direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Valburgsestraat 45, Slijk-Ewijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Uiterwaarde (hierna: initiatiefnemer) wil op het perceel Valburgsestraat 45 te Slijk-Ewijk een voorzieningengebouw bij de dagrecreatieve functies van het strandpark Slijk-Ewijk oprichten. Het gebouw zal worden gebruikt als kantoor en voor het beheer van het strandpark. Het huidige bestemmingsplan op de locatie bevat een wijzigingsbevoegdheid om de realisatie van een multifunctioneel beheersgebouw toe te staan. De gewenste bebouwing past binnen de kaders van deze wijzigingsbevoegdheid. Met dit wijzigingsplan, 'Buitengebied, Valburgsestraat 45, Slijk-Ewijk', wordt gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. In deze toelichting wordt aangetoond, dat het voornemen voldoet aan de voorwaarden om de wijzigingsbevoegdheid toe te kunnen passen.

1.2 Ligging en beschrijving plangebied

Het plangebied ligt aan het noordelijk deel van het Strandpark Slijk-Ewijk, in de zuidoostelijke hoek van dit gedeelte. Het Strandpark ligt direct ten zuiden van de Rijksweg A15, iets ten oosten van de Rijksweg A50 en ten noorden van de kern Slijk-Ewijk. In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0001.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0002.png"  
Afbeelding 1: ligging van het plangebied (boven) en weergave van het Strandpark Slijk-Ewijk in vogelvlucht (onder), met het plangebied in rood kader aangegeven.  

1.3 Huidig bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 24 mei 2016. In het plangebied geldt de bestemming 'Recreatie - 1'. Deze bestemming is primair bedoeld voor een strandpark en dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen. Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3' van toepassing. Verder is de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' opgenomen. Gebouwen zijn binnen de bestemming 'Recreatie - 1' uitsluitend toegestaan ten behoeve van een kiosk, sanitaire voorzieningen, opslag- en beheer en fietsenstallingen, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 500 m² en een maximale bouwhoogte van 5 meter.

De begrenzing van het plangebied is in blauw kader aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0003.png"  
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk', met het plangebied in blauw kader aangegeven.  


De bouw van het voorzieningengebouw, dat een bouwhoogte van 7,4 meter krijgt en circa 316 m² groot wordt, past niet binnen de bouwregels van de bestemming 'Recreatie - 1'. Wel is in artikel 9.3.2 van de planregels een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de vestiging van een multifunctionele ruimte ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'.

Deze bevoegdheid luidt als volgt:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemmingen Recreatie 3 (dagrecreatie met ondersteunende lichte horeca) en Sport (watersport en outdooractiviteiten met ondergeschikte detailhandel).

De toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor de vestiging van een multifunctionele ruimte met bijbehorende terrassen, vlonders en steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen en bijbehorende bedrijfswoning met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw of het totaal van gebouwen heeft een maximaal oppervlak van 1.250 m² b.v.o;
  • b. het gebouw of het totaal van gebouwen wordt geplaatst op een bouwvlak van maximaal 800 m².
  • c. de maximale bouwhoogte is 8 m;
  • d. de maximale goothoogte is 4 m;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600m³ bedragen;
  • f. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd;
  • g. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • h. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies.

Met toepassing van deze bevoegdheid door middel van dit wijzigingsplan, kan het voorzieningengebouw worden toegestaan. In deze toelichting zal worden aangetoond, dat aan de voorwaarden wordt voldaan (zie hoofdstuk 6). De bestemming wordt gewijzigd naar 'Recreatie - 3'.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit plan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

In de jaren '60 is begonnen met de ontzanding, waardoor het Strandpark Slijk-Ewijk is ontstaan. In eerste instantie is het zand gebruikt voor de aanleg van de A15. Daarna werd het zand voor allerlei doeleinden gebruikt. Eind 2017 is de zandwinning beëindigd.

Met de zandwinning is een recreatiegebied ontstaan van circa 110 hectare met een oppervlakte van circa 80 hectare aan open water. De recreatieve activiteiten op het strandpark bestaan uit dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, zwemmen, spelen, zonnen, vissen en duiken. Het park is het gehele jaar toegankelijk.

Het plangebied ligt op een schiereiland aan het noordelijk deel van het Strandpark Slijk-Ewijk, in de zuidoostelijke hoek van dit gedeelte. Aan de zuidkant van het schiereiland is een zwemstrand aanwezig. Het plangebied zelf is momenteel ingericht met parkeervoorzieningen aan de zuidkant, verharding, groenvoorzieningen en gras aan de noordkant en twee gebouwtjes aan de zuidoostkant. Deze gebouwtjes dienen voor het beheer en onderhoud van het gebied en als opslagruimte. Het plangebied ligt aan de toegangsweg tot een parkeerterrein bij het zwemstrand.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0004.png"  
Afbeelding 3: luchtfoto van de bestaande situatie en begrenzing van het plangebied  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer wil een nieuw voorzieningengebouw centraal in het plangebied oprichten. Het gebouw zal nabij de bestaande parkeerplaatsen aan de zuidkant worden opgericht. De oppervlakte van het gebouw zal ongeveer 316 m² bedragen, de goothoogte 4 meter en de bouwhoogte 7,4 meter. Het gebouw zal worden gebruikt voor beheer en onderhoud van het recreatiegebied (werkplaats, etc.), als kantoor, kantine en voor opslag. Ook zal het gebouw worden voorzien van zonnepanelen. Ten oosten van het gebouw wordt een parkeervoorziening voor de beheerders ingericht. Ten westen van het plangebied worden containers geplaatst. Dit past binnen de ter plaatse geldende bestemming.

In afbeelding 4 is de situering van het gebouw zichtbaar en is een impressie van het gebouw opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0289BUITvalbrst45-VSG1_0006.png"  
Afbeelding 4: situering en impressie toekomstige voorzieningengebouw (bron: Van Kessel Architectuur en Projectmanagement BV)  

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken, laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan maakt een nieuw voorzieningengebouw bij de bestaande recreatievoorzieningen van een strandpark mogelijk. Het gaat hier over een lokale ontwikkeling, die geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau heeft. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Op basis van lid 3 kan de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en de genoemde motivering eerst wordt opgenomen in de toelichting bij een wijzigings- of het uitwerkingsplan op basis van dit bestemmingsplan.

Beoordeling en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het strandpark mogelijk gemaakt (circa 316 m²). De Ladder voor duurzame verstedelijking is in het bestemmingsplan 'Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk' al doorlopen. De ontwikkeling die met dit wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt is, gezien de kleinschaligheid en de aard van de ontwikkeling, geen stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro. Er worden bovendien geen zelfstandige functies mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)functies. De Ladder voor duurzame verstedelijking behoeft in het kader van dit wijzigingsplan niet doorlopen te worden.

4.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 28 juni 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat met een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze verordening bevat concrete regels, waaraan het initiatief wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit wijzigingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de Omgevingsverordening of verordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt geregeld geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de Omgevingsverordening dateert van 28 juni 2017.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen. In de Omgevingsverordening zijn geen relevante regels met betrekking tot dit gebruik opgenomen.

In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke aanduidingen ('intrekgebied' en 'tijdelijk verbod uitbreiding, nieuwvestiging, hervestiging glastuinbouw'). Deze aanduidingen bevatten regels met betrekking tot het winnen van fossiele energie en glastuinbouw. Beide gebruiksvormen zijn met het toekomstige gebruik niet aan de orde.

Conclusie
Dit wijzigingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid. Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen en wordt opgericht binnen de geldende recreatiebestemming. Eén van de opgaven volgens de Toekomstvisie+ is het uitbreiden van recreatieve netwerken in combinatie met herstel en versterking van het landschap en het zichtbaar/beleefbaar maken van cultuurhistorie. Het strandpark, dat onder meer wordt omringd door recreatieve fietsnetwerken, heeft een belangrijke functie in deze opgave. Het voorzieningengebouw is ondersteunend aan de recreatieve functie van het strandpark. Het faciliteren van deze kleinschalige ontwikkeling is in lijn met deze opgave.

De overige in de Toekomstvisie+ beschreven doelstellingen zijn voor deze ontwikkeling niet direct van belang en er wordt geen afbreuk gedaan aan deze doelstellingen.

Conclusie
De ontwikkeling past in de met de Toekomstvisie+ gewenste beleidslijn en draagt bij aan het beheer en onderhoud van een belangrijke recreatieve functie in de gemeente en de regio.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' is relevant. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt (circa 316 m²). Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen en wordt opgericht binnen de geldende recreatiebestemming. Er worden geen nieuwe zelfstandige functies mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling wordt niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkeling in zijn totaliteit is, gezien de (ondersteunende) aard en kleinschalige omvang van de ontwikkeling, geen stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r.

Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit plan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt geen nieuw geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is op basis van de Wgh niet nodig.

Conclusie
Het aspect akoestiek vormt geen belemmering in het kader van dit wijzigingsplan. Akoestisch onderzoek is niet nodig.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt (circa 316 m²). Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen en wordt opgericht binnen de geldende recreatiebestemming. Er worden geen nieuwe zelfstandige functies mogelijk gemaakt. De ontwikkeling heeft dan ook geen relevante toename van verkeersbewegingen tot gevolg en betekent geen uitbreiding van de recreatiefuncties. De ontwikkeling valt daarom zonder meer onder de regeling NIBM. De luchtkwaliteit wordt met het initiatief niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitonderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen en wordt opgericht binnen de geldende recreatiebestemming. Er worden geen nieuwe zelfstandige functies mogelijk gemaakt. Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering treden er daarom geen relevante wijzigingen op. De milieucategorie en de begrenzing van de recreatieve bestemming wijzigen niet.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering levert geen belemmeringen op voor de ontwikkeling.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan maakt geen nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk. In het voorzieningengebouw, dat een ondersteunende functie heeft als werkplaats, kantoor, kantine en opslagruimte, zal namelijk geen sprake zijn van een voortdurend verblijf van personen. Daarom is uitgesloten dat er vanuit het aspect geurhinder belemmeringen voor deze ontwikkeling optreden.

Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen als werkplaats, kantoor, kantine en opslagruimte. Van een voortdurend verblijf van personen is dan ook geen sprake. Omdat de locatie al een recreatieve bestemming heeft, wordt de functie ook niet gevoeliger. Een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit wijzigingsplan.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Met dit wijzigingsplan wordt een nieuw voorzieningengebouw bij het bestaande strandpark mogelijk gemaakt. Het gebouw heeft uitsluitend een ondersteunende functie bij de bestaande (recreatie)voorzieningen als werkplaats, kantoor, kantine en opslagruimte. De ontwikkeling leidt daarmee niet tot een toename van het aantal personen in het gebied. Daarom treedt er geen verandering ten aanzien van het GR op. Ook wordt er geen nieuw kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object opgericht of toegestaan. De ontwikkeling is ten aanzien van het PR daarom niet relevant.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

5.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.

5.9 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Dit wijzigingsplan maakt nieuwe bebouwing mogelijk (circa 316 m²). Daarnaast wordt een parkeervoorziening bij het voorzieningengebouw gerealiseerd. Het terrein is voor een klein gedeelte al verhard. De compensatieplicht zoals vastgelegd in de Keur Waterschap Rivierenland 2014 is niet van toepassing, omdat de toename aan verharding ruimschoots minder dan 1.500 m² bedraagt. Hydrologisch is de ontwikkeling neutraal. Van belang is dat schoon hemelwater en vuilwater in de toekomstige situatie gescheiden worden afgevoerd. Daarvoor bestaan geen belemmeringen.

Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied. Ook is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig en ligt het plangebied niet in de nabijheid van een waterkering. Het plan heeft dan ook geen invloed op oppervlaktewater of waterkeringen.

Conclusie
De ontwikkeling is hydrologisch neutraal. Er is sprake van een geringe toename van verhard oppervlak. Negatieve effecten op oppervlaktewater of op de veiligheid van een waterkering zijn uitgesloten. Bij de uitwerking van het initiatief, moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.

Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit wijzigingsplan.

5.10 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is Rijntakken, dat ongeveer 1,4 kilometer zuidelijk van het plangebied ligt. Dit gebied behoort ook tot het GNN. In de omgeving van het plangebied zijn geen GNN-gebieden aanwezig. Deze gebieden bevinden zich op ten minste 700 meter afstand van het plangebied.

Dit wijzigingsplan maakt een nieuw gebouw met een ondersteunende functie mogelijk in het bestaande recreatiegebied Strandpark Slijk-Ewijk. Gezien de aard van de wijziging, de beperkte omvang van de ontwikkeling, de aard van de omgeving en de afstand tot beschermde natuurgebieden, kunnen negatieve effecten op deze gebieden op voorhand worden uitgesloten. Vanuit een oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er dan ook geen belemmeringen.

Soortenbescherming
Het plangebied behoort tot het Strandpark Slijk-Ewijk. Ter plaatse van het nieuwe gebouw zijn enkele bomen aanwezig. Deze zijn mogelijk geschikt als broedplaats voor vogels. Verder is deze locatie ingericht en in gebruik als weide. Wanneer de bomen worden gerooid of wanneer met de bouwwerkzaamheden worden gestart, moet worden vastgesteld of er broedvogels aanwezig zijn. Voor het overige is redelijkerwijs uitgesloten, dat de locatie geschikt is als leefgebied voor beschermde soorten. Verder geldt te allen tijde de algemene zorgplicht ten aanzien van beschermde soorten.

Conclusie
Het aspect flora en fauna levert op voorhand geen belemmering voor de realisatie van het plan op. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Voorafgaand aan het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden of het rooien van enkele bomen, zal moeten worden vastgesteld of er broedvogels aanwezig zijn.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart gedeeltelijk in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde en heeft in het geldende bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 3'. Voor bodemingrepen dieper dan 0,30 meter en met een oppervlakte van minimaal 500 m² is volgens deze dubbelbestemming een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Het zuidelijk deel van het plangebied ligt volgens de beleidskaart binnen een straal van 50 meter van een AMK-terrein (nummer 4266), waar vondsten uit de Romeinse tijd en middeleeuwen gedaan zijn. Hier geldt een hoge archeologische waarde, met een onderzoeksplicht bij bodemingrepen dieper dan 0,30 meter.

Het beoogde voorzieningengebouw heeft een oppervlakte van circa 316 m² en ligt binnen het deel van het plangebied met een hoge archeologische waarde. Daarom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureauonderzoek met karterende boringen. De rapportage is als bijlage opgenomen (Bijlage 1). De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding tot aanpassingen in de voorgenomen bouwplannen. Archeologisch vervolgonderzoek is ook niet nodig. Als er bij de werkzaamheden archeologische vondsten worden gedaan, geldt een meldingsplicht.

In dit wijzigingsplan worden de archeologische (verwachtings)waarden doorvertaald door de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' op te nemen. In het noordelijk deel van het plangebied geldt geen archeologische (verwachtings)waarde en is daarom geen dubbelbestemming opgenomen. Op deze wijze is de bescherming van eventuele archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd.

Conclusie
Het plangebied ligt in een gebied met een archeologische (verwachtings)waarde. Uit het archeologisch onderzoek blijkt, dat het bouwvoornemen geen verstoring van archeologische waarden oplevert en het bouwvoornemen niet gewijzigd hoeft te worden. Archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Met het opnemen van archeologische dubbelbestemmingen in dit plan, wordt de bescherming van de archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd.

5.12 Verkeer en parkeren

Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). In de wijzigingsbevoegdheid (artikel 9.3.2) is opgenomen, dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform deze nota. Voor het voorzieningengebouw is niet direct een parkeernorm uit de Nota van toepassing. Het betreft een specifieke, ondersteunende functie. Uit de indeling van het gebouw blijkt, dat een kantoor met circa 2 werkplekken wordt voorzien en een kantine waarin ruimte is voor circa 4 personen. De functies zullen daarom een beperkte parkeerbehoefte genereren. Redelijkerwijs kan worden uitgegaan van maximaal 4 parkeerplaatsen.

Aan de oostkant van het gebouw wordt een zelfstandige parkeervoorziening gerealiseerd voor de beheerder. Daarnaast ligt het plangebied aan het parkeerterrein bij het zwemstrand. In incidentele gevallen kan tevens van dit parkeerterrein gebruik worden gemaakt. Buiten de piekmomenten is daarvoor in ruime mate gelegenheid aanwezig.

Gezien het voorgaande, wordt er voldoende parkeergelegenheid in het plangebied gerealiseerd.

Verkeer
Met dit wijzigingsplan wordt uitsluitend een voorzieningengebouw met een ondersteunende functie als kantoor, werkplaats, kantine en opslagruimte mogelijk gemaakt. De functies genereren daarom nauwelijks tot geen extra verkeersbewegingen. Vanuit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen te verwachten om enkele extra verkeersbewegingen op te vangen. Het plangebied ligt aan de toegangsweg tot een groot parkeerterrein. Vanaf die toegangsweg wordt het verkeer ontsloten op de Valburgsestraat. Het plangebied is dan ook goed bereikbaar. In verkeerskundig opzicht zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling te verwachten.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Toepassing wijzigingsbevoegdheid

Het huidige bestemmingsplan bevat in artikel 9.3.2 van de planregels een wijzigingsbevoegdheid voor de vestiging van een multifunctionele ruimte ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2', die in het plangebied is opgenomen. Hieronder wordt getoetst of aan de voorwaarden voor toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan met het initiatief.

Artikel 9.3.2
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemmingen Recreatie 3 (dagrecreatie met ondersteunende lichte horeca) en Sport (watersport en outdooractiviteiten met ondergeschikte detailhandel). Deze aanduiding is van toepassing in het plangebied. De bestemming wordt gewijzigd naar 'Recreatie - 3'. Hiervoor wordt een nieuwe bestemming opgenomen, met inachtneming van de wijzigingsregels. De bestemming is nader toegelicht in paragraaf 6.3.

De toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor de vestiging van een multifunctionele ruimte met bijbehorende terrassen, vlonders en steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen en bijbehorende bedrijfswoning. Het initiatief voorziet in de bouw van een voorzieningengebouw. Verder worden er parkeervoorzieningen, paden, groen- en nutsvoorzieningen en water toegestaan. Een bedrijfswoning wordt niet opgericht. Het initiatief past dan ook binnen de algemene voorwaarde om de wijzigingsbevoegdheid te kunnen toepassen en past in de bedoeling van de opgenomen bevoegdheid. 

De volgende voorwaarden moeten in acht worden genomen:

  • a. het gebouw of het totaal van gebouwen heeft een maximaal oppervlak van 1.250 m² b.v.o; Het gebouw heeft een oppervlakte van 316 m² en bestaat uit twee bouwlagen. Het oppervlak b.v.o. blijft daarmee ruimschoots onder het maximum.
  • b. het gebouw of het totaal van gebouwen wordt geplaatst op een bouwvlak van maximaal 800 m². Het in dit wijzigingsplan opgenomen bouwvlak heeft een oppervlakte van ongeveer 325 m². Het oppervlakte blijft daarmee ruimschoots onder het maximum.
  • c. de maximale bouwhoogte is 8 m; In de bouwregels is een maximale bouwhoogte van 8 meter opgenomen.
  • d. de maximale goothoogte is 4 m; In de bouwregels is een maximale goothoogte van 4 meter opgenomen.
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600m³ bedragen; Deze voorwaarde is niet van toepassing.
  • f. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd; In paragraaf 5.12 is aangetoond, dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.
  • g. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving; Er wordt een relatief kleinschalig voorzieningengebouw gerealiseerd met een oppervlakte van 316 m². Het gebouw krijgt een hoogte van 7,4 meter aan de noordzijde en 4 meter aan de zuidzijde. Aan de zuidkant is een kleine aanbouw voorzien. Het gebouw wordt op deze manier georiënteerd op het parkeerterrein. Het gebouw wordt op 31 meter afstand van de bestaande bebouwing aan de oostkant van het plangebied gebouwd, zodat er voldoende afstand tussen de bebouwing onderling aanwezig blijft en er geen massieve bebouwing ontstaat. Qua architectuur wordt het gebouw eenduidig en eenvoudig uitgevoerd, als een boothuis of schuur. De lessenaarskap is een eenduidig daktype, dat past bij de schuur-architectuur.
    Met deze uitgangspunten en de omvang van de bebouwing, past het gebouw in de ruimtelijk-stedenbouwkundige structuur van de omgeving. De uitstraling van het gebouw past bij de beoogde functie.
  • h. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; Er wordt geen nieuwe gevoelige functie mogelijk gemaakt, waarmee omliggende andere functies rekening moeten houden. Ook wijzigen de contouren en de aard van de recreatieve bestemming niet (zie ook paragraaf 5.4). Het initiatief levert dan ook geen aantasting van de gebruiksmogelijkheden voor omliggende functies op. Ook vindt er geen aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving plaats.
  • i. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies. Gemotoriseerde dagrecreatie is niet aan de orde en wordt in de planregels uitdrukkelijk uitgesloten. In het gebouw worden geen functies toegestaan, die tot geluidsoverlast voor de omliggende bestaande recreatieve functies leiden.

Geconcludeerd wordt, dat het initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid en de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast. Daarom is ervoor gekozen om een wijzigingsplan op te stellen. In het wijzigingsplan worden de met de wijzigingsbevoegdheid gestelde kaders in acht genomen.

6.2 Algemene opzet

Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels).

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, Valburgsestraat 45, Slijk-Ewijk' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven. Gekozen is voor een complete set regels, omdat voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een nieuwe bestemming ('Recreatie - 3') benodigd is.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Recreatie - 3' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' opgenomen. Ook zijn enkele maatvoeringen en een bouwvlak opgenomen.

De opzet van het plan
Een wijzigingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor inwoners en voor de overheid. Er is aangesloten op de regels van het moederplan 'Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk' en de voorwaarden van de toegepaste wijzigingsbevoegdheid. Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van een concreet initiatief. Het bouwvlak biedt een geringe mate van flexibiliteit voor de uiteindelijke uitwerking van het bouwplan.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.3 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Recreatie - 3
In het gehele plangebied is de bestemming 'Recreatie - 3' opgenomen. De bestemming is bedoeld om een voorzieningengebouw ten dienste van beheer, onderhoud en ondersteuning van de omliggende dagrecreatie te realiseren. De gronden mogen daarnaast voor dagrecreatieve doeleinden gebruikt blijven worden, waarbij gemotoriseerde dagrecreatie is uitgesloten. Buitenopslag is niet toegestaan. Verder mogen de gronden worden gebruikt voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen, groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en dergelijke.

Binnen de bestemming is een bouwvlak opgenomen ter plaatse van het te realiseren voorzieningengebouw. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangegeven. Het voorzieningengebouw mag alleen binnen dit bouwvlak worden opgericht. De bestaande loods buiten het bouwvlak moet uiterlijk binnen een half jaar na verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van het nieuwe gebouw worden gesloopt. Verder zijn bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen.

Waarde - Archeologie en Waarde - Archeologische verwachting 3
In het plan zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in of nabij het plangebied. Deze dubbelbestemmingen komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog de betreffende hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en een plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 500 m². Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend waarbij deze drempelwaarden worden overschreden, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens het plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het wijzigingsplan. Daarnaast is een parkeerregeling opgenomen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het plan. Het gaat hier om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bouwgrenzen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de bevoegdheden om het plan te wijzigen door middel van een wijzigingsplan. Dit betreft kleinschalige, niet voor bewoning bestemde gebouwen en geringe afwijkingen van de maatvoering.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmings- en wijzigingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het wijzigingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, ook brengt het niet met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. Dit wijzigingsplan voorziet in een bouwplan.
 
De kosten worden verhaald middels een kostenverhaalsovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer. Met de ontwikkelaar is tevens een planschadeovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van kosten. De initiatiefnemer vergoedt aan een aanvrager mogelijke planschade als gevolg van planologische wijzigingen, die een nadelig gevolg voor hem hebben. Op deze wijze is het verhaal van kosten voldoende verzekerd.

Financiële haalbaarheid
De kosten, die gemaakt worden voor de realisatie van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

 

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit wijzigingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalig omvang van de ontwikkeling, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan vindt plaats volgens artikelen 3.7 tot en met 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het wijzigingsplan is in dit kader ter visie gelegd vanaf donderdag 17 mei 2018 tot en met woensdag 27 juni 2018. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Wel is er één ambtshalve wijziging doorgevoerd: In artikel 3.3.2 is de gestelde termijn van 26 weken niet gekoppeld aan de 'verlening van de eerste omgevingsvergunning voor het bouwen', maar aan 'start bouw'. Het plan is derhalve gewijzigd vastgesteld door burgemeester en wethouders.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.