direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Elst, Vogelzang 25
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het voornemen bestaat om een bestaande vrijstaande woning op het adres Vogelzang 25 te slopen en op dit perceel twee nieuwe woningen te realiseren in de vorm van een twee-onder-één-kapwoning. Aangezien de woningen gedeeltelijk buiten het huidige bouwvlak gerealiseerd worden, de grens van het maximaal aantal woningen binnen de bestemming overschrijden én voor een gedeelte buiten de woonbestemming gerealiseerd worden, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan Elst, Vogelzang 25 stelt de kaders vast waarbinnen de bestemmingswijziging kan worden toegestaan.

1.2 Ligging en beschrijving plangebied

De locatie Vogelzang 25 ligt aan de zuidwestzijde van de kern Elst. De locatie bevindt zich in een rustige woonwijk op de hoek van de straten Vogelzang en Varikse Zwarte. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een vrijstaande woning met omliggend opstaand groen. Kadastraal staat deze planlocatie bekend als de gemeente Elst, sectie K, perceelnummers 3209 en 5726. Deze percelen hebben gezamenlijk een oppervlakte van circa 1.156 m2. In figuur 1.1 is de ligging (in de kern Elst) en de globale begrenzing van de planlocatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0001.png"  
Figuur 1.1: Ligging en globale begrenzing plangebied  

1.3 Huidig bestemmingsplan

Op de locatie Vogelzang 25 te Elst geldt het bestemmingsplan 'Elst' (20 oktober 2011). Een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan ter plaatse van deze planlocatie is weergegeven in figuur 1.2.

In dit bestemmingsplan zijn in het plangebied de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing over het gehele plangebied. Voor de woonbestemming is tevens de specifieke bouwaanduiding 'VD2' opgenomen. De voorgenomen ontwikkeling om de bestaande woning te slopen en twee nieuwe woningen als twee-aaneengebouwde woning te realiseren, is in strijd met de gebruiks- en bouwregels van de bestemmingen ter plaatse. De twee toekomstige woningen worden namelijk gedeeltelijk buiten het huidige bouwvlak gerealiseerd, overschrijden de grens van het maximale aantal woningen binnen de woonbestemming en kruisen voor een deel de bestemming 'Tuin'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0002.png"  
Figuur 1.2: Uitsnede verbeelding huidig bestemmingsplan 'Elst' ter plaatse van het plangebied  

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Hoofdstuk 8 gaat in op enkele procedurele aspecten, zoals overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

De locatie Vogelzang 25 ligt aan de zuidwestzijde van de kern Elst. De locatie bevindt zich in een rustige woonwijk op de hoek van de straten Vogelzang en Varikse Zwarte. De Vogelzang is een rustige weg, die vanaf de Varikse Zwarte richting het noordoosten loopt en hier overgaat in de straat Gevelslag.

In de huidige situatie staat in het plangebied een vrijstaande woning met een kenmerkende architectuur. De woning is gebouwd in 1984 en is omringd door veel opstaand groen, zoals struiken, heggen en bomen. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 154 m2. In de huidige situatie wordt geparkeerd op de parkeerstrook aan de overzijde van de Vogelzang.

Een foto van het plangebied in de huidige situatie is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0003.png"  
Figuur 2.1: Weergave plangebied in de huidige situatie  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

Initiatiefnemer heeft het voornemen om de bestaande vrijstaande woning aan de Vogelzang 25 te Elst te slopen en nieuwe woningen op het perceel te realiseren. Na overleg met de omwonenden is door de initiatiefnemer gekozen om twee woningen op te richten in de vorm van een twee-aaneengebouwde bouwmassa. Een plattegrond van de toekomstige woningen is weergegeven in figuur 3.1. Op deze afbeelding is ook de contour van de bestaande woning te zien (rode stippellijn).

Op de plattegrond is te zien dat woningen centraal op het perceel gerealiseerd worden, waarbij de voorgevellijn op dezelfde plaats is voorzien als de bestaande woning. De woningen worden ontsloten via de Vogelzang, waar ook de entree van het gebouw op is georiënteerd. Aan de voorzijde van de woningen is ruimte voor de benodigde twee parkeervakken per woning. De tuinen van deze woningen komen aan de achterzijde (zuidzijde). Rondom de woningen wordt zo veel mogelijk groen behouden om de natuurlijke uitstraling van het perceel te behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0004.png"  
Figuur 3.1: Plattegrond toekomstige situatie  


In figuur 3.2 zijn een 3D-impressie en aanzichten van de nieuwbouw opgenomen. De bouwmassa zal centraal bestaan uit twee bouwlagen met een aflopende kap, waarbij de hoge gevel aan de wegzijde komt. De bouwhoogte wordt maximaal 8 meter en de goothoogte maximaal 7 meter. Aan de randen wordt de bouwmassa opgericht in één bouwlaag met platte afdekking. Deze bouwmassa is maximaal 4 meter hoog. Beide woningen hebben een inhoud van circa 800 m³ en een footprint van ruim 160 m². De twee woonpercelen hebben een oppervlakte van circa 600 meter (westelijk perceel) en circa 550 m² (oostelijk perceel).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0006.png"  
Figuur 3.2: Impressie en gevelaanzichten toekomstige woningen  

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Beoordeling en conclusie
Het gaat in dit bestemmingsplan uitsluitend om een lokale ontwikkeling, die geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau heeft. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het betreft uitsluitend een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling en conclusie
In totaal wordt met dit bestemmingsplan slechts één extra woning toegevoegd. De realisatie van één nieuwe woning kan vanwege de kleinschalige omvang volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State niet aangemerkt worden als een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in het Bro. De ladder voor duurzame verstedelijking hoeft om deze reden niet doorlopen te worden.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente in december 2018 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat met een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van december 2018.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
De verordening bevat concrete regels met betrekking tot het thema wonen. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit past in het huidige door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma. Hetzelfde geldt voor de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020. Met dit bestemmingsplan wordt één extra woning mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling past binnen het woningbouwprogramma, zoals vastgelegd is in de Woonagenda. Op de kwalitatieve aspecten wordt ingegaan in paragraaf 4.3 onder 'Woonagenda Overbetuwe 2020'.

De beoogde woningbouw past binnen de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave van de regio. In dit opzicht is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening. Voor het overige conflicteert het initiatief ook niet met de regels van de Omgevingsverordening.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.

Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.

Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt één extra woning toegevoegd, omdat de bestaande vrijstaande woning wordt vervangen door een twee-aaneengebouwde bouwmassa. Deze woningen worden in het bestaand stedelijk gebied gebouwd op een bestaand woonperceel. Uit de analyse in hoofdstuk 5 blijkt dat op deze locatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Het initiatief in dit bestemmingsplan geeft voor een deel invulling aan de ambitie van de gemeente om meer woningen te realiseren, op daarvoor passende locaties. Het plan is hiermee in lijn met de uitgangspunten van de Toekomstvisie+.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning) vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met circa 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Variatie in het woonaanbod is bij de realisatie van nieuwbouw een speerpunt. De grootste vraag bestaat naar woningen voor starters en ouderen. Een ander uitgangspunt is dat nieuwe woningen zoveel mogelijk levensloopbestendig worden gebouwd. De gemeente legt het accent op het bestaande bebouwde gebied: kwaliteitsverbetering van de woningvoorraad en mogelijkheden voor inbreiding en intensivering, bijvoorbeeld door functieverandering. Daarnaast blijft nieuwbouw nodig om in te spelen op de ambities. Doel van de nieuwbouw is om, naast het in de pas lopen met de groei van het aantal huishoudens, meer variatie in het woonaanbod te realiseren en beter aan te sluiten op de kwalitatieve behoefte.

Beoordeling
Het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. Dit bestemmingsplan past binnen deze uitgangspunten, aangezien er sprake is van een inbreidingslocatie binnen de bebouwde kom. Op deze locatie wordt één extra woning gebouwd. De planlocatie, die ruimte biedt voor een twee-aaneengebouwde bouwmassa met ruime percelen, wordt optimaal benut door het initiatief. De woningen die met het plan worden gerealiseerd, zijn bovendien geschikt voor meerdere doelgroepen. Ook in dit opzicht past de ontwikkeling dus in het woningbouwbeleid.

Het kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwprogramma in de Woonagenda 2020 vormt een uitwerking van het door Gedeputeerde Staten van Gelderland vastgesteld Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave voor wonen in de regio. Op regionaal niveau zijn afspraken gemaakt met betrekking tot het toevoegen van woningen per gemeente. Overbetuwe heeft een rol in het opvangen van de regionale woningbehoefte door de toenemende druk vanuit het stedelijk gebied van Arnhem en Nijmegen. Het woningbouwprogramma is vastgelegd voor de periode tot en met 2020. Uit de woningbouwopgave, die in hoofdstuk 8 van de Woonagenda 2020 is vastgelegd, blijkt dat er tot 2020 nog ruimte is om circa 1.000 woningen te realiseren. De beoogde woningbouwontwikkeling, waarbij in totaal slechts één woning aan de woningvoorraad wordt toegevoegd, past in kwantitatief opzicht binnen de nog te realiseren woningbouwopgave.

Conclusie
De ontwikkeling in dit bestemmingsplan is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de Woonagenda Overbetuwe 2020.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals de initiatieven in dit plan, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Dit initiatief voorziet in de toevoeging van één woning door middel van sloop van een bestaande vrijstaande woning en nieuwbouw van een twee-aaneengebouwde bouwmassa. Deze ontwikkeling wordt niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkeling in zijn totaliteit is, gezien de aard en kleinschalige omvang van het initiatief ook niet te beschouwen als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Bovendien is het plangebied een bestaand woonperceel binnen de bebouwde kom. Er is daarom geen sprake van m.e.r.-plichtige of m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten in dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen in stedelijk gebied is 63 dB.

Beoordeling
Dit initiatief maakt twee nieuwe geluidgevoelige objecten (woningen) mogelijk. In de huidige situatie is er één woning op de locatie aanwezig. Om te bepalen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse, is gekeken naar wegen in de omgeving.

Deze planlocatie ligt aan de weg Vogelzang. Op deze weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Ook op de omliggende wegen, zoals Varikse Zwarte, Morel, Meikers, Wijnkers, Volger, Griend en Grevelslag geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. De dichtstbijzijnde weg met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en dus een geluidzone, is de Rijksweg-Zuid (50 km/uur). Deze weg ligt op circa 150 meter van de toekomstige woningen aan de Vogelzang 25. Gezien deze ruime afstand en het feit dat tussen de planlocatie en de Rijksweg-Zuid nog verschillende andere woningen liggen, die het geluid ook gedeeltelijk 'blokkeren', is sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen. Bovendien wijzigt de situering van de woonbebouwing ten opzichte van deze weg slechts beperkt. Akoestisch onderzoek wordt daarom niet nodig geacht.

Conclusie
Ter plaatse van de planlocatie is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect 'geluid' zal daarom niet voor belemmeringen zorgen in het kader van dit bestemmingsplan.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld, waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Beoordeling
Dit bestemmingsplan zorgt voor een toevoeging van één woning in de gemeente Overbetuwe. De ontwikkeling van één woning valt onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen, namelijk de ontwikkeling van minder dan 1.500 woningen.

Om te bepalen of ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat op de woonlocatie, is gekeken naar de achtergrondwaarden op de planlocatie. De achtergrondwaarden kunnen achterhaald worden door middel van de NSL-monitoringstool. In figuur 5.1 is de ligging van de planlocatie ten opzichte van de meetpunten uit de NSL-monitoringstool weergegeven. Uit de tool kan opgemaakt worden, dat bij de meetpunten die het dichtst bij de planlocatie gelegen zijn, de NO2-concentratie en PM10-concentratie overal onder 35 ug/m3 ligt. De PM10 overschrijdingen liggen onder de 35 dagen en de PM2.5-concentraties liggen onder de 20 ug/m3. Deze waarden liggen daarmee onder de te hanteren normen. Om deze reden is sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van luchtkwaliteit bij de planlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0007.png"  
Figuur 5.1: Ligging planlocatie ten opzichte van de meetpunten uit de NSL-monitoringstool  


Conclusie
De ontwikkeling in dit bestemmingsplan valt zonder meer onder de regeling NIBM. De luchtkwaliteit wordt met het initiatief niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk. Daarnaast is er sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de planlocatie. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.

Beoordeling
De locatie Vogelzang 25 ligt in een rustige woonwijk in het zuiden van Elst. Binnen een straal van 250 meter vanaf het plangebied zijn geen bedrijven of andere functies met milieucontouren aanwezig. Om deze reden kan gesteld worden dat ter plaatse van het plangebied en de nieuwe woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Er treden geen belemmeringen op. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' zal dan ook geen belemmeringen voor dit initiatief met zich meebrengen.

Conclusie
Ter plaatse van de nieuwe woningen is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' zal niet voor belemmeringen zorgen voor dit plan.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling en conclusie
In de ruime omtrek van de Vogelzang 25 zijn geen veehouderijen aanwezig. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor deze ontwikkeling optreden. Vanuit het aspect geurhinder zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
De ontwikkeling aan de Vogelzang 25 voorziet in de sloop van een bestaande vrijstaande woning en de realisatie van twee nieuwe woningen. Er is geen sprake van een functieverandering.

De woningen zullen gedeeltelijk buiten het huidige bouwvlak worden gerealiseerd. Er zullen handelingen in de bodem worden verricht ten behoeve van de funderingen voor de nieuwbouw. Op de bodemkwaliteitskaart (zie figuur 5.2) is echter te zien dat de gronden op deze locatie 'schoon' zijn. Ook geeft het huidige gebruik van de gronden geen aanleiding om eventuele bodemverontreiniging ter plaatse te veronderstellen. Het aantreffen van bodemverontreinigingen is om deze redenen dan ook zeer onwaarschijnlijk. Voor nader onderzoek of het treffen van maatregelen bestaat daarom geen aanleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0008.png"  
Figuur 5.2: Ligging plangebied op de bodemkwaliteitskaart van Overbetuwe  

Conclusie
Het aspect 'bodem' zal niet voor belemmeringen zorgen voor dit bestemmingsplan.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
De ontwikkeling betreft het realiseren van twee woningen, terwijl in de huidige situatie één woning is toegestaan. Daarmee wordt een nieuw kwetsbaar object mogelijk gemaakt. De situering van de woonbebouwing wijzigt in geringe mate. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is daarom een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een extern veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 5.3 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0009.png"  
Figuur 5.3: Ligging plangebied op de risicokaart van de provincie Gelderland  


De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op:

Transportroutes
Het plangebied ligt op ± 1570 meter van de Betuweroute, op ± 1.150 meter van de spoorlijn Arnhem – Nijmegen en op ± 1.800 meter van de snelweg A15. Over deze transportassen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet en de provinciale risicokaart is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze drie risicobronnen niet over het plangebied ligt.

Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied gelegen in het invloedsgebied van de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem–Nijmegen en de snelweg A15. Ontwikkelingen binnen het invloedsgebied hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en de risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid.

Buisleidingen
Rondom het plan zijn buisleidingen met gevaarlijke stoffen gelegen. Het invloedsgebied van deze leidingen zijn echter niet gelegen over het plangebied. Dit vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Inrichtingen
Het plangebied ligt op ongeveer 1.650 meter van het emplacement van de Betuweroute (genaamd CUP). Bij dit emplacement vinden rangeer bewegingen plaats met gevaarlijke stoffen.

Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt.

Het invloedsgebied groepsrisico (3.000 meter) van het CUP is wel gelegen over het plangebied. Gezien de ontwikkeling ten opzichten van de huidige situatie beperkt van aard is (nieuwbouw van 2 extra woningen), neemt het aantal personen maar beperkt toe. Hierdoor zal de gevraagde wijziging wanneer berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de orientatiewaarde bevindt. Wel moet het groepsrisico uitgebreid verantwoord worden conform artikel 13 van besluit externe veiligheid inrichtingen.

Verantwoording groepsrisico
Het plan is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Daarom moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat het om de wettelijke verplichting op grond van Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 (zie onderdelen H en I) vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de snelweg A15 en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13 vanwege het spoor emplacement CUP. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsrisico Gelderland Midden (VGGM) van 19 maart 2018 (kenmerk 180319-0047).

A. Personendichtheid
Het plan maakte oorspronkelijk de bouw van drie woningen mogelijk waar voorheen één woning mogelijk was. Hierdoor zou het aantal personen toenemen met 4,8 personen conform PGS 1 deel 6 aanwezigheidsgegevens. In de huidige planvorming is er sprake van slechts twee woningen en neemt het aantal personen nog beperkter toe.

B. Hoogte groepsrisico
Door de beperkte toename van het aantal personen zal de gevraagde wijziging, wanneer deze wordt berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico, niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP door Oranjewoud/Save (kenmerk 040591 – P97, 2004) dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt.

C t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
Omdat het plan beperkt van aard is en op grote afstand is gelegen van het CUP ziet de gemeente Overbetuwe geen mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn er aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van het CUP.

F. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico

Het betreft hier inbreiding binnen de kern Elst. De gemeente Overbetuwe ziet dan ook geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.

G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens om nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.

H. Beheersbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om effecten ten gevolge van het incident met toxische stoffen te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen. VGGM ziet ook geen reden om nader te adviseren in het kader van de beheersbaarheid.

I. Zelfredzaamheid
Bij een calamiteit is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij een incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS palen) en NL-Alert. Bij een scenario waarin toxische stoffen vrijkomen is het advies om te schuilen in een gebouw, waarvan ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende en VGGM ziet ook geen reden om aanvullend te adviseren.

Conclusie
Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de Betuweroute, de spoorlijn Arnhem/Nijmegen, de snelweg A15 en het CUP. Op basis van de verantwoording groepsrisico kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijke initiatief geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
Op en nabij de planlocatie zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.

5.9 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Verhard oppervlak
Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen in de gemeente Overbetuwe. Deze ontwikkeling leidt tot een toename van het verhard oppervlak. In de huidige situatie is circa 120 m² verhard oppervlak aanwezig. De footprint van de twee toekomstige woningen gezamenlijk is ongeveer 327 m². Daarnaast krijgen beide woningen een oprit en een entree tot de voordeur. De toename van verhard oppervlak blijft daarmee ruim onder de compensatieplicht en er kan (eenmalige) vrijstelling worden verkregen. Om deze reden hoeven er geen waterbergende maatregelen genomen te worden.

Overig
Ter plaatse van de planlocatie is geen oppervlaktewater aanwezig. Er worden daarnaast geen ingrepen in de bodem gedaan die het grondwatersysteem kunnen veranderen. De bestaande woning is zover bekend aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Afvalwater wordt middels het gemeentelijk rioolstelsel de RWZI getransporteerd. Het is niet bekend of de bestaande bebouwing reeds afgekoppeld is. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten.

Bij de uitwerking van het plan, moet schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.

Conclusie
Gezien het bovenstaande heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit plan.

5.10 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • de bescherming van overige soorten.


Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Initiatiefnemer wil de bestaande woning slopen en twee nieuwe woningen realiseren, deels buiten de bestaande bebouwingscontouren. In de huidige situatie is de woning omringd door veel groen (zowel bomen als heggen en struiken). Op dit moment is niet duidelijk of er nest- of verblijfsplaatsen van beschermde soorten aanwezig zijn in de te slopen woning of het omliggend groen. Om die reden is een quickscan flora en fauna uitgevoerd, waarbij onderzocht is of het plan negatieve effecten op beschermde planten- en diersoorten kan hebben. Ook is ingegaan op het onderdeel gebiedsbescherming. De rapportage is opgenomen als Bijlage 1. Hierna worden de conclusies van het onderzoek beschreven. Opgemerkt wordt, dat in het onderzoek uitgegaan is van het oorspronkelijke plan om drie woningen te realiseren. De conclusies uit het onderzoek zijn ook voor het gewijzigde plan relevant en representatief. De nieuwe bebouwing wordt namelijk niet buiten de onderzochte contouren gerealiseerd.

Gebiedsbescherming
Dit bestemmingsplan maakt de sloop van een bestaande woning en nieuwbouw van twee woningen mogelijk. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Rijntakken ligt op circa 4,2 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard van de ontwikkeling en de afstand tot Natura 2000-gebieden, kunnen negatieve effecten op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Ook het GNN ligt op ruime afstand van het plangebied, namelijk minimaal 2,4 kilometer. Er is daarnaast geen sprake van een grootschalige ontwikkeling, die de kenmerken van de GO, zou kunnen aantasten. Vanuit een oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied. Nader onderzoek is niet nodig.

Soortenbescherming
De te slopen woning biedt mogelijkheden als zomer- en paarverblijfplaats van gebouwbewonende vleermuizen. De potentie hiervan is marginaal. In september 2018 is een inventarisatie conform het Vleermuisprotocol gedaan naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen voor vleermuizen. Er zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen in de huidige bebouwing. Negatieve effecten op vleermuizen zijn daarom niet aan de orde.

De restanten van de begroeiing op het perceel maken geen essentieel deel uit van het leefgebied van beschermde soorten. Wel is er broedgelegenheid voor algemeen voorkomende broedvogels in de begroeiing aanwezig. Tijdens het broeden zijn alle nesten beschermd. Daarom moeten de werkzeemheden buiten het broedseizoen (gemiddeld van begin maart tot half augustus) worden uitgevoerd, of moet de begroeiing voor de broedperiode ongeschikt worden gemaakt. Met inachtneming van deze voorwaarden, zijn negatieve effecten op vogelsoorten niet aan de orde.

Conclusie
Met inachtneming van hetgeen hiervoor is beschreven, zorgt het aspect 'flora en fauna' niet voor belemmeringen.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Archeologie
In figuur 5.5 is een uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Overbetuwe weergegeven. Hierop is te zien dat de locatie in een gebied met een hoge archeologische waarde is gelegen.

In dit bestemmingsplan worden de archeologische (verwachtings)waarden, zoals aangegeven op de beleidskaart, doorvertaald met een dubbelbestemming op de verbeelding. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd. Op basis van deze bestemming moet voorafgaand aan de bouw- of andere grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd, als de drempelwaarden door de omvang van de werkzaamheden worden overschreden. Op voorhand is er geen sprake van belemmeringen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0010.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0299ELSTvogelzan25-VSG1_0011.png"  
Figuur 5.5: Ligging plangebied op de archeologische beleidskaart van Overbetuwe  


Cultuurhistorie
De ontwikkeling aan de Vogelzang 25 is niet gelegen in een gebied met cultuurhistorische waarden. Daarnaast zijn er geen monumenten of waardevolle elementen binnen of rondom het plangebied gelegen. Cultuurhistorie zorgt daarom niet voor belemmeringen.

Conclusie
Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' zorgt niet voor belemmeringen. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan is wel een dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

5.12 Verkeer en parkeren

Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid en -normen vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Voor de huidige vrijstaande woning geldt een parkeernorm van 2,6 parkeerplaatsen (inclusief 0,3 voor bezoekers). Afgerond betekent dit minimaal 3 parkeerplaatsen. In de toekomstige situatie is er sprake van een twee-onder-één-kap woning en geldt een parkeernorm van 2,5 parkeerplaatsen per woning (inclusief bezoekersparkeren van 0,3 per woning). In totaal zijn er 5 parkeerplaatsen nodig.

Er worden 4 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd (2 per woning), wat voor de bewoners van de woningen voldoende is (4,4 parkeerplaatsen afgerond). Bezoekers zouden gebruik kunnen maken van de langsparkeervakken aan de Vogelzang. Hiermee is parkeergelegenheid voldoende gewaarborgd in dit plan. In de planregels is opgenomen, dat voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein moet worden gerealiseerd met inachtname van de gemeentelijke parkeernormen.

Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW, die in december 2018 zijn geactualiseerd. Met de CROW-tool is berekend dat in de huidige situatie (één vrijstaande woning) een verkeersgenratie van 8 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag optreedt. In de toekomstige situatie (twee-onder-één-kap woning) is de verkeersgeneratie 15 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkeersgeneratie met circa 7 mvt/etmaal toeneemt. Deze zeer lichte toename zal geen merkbare gevolgen hebben op de verkeersdrukte ter plaatse. De huidige wegstructuur in de rustige woonwijk kan de toename aan verkeer zonder belemmering verwerken.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Elst, Vogelzang 25' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieuhygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen. Ook zijn enkele aanduidingen en een bouwvlak opgenomen.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Oosterhout', dat het meest recente plan voor de bebouwde kom van Overbetuwe is. Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van concrete initiatieven. Het bouwvlak biedt een geringe mate van flexibiliteit voor de uiteindelijke uitwerking van het bouwplan.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Tuin
In de voorerven en het naar het openbaar gebied gekeerde zijerf van de planlocatie, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen behorende bij de hoofdgebouwen van de aangrenzende bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming 'Tuin' zijn slechts beperkte bouwwerken toegestaan, zoals erkers en hekwerken.

Verkeer - Verblijfsgebied
In het noordwestelijke deel van het plangebied is de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' opgenomen. Dit betreft een deel van het profiel van de straat Vogelzang. Deze gronden zijn bestemd voor onder andere wegen, straten en (voet)paden.

Wonen
De overige gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen' en zijn bestemd voor wonen, aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten, tuinen en erven en bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op maat opgenomen bouwvlak. Het bouwvlak bevat een kleine marge ten opzichte van het bouwplan. De maximale goot- en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven, evenals het maximum aantal woningen (2) en de toegestane woningtypologie (twee-aaneengebouwd) aangegeven. Er is qua maximumhoogten onderscheid gemaakt tussen het hoge deel van de bebouwing, centraal vooraan op het perceel en de eenlaagse bebouwing daaromheen. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen/caports zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. Verder is in de bestemmingsregels een parkeerregeling opgenomen. Er moet per woning worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen.

Waarde - Archeologische verwachting 2
In het plan is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemming komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en een plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 100 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit bestemmingsplan voorziet in een bouwplan.
 
De kosten worden verhaald middels een kostenverhaalsovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Met de ontwikkelende eigenaar van de gronden in het plangebied is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten. De initiatiefnemer vergoedt aan een aanvrager mogelijke planschade als gevolg van planologische wijzigingen, die een nadelig gevolg voor hem hebben.

Financiële haalbaarheid
De kosten, die gemaakt worden voor de realisatie van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan vond, gezien de geringe ingrepen en kleinschalige ontwikkeling die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaats.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, vond in dit geval geen vooroverleg plaats.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Oorspronkelijk behoorde deze locatie onder het 'Veegplan 2018 (4 initiatieven)'. Dit veegplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen van 17 mei tot en met 27 juni 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. In totaal zijn er 6 zienswijzen tegen het initiatief op de locatie Vogelzang 25 ingediend. Dit heeft ervoor gezorgd dat deze locatie uit het veegplan is gehaald en hiervoor een separaat bestemmingsplan is opgesteld. Daarnaast is naar aanleiding van de zienswijzen een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Deze rapportage is als Bijlage 1 opgenomen en in paragraaf 5.10 van de toelichting beschreven. Uit het onderzoek volgt, dat er geen negatieve effecten ten aanzien van beschermde flora en fauna optreden.

Het plan is vervolgens aan de gemeenteraad voorgelegd en is op 27 november 2018 tijdens de voorbereidende vergadering aangehouden. Hierbij is het verzoek gedaan om te bekijken of er aan de (overige onderdelen van de) zienswijzen tegemoet kon worden gekomen. De initiatiefnemers hebben het plan om deze reden aangepast. De vrijstaande woning, die oorspronkelijk naast een twee-aaneengebouwde woning was voorzien, is geschrapt en er is een nieuw ontwerp gemaakt voor een twee-aaneengebouwde woning. Het aangepaste plan is door de architect van initiatiefnemers op 13 februari 2019 aan de indieners van de zienswijzen gepresenteerd. Het aangepaste plan werd positief ontvangen. De 6 zienswijzen zijn hierna alsnog ingetrokken.

Het bestemmingsplan is vervolgens (ambtshalve) aangepast op basis van het gewijzigde plan van initiatiefnemers. De wijzigingen zijn beschreven in het 'Rapport ambtshalve wijzigingen bestemmingsplan Elst, Vogelzang 25', dat bij het vaststellingsbesluit is toegevoegd.

Het plan is op 7 mei 2019 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.