoud, onderhoud en herstel van cultuurhistorische en ecologische waarden in praktijk gebracht. Voltooiing van de ecologische hoofdstructuur is eveneens een herkenbaar resultaat. In 2030 is deze een feit. Bestaande natuurgebieden zijn binnen de gemeente en daarbuiten verbonden met elkaar, waardoor duurzame instandhouding van flora en fauna mogelijk is geworden.
De reconstructieplannen die aan het begin van de eeuw zijn gemaakt, zijn uitgevoerd. Dit betekent dat ruimtelijke knelpunten, zoals agrarische bedrijven in de directe nabijheid van natuur of milieuhinderveroorzakende bedrijven in het buitengebied, zijn opgelost. Voor nieuwe inrichting van het landschap door functiewijziging zijn oorspronkelijke landschapstypen richtinggevend.
Landgoederen hebben in 2030 hun ruimtelijke visies uit het begin van de eeuw uitgevoerd en de Bovenregge slingert weer als vanouds door het landschap. Dit lint van water door het landschap refereert aan de historie. Het project Bovenregge van Schipbeek tot Elsenerbroek visualiseert de verbinding tussen stad en landelijk gebied.
Kwaliteit woningenbestand is hoog en divers, aansluitend op de markt/behoefte van
inwoners,maar toch betaalbaar gebleven
De grotere kernen in Hof van Twente houden een belangrijke woonfunctie; de meeste mensen wonen daar. Ze hebben ook de functie om woonruimte te bieden aan mensen die uit het buitengebied komen. Als centraal gelegen kern heeft Goor het meest een stedelijk karakter. In de buurtschappen en het buitengebied wordt het wonen zorgvuldig geïntegreerd in het landschap. Vrijkomende agrarische gebouwen krijgen alleen een andere, bijvoorbeeld woonfunctie, na een zorgvuldige afweging. Structuurvisies en bestemmingsplannen zijn op deze uitgangspunten aangepast. In het buitengebied en de buurtschappen zal het wonen kleinschalig, groen en duurzaam zijn.
Toets en conclusie
De voorgenomen ontwikkeling betekent een impuls in de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, omdat vrijkomende ontsierende agrarische bebouwing wordt gesloopt en op een bestaand erf een extra woning wordt gerealiseerd. De ontwikkeling wordt daarbij landschappelijk ingepast. Met de bouw van een extra woning blijft het voor initiatiefnemer mogelijk om in het buitengebied te blijven wonen. Ook in het kader van het eventueel verlenen van mantelzorg is dit een passende ontwikkeling. De ontwikkeling bij aan de uitvoering van het beleid uit de visie. Vastgesteld wordt dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen het streefbeeld als bedoeld in de 'Hof van Twente, zicht op 2030'.
In 'Structuurvisie Landelijk gebied' van de gemeente Hof van Twente staat de ontwikkeling van het landelijk gebied voor de komende 10 jaar centraal.
De structuurvisie vormt vooral een integratiekader voor het bestaande beleid van de gemeente ten aanzien van de verschillende functies en waarden in het gebied. Een dergelijk 'integratiekader' schetst de bredere achtergrond van beleid dat voor specifieke thema's (bijvoorbeeld recreatie, rood-voor-rood en vrijkomende agrarische bebouwing) is uitgewerkt. Daarnaast beschrijft deze structuur de algemene strategie van de gemeente Hof van Twente ten aanzien van verschillende functies en waarden. Deze strategie geeft richting aan de latere toetsing van verschillende initiatieven die bij de gemeente worden ingediend, en bij het bepalen van het beleid dat in het bestemmingsplan buitengebied wordt uitgewerkt.
De structuurvisie benoemt de volgende kernkwaliteiten van het landelijk gebied in Hof van Twente:
Om de karakteristiek van het landelijk gebied te behouden geldt als uitgangspunt dat zo min mogelijk niet functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing wordt toegevoegd. Dit kan ten koste gaan van de aanwezige landschapswaarden. Er wordt daarom geen mede- werking verleend aan het toevoegen van nieuwe woningen door het realiseren van geheel nieuwe solitair gelegen woonerven. Dit hangt ook samen met het beschermen van agrarische bedrijvigheid tegen beperkingen die uit de nabijheid van woningen voortkomen. De nieuwe woning kan elders in het buitengebied worden gerealiseerd, indien de nieuwe woning deel uit maakt van een bestaand bebouwingscluster, zoals een buurtschap.
Het omvormen van voormalige agrarische erven, naar woonerven wordt ondersteund, mits er tevens een aantoonbare verbetering van ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit komt hoofdzakelijk tot uitdrukking in de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen, de realisatie van nieuwe landschapselementen rond het erf en het behoud van cultuurhistorische bebouwing.
Een steeds groter deel van de inwoners van het buitengebied bestaat uit ouderen. On hen in staat te stellen zelfstandig te wonen zijn aanpassingen nodig; het aanbod van mantelzorg en en welzijnsdiensten dat aan huis geleverd kan worden kan verbeterd worden. Inwoning (bewoning van een woning door twee huishoudens) wordt gefaciliteerd.
Toets en conclusie
Middels het voorliggende bestemmingsplan wordt met toepassing van de gemeentelijke rood voor rood regeling een nieuwe woning toegevoegd op een bestaand (woon)erf aan de Diepenheimsestraat 63/63a. Toevoeging van een extra woning op dit bestaande erf middels de toepassing van rood voor rood is mogelijk op grond van het gemeentelijk beleid.
Met het toevoegen van de woning worden er mogelijkheden gegeven voor het verlenen van mantelzorg, mocht dit nodig zijn in de toekomst. Dit sluit aan bij de uitgangspunten in de visie omtrent het langer zelfstandig kunnen wonen van ouderen.
De ontwikkeling wordt landschappelijk goed ingepast. Daarbij worden bestaande landschapselementen behouden en worden er nieuwe passende elementen toegevoegd, Daarmee wordt geacht dat deze ontwikkeling past binnen het streefbeeld als bedoeld in de 'Structuurvisie Landelijk Gebied'.
Algemeen
De gemeente Hof van Twente staat voor een enorme opgave als het gaat om het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Tot 2030 komt naar verwachting meer dan 300.000 m2 aan agrarische bebouwing leeg te staan. Deze vrijkomende erven bieden volop kansen voor nieuwe ontwikkelingen.
Om een objectieve en eenduidige toepassing van instrumentarium mogelijk te maken is een duidelijke integrale benadering van nieuwe initiatieven van belang. In het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente is een aantal regelingen opgenomen die ontwikkelingen in het buitengebied eenvoudig mogelijk maken en het versterken van ruimtelijke kwaliteit (sloop en nieuwe functies) als doel hebben. Voor grootschalige projecten is echter een bestemmingsplanprocedure (herziening of wijziging) nodig.
In voorliggend geval is een herziening van het bestemmingsplan benodigd. De beleidsnotitie 'grond voor gebruik' voorziet in de kaders om de gewenste ontwikkeling mogelijk te maken. Deze beleidsnotitie voorziet in de kaders met betrekking tot het VAB-beleid, Rood voor Rood beleid, beleid omtrent veldschuren, landgoederen, niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied en de sloopvoucher-regeling. In dit geval zijn de kaders van het Rood voor Rood beleid en de sloopvoucher-regeling van belang.
Rood voor Rood
Het doel dat de gemeente voor ogen heeft is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Dit doel is onder andere te bewerkstelligen door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. De regeling Rood voor Rood gaat uit van de sloop van een minimum oppervlakte van 1.000 m2, waarvoor ter compensatie een nieuwe woning kan worden gerealiseerd. De maximale inhoud van de te realiseren compensatiewoning bedraagt 750 m3. De compensatiekavel wordt bij voorkeur toegekend aan de locatie waar het meest wordt gesloopt en wordt gesitueerd in de directe omgeving van de te handhaven bedrijfswoning, om de erfstructuur te handhaven en de daarbij behorende clustering van bebouwing (ensemble) te bewerkstelligen.
De compensatiekavel mag nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet hinderen in hun bedrijfsvoering. Het erf en de tuin worden samen met de nieuwe woning en het daarbij behorende bijgebouw op de compensatiekavel gerealiseerd. Uitgangspunt voor de grootte van het bijgebouw is 150 m2. De ruimtelijke kwaliteit moet voor alle betrokken locaties zijn gewaarborgd. In dat kader dient een landschapsplan (erfinrichtingsplan) te worden opgesteld, evenals dat een beeldkwaliteitplan/schetsplan van de nieuwe bebouwing vereist is.
Er zijn eigenaren van erven die graag de voormalige (landschapontsierende) agrarische bedrijfsbebouwing willen slopen en deze op een later moment willen inbrengen in een projectwaarvoor sloopcompensatie nodig is. Om dit te stimuleren kan een eigenaar voor dit soortsituaties een sloopvoucher ontvangen. In deze sloopvoucher wordt vastgelegd hoeveel oppervlakte te slopen bebouwing in aanmerking komt. Deze voucher is 10 jaar geldig en kan ingezet worden bij projecten waarvoor sloopcompensatie nodig is.
Om gebruik te kunnen maken van de voucher-regeling moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de oppervlakte te slopen bebouwing kan niet terug worden gebouwd;
- de oppervlakte te slopen bebouwing is afkomstig uit de gemeente Hof van Twente;
- op de slooplocaties blijft maximaal 150 m2 aan bijgebouwen gehandhaafd, bij een grotere oppervlakte is de regeling ‘herbouw bijgebouw tot 450 m2’ van toepassing;
- eerdere verplichtingen kunnen niet in de regeling worden ingebracht;
- alle asbest moet worden gesaneerd.
- er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
- Als de bestemming nog Agrarisch is moet deze gewijzigd worden naar een bestemming Wonen.
Toets en conclusie
Middels uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan wordt een sloopvoucher ingezet. Deze sloopvoucher is afkomstig van de Slotsweg 23 in Hengevelde. De sloopvoucher kent een oppervlakte van 2598 m2 landschapsontsierende bebouwing. Hiervan wordt 1000 m2 ingezet voor de bouw van een nieuwe woning op het perceel Diepenheimsestraat 63/63a.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020' heeft de locatie waar de sloopvoucher voor is afgegeven (Slotsweg 23 in Hengevelde) en die wordt gebruikt in het kader van de ontwikkeling op Diepenheimsestraat 63/63 in Hengevelde reeds een bestemming 'wonen-vab' gekregen. Aan het bestemmingsplan is een erfinrichtingsplan gekoppeld, waarin de toekomstige erfinrichting en landschapsmaatregelen zijn vastgelegd. Aan de voorwaarden van de voucherregeling zijn -blijkt ook uit de afgegeven voucher- voldaan.
De bouwlocatie van de nieuwe woning is gesitueerd op een bestaand erf. De inhoud van de nieuwe woning bedraagt maximaal 750 m3. Daarbij is per woning maximaal 150 m2 bijgebouwen toegestaan. Met het bouwen op dit bestaande erf worden er geen solitaire woonbestemmingen opgericht die de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Hof van Twente verslechteren. Uit de milieutoets (paragraaf 4.2 en 4.3) blijkt dat omliggende (agrarische) bedrijven niet belemmerd worden. De beoogde ontwikkeling wordt op passende wijze ingepast. De uitvoering daarvan, evenals de sloop van de landschapsontsierende bebouwing, is gewaarborgd via een voorwaardelijke verplichting in de regels. Op gronde van voorgaande wordt geacht dat het plan past binnen de beleidsnota 'Grond voor gebruik'.
In 2005 is een landschapsontwikkelingsplan opgesteld en vastgesteld. Per landschapstype is aangegeven welk kenmerken dienen te worden behouden en/of versterkt. De uitwerking is gebaseerd op vier thema's:
-behoud en versterking van waardevolle ensembles: behoud, herstel, aanleg en onderhoud van een samenhangend patroon van landschapselementen (beplantingen inclusief lanen, historische elementen met name in het kampenlandschap, open essen en erfbeplantingen) is het speerpunt;
-landschappelijke versterking van het watersysteem;
- zorg voor het agrarisch werklandschap: Dit doel uit zich met name in het behouden van relicten van het voormalige kampenlandschap, zonder de patronen te willen herstellen;
- inpassen van kernen en routes. Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan deze visie. Inrichtingsvoorstellen krijgen als leidraad deze visie mee.
Het plangebied is gelegen binnen het half open dekzandlandschap en veldontginningslandschap. In de afbeelding hieronder is de ligging aangegeven met een rode cirkel.
Figuur 3.6: uitsnede landschapsontwikkelingsplan Haaksbergen en Hof van Twente
(bron: gemeente Hof van Twente)
Het behoud van landschapselementen, het behoud en versterking van het landschapspatroon zijn uitgangspunt in deze landschappen.
Toets
Middels het opgestelde erfinrichtingsplan blijven de voor het gebied kenmerkende landschapselementen behouden en worden deze versterkt. Elementen van gebiedseigen beplanting zorgen voor de begrenzing van het erf en omliggende gronden, waardoor een voor de landschapstypen passende inrichting wordt gerealiseerd.
Het erf en plangebied isomgeven door een landschap met zowel grillige vormen als rationele structuren. Het erf is relatief jong en gevormd in het ontginningslandschap waarbij de bebouwing georiënteerd is op de noordelijk gelegen doorgaande weg tussen Hengevelde enDiepenheim. Het erf ligt in het ‘jong heide- en broekontginningslandschap ’ welke omschreven kan worden als een rechtlijnig landschap met laanbeplanting langs de wegenen erfbeplanting langs de perceelranden.
De nieuwe woning zal qua hiërarchie op het erf ondergeschikt worden aan het bestaande hoofdgebouw op het erf. De woning heeft een op zichzelf staande kavel maar heeft een ruimtelijke relatie met de overige bebouwing. Erfbeplanting is streekeigen, inheems, versterkt het karakter van het erf en sluit aan op bestaande landschapselementen.
Op en nabij het erf worden diverse beplantingsmaatregelen getroffen om de nieuwe situatie in te passen, passend in het ontginningslandschap.De aanwezigheid van beplanting op het erf was voornamelijk gericht op functionaliteit. Een boomgroep of erfboom is dan ook een kenmerkend beplantingselement op een erf. Diverse bomen versterken bestaande structuren en voegen karakter toe aan het erf. Een hagenstructuur wordt aangebracht als markering van de kavelgrenzen en draagt bij aan de herkenbaarheid van het erf.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van het verrichte onderzoek naar de voor het plan relevante feiten en de af te wegen belangen (Algemene wet bestuursrecht, artikel 3.2).
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de geldende wet- en regelgeving die op voorliggend plan en plangebied van toepassing zijn. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk worden daarom de resultaten van het onderzoek naar o.a. de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreffen voor zover relevant de thema's geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, milieuzonering, geur, ecologie, archeologie & cultuurhistorie, verkeer, water en vormvrije m.e.r-beoordeling.
Op 1 april 2011 is het huidige Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Op 7 juli 2017 zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd binnen dit besluit om de m.e.r.-procedure eenduidiger en overzichtelijker te maken, alsmede het aspect milieueffectrapportage explicieter te behandelen in aanvragen. Dit besluit heeft tot doel het vaststellen van mogelijke, ernstig nadelige milieugevolgen ten gevolge van een activiteit binnen de aanvraag.
Binnen het Besluit milieueffectrapportage zijn een tweetal mogelijkheden opgenomen hoe om te gaan met dit besluit bij een aanvraag. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd, maar onder de gestelde drempelwaarden blijft, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Wanneer de beoogde activiteit in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage wordt benoemd en bovendien de gestelde drempelwaarden overstijgt, is de betreffende aanvraag m.e.r.-plichtig. Op dat moment zal een m.e.r.-rapportage op moeten worden gesteld.
Toets
Het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' is niet gedefinieerd. In de toelichting op het Besluit m.e.r. zijn wel een aantal voorbeelden van bouwprojecten opgenomen die als stedelijk ontwikkelingsproject kunnen worden aangemerkt. In dat kader wordt verwezen naar woningen, parkeerterreinen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan.
Of sprake is van een 'stedelijk ontwikkelingsproject' hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Onder andere de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling spelen daarbij een rol. Of de ontwikkeling per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kan hebben, is daarbij niet relevant.
Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) lijken de volgende aspecten relevant voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject:
Als een project voorziet in een (gedeeltelijke) functiewijziging, maar de bebouwde oppervlakte hetzelfde blijft, lijkt gelet op de uitspraak van de Raad van State van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:348) geen sprake te zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r. Op basis van deze uitspraak lijken de volgende aspecten voor de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject relevant: (een uitbreiding) van de bebouwde oppervlakte, de opzet en de vormgeving van de ontwikkeling. Ten aanzien van de relevante aspecten kan tevens een verwijzing worden gemaakt naar de uitspraak van de Raad van State van 29 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1832).
Gelet op de toename van de bebouwde oppervlakte kan aansluiting worden gezocht bij de uitspraak van de Raad van State van 12 juni 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1879). In deze uitspraak heeft de Raad van State geoordeeld dat de realisatie van twee woningen op voorheen (hobbymatige) agrarische gronden niet wordt aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Hoewel het plan betrekking heeft op de toevoeging van (aantal woningen) op (bestemming/grond), kan gelet op de uitspraak van 12 juni 2019 worden geconcludeerd dat het plan niet voorziet in een nieuw stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1 van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte uitbreiding van de bebouwing op het perceel.
Onderliggend bestemmingsplan maakt de bouw van één extra woning op een bestaand erf in het buitengebied mogelijk. Volledigheidshalve is een aanmeldnotitie opgesteld. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling geen significant negatieve gevolgen heeft.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan/wijzigingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/buitengebied' dan wel 'gemengd gebied'. In figuur 4.1 zijn de richtafstanden weergegeven.
Figuur 4.1: Richtafstanden VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering
Toets
In het voorliggende geval is er sprake van het omgevingstype 'buitengebied'. Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
1. Externe werking: het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies. Oftewel: past de nieuwe functie in de omgeving?
2. Interne werking: het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Oftewel: laat de omgeving de nieuwe functie toe?
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een extra woning mogelijk. Dit betreft geen milieubelastende functie.
Interne werking
In de nabije omgeving van het plangebied zijn diverse agrarische bedrijven en bedrijfsfuncties aanwezig. Het gaat om de volgende bedrijfsactiviteiten:
Diepenheimsestraat 56: verhuurbedrijf in verkeersbegeleidingsmateriaal
Diepenheimsestraat 65A: agrarisch bedrijf
Diepenheimsestraat 61a: agrarisch bedrijf
Janninksweg 1: machinefabriek
Diepenheimsestraat 56
Dit perceel heeft de bestemming 'Bedrijf', waarbij alleen bedrijvigheid is toegestaan zoals deze is opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente'. Toegestaan is een verhuurbedrijf in verkeersbegeleidingsmateriaal. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 50 meter voor het aspect geluid. Daarbij is aangesloten bij de categorie aannemersbedrijven met een b.o. > 1000 m2. De afstand tussen het perceel Diepenheimsestraat 63/63a en dit bedrijfsperceel ligt op circa 95 meter (gemeten vanaf de grens van de bestemmingsvlakken Wonen en Bedrijf). De nieuwe woning wordt achter de bestaande woning gesitueerd, op een afstand van circa 150 meter van de grenzen van het perceel Diepenheimsestraat 56.
Diepenheimsestraat 65A
Ter plaatse mag op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente' een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig zijn. De afstand tussen het bestemmingsvlak Wonen en de grens van het agrarisch bouwvlak bedraagt circa 80 meter. Voor agrarische bedrijven geldt op grond van de VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” een grootste richtafstand van 100 meter voor het aspect geur. Aangezien specifieke wetgeving van kracht is hiervoor vanuit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is deze wetgeving van kracht. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.
Diepenheimsestraat 61a
Ter plaatse mag op grond van het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente een grondgebonden agrarisch bedrijf aanwezig zijn. De afstand tussen de grens van het bouwvlak van het agrarische bedrijf en de locatie van de nieuwe woning bedraagt circa 55 meter. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de Wgv in relatie tot het plan.
Janninksweg 1
Voor een machinefabriek geldt een grootste indicatieve richtafstand (machinefabriek met p.o. > 2.000 m²) van 200 meter voor het aspect geluid. De afstand tussen de nieuwe woning en het bedrijfsperceel bedraagt circa 200 meter, waarmee wordt voldaan aan de richtafstand.
Volledigheidshalve wordt nog het volgende opgemerkt: in het verleden is reeds aangetoond dat ter plaatse van de bestaande woning Diepenheimsestraat 63 als gevolg van de geluidbelasting van het machinefabriek sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit omdat er een binnenwaarde van minimaal 33 dB(a) kan worden gerealiseerd (zie akoestisch onderzoek MHZ B.V. Janninksweg 1 Hengevelde met rapportnummer 13.067.02 versie 1). Op basis daarvan kan eveneens aangenomen worden dat er ook ten aanzien van de nieuwe woning en in de daarbij behorende buitenruimte zoals de tuin sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Dit bestemmingsplan geeft geen belemmeringen ten aanzien van het aspect 'bedrijven en milieuzonering'.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader voor vergunningverlening als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één landsdekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, binnen een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 14 odour units per kubieke meter lucht.
Toets
De agrarische bedrijven op Diepenheimsestraat 61a en 65a betreffen grondgebonden agrarische bedrijven. Deze percelen hebben een zodanige bestemming op grond van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente waarbij alleen grondgebonden agrarische bedrijven zijn toegestaan. Grondgebonden veehouderij betreffen in algemene zin het houden van diercategorieen waarvoor per dier geen geuremmissie is vastgesteld, zoals melkkoeien en paarden. Het geurgevoelige object (nieuwe woning) is buiten de bebouwde kom gelegen. Er dient daarom een afstand van minimaal 50 meter aangehouden te worden tussen deze bedrijven en de nieuwe woning (en bijbehorende buitenruimten zoals de tuin).
De afstand tussen de grens van het agrarisch bouwperceel Diepenheimsestraat 61a en het plangebied (bestemmingsvlak Wonen) bedraagt in de huidige situatie circa 80 meter. Deze afstand zal met de realisatie van de nieuwe woning niet verkleinen; de nieuwe woning komt op een afstand van circa 150 meter. Aan de richtafstand van 50 meter wordt ruimschoots voldaan.
De afstand tussen de grens van het agrarisch bouwperceel aan de Diepenheimsestraat 65a en het plangebied bedraagt circa 55 meter. Er wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter.
Vanuit geur is er geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze aspecten optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Om hierin inzicht te krijgen, dient in de daarvoor aangewezen gevallen een bodemonderzoek te worden verricht.
Artikel 3.1.6 van het Bro bepaalt dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking. Als er verontreiniging aanwezig is moet bepaald (nader onderzoek) worden of het een geval is in de zin de Wbb of een diffuse verontreiniging. In de exploitatieopzet moeten de saneringskosten en de verwerkingskosten voor diffuus verontreinigde grond worden opgenomen.
Toets
Uit bodemonderzoek (bodemonderzoek Kruse Milieu) is gebleken dat er op het perceel sprake is een bodemverontreiniging met asbest. Dit is een verontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming, welke invloed (belemmering) heeft op dit plan. De totale omvang van de verontreiniging wordt geraamd op 60 m3 (22 m3 bij bestaande woning en 38 m3 rondom de nieuwe woning). Er is sprake van een uitvoerbaar plan als de genoemde verontreiniging gesaneerd wordt.
In het kader van de Wet geluidhinder moet er bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, c.q. een ontheffing op grond van de Wro, een onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten, voor zover deze geluidsgevoelige objecten zijn gelegen binnen een zonering van een industrieterrein, wegen en/of spoorwegen.
De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
Enerzijds betekent dit dat (geluids-)eisen worden gesteld aan de nieuwe milieubelastende functies, anderzijds betekent dit eveneens dat beperkingen worden opgelegd aan de nieuwe milieugevoelige functies.
Toets
Wegverkeerslawaai
Op grond van het artikel 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich langs een weg een geluidszone, die aan weerszijde een breedte heeft van:
Deze zonering geldt niet:
De Diepenheimsestraat is een straat met één rijstrook waar een maximumsnelheid van 60 km/h geldt. De locatie van de nieuwe woning ligt binnen de geluidzone van deze weg. De verkeersbewegingen op de Diepenheimsestraat ontstaan vooral om de aanliggende erven/percelen te bereiken. De verkeersintensiteiten zijn derhalve zo laag dat geacht wordt dat er ter plaatse van de gevels van de beoogde woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Akoestisch onderzoek is niet vereist. Op de geluidkaart van atlasleefomgeving.nl/kaarten is ook te zien is dat de geluidbelasting op de nieuwe woning, die achter de bestaande woning gelegen is, beperkt is.
Railverkeerslawaai
Er zijn geen spoorwegen in de omgeving van het plangebied aanwezig.
Industrielawaai
In paragraaf 4.3 is ingegaan op het aspect lawaai van inrichtingen.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
Besluit gevoelige bestemmingen
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/ klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Toets
Middels dit bestemmingsplan wordt één vrijstaande woning toegestaan. Volgens de Regeling NIBM draagt één aan een enkele ontsluitingsweg niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Daarnaast worden er geen gevoelige bestemmingen opgericht in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen en zijn ter plaatse van de Diepenheimsestraat op basis van jaarlijkse rapportage van de luchtkwaliteit geen overschrijdingen van de grenswaarden aanwezig. Een overschrijding van de grenswaarden is ook in de toekomst niet te verwachten. Een aanvullend onderzoek naar luchtkwaliteit wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Geconcludeerd kan worden dat er vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan.
Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
Waterbeleid
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de NOVI en het Nationaal Water Programma 2022-2027 (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).
Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Het staat de komende jaren voor grote uitdagingen en blijft werken aan voldoende water (niet te veel, niet te weinig), omgaan met klimaatverandering, voldoen aan de eisen voor waterkwaliteit, de biodiversiteit versterken en daarnaast wordt gewerkt aan duurzame energie en circulair grondstoffengebruik.
In de Watervisie 2050 heeft het waterschap de opgaven beschreven. Daarin wordt geschetst hoe het watersysteem er in 2050 moet uitzien om goed toegerust te zijn voor alle uitdagingen.
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 vloeit rechtstreeks voort uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma beschrijft hoe het waterschap de komende zes jaar werkt aan het realiseren van het gewenste waterbeheersysteem.
Hieronder wordt de Watervisie 2050 en het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschreven.
Watervisie 2050
Het Waterschap Vechtstromen heeft op 14 april 2021 de Watervisie 2050 vastgesteld. In deze Watervisie staat de drie belangrijkste opgaven waaraan Vechtstromen volgens zeven hoofdlijnen wil werken met partners en inwoners.
De drie belangrijkste opgaves zijn:
De Watervisie zal worden doorvertaald naar een Waterbeheerprogramma waarin wordt bepaald hoe het Waterschap in de periode 2022-2027 gaat werken aan haar opgaves. In het beheerprogramma zal het beleid en de maatregelen worden opgenomen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 is op 15 december 2021 vastgesteld door het algemeen bestuur van Vechtstromen. Het waterbeheerprogramma gaat in op alle aspecten van het watersysteembeheer (met uitzondering van het rioleringsbeheer en de drinkwaterzorg). Voor partners en ingezetenen verschaft het programma inzicht in de wijze waarop het waterschap omgaat met het water in het beheergebied.
Het waterbeheerprogramma volgt inhoudelijk op de Watervisie 2050, die op 14 april 2021 door het algemeen bestuur is vastgesteld. Het waterbeheerprogramma beschrijft welke maatregelen Vechtstromen wil nemen in de planperiode 2022-2027 om te werken aan de ambities uit de Watervisie. Het waterbeheerprogramma sluit aan bij plannen van andere partijen zoals het Nationale waterplan (Nationaal Water Programma 2022-2027), het Stroomgebiedsbeheerplan Rijndelta en de Omgevingsvisie van de provincies Overijssel en Drenthe.
Belangrijk uitgangspunt van het Waterbeheerprogramma is de verandering van het klimaat. De weersomstandigheden zijn steeds minder vaak gemiddeld. Dat merken we de laatste twee decennia steeds duidelijker. De winters worden natter en in de zomer zijn er langere hete en droge perioden en vallen de buien steeds meer lokaal. Deze zomerbuien hebben vaker een zeer hoge intensiteit, wat leidt tot hoge afvoerpieken en overstromingen. Het watersysteem is nog niet goed toegerust op die verandering. Het is nu nog vooral ingericht op basis van gemiddelden - de normale beheersituatie enerzijds en het voorkomen van wateroverlast anderzijds - en niet op langdurige droge periodes en incidentele hoosbuien. Dit betekent dat het watersysteem aangepast moet worden. Daarbij heeft het waterschap de ambitie om te komen tot een klimaatrobuust watersysteem in 2050: een systeem dat zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht tegen een stootje kan en goed is toegerust op veranderingen en grotere weersextremen. Overeenkomstig de Watervisie 2050 heeft het waterschap de volgende hoofdlijnen aangegeven waar de komende jaren aan gewerkt wordt:
Watertoetsproces
Op 15 juli 2022 is via www.dewatertoets.nl de digitale watertoets verricht, zie bijlage 2. Het resultaat van de watertoets is de 'korte procedure'. Dit houdt een positief wateradvies in.
Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het daarbij om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Op de diverse aspecten van externe veiligheid is afzonderlijke wetgeving van toepassing. Voor risicovolle bedrijven gelden onder meer:
Voor vervoer gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet. Op transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) van toepassing.
Naast de bovengenoemde wetgeving zijn tevens de volgende AMvB's, Ministeriële Regelingen en/of circulaires van toepassing op de externe veiligheid:
Het doel van wetgeving op het gebied van externe veiligheid is risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen en activiteiten tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Het is noodzakelijk inzicht te hebben in de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en het plaatsgebonden en het groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Voor het groepsrisico geldt geen norm maar slechts een oriënterende waarde. Er is sprake van een verantwoordingsplicht in geval van een toename van het groepsrisico.
Risicokaart
Aan hand van de Risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.
Figuur 4.3: Uitsnede risicokaart (bron: atlasleefomgeving/kaarten)
Toets
Uit de inventarisatie blijkt dat binnen een straal van 3,8 kilometer van het plangebied geen risico's op basis van de externe veiligheid zijn gelegen, derhalve geldt dat het plangebied:
Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid.
Bij een ruimtelijk plan moeten de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling met betrekking tot aanwezige natuurwaarden in beeld worden gebracht. Daarbij wordt ingegaan op de relatie van het plan met beschermde gebieden, beschermde soorten, en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De wettelijke kaders hiervoor worden gevormd door Europese richtlijnen (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), nationale regelgeving (Wet natuurbescherming) en provinciale regelgeving (NNN in provinciale verordening).
Toetsing
Het plan heeft betrekking op het slopen van bebouwing en de nieuwbouw van een woning met bijgebouw. Hierbij wordt erfverharding verwijderd, wordt een zomereik gerooid en wordt nieuwe erfverharding en beplanting aangelegd. Deze activiteiten zijn getoetst op relevantie ten aanzien van de Wet natuurbescherming.
Natuurbank Overijssel heeft een quickscan natuurwaardenonderzoek uitgevoerd (rapport quick scan natuurwaardenonderzoek Diepenheimsestraat 63/63a Hengevelde, project 4617, 4 oktober 2022). Deze is als bijlage1 bij de toelichting gevoegd. De resultaten van het onderzoek zijn samengevat als volgt weer te geven.
Het plangebied is op 7 september 2022 onderzocht op de (potentiële) aanwezigheid van beschermde planten, dieren en beschermde nesten, holen, vaste rust- en voortplantingslocaties. Ook is onderzocht of de voorgenomen activiteiten een negatief effect hebben op beschermd (natuur)gebied, zoals Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.
Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde gebieden
Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt op minimaal 1,21 kilometer afstand van gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan beleidsregels voor de bescherming van het NNN, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel.
Het plangebied ligt op minimaal 10,5 kilometer afstand van Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied, is het Buurserzand & Haaksbergerveen. Een negatief effect op Natura 2000-gebied, als gevolg van de emissie van stikstofoxiden, kan op voorhand worden uitgesloten. Er is geen nader onderzoek vereist. Andere negatieve effecten op Natura 2000-gebied, als gevolg van de voorgenomen activiteiten, worden eveneens uitgesloten.
Resultaten toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten
De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voorbeschermde plantensoorten, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen vaste rustof verblijfplaats in het plangebied maar gebruiken het wel als foerageergebied. Het plangebied is geen essentieel foerageergebied voor vleermuizen.
Van de in het plangebied nestelende vogelsoorten, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden.
Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Indien de schuren worden gesloopt en de zomereik wordt gerooid tijdens de voortplantingsperiode, wordt geadviseerd vooraf een broedvogelscan uit te voeren om de aanwezigheid van een bezet vogelnest uit te kunnen sluiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten worden mogelijk beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën gedood en wordt mogelijk een vaste (winter)rust- en/of voortplantingsplaats van een beschermd grondgebonden zoogdier of amfibie beschadigd of vernield. Voor de beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën, die een vaste rust- en voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepaling ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaatsen’. Er geldt geen vrijstelling voor het doden van beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Om te voorkomen dat beschermde dieren gedood worden dienen ze weggejaagd te worden of weggevangen te worden (en elders losgelaten). Indien niet voorkomen kan worden dat een beschermd dier gedood wordt, dient een ontheffing aangevraagd te worden of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde en toepasbare gedragscode.
Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor verschillende foeragerende diersoorten af. Deze functie is voor de voorkomende soorten niet beschermd en leidt niet tot wettelijke consequenties.
Resultaten van toetsing aan wet- en regelgeving voor beschermde soorten en gebieden samengevat:
• Werkzaamheden afstemmen op de voortplantingsperiode van vogels;
• Geen beschermde zoogdieren en amfibieën doden;
Conclusie
Vanuit ecologie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het bestemmingsplan.
Nederland heeft in 1992 het verdrag van Malta ondertekend. Het verdrag van Malta heeft als doel het archeologisch erfgoed in de bodem beter te beschermen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar een reële verwachting bestaat dat er archeologische waarden aanwezig zijn dient er een archeologisch onderzoek uit te worden gevoerd, voordat er bodemingrepen plaatsvinden.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden ter vervanging van de Monumentenwet 1988. Een deel van de monumentenwet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Tot die tijd blijven deze onderdelen van de Monumentenwet 1988 gelden als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet.
Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Archeologie
De gemeenteraad van gemeente Hof van Twente heeft beleid voor archeologie vastgesteld. Op de bijbehorende archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart staan archeologische rijksmonumenten en de kans op archeologische vondsten vermeld. Per gebied zijn criteria opgesteld wanneer een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
De waardenkaart gaat uit van verschillende gebieden: zones met een lage, een middelhoge, een hoge archeologische verwachting en de historische kernen. AMK-terreinen zijn die terreinen die op de landelijke archeologische monumenten kaart staan aangegeven. Zo zijn de kernen van Delden, Diepenheim, Goor of Markelo sinds de Middeleeuwen bewoond geweest en daardoor gebieden waar de kans op archeologische vondsten groot is. Afhankelijk van de verwachtingswaarde die aan een gebied is toegewezen, zal bij bouwplannen archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden:
In figuur 4.4 is een uitsnede van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart weergegeven. Het plangebied is met rode cirkel aangegeven. Het plangebied is gelegen in een gebied met een lage verwachting. Bij ingrepen dieper dan 40 centimeter en met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 10 hectare is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Figuur 4.4: uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente
Hof van Twente (bron: gemeente Hof van Twente)
Toets
Het plangebied en de ingrepen in de bodem hebben een oppervlakte ruimschoots beneden 10 hectare. Archeologisch onderzoek is niet vereist.
Cultuurhistorie
Onder cultuurhistorische waarden worden alle structuren, elementen en gebieden bedoeld die cultuurhistorisch van belang zijn. Zij vertellen iets over de ontstaansgeschiedenis van het Nederlandse cultuurlandschap. Vaak is er een sterke relatie tussen aardkundige aspecten en cultuurhistorische aspecten. De bescherming van cultuurhistorische elementen is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (die nog geldt als overgangsrecht binnen de Erfgoedwet). Deze wet is vooral gericht op het behouden van historische elementen voor latere generaties.
Toets
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Overijssel kan worden afgeleid dat in het plangebied en directe omgeving geen monumenten aanwezig zijn. Derhalve wordt geconcludeerd dat voorliggend plan geen negatieve gevolgen heeft voor het aspect 'cultuurhistorie'.
Het plangebied is in de huidige situatie ontsloten via de Diepenheimsestraat. Dit verandert niet in de toekomstige situatie. De Diepenheimsestraat is een weg in buitenstedelijk gebied waar de maximumsnelheid maximaal 60 km/u bedraagt. Een beperkte toename van verkeersbewegingen door de bouw van de extra woning kan eenvoudig via de huidige weg worden afgewikkeld. In feite is er ook geen sprake van extra verkeersbewegingen, omdat in de huidige situatie ter plaatse ook al twee huishoudens gevestigd zijn. Het aspect 'verkeer' levert geen belemmeringen op voor dit plan.
Het parkeren vindt plaats op eigen terrein, waar voldoende ruimte is om in parkeerplaatsen te voorzien. Concreet zijn er twee parkeerplaatsen voorzien ten behoeve van de woning, direct naast de laan/oprit. Het aspect 'parkeren' levert derhalve geen belemmeringen op voor dit plan.
De in Hoofdstuk 2 beschreven planopzet is juridisch-planologisch vertaald in een bestemmingsregeling, die bindend is voor overheid, bedrijven en burgers. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding (plankaart) vormen het juridisch bindende deel. Op de verbeelding worden de toegekende bestemmingen en aanduidingen visueel weergegeven. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De toelichting heeft zelf geen juridische bindende werking, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, zoals verplicht is sinds 1 juli 2013. Dit houdt onder meer in dat het plan IMRO-gecodeerd wordt opgeleverd. Navolgend wordt de opbouw, indeling en systematiek van de regels kort toegelicht.
Inleidende regels
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding (plankaart) geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:
De omschrijving van de doeleinden. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
In de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding (plankaart);
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van de bouwregels ten aanzien van het oppervlak en de vorm van bijbehorende bouwwerken;
In dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling/verduidelijking op de in de bestemmingsomschrijving genoemde functies;
Bij een omgevingsvergunning kan onder voorwaarden worden afgeweken van het in de bestemmingsomschrijving beschreven gebruik van hoofdgebouwen;
In dit onderdeel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden gekoppeld aan de desbetreffende bestemming. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene regels
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld;
In dit artikel worden de algemene bouwregels voor het bouwen beschreven, onverminderd het bepaalde in de overige artikelen;
Deze bepaling bevat een opsomming van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in algemene zin;
In dit artikel worden de algemene aanduidingsregels beschreven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven;
Hier staan regels geformuleerd ten aanzien van bijvoorbeeld welstand en wegverkeerslawaai en er wordt de mogelijkheid geboden om nadere eisen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Overgangs- en slotregels
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een bouwvergunning kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het overgangsrecht is opgenomen zoals opgenomen in artikel 3.2.1 Bro. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet;
Deze bepaling geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Naast de inleidende regels (begrippen en wijze van meten), algemene regels (zoals bouwregels, gebruiksregels en proceduregels) en de overgangs- en slotregels, zijn de volgende bestemmingen in dit plan opgenomen:
Bestemmingen
Agrarisch
De voor 'Agrarisch'' aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch gebruik, extensieve dagrecreatie, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, de bestaande nutsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, zijn toegestaan. De bouwhoogte daarvan bedraagt maximaal 1 meter.
Leiding-Water
De drinkwatertransportleidingen van Vitens die in het plangebied isgelegen, zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'. Voor de drinkwatertransportleidingen is een beschermende zone van 5 m aan weerszijden van het hart van de leiding opgenomen. Binnen deze zone mag geen bebouwing worden opgericht en mag geen diepwortelende beplanting worden aangebracht (>1 m onder maaiveld).
Wonen
Het erf Diepenheimsestraat 63-63a heeft de bestemming Wonen. Deze gronden zijn bestemd voor maximaal één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning is toegestaan danwel ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven aantal woningen. Aangezien op de verbeelding een maximum aantal wooneenheden' van 2 staat zijn 2 woningen toegestaan (bestaande woning en nieuwe woning). Ook zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan, evenals bed & breakfast, bestaande en legale paardenbakken toegestaan. Ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven zijn eveneens toegestaan binnen deze bestemming.
Binnen de woonbestemming zijn verschillende afwijkingsmogelijkheden opgenomen, waarmee het onder voorwaarden mogelijk is om af te wijken van de bouw- en gebruikregels.
Eveneens is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee de uitvoering van het erfinrichtingsplan wordt gewaarborgd.
Waarde Archeologische verwachting-2 en Waarde-Archeologische
verwachting-3
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Ter bescherming van deze gronden zijn bepalingen en voorwaarden opgenomen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
Aanduidingen
Vrijwaringszone- Radar
Het plangebied is gelegen binnen het verstoringsgebied van de radar op de voormalige vliegbasis Twente. In verband hiermee zijn er ter voorkoming van radarverstoring beperkingen van toepassing op de bouw en overige bouwwerken die hoger zijn dan 45 m. Voorkomen dient te worden dat regelingen worden opgenomen die leiden tot een onaanvaardbare verstoring van de radar.
Reconstructiegebied-verwevingsgebied
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied', gelden de regels zoals opgenomen in de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 'Agrarisch') voor dit gebied. In verwevingsgebieden geldt dat op locaties waar nu geen intensieve veehouderij aanwezig is, deze ook niet ontwikkeld kan worden.
Bij de voorbereiding van een ontwerpbestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden
naar de uitvoerbaarheid van het plan. Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.
De gemeentelijke kosten, waaronder leges en planschadekosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiermee is het kostenverhaal anderzins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met instanties, zoals gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Geoordeeld wordt dat dit bestemmingsplan geen nationale belangen schaadt. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.
Provincie Overijssel
De provincie Overijssel heeft in juli 2016 een uitzonderingslijst opgesteld van categorieën bestemmingsplannen en projectbesluiten van lokale aard waarvoor vooroverleg niet noodzakelijk is. Het plan valt onder categorie onder B4 (nieuwe ontwikkeling met KGO), waardoor vooroverleg niet nodig is.
Waterschap Vechtstromen
Op 15 juli 2022 is het plan via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap Vechtstromen. De conclusie van die digitale toets is dat het waterschap een positief advies geeft. Hiermee is voldaan aan het verplichte vooroverleg.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 12 januari 2023 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode kon een ieder zijn of haar zienswijze ten aanzien van dit bestemmingsplan kenbaar maken. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen zienswijzen binnengekomen.