direct naar inhoud van Regels
Plan: Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0333ELSTrijnstate-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate met identificatienummer NL.IMRO.1734.0333ELSTrijnstate-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.4 aan zorg gerelateerde detailhandel

detailhandel in medische en/of zorggerelateerde goederen, zoals bijvoorbeeld apotheken, opticiens, audiciens, leveranciers van medische hulpmiddelen, e.d.

1.5 aan zorg gerelateerde voorzieningen

medische voorzieningen die niet primair door een ziekenhuis worden verleend, maar wel passen in de keten van medische zorgverlening, zoals bijvoorbeeld een gezondsheidscentrum, revalidatiecentrum, e.d.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfswoning

een woning, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.10 begane grond

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.11 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en is gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag vóór het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime;
1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.

1.18 bouwmarkt

een al dan niet geheel overdekt detailhandelsbedrijf met een overdekt verkoopoppervlak van minimaal 1.000 m², waarop een volledig of nagenoeg assortiment aan bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad worden aangeboden.

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bruto vloeroppervlakte

de bruto vloeroppervlakte, zoals voorgeschreven volgens NEN 2580.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Horeca en volumineuze detailhandel zijn hieronder niet begrepen.

1.25 detailhandel in grove bouwmaterialen

detailhandel in materialen voor de ruwbouw en andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals stenen, zand, beton, bestratingsmateriaal en hout.

1.26 erf

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.

1.27 geaccidenteerd terrein

een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5 meter.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.30 geluidgevoelige ruimte
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede conversatieruimten van ziekenhuizen.
1.31 geluidswerende voorzieningen

geluidsreducerende constructie of bouwwerk in de vorm van voorzieningen, zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerken of constructies.

1.32 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.33 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.34 huishouden

een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, een huishouding voeren.

1.35 karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidsconstructie als bedoeld in en bepaald overeenkomstig NED 5077 2006+C3:2012: Geluidwering in gebouwen - Bepalingsmethoden voor de grootheden geluidwering van uitwendige scheidingsconstructies, luchtgeluidisolatie, contactgeluidisolatie, geluidniveaus veroorzaakt door installaties en nagalmtijd.

1.36 horeca

horecabedrijven die tot hoofddoel hebben het voor consumptie ter plaatse verstrekken van in hoofdzaak ter plaatse bereide maaltijden en van in hoofdzaak ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische, zwak- en niet-alcoholische dranken.

Onder horeca wordt in elk geval begrepen: restaurants, lunchrooms, koffiehuizen en ijssalons; onder horeca wordt niet begrepen het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie in de vorm van ceremonies, feesten en partijen.

1.37 kantoor

een verblijfsruimte die door haar aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard zonder baliefunctie.

1.38 kantoor met baliefunctie

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 meter boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.40 medegebruik

gebruik dat niet direct gerelateerd is aan de bestemming, maar dat krachtens de regels tevens is toegestaan op de betrokken gronden.

1.41 niet-zelfstandig kantoor

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft.

1.42 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.43 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons, liftschaften, luchtbehandelingskasten en technische installaties.

1.44 ondergeschikte detailhandel

detailhandel, die gerelateerde is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en qua omvang ondergeschikt aan de betreffende (hoofd)functie is.

1.45 ondergeschikte horeca

horeca, die gerelateerde is aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie en qua omvang ondergeschikt aan de betreffende (hoofd)functie is.

1.46 ondergeschikte nutsvoorzieningen

voorzieningen, die gerelateerd zijn aan een andere, nader in de regels omschreven (hoofd)functie, naar aard en omvang ondergeschikt zijn aan de betreffende (hoofd)functie en dienen ten behoeve van het functioneren van de betreffende (hoofd)functie, alsmede naar omvang ondergeschikte voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.

1.47 ondergronds

onder peil.

1.48 openbare dienstverlening

openbaar bestuur, overheidsdiensten en dienstverlening ten dienste van het algemeen belang, evenwel met uitzondering van kantoren met baliefunctie;

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dakvlak en maximaal één gesloten wand.

1.50 peil
  • a. bij gebouwen: de gemiddelde bouwhoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel die is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bestaande hoogte van het aansluitende terrein.
1.51 prostitutie

het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.

1.52 raamprostitutie

een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.53 SBR-richtlijn B

meet- en beroordelingsrichtlijn trillingen van de Stichting Bouwresearch, deel B, Hinder voor personen in gebouwen, uitgave augustus 2002.

1.54 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.55 trillingsgevoelige ruimte
  • onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen;
  • ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede conversatieruimten van ziekenhuizen.
1.56 tuincentrum

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden.

1.57 veiligheidsvoorzieningen

voorzieningen en /of installaties ten behoeve van het bestrijden van calamiteiten op het spoor, zoals: blusleidingen, opstelplaatsen voor de brandweer, vluchtroutes in en rondom gebouwen, bepompbaar oppervlaktewater, brandkranen e.d.

1.58 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grond gelegen is/zijn.

1.59 verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van het railverkeer

het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere -op spoorwegen aansluitende- soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

  • a. perrons, overkappingen, wegen, (fiets-)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair, e.d.;
  • b. stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen.
1.60 volumineuze detailhandel
  • a. detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans, en landbouwwerktuigen;
  • b. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  • c. detailhandel in bedden, keukens, meubels, kringloop, sanitair, en andere vergelijkbare volumineuze goederen';
  • d. ophaalcentra van internetwinkels waarbij geen showroom aanwezig is;
  • e. detailhandel in verwarmingsmaterialen;
  • f. tuincentra;
  • g. bouwmarkten.
1.61 voorgevel

de naar architectuur, indeling en/of uitstraling gezichtsbepalende gevel(s) van het hoofdgebouw, gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.

1.62 voorgevelrooilijn

de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan.

1.63 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.64 werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis

werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden, welke naar omvang en fysieke impact zodanig gering zijn dat deze in het normale verkeer als algemeen aanvaardbaar en toelaatbaar worden geacht en geen onevenredige afbreuk doen aan de aan de gronden toegekende doeleinden.

1.65 winkelvloeroppervlak (wvo)

de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.66 woning

een complex van ruimten inclusief aan- en uitbouwen, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  • b. volumineuze detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' tot een maximum van 1.500 m² bruto vloeroppervlak per bedrijf;
  • c. groothandelsbedrijven;
  • d. wonen in bestaande (vergunde) bedrijfswoningen;
  • e. niet-zelfstandige kantoren;
  • f. internet- en webwinkels;
  • g. in- en uitritten;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. geluidswerende voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. evenementen;
  • n. parkeren en verkeersvoorzieningen;
  • o. de uitoefening van aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van openbaar nut.

3.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bouwperceelgrenzen dient minimaal 3 meter te bedragen, met dien verstande dat daar waar op het naburige bouwperceel de afstand tot bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde minder dan 3 meter bedraagt, een afstand van minimaal 6 meter tot dat gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde moet worden aangehouden, waarbij het gestelde in deze bepaling niet geldt voor erfafscheidingen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Grotere nutsvoorzieningen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2, teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • c. de afwijking mag de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.3.2 Erf- en terreinafscheidingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, teneinde voor erf- en terreinafscheidingen een bouwhoogte toe te staan van maximaal 3 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit veiligheidsoverwegingen en/of beveiligingsoogpunt van het bedrijf is de verhoging noodzakelijk;
  • b. de erf-/ terreinafscheiding die hoger is dan 1 meter dient voor het deel boven de 1 meter uitgevoerd te worden als een doorzichtige dan wel open constructie;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de omgeving.
3.3.3 Hogere bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 meter;
  • b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dat betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • c. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Verkeersontsluiting en parkeren

Het gebruik van de gronden binnen de bestemming mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse, waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de parkeernorm als opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Indien na onherroepelijk worden van het plan nieuwe parkeernormen worden vastgesteld, gelden de nieuwe parkeernormen in geval van een gebruikswijziging.

3.4.2 Buitenopslag

Op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 is buitenopslag toegestaan met dien verstande dat de buitenopslag uitsluitend is toegelaten achter (het verlengde van) de voorgevel van het op het bouwperceel aanwezige hoofdgebouw danwel achter de voorgevellijn indien het bouwperceel niet bebouwd is.

3.4.3 Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • a. evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan;
  • b. er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
  • c. het evenement duurt maximaal zeven (aaneengesloten) dagen inclusief opbouw en afbraak van bijbehorende voorzieningen;
  • d. de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven mag niet worden belemmerd;
  • e. er dienen voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein beschikbaar te zijn.
3.4.4 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening, kantoren en horeca anders dan bedoeld in artikel 3.1;
  • d. wonen;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. seksinrichtingen;
  • g. (permanente) opslag van goederen en materialen voor de voorgevel van de op het bouwperceel aanwezige hoofdgebouw dan wel voor de voorgevellijn indien het bouwperceel niet bebouwd is.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Niet genoemde bedrijven

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet worden genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (Bijlage 1), die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in de ter plaatse toegelaten categorie mits:

  • a. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht betreft;
  • b. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige;
  • c. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
3.5.2 Opslag

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 onder g. en worden toegestaan dat opslag voor de voorgevel van het op het bouwperceel aanwezige hoofdgebouw danwel voor de voorgevelrooilijn plaatsvindt, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de buitenopslag uitsluitend is toegelaten op eigen terrein;
  • b. de maximale hoogte van de buitenopslag 3 meter bedraagt;
  • c. het uitzicht wordt niet dusdanig belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in gevaar wordt gebracht;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit van de omgeving.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Bedrijf hogere categorie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naasthogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels (Bijlage 1) dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naasthogere categorie, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
  • b. het betreft geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. medische voorzieningen en medische dienstverlening;
  • b. openbare dienstverlening met een maximale bruto vloeroppervlakte van 1.200 m²;
  • c. aan zorg gerelateerde voorzieningen;
  • d. aan zorg gerelateerde detailhandel, alsmede ondergeschikte detailhandel;
  • e. ondergeschikte horeca;
  • f. detailhandel, anders dan bedoeld onder d., met een maximale bruto vloeroppervlakte van 75 m²;
  • g. kantoren, uitsluitend ten dienste van de onder a. tot en met f. genoemde doeleinden;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. ontsluitingswegen, voet- en fietspaden en verblijfsdoeleinden, mede ten behoeve van de omliggende functies;
  • l. ondergeschikte nutsvoorzieningen;

en bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - installaties' mag de onder b. bedoelde maximum bouwhoogte met maximaal 5 meter worden overschreden, uitsluitend ten behoeve van technische installaties en ombouwen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkraging' dient een onderdoorgang met een vrije doorgangshoogte van ten minste 3 meter aanwezig te zijn.
4.2.2 Voorwaardelijke verplichting trillingen
  • a. Het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken voor de in artikel 4.1 bedoelde functies is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting trillingen' uitsluitend toegestaan wanneer minimaal uit een dynamische berekening van de trillingssterkte blijkt dat de streefwaarden voor "Gezondheidszorg nieuwe situatie", zoals bedoeld in SBR-richtlijn B, in trillingsgevoelige ruimten niet worden overschreden.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a., is het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken voor de in artikel 4.1 bedoelde functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting trillingen' ook toegestaan, op voorwaarde dat alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en uit een dynamische berekening blijkt dat ten minste de streefwaarden voor "Gezondheidszorg bestaande situatie", zoals bedoeld in SBR-richtlijn B, in trillingsgevoelige ruimten niet worden overschreden.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de navolgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 4 meter bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
    • 1. speeltoestellen maximaal 6 meter bedragen;
    • 2. verlichting, vlaggenmasten, reclame-objecten, waaronder reclamezuilen, en vergelijkbare bouwwerken, met uitzondering van naar de weg gerichte reclame-objecten, maximaal 10 meter bedragen;
    • 3. antennedragers inclusief antennes maximaal 15 meter bedragen.
4.2.4 Fietsenstallingen

Binnen de bestemming mogen fietsenstallingen worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.

4.2.5 Parkeren
  • a. De in lid 4.1 aangewezen gronden mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein, dan wel op acceptabele loopafstand van het eigen terrein, voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • b. Het bevoegd gezag bepaalt bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' of sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij moet worden voldaan aan de volgende minimale normen:
    • 1. 1,8 autoparkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak ten behoeve van het in lid 4.1 onder a. tot en met g. bedoelde gebruik;
    • 2. 1,0 fietsparkeerplaatsen per 100 m² bruto vloeroppervlak ten behoeve van het in lid 4.1 onder a. tot en met g. bedoelde gebruik;
  • c. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en onder b, mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving.
4.2.6 Maximum bruto vloeroppervlak

De maximum gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de in 4.1 onder a. tot en met g. genoemde functies binnen de conform 4.2.1 toegelaten gebouwen bedraagt 25.000 m².

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Overkraging

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 onder d. en een geringere doorgangshoogte dan 3 meter en/of het bouwen van een gebouw vanaf het peil toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de overschrijding van de aanduidingsgrens 'specifieke bouwaanduiding - overkraging' bedraagt niet meer dan 4 meter;
  • b. de afwijking doet geen onevenredige afbreuk aan de stedenbouwkundige situatie;
  • c. voldoende ruimte voor het aangrenzende verblijfsgebied en parkeervoorzieningen is in voldoende mate gewaarborgd.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het plan.
  • b. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval begrepen:
    • 1. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van buitenpandige opslag, met uitzondering van maximaal 200 m² voor containers en/of buitenberging;
    • 2. het gebruik van gronden en/of bebouwing als voorziening voor 24 uurs begeleidwonen met zorgplekken voor dak- of thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden.
4.4.2 Voorwaardelijke verplichting geluid

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en het in gebruik (laten) nemen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluid' overeenkomstig de in artikel 4.1 bedoelde functies, indien de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingscontructie(s) van geluidgevoelige ruimte(n) lager is dan 25 dB(A).

4.4.3 Maximum oppervlakte

De maximum gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de in 4.1 onder a. tot en met g. genoemde functies bedraagt 25.000 m².

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen voor het toestaan van bedrijfsmatige activiteiten, welke ten dienste van de in 4.1 genoemde functies, die voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kunnen worden met milieucategorie 3.1, zoals bedoeld in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009), een en ander met inachtname van de volgende voorwaarden:

  • a. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van bedrijfsmatige activiteiten dienen in elk geval de volgende milieubelastingscomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geur, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van bedrijfsmatige activiteiten en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
  • b. het betreft geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van het woon- en leefklimaat in de omgeving;
  • f. ingeval sprake is van opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof, dient voldaan te worden aan de dan geldende, danwel conceptversie, van (Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen) PGS 35: Waterstofinstallaties voor het afleveren van waterstof aan voertuigen en werktuigen, die tevens van toepassing is op opslag van (vloeibaar en/of gasvormig) waterstof en/of de dan geldende PGS 15: opslag van verpakte gevaarlijke stoffen.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', tevens voor tunnels ten behoeve van een ongelijkvloerse kruising met het spoor;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. beeldende kunstwerken;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. veiligheidsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de maximale per nutsvoorziening mag niet meer bedragen dan 25 m².
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. de bouwhoogte van civieltechnische kunstwerken mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen ten behoeve van het railverkeer;
  • d. verblijfsdoeleinden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. beeldende kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. de maximale per nutsvoorziening mag niet meer bedragen dan 25 m².
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verkeersgeleiding en wegverlichting mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in dit artikel in ieder geval begrepen het gebruik of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. vwaterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. waterstaatkundige kunstwerken en andere waterstaatswerken;
  • d. beeldende kunstwerken;
  • e. vijvers;
  • f. bruggen, duikers, e.d.;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d.

7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 4 meter.

Artikel 8 Waarde - Archeologische verwachting 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
8.2.2 Archeologisch deskundige

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.2.1 onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 8.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

8.2.3 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in artikel 8.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m2 wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met uitzondering van nieuwe kelders.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m2, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

8.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een omgevingsvergunningaanvraag of een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening.
8.4.4 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de in artikel 8.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een vergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
8.4.5 Voorschriften

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
8.4.6 Advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid
8.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

8.5.2 Wijzigen naar 'Waarde - Archeologie'

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' om te zetten in de bestemming 'Waarde - Archeologie' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Na de wijziging zijn de regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie', zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', NL.IMRO.1734.0007BUITbuitengebi-GOH2, van toepassing.

Artikel 9 Waterstaat - Waterlopen

9.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beheer en onderhoud van een watergang.
  • b. Bij strijd tussen het belang van de bescherming van de waterlopen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleren de bepalingen van de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen'.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang.
9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de andere bestemming(en), mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de waterlopen;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterlopen.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • d. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 meter.
9.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in artikel 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing:

  • a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
  • e. voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
9.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende waterlopen; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van het waterschap Rivierenland is ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van de bebouwing waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
  • b. de bouw van de ondergrondse ruimte is uitsluitend toelaatbaar daar waar bovengronds gebouwen aanwezig zijn;
  • c. de ondergrondse ruimte bestaat uit ten hoogste één bouwlaag die ten hoogste tot 3 meter onder peil reikt;
  • d. het kunstmatig verhogen van het peil rond de bebouwing is niet toegestaan.
11.2 Afwijken ondergronds bouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  • b. de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m². Als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
11.3 Ondergronds bouwen ten behoeve van warmte-koude-opslag

In aanvulling op c.q. in afwijking van het bepaalde in artikel 11.1 is het bouwen van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van warmte-koude-opslag toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:

  • a. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter;
  • b. uit kwantitatief geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen schade aan het spoor ontstaat als gevolg van de zettingen die veroorzaakt worden door de aanleg van het warmte-koud-opslagsysteem.
11.4 Voorzieningen voor duurzame energie-opwekking
  • a. Het bouwen van bouwwerken ten dienste van duurzame energie-opwekking is binnen de in het plan opgenomen bestemmingen toegestaan;
  • b. De conform het plan toegestane maximale bouwhoogten mogen worden overschreden door bouwwerken ten dienste van het opwekken van duurzame energie, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Overige zone - zoekgebied koude bronnen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied koude bronnen' is een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van warmte-koude-opslag toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. uit kwantitatief geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen schade aan het spoor ontstaat als gevolg van de zettingen die veroorzaakt worden door de aanleg van het warmte-koude-opslagsysteem;
  • b. ter plaatse van de in de aanhef bedoelde gronden uitsluitend voorzieningen voor koude bronnen toegestaan zijn.
13.2 Overige zone - zoekgebied warme bronnen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied warme bronnen' is een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van warmte-koude-opslag toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. uit kwantitatief geohydrologisch onderzoek blijkt dat er geen schade aan het spoor ontstaat als gevolg van de zettingen die veroorzaakt worden door de aanleg van het warmte-koude-opslagsysteem;
  • b. ter plaatse van de in de aanhef bedoelde gronden uitsluitend voorzieningen voor warme bronnen toegestaan zijn.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  • d. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 50 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
14.2 Nadere voorwaarden

Afwijken als bedoeld in lid 14.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m3 ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid sub a met maximaal 10%;
  • c. dit lid sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Elst, Ziekenhuisvoorziening Rijnstate.