Plan: | Buitengebied, Reethsestraat 33 en Tielsestraat ong. (tussen 22 en 28), Valburg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0331BUITtielstrong-VSG1 |
Aan de Reethsestraat 33 te Valburg staat een woning onder het hart van een hoogspanningsverbinding. De huidige bewoners willen gebruikmaken van de uitkoopregeling hoogspanning van het Rijk en hebben bij de gemeente Overbetuwe een verzoek ingediend voor de bouw van een nieuwe woning elders in de gemeente. De beoogde locatie is het perceel Tielsestraat ongenummerd, tussen huisnummers 22 en 28, te Valburg. De initiatiefnemers kopen deze locatie aan en willen hier één vrijstaande woning met bijgebouw oprichten en bedrijfsactiviteiten aan huis uitoefenen. De gemeente koopt het perceel Reethsestraat 33 van de initiatiefnemers. De woning Reethsestraat 33 zal uiterlijk binnen enkele jaren door de initiatiefnemers zelf, tegen marktconform tarief, worden gesloopt. Deze sloop vindt maximaal één jaar na ingebruikname van de nieuwe woning plaats. De gronden aan de Reethsestraat 33 krijgen een agrarische bestemming zonder bouwvlak.
Om de wijzigingen op beide locaties mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan voor beide locaties nodig.
Dit bestemmingsplan 'Buitengebied, Reethsestraat 33 en Tielsestraat ong. (tussen 22 en 28), Valburg' voorziet in een nieuw planologisch-juridisch kader om de gewenste ontwikkeling voor beide locaties mogelijk te maken.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit twee afzonderlijke locaties: Reethsestraat 33 en Tielsestraat ongenummerd (tussen 22 en 28). Beide locaties liggen in het buitengebied van Overbetuwe nabij de kern Valburg. Op afbeelding 1 is de ligging van beide planlocaties weergegeven. In Hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie ter plaatse van beide planlocaties beschreven.
![]() |
Afbeelding 1: ligging planlocaties (bron: Bing Maps) |
In het plangebied geldt op beide locaties het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013.
Locatie Reethsestraat 33
In afbeelding 2 is de begrenzing van de planlocatie Reethsestraat 33 binnen het huidige bestemmingsplan indicatief aangegeven. Op deze planlocatie gelden de volgende bestemmingen:
Op deze locatie is het, na sloop van de huidige woning, niet meer wenselijk de Woonbestemming te behouden. De gronden zullen agrarisch worden gebruikt. Hiervoor is een bestemmingsplanherziening nodig. De huidige bestemming 'Wonen' reikt verder dan de kadastrale grenzen en ligt deels binnen openbaar toegankelijk gebied. Voor dit gedeelte is het wenselijk om de bestemming te corrigeren naar 'Verkeer', conform de feitelijke situatie. Dit geldt eveneens voor stroken van de bestemming 'Agrarisch', evenwijdig aan het perceel. Deze stroken zullen eveneens de bestemming 'Verkeer' krijgen.
![]() |
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', locatie Reethsestraat 33 (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Locatie Tielsestraat ongenummerd
Op de locatie Tielsestraat ongenummerd gelden momenteel de volgende bestemmingen en aanduidingen. Afbeelding 3 bevat een uitsnede van de verbeelding ter plaatse van deze projectlocatie.
Het oprichten van een nieuwe woning is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch'. Een herziening van het bestemming is voor deze planlocatie daarom noodzakelijk.
In het plan wordt tevens een kleine correctie in de begrenzing van de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de Tielsestraat doorgevoerd. Deze bestemming loopt niet tot aan de kadastrale grens. Dit wordt gecorrigeerd. Zuidelijk van het woonperceel wordt een strookje 'Verkeer' toegevoegd (breedte circa 2 meter).
![]() |
Afbeelding 3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', locatie Tielsestraat ongenummerd (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat in op enkele procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.
Het perceel Reethsestraat 33 ligt in het buitengebied van Overbetuwe, ongeveer 300 meter ten zuiden van de kern Valburg. Dichterbij noordelijk van de planlocatie ligt de grens van de verkeerskundige bebouwde kom, waar een bebouwingslint aan de Reethestraat aanwezig is. Deze weg maakt ter hoogte van het plangebied een bocht. Westelijk van het perceel is een doodlopende weg aanwezig. Circa 300 meter ten zuiden van de locatie ligt de Betuweroute en circa 500 meter zuidelijk de A15.
De planlocatie is kadastraal bekend als gemeente Valburg, sectie I, nummer 1605 en heeft een oppervlakte van 4.985 m². Op het perceel is momenteel een vrijstaande woning aanwezig, met een bedrijf aan huis. De omliggende gronden zijn ingericht als tuin en weiland. De woning ligt onder een hoogspanningsverbinding.
![]() |
![]() |
Afbeelding 4: huidige situatie locatie Reethsestraat 33, boven: straatbeeld vanuit noordelijke richting, onder: luchtfoto met begrenzing plangebied (bron: Google Streetview/Bing Maps) |
De locatie Tielsestraat ongenummerd betreft een onbebouwd perceel tussen de woonpercelen Tielsestraat 22 en 28. Deze locatie ligt direct ten oosten van de kern Valburg. De Tielsestraat is een historische invalsweg van Valburg, vormt momenteel de belangrijkste doorgaande verbinding door Valburg en verbindt de kern oostwaarts met Elst en zuidwestwaarts met Herveld-Andelst. Het perceel is aan de zuidkant op deze weg ontsloten.
De planlocatie is kadastraal bekend als gemeente Valburg, sectie I, nummer 848 en heeft een oppervlakte van 9.540 m². Het perceel is onbebouwd en bestaat momenteel uit twee weides, die deels worden omgeven door groen (bomenrijen en houtsingels). Noordelijk van het perceel is een watergang aanwezig. In de directe omgeving zijn zowel woonpercelen als agrarische gronden aanwezig. Zuidwestelijk van het plangebied, aan de overzijde van de Tielsestraat, is een bedrijfslocatie aanwezig.
![]() |
![]() |
Afbeelding 5: huidige situatie locatie Tielsestraat ongenummerd, boven: straatbeeld vanuit noordelijke richting, onder: luchtfoto met begrenzing plangebied (bron: Google Streetview/Bing Maps) |
Voortzetting van de huidige situatie, waarbij de woning onder een hoogspanningsverbinding ligt, is op langere termijn niet wenselijk. Op grond van de uitkoopregeling van het Rijk moet binnen vijf jaar de woonbestemming van het perceel vervallen. Ook met het oog op het woon- en leefklimaat en om gezondheidsredenen is voortzetting niet wenselijk. De initiatiefnemers zullen verhuizen en de woning Reethsestraat 33 met bijbehorende bouwwerken slopen na realisatie van de nieuwe woning aan de Tielsestraat ongenummerd (zie paragraaf 3.2). De locatie zal niet meer voor woondoeleinden worden gebruikt en wordt door de gemeente aangekocht. Er wordt gebruik gemaakt van de uitkoopregeling hoogspanning van het Rijk om de benodigde verplaatsing te financieren.
De gronden krijgen een Agrarische bestemming, zonder bouwvlak. Voor deze bestemming is gekozen vanwege de aard van de omgeving. In de toekomst kunnen deze gronden dus voor agrarische doeleinden worden gebruikt (grondgebonden agrarische bedrijvigheid), met bijbehorende voorzieningen. De gronden buiten het perceel I, nummer 1605 krijgen een verkeersbestemming. Deze behoren tot het openbaar gebied en zijn ook als zodanig ingericht.
De initiatiefnemers willen op het perceel Tielsestraat ongenummerd, tussen huisnummers 22 en 28, een nieuwe vrijstaande woning met bijgebouw oprichten en bedrijfsactiviteiten aan huis uitoefenen. Zij kopen deze locatie aan. De woning zal aan de voorzijde van het erf worden gebouwd, haaks op de weg en zal bestaan uit één bouwlaag met een kap. De maatvoering van de woning is maximaal 600 m³ inhoud, een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter. Bij de woning mag een bijgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 120 m², een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 7 meter. Bij het bepalen van de maatvoering en situering van de bebouwing is rekening gehouden met de karakteristiek en de rooilijnen van de woningen in de omgeving. Deze woningen bestaan voornamelijk uit rechthoekige volumes met ingetogen verschijningsvorm. Moderne architectuur is mogelijk, waarbij de wederopbouwperiode (1945 tot 1965) als inspiratie kan dienen.
Bij de woning en het bijgebouw komt een erf met parkeervoorzieningen, dat wordt ontsloten op de Tielsestraat. De omliggende gronden worden ingericht als tuin, met daarachter weides. Het woonperceel wordt landschappelijk ingepast. In paragraaf 4.3 wordt nader toegelicht op welke manier dit gebeurt. Afbeelding 6 bevat een uitsnede uit het inrichtingsplan, inclusief de landschappelijke inpassing.
![]() |
Afbeelding 6: toekomstige inrichting locatie Tielsestraat ongenummerd (bron: Oostzee) |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande woning onder een hoogspanningsverbinding wegbestemd. De bouwtitel wordt verplaatst naar een andere locatie nabij dezelfde kern (Valburg). Het saneren van woonlocaties onder hoogspanningsverbindingen is in lijn met het nationaal belang om ruimte te behouden en creëren voor het hoofdnetwerk van (duurzame) energievoorziening. Door de initiatiefnemers wordt gebruik gemaakt van een uitkoopregeling van het Rijk voor woningen onder dergelijke hoogspanningsverbindingen. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: 'De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein,
of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: 'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe
stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling,
en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied,
een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden
voorzien”.
Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt een bouwtitel voor één woning verplaatst. Er wordt geen extra woning mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk. De Ladder voor duurzame verstedelijking hoeft in het kader van dit bestemmingsplan daarom niet doorlopen te worden.
Omgevingsvisie Gaaf Gelderland
Provinciale Staten hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 maart 2019. Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:
De 7 ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen regels, die voor dit bestemmingsplan direct van belang zijn. Het plan is ook te kleinschalig van aard om een wezenlijke bijdrage aan de provinciale ambities uit de Omgevingsvisie bij te dragen. Door middel van landschappelijke inpassing en inpassing van de bebouwing binnen de bestaande ruimtelijke structuur aan de Tielsestraat, zorgt de nieuwe woning niet voor een inbreuk op de bestaande waarden. Daarnaast wordt een Woonbestemming op een daarvoor naar huidige inzichten weinig geschikte plek onder een hoogspanningsverbinding, verwijderd. Dit draagt bij aan een verbetering van de woon- en leefomgeving. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 19 december 2018.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Beide planlocaties liggen binnen de volgende aanduidingen:
De bovengenoemde aanduidingen met betrekking tot glastuinbouw en het plussenbeleid zorgen niet voor belemmeringen. Het plan maakt geen nieuwvestiging, uitbreiding of hervestiging van een glastuinbouwbedrijf mogelijk. Daarnaast is er geen sprake van een intensieve veehouderijfunctie. Op de locatie Reethsestraat 33 wordt immers uitsluitend grondgebonden agrarische bedrijvigheid mogelijk gemaakt.
Thema 'wonen'
Vanwege de aard van de ontwikkeling, namelijk het verplaatsen van een woning, is tevens het thema 'wonen' van belang. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). Met het plan is geen sprake van toevoeging van woningen, maar uitsluitend van een verplaatsing en is dus in overeenstemming met de kwantitatieve opgave en afspraken.
In kwalitatief opzicht is het plangebied een geschikte woonlocatie, vanwege de ligging in een bebouwingslint direct nabij de kern Valburg, aan een hoofdontsluitingsweg. De locatie is daarmee goed bereikbaar en bovendien meer voor de hand liggend als woonlocatie dan het huidige woonperceel Reethsestraat 33, dat een solitair woonperceel in het buitengebied is. Het verplaatsen van de woning is in lijn met het provinciaal woonbeleid.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:
Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.
Beoordeling
Beide planlocaties liggen in het buitengebied van Overbetuwe, nabij de kern Valburg. Eén van de centrale opgaven volgens de Omgevingsvisie is het behouden van een vitaal buitengebied. De gemeente wil dit met differentiatie bereiken. In het buitengebied worden zeven deelgebieden onderscheiden, met specifieke ambities per deelgebied, die op concrete situaties worden toegepast. Het plan voorziet in het verplaatsen van een woning binnen een agrarisch gebied naar een dorpsrandzone. Het slopen van de woning aan de Reethsestraat en omzetten van de woonfunctie naar een agrarisch functie past binnen de functie van een agrarisch gebied.
Voor de nieuwe woonlocatie aan de Tielsestraat is van belang dat de ruimtelijke en functionele relatie tussen het dorp en het omliggende landelijke gebied niet wordt aangetast en waar mogelijk wordt verbeterd. Door een zorgvuldige landschappelijke inpassing en een passende stedenbouwkundige inpassing van de nieuwe bebouwing, is beoogd om deze verbinding te versterken. De uitgangspunten van het Landschapsontwikkelingsplan van de gemeente (LOP) zijn daarbij uitdrukkelijk gehanteerd. Hierop wordt verderop in de paragraaf ingegaan.
Daarnaast streeft de gemeente naar behoud van de karakteristiek en kwaliteiten van de verschillende kernen. De nieuwe woning aan de Tielsestraat komt op korte afstand van de bebouwde kom van Valburg, in een bebouwingslint dat een uitloper van deze bebouwde kom is. Valburg kenmerkt zich als een dorp met een hechte samenleving en rijk verenigingsleven. Het dorp heeft een kleinschalig en historisch karakter en ligt in een landelijke omgeving. De nieuwe woning wordt ingepast in het bestaande bebouwingslint. Het plan past binnen de gevarieerde dorpse woonomgeving.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied, namelijk het oprichten van een nieuwe woning op de planlocatie aan de Tielsestraat enerzijds en het slopen van de woning Reethsestraat 33 en omzetting van de Woonbestemming naar een Agrarische bestemming anderzijds. Het aantal woningen neemt niet toe, omdat uitsluitend sprake is van een verplaatsing. Het plan is hiermee in lijn met de uitgangspunten van de beleidsregel.
Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling is het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan is sprake van het verplaatsen van een woning van de locatie Reethsestraat 33 naar de locatie Tielsestraat ongenummerd. Een voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan deze wijziging is dat een goede landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel aan de Tielsestraat op basis van een inrichtingsplan plaatsvindt. Er is daarom een inrichtingsplan opgesteld (Bijlage 1 bij de regels), waarbij het LOP als belangrijk kader is gebruikt. Voor een uitgebreide toelichting op de gemaakte keuzes, wordt verwezen naar de bijlage.
Het plangebied maakt deel uit van het oeverwallen- en stroomruggenlandschap, waar gestreefd wordt naar behoud van ruimtelijke afwisseling en versterking van kleinschaligheid op de oeverwallen. Beide planlocaties behoren tot deelgebied 9 (oeverwal Valburg Homoet). In dit deelgebied speelt landbouw een grote rol. Het wegbestemmen van het woonperceel Reethsestraat, middenin dit landbouwgebied, is hierin passend. De nieuwe woning aan de Tielsestraat wordt daarentegen voorzien aan de rand van het deelgebied nabij de kern Valburg. Hier wordt ingezet op onder meer:
Met de ontwikkeling van een kleinschalig woonperceel aan de Tielsestraat wordt bijgedragen aan versterking van de kleinschaligheid van de omgeving. Deze planlocatie ligt buiten het gebied dat vrijgehouden moet worden van verdichting. Het noordelijk deel van het plangebied blijft relatief open, zoals dit in de huidige situatie ook het geval is. De versterking van de kleinschaligheid op de oeverwal en de verbinding tussen kern en platteland worden versterkt door het aanleggen en in stand houden van enkele specifieke landschappelijke elementen, zoals:
In afbeelding 4 (hoofdstuk 3) en in Bijlage 1 bij de planregels zijn de voorgestelde maatregelen, zoals opgenomen in het inrichtingsplan, aangegeven.
Conclusie
Na realisatie van de nieuwe woning, inclusief landschappelijke inpassing, ontstaat een passende verhouding tussen bebouwing, erf en groen. Het woonerf staat in duidelijk contrast met het omliggende agrarische gebied. De relatie met het open gebied wordt versterkt en het perceel wordt passend landschappelijk ingepast. Het plan levert een bijdrage aan meerdere doelstellingen van het LOP en is hiermee dus in overeenstemming.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.
Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn heeft de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling gewijzigd. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande woning verplaatst. De ontwikkeling behoort niet tot de in lijst D van het Besluit m.e.r. opgenomen categorieën. De ontwikkeling is ook niet aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r., omdat er sprake is van een zeer kleinschalige ontwikkeling.
Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit in dit plan. Een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.
De gemeente Overbetuwe heeft specifiek beleid vastgesteld in de Nota geluidbeleid en de Nota hogere grenswaarden.
Beoordeling
Met dit bestemmingsplan wordt op de locatie Tielsestraat ongenummerd één nieuwe woning toegestaan. Daarmee is er sprake van een nieuw geluidsgevoelig object. De planlocatie ligt binnen de geluidzone van de Tielsestraat. Een akoestisch onderzoek is daarom noodzakelijk. De rapportage van het uitgevoerd onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Hierna worden de bevindingen beschreven.
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de voorgevel en op de bovenverdieping van de oostelijke zijgevel wordt overschreden. De geluidbelasting is maximaal 51 dB en valt daarmee binnen de maximale ontheffingswaarde (58 dB) volgens de Wgh. Een ontheffing hogere waarde is noodzakelijk.
De berekende geluidbelasting valt volgens het gemeentelijk geluidbeleid in de klasse 'onrustig' en voldoet daarmee aan de bovengrens van de geluidsklasse die voor het buitengebied geldt. Ontheffing is onder voorwaarden mogelijk. Overdrachtsmaatregelen en maatregelen aan de bron zijn niet doelmatig of niet gewenst. Het is om ruimtelijk-stedenbouwkundige redenen en met het oog op een praktische erfindeling niet gewenst om de woning nog verder naar achteren te positioneren en daarmee de afstand tot de geluidbron te vergroten. De achtergevel en de buitenruimte kunnen bovendien als geluidsluw worden aangemerkt. Het verlenen van een ontheffing hogere waarde past binnen de gemeentelijke beleidskaders.
In de bouwfase zal een akoestisch gevelisolatieonderzoek moeten worden uitgevoerd, waarin moet worden aangetoond dat aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Op voorhand is dat met de optredende geluidbelastingen voldoende aannemelijk.
Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt zijn geen belemmeringen voor het oprichten van de nieuwe woning aan de Tielsestraat aanwezig. Wel is het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk. Dit past binnen de wettelijke kaders en het gemeentelijk geluidbeleid. In de woning is een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat voldoende gegarandeerd.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Beoordeling en conclusie
De ontwikkeling betreft het verplaatsen van een woning. Per saldo is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Ook wanneer uitsluitend de locatie van de nieuwe woning aan de Tielsestraat wordt beschouwd, dan valt deze toevoeging onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen en blijft ruimschoots onder de drempelwaarde. Zeker is dus dat het initiatief niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk of een rustig buitengebied is ingericht volgens het principe van functiescheiding.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe gevoelige functie mogelijk op de locatie aan de Tielsestraat. Op de locatie Reethsestraat 33 wordt juist een gevoelige functie wegbestemd. Op beide wijzigingen wordt afzonderlijk ingegaan.
Locatie Reethsestraat 33
In de toekomstige situatie wordt een milieubelastende functie, namelijk grondgebonden agrarische bedrijvigheid toegestaan. In een omtrek van minimaal 140 meter rondom het huidige woonperceel zijn geen gevoelige functies, zoals woningen, aanwezig. De richtafstand van de toekomstige mogelijke functies is maximaal 50 meter (milieucategorie 3.1) en reikt niet over een gevoelige functie. Dit geldt tevens voor een eventuele spuitzone. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging.
Locatie Tielsestraat ongenummerd
In de directe omgeving zijn overwegend woonfuncties aanwezig. Het gebied kan worden gekenmerkt als 'rustig buitengebied', waarbij de reguliere richtafstanden worden gehanteerd.
In de omgeving van de planlocatie zijn enkele milieubelastende functies gevestigd.
Meest relevant is het metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf aan de overzijde van de Tielsestraat, zuidwestelijk van de planlocatie (Tielsestraat 9/9d). Dit bedrijf wordt geschaard onder milieucategorie 3.2 met een daarbij behorende richtafstand van 100 meter. De nieuwe woning ligt op circa 40 meter afstand van de grens van dit bedrijfsperceel en dus binnen de richtafstand. Meerdere bestaande woningen aan de Tielsestraat bevinden zich op kortere afstand tot deze bedrijfslocatie. Het bedrijf moet bij de bedrijfsvoering dan ook al rekening te houden met de aanwezigheid van woningen op korte afstand aan de noordkant. Van extra beperkingen vanwege het toevoegen van de woning in dit plan is dan ook geen sprake. De bedrijfsactiviteiten vinden bovendien hoofdzakelijk op het achterste perceelsgedeelte (zuidelijk gedeelte) plaats, waardoor de overlast voor de woningen aan de Tielsestraat beperkt is. De aanwezige bedrijfsbebouwing zorgt eveneens voor een beperking van de overlast. Daarom is voldoende aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning.
Op de locatie Tielsestraat 9a/9f is een bandenhandel gevestigd en op Tielsestraat 9b een handelsbedrijf. Deze bedrijven behoren tot milieucategorie 2, met bijbehorende richtafstand van 30 meter. De nieuwe woning wordt buiten de richtafstand, namelijk op meer dan 50 meter afstand, opgericht. Ten opzichte van deze bedrijven ontstaan er geen belemmeringen over en weer.
Spuitzones
Ten aanzien van boom- en fruitteeltbedrijven is niet alleen de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van belang, maar ook spuitzones in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij deze bedrijven. In het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is opgenomen dat een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en (glas)tuinbouw, fruit- en boomteelt in acht moet worden genomen (artikel 3.4.1). Deze afstand wordt algemeen aanvaard, maar er kan volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gemotiveerd worden afgeweken van deze afstand.
Direct ten noorden van de planlocatie ligt een boomgaard. Het nieuwe woonperceel komt op meer dan 60 meter afstand van de boomgaard te liggen. Gezien deze afstand, in combinatie met de tussenliggende bomenrij, is op voorhand aannemelijk dat verwaaiing van spuitnevel (drift) tot het woonperceel niet aan de orde zal zijn. De spuitzone vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling. Het toevoegen van een nieuw woonperceel levert geen beperkingen op.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de wijzigingen op beide planlocaties. Omliggende functies worden niet belemmerd en is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning. Ook spuitzones vormen geen belemmering voor het oprichten van deze woning.
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het oprichten van een nieuw geurgevoelig object aan de Tielsestraat. Er liggen geen veehouderijen in de omgeving van het woonperceel. Gezien de afstand tot veehouderijen is op voorhand voldoende aannemelijk dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot geurhinder en dat er geen belemmeringen voor veehouderijen optreden.
Aan de Reethsestraat 33 wordt geen veehouderij mogelijk gemaakt. Onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat voor woningen van derden is niet aan de orde.
Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de wijzigingen op beide planlocaties.
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt een nieuwe woning mogelijk op de locatie Tielsestraat ongenummerd. Dit betekent dat een gevoelige functie mogelijk wordt gemaakt, waardoor een onderzoek naar de bodemkwaliteit noodzakelijk is. Daarom is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De rapportage van het onderzoek is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan (Bijlage 2).
Uit het onderzoek blijkt dat een licht verhoogde gehalte lood in de bodem is aangetroffen. In het grondwater zijn licht verhoogde gehalten barium en kwik aangetroffen. De licht verhoogde gehalten geven geen aanleiding tot nader onderzoek en vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. De bodem is geschikt voor de toekomstige functie.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De ontwikkeling betreft het slopen van één vrijstaande woning aan de Reethsestraat 33 te Valburg en het realiseren van één woning aan de Tielsestraat ongenummerd te Valburg. Met deze ontwikkeling neemt het aantal personen niet toe, maar wordt een kwetsbaar object verplaatst. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom de planlocatie voor de nieuwe woning, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In afbeelding 7 is een uitsnede opgenomen van de risicokaart.
![]() |
Afbeelding 7: uitsnede risicokaart (bron: http://www.risicokaart.nl), geraadpleegd op 29 juli 2019, met ligging planlocatie Tielsestraat ongenummerd in zwarte cirkel aangegeven |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.
Transportroutes
De planlocatie ligt op ± 1.250 meter van de Betuweroute, op ± 1.500 meter van de snelweg A15 en op ± 1.600 meter van de snelweg A50. Over deze transportassen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze vier risicobronnen niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico is de planlocatie gelegen in het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A15 en de snelweg A50. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en de risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Buisleidingen
Aan de zuidoost zijde van het plan liggen aantal aardgastransportleidingen. Het plangebied is echter niet gelegen binnen het invloedsgebied hiervan. Dit vormt dan ook geen belemmering voor het plan.
Inrichtingen
Het plangebied ligt op ongeveer ± 1.200 meter van het emplacement van de Betuweroute (genaamd CUP). Bij dit emplacement vinden rangeerbewegingen plaats met gevaarlijke stoffen.
Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt. Het invloedsgebied groepsrisico (3.000 meter) van het CUP is wel gelegen over het plangebied.
Doordat met het plan een bestaande woning wordt gesloopt en ergens anders nieuw wordt gerealiseerd, zal dit niet leiden tot een toename van het aantal personen. Doordat het aantal personen niet toeneemt, kan het groepsrisico ook niet toenemen. Daar komt bij dat de nieuwe woning op grotere afstand tot de risicobron wordt gerealiseerd dan de te slopen woning. Uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP blijkt verder dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt. Wel moet het groepsrisico uitgebreid verantwoord worden conform artikel 13 van het Bevi.
Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 (zie onderdelen H en I) vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute en de snelweg A15 en A50 en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13 vanwege het spoor emplacement CUP. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 30 juli 2019 (kenmerk: 190730-0007).
A. Personendichtheid
Door het plan vindt geen toename plaats van het aantal personen. Er wordt namelijk één bestaande woning gesloopt en ergens anders wordt één nieuwe woning gerealiseerd. Daarbij ligt deze nieuwe woning verder weg van alle risicobronnen.
B. Hoogte groepsrisico
Doordat het aantal personen niet toeneemt kan de hoogte van het groepsrisico ook niet toenemen. Uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP door Oranjewoud/Save (kenmerk 040591 – P97, 2004) blijkt dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt.
C t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
De gemeente Overbetuwe ziet geen andere mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van het CUP.
F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager
groepsrisico
Omdat het plan beperkt van aard is en de woning op grotere afstand wordt gesitueerd van de risicobronnen ziet de gemeente Overbetuwe geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.
G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije
toekomst
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.
H bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. VGGM ziet ook geen reden om aanvullend te adviseren in het kader van de bestrijdbaarheid.
I. Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende en VGGM ziet ook geen reden om aanvullend te adviseren in het kader van de zelfredzaamheid.
Conclusie
Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute, de snelweg A15 en A50 en het CUP. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan. De VGGM zag eveneens geen aanleiding om aanvullend te adviseren in het kader van de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.
De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast, wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er kans bestaat dat in het plangebied nog sprake is van onontplofte munitie.
Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Omdat er na de Tweede Wereldoorlog geen sprake is geweest van bouwactiviteiten in het plangebied, bestaat de kans dat er NGE's aanwezig zijn. Er is sprake van nieuwbouw van gebouwen en de aanleg van landschapselementen. Daarom moet voorafgaand aan het uitvoeren van deze werkzaamheden bij de gemeente worden geïnformeerd of een nader onderzoek naar de aanwezigheid van NGE's noodzakelijk is. Dit is uitsluitend het geval voor de locatie Tielsestraat ongenummerd. In het kader van dit bestemmingsplan vormt dit geen belemmering.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de (leiding)beheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.
Beoordeling en conclusie
Op de planlocatie Tielsestraat ongenummerd en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van een woning op deze planlocatie.
De locatie Reethsestraat 33 ligt onder een hoogspanningsverbinding. Het handhaven van een woning onder deze verbinding is niet wenselijk. Met de voorgenomen sloop van deze woning en het omzetten van het woonperceel naar agrarische gronden, zijn geen belemmeringen meer voor de hoogspanningsverbinding. Deze ontwikkeling is positief voor het functionering van deze verbinding.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Beoordeling (watertoets)
Op de locatie Reethsestraat 33 wordt de bestaande woning gesloopt en de overige bebouwing en verharding zal verdwijnen. In de toekomstige situatie is het perceel geheel onverhard. Er is sprake van een positieve ontwikkeling in hydrologisch opzicht. Er vinden geen ingrepen plaats aan oppervlaktewater.
De locatie Tielsestraat ongenummerd is momenteel onbebouwd en niet verhard. Hier wordt in de toekomstige situatie een woning met een bijgebouw en erfverharding gerealiseerd. De totale omvang van de verharding is veel minder dan 1.500 m². Daarom is een compensatieverplichting niet aan de orde.
Hemel- en afvalwater zullen gescheiden worden afgevoerd. De ontwikkeling is hydrologisch neutraal.
De planvorming heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater. Rondom het woonperceel zijn geen watergangen met een status volgens de legger van het waterschap Rivierenland aanwezig. Aan de voorzijde van het plangebied ligt uitsluitend een droge greppel. De bestaande watergang aan de noordelijke perceelsgrens blijft intact.
Conclusie
In waterhuishoudkundig opzicht zijn er geen bezwaren verbonden aan dit bestemmingsplan. Het plan heeft een positief effect op de waterhuishouding ter plaatse van Reethsestraat 33. Op de locatie Tielsestraat ongenummerd is de ontwikkeling hydrologisch neutraal en zijn geen negatieve effecten op de waterhuishouding of op oppervlaktewater aan de orde.
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Het plan betreft sloop van de woning Reethsestraat 33 en het oprichten van een nieuwe woning aan de Tielsestraat. De voor de ontwikkeling benodigde ingrepen op beide locaties kunnen mogelijk effecten hebben op beschermde soorten. Voor de locatie Reethsestraat 33 betreft dit enkel het slopen van bebouwing en het verwijderen van beplanting. Voor aanvang van deze ingrepen zal door middel van een quickscan flora en fauna moeten worden onderzocht of deze ingrepen negatieve effecten op beschermde soorten kunnen hebben. Omdat deze werkzaamheden naar verwachting pas over enkele jaren plaatsvinden, is het uitvoeren van een dergelijk onderzoek in het kader van de bestemmingsplanherziening prematuur. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn vanwege de aard van de ontwikkeling op voorhand uit te sluiten.
Voor de locatie Tielsestraat ongenummerd is in het kader van dit plan een quickscan flora en fauna uitgevoerd, waarin onderzocht is of er kans is op aanwezigheid van beschermde flora en fauna, of het plan hierop negatieve effecten kan hebben en of er eventueel vervolgstappen (maatregelen, onderzoek) nodig zijn. De rapportage is opgenomen in Bijlage 3 bij de toelichting. Hierna worden de onderzoeksresultaten beschreven.
Resultaten gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of op korte afstand daarvan. Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 3 kilometer afstand van de locatie Tielsestraat ongenummerd. Gezien de zeer kleinschalige omvang en de aard van de wijziging (realisatie van één woning) in relatie tot deze afstand, kunnen negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten. Het toevoegen van slechts één woning levert op basis van algemene ervaringscijfers slechts een zeer beperkte te verwachten stikstofuitstoot op. Een toename van stikstofdepositie op gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden is uitgesloten. Overige externe effecten, zoals geluidsoverlast of stofhinder zijn tevens uitgesloten vanwege de aard van de toekomstige functie en de afstand tot het gebied. Daarom kan negatieve externe werking op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Externe effecten op het GNN zijn evenmin aan de orde. De planlocatie ligt niet in de directe omgeving van een dergelijk gebied.
Wat betreft gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Resultaten soortenbescherming
Negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels, zoogdieren, beschermde planten en andere door de Wnb beschermde soorten door de bouw van de woning en bijgebouwen zijn uitgesloten.
Voor de realisatie van de tuin en het inrichtingsplan zal een deel van de bestaande houtsingel aan de voorzijde van het perceel moeten worden gekapt. Niet uitgesloten is dat er jaarrond beschermde verblijfplaatsen van roofvogels in deze houtsingel aanwezig zijn. Aanvullende inspectie naar de aanwezigheid hiervan moet in het voorjaar worden uitgevoerd, voorafgaand aan het kappen.
Daarnaast moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van andere, algemene broedvogels in de te verwijderen houtsingel. Kap- en rooiwerkzaamheden moeten daarom worden uitgevoerd buiten het broedseizoen.
Ten slotte moet ook rekening worden gehouden met mogelijk aanwezig algemene zoogdiersoorten (muizen, egels) en algemene amfibieënsoorten in de te verwijderen houtsingel en greppen. Voor deze soorten is een vrijstelling van toepassing, maar is de algemene zorgplicht van belang. Om hieraan te kunnen voldoen, moet in de werkwijze en planning rekening worden gehouden met de (mogelijk) aanwezige dieren. Bij voorkeur vinden de werkzaamheden in de herfst plaats.
Conclusie
Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand uit te sluiten. Negatieve effecten op vrijwel alle beschermde soorten zijn eveneens uitgesloten. Wel moet voorafgaand aan het kappen van de houtsingel nader onderzoek naar de aanwezigheid van jaarrond beschermde broedvogels worden uitgevoerd. Daarnaast is de algemene zorgplicht van belang. Deze stelt restricties aan de uitvoering van de werkzaamheden ten aanzien van algemeen beschermde soorten. Bij voorkeur worden de kap- en rooiwerkzaamheden en het verwijderen van de greppel in de herfst uitgevoerd. Onder deze voorwaarden zijn er geen belemmeringen voor het plan.
De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.
Beoordeling en conclusie
Ter plaatse van de planlocatie Tielsestraat ongenummerd, waar een nieuwe woning met een bijgebouw wordt gerealiseerd, geldt een middelhoge archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van het toekomstige woonperceel. Voor het achterliggende deel van de planlocatie is een lage archeologische verwachtingswaarde van toepassing. De drempelwaarden voor een archeologische onderzoeksplicht (500 m², diepte van 0,30 meter) worden niet overschreden. Archeologisch onderzoek is daarom niet aan de orde. De huidige archeologische dubbelbestemmingen worden in het plan gehandhaafd.
Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, gebieden en elementen zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Dit aspect levert geen belemmeringen op.
Parkeren
Bij de nieuwe woning aan de Tielsestraat moeten voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig zijn. Hierbij moet worden voldaan aan de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Dit betekent dat er ten minste 2 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Bij een eventueel beroep of bedrijf aan huis zijn extra parkeerplaatsen benodigd. Het inrichtingsplan voorziet in een erf met voldoende parkeerruimte nabij de woning. In de planregels is een parkeerregeling opgenomen. Het aspect parkeren zorgt dan ook niet voor belemmeringen en in het plan is gewaarborgd dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig zal zijn.
Verkeer
In de huidige situatie is er op de planlocatie Tielsestraat ongenummerd geen sprake van verkeersaantrekkende functies. Er is hooguit incidenteel verkeer aan de orde voor het agrarisch gebruik. In de toekomstige situatie is één vrijstaande woning aanwezig. Bij de woning wordt een bedrijf aan huis uitgeoefend. Wat betreft de verkeersbewegingen genereert de nieuwe woning volgens de CROW-kencijfers (CROW-publicatie 381, 2019) ongeveer 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De verkeersbewegingen van het bedrijf aan huis worden eveneens ingeschat aan de hand van de CROW-kencijfers. Gelet op de aard en beperkte omvang van de bedrijfsactiviteiten is uitgegaan van een werkplaats met relatief weinig bezoekers. Bij een oppervlakte van 150 m² zorgt dit voor gemiddeld 17 motorvoertuigen per etmaal voor bezoekers, leveranciers en eventuele medewerkers (maximale verkeersgeneratie volgens de kencijfers, afgerond naar boven). Initiatiefnemer heeft geen medewerkers in dienst. Gelet op de bedrijfsactiviteiten van initiatiefnemer, is bovendien buiten het seizoen sprake van minder verkeersaantrekkende werking. Verder is de omvang van de bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan gemaximeerd. In totaal is er in de toekomstige situatie op basis van de maximale kencijfers sprake van 26 verkeersbewegingen per etmaal in totaal.
Deze verkeersbewegingen zijn goed af te wikkelen. In het jaar 2028 worden ongeveer 3.200 motorvoertuigen op het wegvak ter hoogte van de planlocatie verwacht. Dit is gebaseerd op de bekende, toekomstige ontwikkelingen in de gemeente en de autonome groei van het autoverkeer. Het type ontsluitingsweg dat hier van toepassing is, kan zeker 8.000 motorvoertuigen per etmaal afwikkelen. Gezien de in dit geval geringe toename van ongeveer 26 motorvoertuigen per etmaal, zijn er geen problemen van deze ontwikkeling te verwachten. Daarnaast is er voldoende ruimte aanwezig om op een verkeersveilige wijze een ontsluiting te realiseren.
Op de locatie Reethsestraat 33 neemt het aantal verkeersbewegingen met de sloop van de bestaande woning af.
Voor wat betreft de verkeersafwikkeling zijn er geen belemmeringen te verwachten.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en het initiatief (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Reethsestraat 33 en Tielsestraat ong. (tussen 22 en 28), Valburg' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
De bouw- en gebruiksregels zijn binnen de verschillende bestemmingen opgenomen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven. Ook zijn algemene regels opgenomen, die binnen alle bestemmingen van toepassing zijn.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Wonen', 'Agrarisch', 'Verkeer', 'Waarde - Archeologische verwachting 3 en 4' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' opgenomen met de daarbij behorende aanduidingen en een bouwvlak. Deze worden waar nodig in paragraaf 6.2 toegelicht.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is zoveel mogelijk aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Op enkele onderdelen is maatwerk voor het initiatief toegepast.
Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend wordt, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
Agrarisch
Op de locatie Reethsestraat 33 wordt de bestemming gewijzigd naar 'Agrarisch'. Er is geen bouwvlak opgenomen. Hiermee wordt de huidige woning wegbestemd. Het bewonen van de woning mag op basis van het overgangsrecht worden voortgezet, maar na beëindiging van het gebruik niet meer worden hervat.
Op de locatie Tielsestraat ongenummerd blijft het achterste perceelsgedeelte, dat op basis van het inrichtingsplan als weiland in gebruik zal blijven, bestemd als 'Agrarisch', evenals in de huidige situatie. Ook hier is geen bouwvlak opgenomen. Ook de toegang tot het agrarische perceel behoudt de bestemming 'Agrarisch'.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' zijn met name bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, hobbymatig agrarisch grondgebruik en extensieve dagrecreatie, alsmede voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
Er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan binnen de bestemming. De hoogte daarvan bedraagt maximaal 1 meter.
Verkeer
In paragraaf 1.3 is toegelicht dat op beide planlocaties de bestemming van een strook grond binnen het openbaar toegankelijk gebied wordt gecorrigeerd. Deze gronden zijn ingericht als openbaar toegankelijk gebied en vallen buiten de particuliere perceelsgrenzen, maar zijn in de huidige situatie bestemd als 'Wonen' en 'Agrarisch'. Deze ommissie wordt hersteld door de bestemming 'Verkeer' op te nemen. Deze bestemming komt overeen met de aansluitende gronden in het openbaar toegankelijk gebied.
De gronden zijn bestemd voor wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerk, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
Wonen
Het nieuwe woonperceel aan de Tielsestraat ongenummerd wordt bestemd als 'Wonen'. De als 'Wonen' bestemde gronden zijn bedoeld voor wonen, de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit (onder voorwaarden) en hobbymatig agrarisch gebruik. Daarbij zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven toegestaan.
Er is één bouwvlak op maat opgenomen binnen het bestemmingsvlak. Daarbinnen moet de woning worden gebouwd. Er is maximaal één woning toegestaan. Op de verbeelding zijn de maximum goot- en bouwhoogten aangegeven (respectievelijk 3,5 en 8 meter). Buiten de bouwvlakken in het achtererfgebied (minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel) zijn ook aan- en uitbouwen toegestaan. Voor het bijgebouw is een specifiek aanduidingsvlak opgenomen ter waarborging van het doorzicht tussen het hoofd- en bijgebouw. De maximale oppervlakte hiervan bedraagt 120 m². Verder zijn specifieke bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen.
In de gebruiksregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de landschappelijke inrichting, zoals opgenomen in het inrichtingsplan (Bijlage 1), tijdig wordt gerealiseerd. De inpassing moet na realisatie in stand worden gehouden. Daarnaast moet de woning Reethsestraat 33 uiterlijk één jaar na ingebruikname van de nieuwe woning en omliggende gronden gesloopt zijn. Ook hiertoe is een voorwaardelijke verplichting opgenomen.
Verder is in de planregels opgenomen dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig moet zijn conform de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016.
Leiding - Hoogspanningsverbinding
De huidige woning Reethsestraat 33 wordt gesloopt en wegbestemd, omdat deze onder een hoogspanningsverbinding ligt. Deze verbinding met bijbehorende onderhouds-/belemmeringenstrook blijft conform de huidige situatie bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. De hartlijn is met een figuur op de verbeelding aangegeven. Deze gronden zijn bestemd voor de hoogspanningsverbinding met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het beheer en onderhoud van de verbinding en bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de hoogspanningsverbinding.
Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.
Waarde - Archeologische verwachting 3 en 4
In het plan is de archeologische beleidskaart vertaald in twee dubbelbestemmingen, ten behoeve van het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Zie hierover ook paragraaf 5.12. Deze dubbelbestemmingen zijn gehandhaafd, omdat er in het kader van het plan geen onderzoeksplicht aan de orde is.
Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemmingen bevatten een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en met een omvang groter dan 500 m² respectievelijk 2.500 m².
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling voor het ondergronds bouwen opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Opgenomen zijn bevoegdheden voor kleine afwijkingen in maatvoeringen, de inhoud van de woning, bouwgrenzen en voor ondergronds bouwen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan, waarbij gebruik wordt gemaakt van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid, in ieder geval moet worden aangetoond.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een bouwplan op de locatie Tielsestraat ongenummerd, omdat een nieuwe woning mag worden opgericht.
De kosten worden verhaald op basis van een met de initiatiefnemer afgesloten anterieure overeenkomst. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden in het plangebied, is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten. Dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.
Met de afgesloten overeenkomsten is het kostenverhaal voldoende verzekerd en is de financiële haalbaarheid in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie over het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het plan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de wijziging, geen inspraak plaatsgevonden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Het bestemmingsplan is in het vooroverleg aan de overlegpartners gestuurd. Met het Rijk vindt overleg plaats vanwege de gebruikmaking van de uitkoopregeling hoogspanning.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader gedurende zes weken ter inzage gelegd, vanaf 6 februari tot en met 18 maart 2020. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken op het plan. Er zijn twee zienswijzen ingediend. Deze hebben geleid tot geringe aanpassingen aan de regels, verbeelding en toelichting van het bestemmingsplan. In het 'Rapport zienswijzen ontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, Reethsestraat 33 en Tielsestraat ong. (tussen 22 en 28), Valburg" zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. Daarbij is aangegeven welke aanpassingen hebben plaatsgevonden. Het rapport zienswijzen is bij het raadsbesluit gevoegd.
Het plan is vervolgens met inachtname van deze wijzigingen op 9 juni 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.