Plan: | Zetten, Hoofdstraat 21-33 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0349ZTTNHFDSTR-ONT1 |
Aan de Hoofdstraat 27 te Zetten is momenteel een supermarkt gevestigd. De winkel is verouderd en heeft voor een voldoende aanbod, dat inspeelt op de wensen van de consument, te weinig ruimte. De huidige bebouwing biedt geen mogelijkheid voor uitbreiding. Ook enkele naastgelegen panden zijn verouderd en zijn aan vernieuwing toe. De intitiatiefnemer wil de bestaande supermarkt en de naastgelegen panden daarom slopen en in het plangebied een nieuwe supermarkt realiseren. De rest van het terrein zal worden ingericht als parkeerterrein met bijbehorende voorzieningen.
Het initiatief is niet mogelijk volgens de bouwregels van het huidige bestemmingsplan. Om het initiatief mogelijk te maken, is daarom een herziening van het bestemmingsplan voor het plangebied noodzakelijk. Dit bestemmingsplan 'Zetten, Hoofdstraat 21-33' stelt de kaders vast waarbinnen de nieuwbouw van de supermarkt met de daarbij bijbehorende voorzieningen kan worden toegestaan.
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Zetten, aan de noordkant van het dorpscentrum. Op afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Zetten is, na Elst, de grootste kern binnen de gemeente Overbetuwe en heeft een verzorgingsgebied tot aan de omliggende kernen. Het plangebied bestaat uit de percelen Hoofdstraat 21-33 en Sleënburgsestraat 1a-1d en ongenummerd. Het wordt aan de oostkant door de Hoofdstraat begrensd. In het plangebied zijn momenteel een supermarkt, een eetcafé en enkele leegstaande panden met bovenwoningen aanwezig, alsmede een braakliggend terrein en een parkeerplaats. De Hoofdstraat vormt de belangrijkste noord-zuidverbinding door de kern van Zetten. Het plangebied wordt verder begrensd door de Sleënburgsestraat aan de noordkant, door de woonpercelen aan de westkant (Sleënburgsestraat 1, Marijkestraat 22 t/m 28) en door de percelen Marijkestraat 20a (woning) en Hoofdstraat 19 (medische dienstverlening met bovenwoning) aan de zuidzijde.
![]() |
Afbeelding 1.1: ligging plangebied (bron: Bing Maps) |
In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen', dat op 24 oktober 2017 is vastgesteld en onherroepelijk is. Het plangebied heeft grotendeels de bestemming 'Centrum'. Daarnaast is er één perceel met de bestemming 'Wonen' binnen het plangebied gelegen (perceelnummer 2839). Zowel binnen de bestemming 'Centrum' als 'Wonen' is één bouwvlak opgenomen. Voor het binnenterrein geldt binnen de bestemming 'Centrum' ook de bouwaanduiding 'bijgebouwen'. Verder geldt in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' ter plaatse van het plangebied opgenomen. De begrenzing van het plangebied is daarop indicatief aangegeven.
Binnen de bestemming 'Centrum' is een supermarkt toegestaan. De gewenste nieuwbouw wordt echter voor een aanzienlijk deel buiten het bouwvlak gesitueerd en is daarom niet in overeenstemming met de bouwregels van deze bestemming. Daarnaast wordt het woonperceel in de noordwestelijke hoek niet (meer) gebruikt voor woondoeleinden, maar maakt dit onderdeel uit van het beoogde parkeerterrein voor de supermarkt. Een herziening van het bestemmingsplan voor het totale initiatief is daarom zowel ruimtelijk als functioneel noodzakelijk.
![]() |
Afbeelding 1.2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk- en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. In hoofdstuk 8 is de procedure beschreven.
Het plangebied bestaat uit de percelen Hoofdstraat 21-33 (oneven) en Sleënburgsestraat 1a-1d en ongenummerd te Zetten. Kadastraal zijn deze percelen bekend als gemeente Zetten, sectie B, perceelnummers 2580, 2582, 2583, 2649, 2650, 2651, 2838, 2839 en 2841. De plangrens van dit bestemmingsplan volgt de begrenzing van deze percelen. Op afbeelding 2.1 is dit weergegeven.
![]() |
Afbeelding 2.1: kadastrale situatie en huisnummers (bron: www.pdok.nl) |
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Zetten, aan de noordkant van het dorpscentrum. In het plangebied zijn momenteel de volgende functies aanwezig:
Het plangebied vormt de noordelijke rand van het centrum van Zetten en grenst aan enkele woonwijken. In de directe omgeving van het plangebied zijn daarom voornamelijk woningen gelegen (Hoofdstraat, Sleënburgsestraat, Marijkestraat). Ten zuiden van het plangebied, aan weerszijden van de Hoofdstraat, zijn centrumfuncties (zoals detailhandel en horeca) met bovenwoningen aanwezig.
Een luchtfoto van de huidige situatie is opgenomen in afbeelding 2.2. Afbeelding 2.3 geeft het straatbeeld in een recente situatie (2018) weer. Hierop is te zien dat de huidige bebouwing in het plangebied aan vernieuwing toe is. Het huidige straatbeeld is weinig aantrekkelijk en biedt weinig ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast ervaart Aldi dat de huidige supermarkt te klein is om een voldoende serviceaanbod te kunnen bieden voor haar klanten.
![]() |
Afbeelding 2.2: luchtfoto huidige situatie en begrenzing plangebied (bron: Bing Maps) |
![]() ![]() |
Afbeelding 2.3: straatbeeld 2018, boven: leegstaand pand Hoofdstraat 21 met bovenwoningen en daarachter de huidige Aldi-supermarkt, onder: hoek Hoofdstraat-Sleëburgsestraat (bron: Google Streetview) |
De huidige Aldi-supermarkt voldoet met een bruto vloeroppervlak van ca. 750 m² (571 m² winkelvloeroppervlak) niet meer aan de hedendaagse eisen voor een volwaardige discountsupermarkt. Aldi is daarom op zoek naar uitbreidingsruimte. In de huidige bebouwing is dit niet mogelijk. Bovendien is zowel de bebouwing van de supermarkt als de omliggende bebouwing aan vernieuwing toe. Enkele van deze panden staan al enige jaren leeg. Door de huidige trends en ontwikkelingen in centrumdorpse gebieden is een iets compacter centrumgebied voor Zetten logisch. Het plangebied is daarentegen wel een geschikte locatie voor de supermarkt en het totale plangebied biedt ook voldoende ruimte om een volwaardige discountsupermarkt met bijbehorende voorzieningen te realiseren.
Om deze redenen heeft de initiatiefnemer het voornemen om op de locatie een nieuwe supermarkt te realiseren. Hiertoe wordt alle bestaande bebouwing in het plangebied gesloopt. Ter vervanging wordt een nieuw supermarktgebouw aan de zuidkant van het plangebied beoogd. De bebouwing wordt éénlaags. De nieuwe winkel krijgt een verkoopvloeroppervlak van ongeveer 1.026 m² en een totale bruto vloeroppervlakte van ongeveer 1.392 m². Naast verkoopruimte komen in het gebouw onder meer een bake-off, personeelsruimte, klantentoilet en emballageruimte. De nieuwbouw sluit ruimtelijk-stedenbouwkundig logisch aan op de zuidelijke perceelsgrens en op de aangrenzende bebouwing aan de westkant van de Hoofdstraat, waar de gevel in lijn met de aangrenzende voorgevels ligt.
Het noordelijke deel van het plangebied zal worden ingericht als parkeerterrein met groenvoorzieningen, onder meer in de vorm van afschermend groen aan de westkant en bomen aan de Hoofdstraat en Sleënburgsestraat. Het parkeerterrein zal toegankelijk zijn vanaf de laatstgenoemde straat, ter plaatse van het huidige braakliggende terrein. De bouwtitel voor een woning op dit perceel vervalt logischerwijs. Het laden en lossen vindt plaats aan de noordwestkant van het nieuwe gebouw. De bevoorrading zal buiten de piekuren voor schoolgaande kinderen plaatsvinden (ma. t/m vr. tussen 6.30 en 7.30 uur en tussen 7.30 en 8.30 uur, alsmede ma. en do. tussen 10.30 en 11.30 uur). Daarnaast wordt ter plaatse van de huidige entree tot het bestaande parkeerterrein, aansluitend op de Marijkestraat, een tweede, kleiner parkeerterrein voorzien. Ook hier worden afschermend groen en een boom aangeplant. Afbeelding 3.1 geeft de toekomstige situatie weer. Op afbeelding 3.2 zijn gevelaanzichten van de nieuwbouw opgenomen.
![]() |
Afbeelding 3.1: inrichtingsplan toekomstige situatie (bron: Den Hollander Bouwontwerp en advies) |
![]() |
Afbeelding 3.2: gevelaanzichten nieuwbouw (bron: Den Hollander Bouwontwerp en advies) |
Met de nieuwbouw van de supermarkt ontstaat een nieuwe noordelijke entree tot het centrum van Zetten, die aantrekkelijker en opener is dan in de huidige situatie het geval is. De supermarkt vormt een duidelijke en logische afronding van het centrum. Met een nieuwe, volwaardige en toekomstbestendige discountsupermarkt blijft het voorzieningenniveau voor Zetten bovendien op peil.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 januari 2022, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en omvat een ontwikkeling van lokaal belang. Er zijn geen nationale belangen, zoals beschreven in de NOVI, in het geding. Het plan is niet in strijd met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of
zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en een motivering, dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt: 'De toelichting
bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een
beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling
mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand
stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.
Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt voorzien in sloop van een bestaande supermarkt en vervangende nieuwbouw. Het ruimtebeslag voor de supermarkt wordt vergroot van ca. 750 m² naar ruim 1.300 m² en het winkelvloeroppervlak van ca. 571 m² naar ca. 1.026 m². Daar staat tegenover dat een aantal bestaande incourante panden met een Centrumbestemming en in totaal 7 bovenwoningen worden gesloopt. Tevens wordt de bestaande bouwtitel voor een vrijstaande woning aan de Sleënburgsestraat wegbestemd. Per saldo is er daarom geen sprake van een (wezenlijke) uitbreiding van het ruimtebeslag of een intensiever gebruik, maar van een herschikking van bebouwing en stedelijke functies in het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in het Bro, mogelijk. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op de ontwikkeling.
Vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening zijn de ruimtelijk-economische effecten van de uitbreiding van de supermarkt niettemin onderzocht. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. In het onderzoek zijn zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve behoefte onderzocht. Ook is een locatieafweging opgenomen, plus een toetsing aan het relevante detailhandelsbeleid. Voor een uitgebreide beschouwing van deze verantwoordingen wordt verwezen naar de bijlage.
De supermarkt wordt uitgebreid met circa 455 m² wvo. Deze beperkte uitbreiding is gericht op het bieden van meer service en comfort voor de bestaande klanten. Uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van zowel een kwalitatieve als kwantitatieve behoefte aan uitbreiding van Aldi. Aldi is door haar specifieke positionering in de supermarktbranche een aanvulling op het dagelijks winkelaanbod binnen het verzorgingsgebied. De consument heeft behoefte aan een zo compleet mogelijk dagelijks winkelaanbod op aanvaardbare afstand. Met de uitbreiding van Aldi krijgt Zetten een kwalitatief hoogwaardig supermarktaanbod. Op basis van actueel distributieplanologisch onderzoek worden geen onaanvaardbare effecten verwacht op de supermarktstructuur in het verzorgingsgebied als gevolg van uitbreiding van Aldi.
De winkel van Aldi is gelegen in het centrumgebied van Zetten. Het provinciaal en gemeentelijk beleid is gericht op een versterking van de detailhandelsstructuur en ondernemersklimaat. Clustering van functies staat hierbij centraal. De ontwikkeling van Aldi sluit aan bij dit beleid. Aanvullend is van belang dat met het initiatief sprake is van een zorgvuldig ruimtegebruik door de huidige supermarktlocatie optimaal te benutten en enkele minder courante functies en panden te verwijderen. Dit is in lijn met het oogmerk van de Ladder voor duurzame verstedelijking, namelijk een zorgvuldig ruimtegebruik en zorgvuldige ruimtelijke besluitvorming.
De conclusie is dat er behoefte is aan de beoogde uitbreiding van Aldi. Met de herontwikkeling is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. Wel kan worden gesteld dat het initiatief in lijn met de doelstellingen van de Omgevingsvisie is. De provincie stimuleert ontwikkelingen, die niet ten koste gaan van bestaande waarden en wil een aantrekkelijk vestigingsklimaat, met behoud van een aantrekkelijke woon- en leefomgeving creëren. Daarvan is met de onderhavige ontwikkeling sprake. Dit wordt in deze toelichting aangetoond.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van december 2018.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Het plangebied ligt binnen de volgende aanduidingen op de kaarten behorend bij de Omgevingsverordening:
Deze aanduidingen stellen beperkingen aan respectievelijk glastuinbouw en de winning van fossiele energie. Deze functies en activiteiten zijn met dit bestemmingsplan niet aan de orde.
In paragraaf 2.2.4 van de verordening is het provinciaal detailhandelsbeleid vastgelegd. Centraal staat het uitgangspunt dat geen nieuwe detailhandelslocaties in perifeer gebied toegestaan mogen worden. Dit bestemmingsplan is niet in strijd met deze eis, omdat er geen sprake is van een nieuwe detailhandelslocatie en omdat het plangebied in een centrumgebied ligt. De ontwikkeling is dan ook in overeenstemming met het provinciaal detailhandelsbeleid. Voor een uitgebreidere beschouwing van het provinciale detailhandelsbeleid in relatie tot het initiatief, wordt verder verwezen naar her tuimrelijk-economisch onderzoek in Bijlage 1. Hierin is ook het regionaal beleid, dat voortvloeit uit het provinciaal beleid, beschouwd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:
Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.
Beoordeling
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied in de kern Zetten en voorziet in sloop en vervangende nieuwbouw met uitbreiding van een supermarkt. Enkele andere centrumfuncties en (boven)woningen verdwijnen. Zetten kenmerkt zich als een landelijk en groen dorp, dat aantrekkelijk is om te wonen wonen én werken te midden van natuurlijk buitengebied. Het dorp heeft een subregionale functie met een relatief hoog voorzieningenniveau. Om dit voorzieningenniveau vast te houden is het behouden van de bestaande supermarktfunctie in het plangebied belangrijk. Met de voorziene ontwikkeling kan deze functie worden behouden en duurzaam ter plaatse blijven functioneren met een voldoende serviceniveau en voldoende ruimte. De ontwikkeling draagt dan ook bij aan het behoud van het relatief hoge voorzieningenniveau van Zetten. Daarnaast wordt met de sloop van enkele incourante, aan vernieuwing toe zijnde centrumpanden, het centrum en de omliggende woonomgeving aantrekkelijker gemaakt. Juist vanwege de ligging aan een aanlooproute van het centrum geeft deze vernieuwing een impuls aan de uitstraling van (het noordelijke deel van) het centrum. Ten slotte past deze ontwikkeling bij de opgave tot clustering van voorzieningen. De supermarktfunctie blijft in het centrum gelegen en is een trekker voor combinatiebezoeken met andere centrumfuncties. Het wegbestemmen van de overige bestaande centrumfuncties leidt tot een compacter centrum, wat het toekomstperspectief verbetert.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de gemeentelijke Omgevingsvisie.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleinere bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn', die sinds 16 mei 2017 in werking is, is voor dit bestemmingsplan van belang. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw van een supermarkt. De supermarktfunctie wordt daarbij vergroot van ca. 750 m² naar ca. 1.300 m². Daar staat tegenover dat enkele andere panden met stedelijke functies verdwijnen. De ruimtelijke ontwikkeling wordt niet genoemd in lijst C van het Besluit m.e.r. Met betrekking tot de ontwikkeling is in onderdeel D (11.2) van de bijlage van het Besluit m.e.r. het volgende opgenomen: “De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met
inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein.” Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, mede in relatie tot de te amoveren functies en bebouwing, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.
Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit in dit plan. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 63 dB. De gemeente heeft een beleidsnota voor het toepassen van hogere waarden opgesteld.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk. Een supermarkt wordt niet aangemerkt als een geluidsgevoelig object. Er worden wel enkele bestaande geluidsgevoelige objecten (woningen) wegbestemd. Een akoestisch onderzoek is op basis van de Wgh niet benodigd.
Conclusie
Het thema akoestiek vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt in het plangebied een nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt ter vervanging van de bestaande, kleinere supermarkt, een eetcafé, enkele detailhandelslocaties, 6 bovenwoningen en een onbenutte bouwkavel voor een vrijstaande woning. In paragraaf 5.13 is berekend dat de verkeerstoename, worst-case berekend, circa 517 mvt/etmaal bedraagt. Met behulp van de NIBM-rekentool is onderzocht of het plan niet in betekenende mate bijdraagt. Dit is in afbeelding 5.1 weergegeven. Er is veiligheidshalve een aandeel van 2% vrachtverkeer aangehouden; dit zal in werkelijkheid lager zijn. De verwachting is dat het aantal vrachtwagenbewegingen niet of nauwelijks zal toenemen.
![]() |
Afbeelding 5.1: worst-case berekening met behulp van NIBM-tool |
Uit de berekening blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt en onder de regeling NIBM valt. Een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling valt onder de regeling NIBM. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Nader onderzoek is niet nodig.
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe supermarkt mogelijk in het plangebied. In de huidige situatie is een supermarkt reeds aanwezig en planologisch toegestaan. Wel wordt deze buiten de huidige bouwvlakcontouren gerealiseerd. Een supermarkt wordt aangemerkt als een milieubelastende functie. Volgens de VNG-brochure behoort deze tot milieucategorie 1. Het plangebied ligt aan de rand van een centrumgebied met diverse functies. Logischerwijs kan dan ook worden gesproken van het gebiedstype 'gemengd gebied'. Binnen dergelijke gebieden worden gevoelige functies, zoals woningen, en milieubelastende functies in milieucategorie 1 in het algemeen naast elkaar acceptabel geacht. Het betreft bovendien geen nieuwe functie, maar een reeds bestaande.
Vanuit zorgvuldigheidsoogpunt wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor vaststelling van het plan en nadat het inrichtings- en bouwplan definitief zijn. Hierin zullen de effecten op het woon- en leefklimaat in de omgeving worden onderzocht.
Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert geen belemmeringen voor de ontwikkeling op. Omliggende functies worden niet beperkt en het initiatief leidt op voorhand niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving. Zorgvuldigheidshalve wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van een geurgevoelig object mogelijk; ook een supermarkt wordt doorgaans als zodanig beschouwd. In de directe nabijheid van het plangebied zijn echter geen veehouderijen aanwezig. Bovendien is het plangebied omringd door andere geurgevoelige objecten. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor de ontwikkeling optreden en is nader onderzoek niet nodig.
Conclusie
In het plangebied is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoende gegarandeerd en er worden geen agrarische bedrijven belemmerd. Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied.
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen en andere gevoelige functies op verontreinigde grond.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een nieuwe supermarkt mogelijk, deels buiten de bestaande bebouwingscontouren. Daarmee wordt er nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, waarin permanent personen verblijven. Een onderzoek naar de bodemkwaliteit is noodzakelijk. Dit onderzoek zal voor vaststelling van het plan worden uitgevoerd.
Conclusie
Het aspect 'bodem' zorgt op voorhand niet voor belemmeringen. Voor vaststelling van het plan zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van een supermarkt ter vervanging van een bestaande supermarkt mogelijk. Dit betreft een beperkt kwetsbaar object, dat gedeeltelijk op een andere plek wordt gerealiseerd. Daarnaast worden met het plan enkele kwetsbare objecten wegbestemd. De bestemmingswijziging is relevant in het kader van zowel het PR als het GR.
Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is daarom een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 5.2 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Afbeelding 5.2: uitsnede provinciale risicokaart (raadpleging 12 april 2021), met plangebied in zwarte cirkel |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op:
Rondom de planlocatie zijn geen inrichtingen aanwezig met een extern veiligheidsrisico. Wel liggen op ca. 1.550 meter ten zuiden van het plan de Betuweroute en de snelweg A15, op ca. 3.800 meter ten oosten de snelweg A50 en op ca. 700 meter ten noorden de buisleiding N574-10. Op basis van de Regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plan alleen binnen het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A15 en A50. Ontwikkelingen hierbinnen hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Omdat de afstand tussen het plan en deze risicobronnen groter dan 200 meter is, heeft de wetgever aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de snelwegen A15 en A50. Doordat het plan op meer dan 200 meter van deze transportroutes ligt hoeft er enkel te worden ingegaan op de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Hierop heeft de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) op 1 april 2021 (kenmerk: 2021-001336) het volgende geadviseerd: 'Het plangebied ligt binnen de effectafstand van het scenario toxische wolk. De kans daarop is klein. Het plan leidt nauwelijks tot toename van het aantal aanwezigen. Het ligt in de verwachting dat zij zichzelf in veiligheid kunnen brengen door te vluchten of bescherming te zoeken, mits geïnformeerd en tijdig gewaarschuwd. In het kader van de verantwoording groepsrisico zie ik geen aanleiding om te adviseren over de rampbestrijding en zelfredzaamheid'. Hieronder een beschouwing van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
A. Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Bij het toxisch scenario is het handelingsperspectief schuilen in gebouwen. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
B. Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd.
hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende.
Conclusie
Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een risicobron. Daarmee wordt geen grens en richtwaarde overschreden en is er geen sprake van een directe of harde belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A15 en A50. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief niet tot een toename van het groepsrisico leidt en geen significant effect heeft de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. De VGGM zag eveneens geen aanleiding om aanvullend te adviseren. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.
De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat ook in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.
Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van beplanting, kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. De huidige bebouwing dateert van ruim na de Tweede Wereldoorlog (jaren '70-'90 van de vorige eeuw). Na de oorlog hebben er dus al uitvoerige werkzaamheden in het plangebied plaatsgevonden. Met behulp van de risicokaart is onderzocht in hoeverre er desondanks nog kans bestaat op het aantreffen van NGE's in het plangebied. Een samenvatting van de bevindingen is opgenomen in Bijlage 2.
Op basis van de beschikbare archiefgegevens, literatuur en luchtfotomateriaal kunnen in de niet-naoorlogs geroerde bodem van het plangebied de volgende (sub)soorten ontplofbare oorlogsresten zijn achtergebleven:
Vanwege de aard en omvang van de naoorlogse bodemroerende ingrepen binnen het plangebied is sprake van een significante reductie van het verdachte gebied, zowel in horizontale als in verticale dimensie. De naoorlogse bodemroering is echter niet dermate ingrijpend gebleken dat het verdachte gebied volledig is gereduceerd.
Om de risico's met betrekking tot ontplofbare oorlogsresten te minimaliseren, is het advies om voorafgaande aan de voorgenomen bodemroerende werkzaamheden ter plaatse van de niet-naoorlogs geroerde bodem, of met een grotere werkdiepte dan de bestaande fundering, een opsporingsproces uit te voeren. Dit vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan geen belemmering.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
In het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Beoordeling (watertoets)
Hemelwater
Het plangebied is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie vrijwel geheel verhard. Een uitzondering vormt het huidige braakliggende perceel 2839 aan de Sleënburgsestraat. Het verharde oppervlak zal in de toekomstige situatie hierdoor mogelijk beperkt toenemen. Niet verwacht wordt dat de eenmalige vrijstellingsdrempel van 500 m² verhard oppervlak in stedelijk gebied wordt overschreden. Een compensatieplicht is daarom vooralsnog niet aan de orde.
Hemelwater op de toekomstige bebouwing en verharding zal separaat van het afvalwater worden afgevoerd. De exacte wijze waarop het hemelwater wordt opgevangen en afgevoerd wordt nog nader uitgewerkt.
Vuilwaterafvoer
Vuilwater moet bij de nieuwe woningen gescheiden worden afgevoerd van het hemelwater. Bij de technische uitwerking moet worden onderzocht wat de mogelijkheden voor vuilwaterafvoer zijn.
Oppervlaktewater
In het plangebied en haar directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. Er wordt ook geen nieuw oppervlaktewater toegevoegd.
Waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een waterkering.
Conclusie
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, leidt tot een toename van verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie. De ontwikkeling kan hydrologisch worden uitgevoerd. Dit is een voorwaarde voor de nadere uitwerking van bebouwing en inrichting. Bij de uitwerking van het initiatief moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten.
Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Het plan voorziet in sloop van een aantal bestaande panden, nieuwbouw van een supermarkt en de realisatie van een bijbehorend parkeerterrein. Deze ontwikkeling kan gevolgen hebben voor beschermde soorten en/of gebieden.
Soortenbescherming
In het kader van deze bestemmingsplanprocedure is een ecologische quickscan uitgevoerd, omdat negatieve effecten op beschermde soorten op voorhand niet uitgesloten zijn. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van dit onderzoek komen de volgende conclusies naar voren ten aanzien van het onderdeel soortenbescherming:
Overtreding van de Wnb is op voorhand niet uitgesloten. Nader onderzoek zal uitwijzen op welke wijze overtreding kan worden voorkomen, of een ontheffing noodzakelijk is en of maatregelen moeten worden genomen. Deze onderzoeken vinden plaats voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op minimaal 2,7 kilometer afstand van Natura 2000-gebieden. Het meest nabij gelegen Natura-2000 gebied is 'Rijntakken'. Het Gelders Natuur Netwerk bevindt zich op ruim 200 meter afstand ten noordwesten van het plangebied.De invloedssfeer van de voorgenomen ingrepen en activiteiten is lokaal. Deze hebben geen negatief effect op het GNN.
Ondanks de relatief grote afstand tot Natura 2000-gebieden, zijn negatieve effecten op Natura 2000-gebieden in de vorm van een toename van stikstofdepositie op voorhand niet uit te sluiten. Overige externe effecten kunnen op voorhand wél redelijkerwijs worden uitgesloten. Daarom is een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. De rapportage van het onderzoek is in Bijlage 4. Zowel de gebruiksfase als de aanlegfase zijn berekend. De separate berekeningen zijn opgenomen in Bijlage 5 (gebruiksfase) en Bijlage 6 (aanlegfase).
Uit de berekeningen blijkt dat er zowel in de toekomstige gebruiksfase als tijdens de aanlegfase geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jr op Natura 2000-gebieden na saldering met de huidige verkeersbewegingen. De instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden komen niet in gevaar. Negatieve effecten zijn niet aan de orde. Een vergunning op grond van de Wnb is niet nodig.
Vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor het plan.
Conclusie
Het aspect flora en fauna levert geen belemmering voor de realisatie van het plan op. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Nader onderzoek naar de huismus, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis is noodzakelijk vanuit het oogpunt van sooortenbescherming. Uit de nadere onderzoeken zal blijken in hoeverre nadere maatregelen en/of een ontheffing noodzakelijk zijn. Bij uitvoering van de werkzaamheden geldt verder de algemene zorgplicht.
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling
Cultuurhistorie
In het plangebied en de omgeving zijn geen cultuurhistorisch waardevolle panden of elementen aanwezig. Het plan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.
Archeologie
In het plangebied geldt op basis van de archeologische beleidskaart en het huidige bestemmingsplan grotendeels een hoge archeologische verwachtingswaarde ('Waarde - Archeologische verwachting 1). De drempelwaarde voor archeologisch onderzoek (100 m² met een diepte van 0,5 meter) wordt overschreden. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk. Voor vaststelling van het plan wordt een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Vooralsnog wordt de archeologische dubbelbestemming in het plan gehandhaafd. Hiermee is gewaarborgd dat archeologisch onderzoek wordt verricht, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.
Conclusie
Het plan brengt geen aantasting van cultuurhistorische waarden met zich mee. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' gehandhaafd. Hiermee is bescherming van eventuele archeologische waarden en het tijdig uitvoeren van archeologisch onderzoek gewaarborgd.
Met dit bestemmingsplan wordt in het plangebied een nieuwe supermarkt mogelijk gemaakt ter vervanging van de bestaande, kleinere supermarkt, een eetcafé, enkele detailhandelslocaties, 6 bovenwoningen en een onbenutte bouwkavel voor een vrijstaande woning. In het kader van dit bestemmingsplan moeten de effecten van het plan voor de thema's verkeer en parkeren inzichtelijk worden gemaakt.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). Het plangebied wordt in de Nota aangemerkt als 'centrum' van de kern Zetten. De supermarkt kan worden aangemerkt als een fullservice supermarkt laag en middellaag prijsniveau. De bijbehorende parkeernorm is 4,1 parkeerplaats per 100 m² bruto vloeroppervlak (bvo). De supermarkt krijgt een oppervlakte van ruim 1.300 m² bvo. Dit betekent dat er minimaal 54 parkeerplaatsen benodigd zijn.
Het parkeren wordt voorzien op twee parkeerterreinen:
In totaal voorziet het inrichtingsplan in 74 parkeerplaatsen. Dit is ruimschoots voldoende. Dit aspect zal daarom geen belemmering vormen.
In de planregels is een parkeerregeling opgenomen. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, zal moeten worden aangetoond dat er voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
Verkeer
Bij het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 381 (maart 2019). In deze publicatie zijn kencijfers opgenomen voor de verkeersgeneratie van autoverkeer voor verschillende typen functies. De verkeersgeneratie is met behulp van de CROW-rekentool berekend, uitgaande van het gebied 'centrum', 'weinig stedelijk' en met toepassing van de maximale normen voor een fullservice supermarkt (worst case benadering). De verkeersgeneratie bedraagt 94,6 mvt/etmaal per 100 m² bvo. In de huidige situatie heeft de supermarkt een bvo van ca. 714 m² en in de toekomstige situatie van ca. 1.384 m². Echter wordt ook een aantal functies wegbestemd, waardoor de toename per saldo aanzienlijk lager is. In de volgende tabel is de volledige vergelijking weergegeven. Hierbij is vanuit een worst case benadering geen rekening gehouden met de leegstaande panden. De nog onbenutte woonkavel is wel meegenomen. Alle kencijfers zijn gebaseerd op de maximale kencijfers in centrumgebied, weinig stedelijk en afgerond op hele aantallen.
Huidig | Toekomstig | ||||
Functie | Opp./aantal | Verkeers- generatie | Functie | Opp./aantal | Verkeers- generatie |
Supermarkt | 714 m² | 675 | Supermarkt | 1.384 m² | 1.309 |
Bovenwoningen* | 6 woningen | 34 | |||
Vrijstaande woning** | 1 woning | 8 | |||
Detailhandel/ horeca/ centrum*** | 300 m² | 75 | |||
Totaal | 792 | Totaal | 1.309 |
* gerekend met categorie koop, appartement, goedkoop
** gerekend met categorie koop, huis, vrijstaand
*** gerekend met categorie tandartsenpraktijk
Uit deze indicatieve worst case berekening volgt een toename van 517 mvt/etmaal. In de huidige situatie wordt het parkeerterrein ten dienste van de functies in het plangebied uitsluitend ontsloten via de Marijkestraat. In de toekomstige situatie wordt slechts een klein deel (8 van de 74 parkeerplaatsen) via deze woonstraat ontsloten. Hierdoor ontstaat een significante vermindering van de verkeersdruk in de woonstraat. Het verkeer wordt in de toekomstige situatie vrijwel direct op de Hoofdstraat afgewikkeld. Hier gaat het verkeer op in het heersende verkeersbeeld. Een toename van 517 mvt/etmaal leidt niet tot verkeerskundige problemen voor een weg met een dergelijke functie. Bovendien betreft dit een worst case ingeschatte toename, die in de praktijk naar verwachting lager zal zijn.
Geconcludeerd wordt dat de realisatie vanuit verkeerskundig oogpunt niet op bezwaren stuit. Het verkeer kan op een veilige en acceptabele wijze worden afgewikkeld.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Zetten, Hoofdstraat 21-33' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding is één bestemming opgenomen: 'Centrum'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen en een functieaanduiding. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat er sprake is van een concreet initiatief. Daarbij is aansluiting gezocht bij de planregels van het huidige bestemmingsplan en overige komplannen binnen de gemeente Overbetuwe.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Centrum
Het plangebied is geheel bestemd als 'Centrum'. Dit is in de huidige situatie eveneens het geval. Hiermee komt tot uitdrukkelijk dat het plangebied onderdeel uitmaakt van het centrumgebied van Zetten. Omdat er sprake is van een concreet initiatief, waarin binnen de bebouwing uitsluitend een supermarkt is voorzien, zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden toegesneden op het initiatief. Dit betekent dat ter plaatse van het bouwvlak de aanduiding 'supermarkt' is opgenomen en de gronden primair bestemd zijn voor een supermarkt met bijbehorende voorzieningen. Verder zijn binnen de bestemming verkeer- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen e.d. toegestaan. Tot slot zijn er conform het huidige bestemmingsplan 'Zetten-Hemmen' mogelijkheden voor evenementen onder nadere voorwaarden.
Uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mogen gebouwen worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen de gehele bestemming toegestaan. De maximum hoogten zijn in de bouwregels aangegeven.
Waarde - Archeologische verwachting 1
Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart is in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' gehandhaafd. Ter plaatse geldt een hoge archeologische verwachting. De bestemming bevat een onderzoeks- en omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van bouw- en andere grondwerkzaamheden met een omvang van meer dan 100 m² en met een diepte van ten minste 0,30 meter. Hiermee is het uitvoeren van voldoende onderzoek voorafgaande aan de werkzaamheden geborgd.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het overgebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Verder is een regeling voor het overschrijden van bouwgrenzen door ondergeschikte bouwdelen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan. Tevens zijn hierin nadere regels voor evenementen opgenomen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Overige regels
In dit artikel is een regeling voor het parkeren opgenomen. Deze regel vormt een toetsingsgrond in het kader van een omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen. Er moet worden aangetoond dat op eigen terrein voldoende parkeervoorzieningen worden getroffen. Hierbij zijn de normen van de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 van toepassing.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal plaatsvindt. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een nieuw bouwplan, omdat er een nieuw hoofdgebouw wordt toegestaan.
Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is hiermee voor de gemeente geborgd en is anderszins verzekerd. Ook is een planschadeovereenkomst afgesloten.
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen.
De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft geen inspraak plaatsgevonden. Wel zijn omwonenden in de planvormingsfase, voorafgaand aan de start van de bestemmingsplanprocedure, met een dialoog bij het plan betrokken. Deze is gevoerd in de vorm van een (digitale) inloopavond op 25 maart 2021. Hierbij zijn de omwonenden van het plangebied aangeschreven en uitgenodigd. Het (concept) inrichtingsplan voor de toekomstige situatie is hierbij besproken. De reacties op de plannen waren over het algemeen positief. Met name de vernieuwing op dit deel van de Hoofstraat en het verdwijnen van de doorgang van de Hoofdstraat naar de Marijkestraat over het parkeerterrein van Aldi worden als positief ervaren. Enkele kritische noten betreffen vragen over de verkeersveiligheid en de ruimtelijke inpassing van Aldi in het dorpskarakter. Naar aanleiding van deze reacties is de verkeerssituatie en de stedenbouwkundige inpassing nader beoordeeld.
Ten aanzien van de stedenbouwkundige inpassing werd het gevelbeeld aan de zijde van de Hoofdstraat en een mogelijke draai van 90 of 180 graden van het winkelpand besproken. In de initiatieffase zijn verschillende varianten besproken en onderzocht, hieruit is het huidige inrichtingsplan als meest optimaal beoordeeld. Ter verduidelijking is in hoofdstuk 3 van deze plantoelichting een toelichting op de stedenbouwkundige inpassing toegevoegd. Daarnaast onderzoekt Aldi naar aanleiding van de reacties de mogelijkheden om de gevel aan de zijde van de Hoofdstraat op een andere manier vorm te geven, door etalageruiten te gebruiken in plaats van metselwerk, om op die manier een opener gevelbeeld te creëren.
Ook is in de initiatieffase een aantal varianten ten aanzien van de verkeersontsluiting en bevoorrading onderzocht. Een ontsluiting via de Hoofdstraat is niet mogelijk gebleken, op die manier zouden de dan twee inritten vlak na elkaar tot een verkeersonveilige situatie leiden. Uiteindelijk is een inrit aan de Sleënburgsestraat het meest geschikt geacht. Ten aanzien van de bevoorrading wordt door Aldi geregeld dat dit niet via de H. Piersonstraat zal gebeuren. Daarnaast zal de bevoorrading over het algemeen plaatsvinden buiten de piekdruktes van schoolgaande kinderen, namelijk op ma. t/m za. 6.30-7.30 uur en 7.30-8.30 uur en op maandag en donderdag 10.30 -11.30 uur.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn.
Het bestemmingsplan is tijdig aan de betrokken vooroverlegpartners voorgelegd.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Eventuele zienswijzen worden samengevat en van een reactie voorzien.
Het plan wordt vervolgens al dan niet gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.