Plan: | Elst, Spoorkruising Rijksweg-Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0282ELSTspoorkrrwn-VSG1 |
het bestemmingsplan 'Elst, Spoorkruising Rijksweg-Noord' met identificatienummer NL.IMRO.1734.0282ELSTspoorkrrwn-VSG1 van de gemeente Overbetuwe.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en die op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.
de gevel van een gebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende gebouw.
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
een toegekende zeer hoge, hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
een vrijstaand gebouw, dat door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een overdekte stallingsruimte die dient als stallingsplaats voor een motorvoertuig, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van het dak.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en waarbij een showroom en/of verkoopruimte ter plaatse aanwezig is, horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;
goederen die vanwege hun omvang een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals goederen in bouw- en doe-het-zelf producten, automobielen, motorfietsen, boten, caravans, e.d.
het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak.
een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week.
een perceel of een gedeelte van een perceel met een helling van ten minste 1:10 gemeten over een afstand van minimaal 5 meter.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een afgeschermd/omheind terrein, waarbinnen honden los mogen lopen.
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een bedrijf gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf.
een persoon of vaste groep personen die gezamenlijk en bestendig, voor onbepaalde tijd samenwonen.
het geheel van onzelfstandige woonruimten dat bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw wordt benut ten behoeve van kamerverhuur.
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 45°.
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of ten hoogste 0,50 boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen of in het geval van bebouwing in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil.
nutsvoorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals voorzieningen en installaties ten behoeve van gas, water en elektriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1., eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.
onder peil.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met één dakvlak en met maximaal één gesloten van de constructie onderdeel uitmakende wand;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
degene, die zich tegen vergoeding beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
het zich tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander.
een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins vanuit een gebouw de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor publiek besloten ruimte plaatsvinden.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang als zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw, gekeerd naar de weg of het openbaar gebied.
de begrenzing van het bouwvlak, waarop de voorgevels van het hoofdgebouw zijn georiënteerd alsmede het verlengde daarvan.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.
een ruimte, in en in combinatie met een woning, waarin een al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend.
een bedrijf dat als hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
de afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de breedte van bouwpercelen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, in de voorgevelrooilijn.
de breedte van bouwwerken wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het bouwwerk).
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de diepte van een bouwwerk wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel met uitzondering van dakkapellen en wolfseinden.
de diepte van een bebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerks gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde die ten dienste van de bestemming staan, alsmede gebouwen ten dienste van nutsvoorzieningen.
Voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan de het volgende te voldoen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.2 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend in de vorm van speeltoestellen en speelvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
In- en uitritten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen.
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 onder c teneinde hondenuitlaatplaatsen toe te staan buiten de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats'.
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Groen' wijzigen in de bestemming 'Tuin'. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de bijbehorende voorzieningen.
Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen in de vorm van uitbouwen bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, met dien verstande dat:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:
In afwijking van het voorgaande geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde het volgende indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de genoemde maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum.
In afwijking van artikel 4.2.1 mogen carports worden gebouwd, met dien verstande dat:
Carports zijn uitsluitend bestemd voor de stalling van voertuigen, met de bijbehorende voorzieningen.
Het gebruik zoals beschreven in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan indien uiterlijk binnen één jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan een haag van minimaal 4 m hoog is aangeplant. De haag dient vervolgens in stand te worden gehouden.
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met bijbehorende voorzieningen.
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van nutsvoorzieningen en civieltechnische kunstwerken.
Voor gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
Voor gebouwen ten behoeve van civieltechnische kunstwerken geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.2.2, teneinde het oprichten van grotere gebouwen voor nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van civieltechnische kunstwerken, met dien verstande dat voor gebouwen ten behoeve van civieltechnische kunstwerken de bouwhoogte maximaal 12 m mag bedragen.
Voor gebouwen ten behoeve van het spoorwegverkeer, zoals voor electronische systemen, waaronder begrepen schakelstations, onderstations en relaishuizen, geldt dat:
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een en ander met bijbehorende voorzieningen.
Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, met dien verstande dat voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie:
Bouwwerken, geen gebouw zijnde, dienen aan het volgende te voldoen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1, teneinde het oprichten van grotere gebouwen voor nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming 'Verkeer - Verblijf' wijzigen in de bestemming 'Tuin'. Hierbij wordt voldaan aan het volgende:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
één en ander met de daarbij bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, achterpaden, ontsluitingswegen en erven.
Op de gronden als bedoeld in 8.1 zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
max. goothoogte (meters) | max. bouwhoogte (meters) | max. bebouwde opp. erf (opp. erf kleiner of gelijk aan 200 m2) | max. bebouwde opp. erf (opp. erf 200-500 m2) | max. bebouwde opp. erf (opp. erf groter of gelijk aan 500 m2) | aanvullende eisen |
3 | 4,5 | 60 m2 | 90 m2 | 120 m2 | max. 50% van het erf bebouwd |
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.2 onder a, teneinde een uitbreiding van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.4 teneinde het oprichten van gebouwen ten behoeve van grotere nutsvoorzieningen toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.5 onder a en c, teneinde hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er dient op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn, waarbij geldt dat moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels. Indien na onherroepelijk worden van dit plan nieuwe parkeernormen worden vastgesteld, zijn deze nieuwe parkeernormen van toepassing.
Binnen deze bestemming is het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, kan uitsluitend worden toegestaan, indien omgevingsvergunning ex artikel 8.5.3 wordt verleend.
Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging als opgenomen in 8.6.
Een woon-/werkeenheid is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 8.5.1.
Het aanleggen van recreatieve voorzieningen binnen de bestemming 'Wonen' kan uitsluitend worden toegestaan indien en voor zover omgevingsvergunning als bepaald in 8.5.2 is verleend.
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:
Het gebruik zoals beschreven in artikel 8.1 is uitsluitend toegestaan indien uiterlijk binnen één jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan een haag van minimaal 4 m hoog is aangeplant. De haag dient vervolgens in stand te worden gehouden.
De nieuw te bouwen woningen binnen de bestemming 'Wonen' mogen enkel in gebruik worden genomen en gehouden als wordt voldaan aan het vereiste dat de bijbehorende ontsluitingsweg, zoals mogelijk is conform de regels van de bestemming 'Verkeer - Verblijf, is gerealiseerd.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.5, teneinde een woon-/werkeenheid toe te staan, waar deze niet op de kaart is aangeduid, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.6, teneinde een recreatieve voorziening toe te kunnen staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.4.3 onder a, teneinde binnen een woning en/of bijgebouwen de uitoefening van een publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria te worden voldaan:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming overeenkomstig artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijk ordening op onderdelen wijzigen teneinde gronden aan te duiden tot 'kamerverhuur', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.2.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja, of de voorwaarden zoals opgenomen in 9.2.1 onder b, sub 1 tot en met 4, dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in 9.2.1 onder a is niet van toepassing indien:
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijven onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 is nodig voor:
Ten aanzien van de aanvraag van de in 9.4.1 genoemde omgevingvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in 9.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 wint het bevoegd gezag een advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja, welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen plan wijzigen door:
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.2.1 onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja, of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 10.2.1 onder b dienen te worden gesteld.
Het bepaalde in artikel 10.2.1 onder a is niet van toepassing indien:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 is nodig voor:
Ten aanzien van de in artikel 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 wint het bevoegd gezag een advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja, welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Burgemeester en wethouders kunnen plan wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.3.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor overhangende bouwdelen, zoals een overstek, overkapping of balkon, mits het bouwdeel ondergeschikt is en een diepte heeft van maximaal 1,5 m.
Onder verboden gebruik van de gronden in dit plan wordt in elk geval verstaan:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.1 kan slechts worden verleend, mits:
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.4 ten einde het tijdelijk gebruik van gronden voor langdurige evenementen toe te kunnen staan. Hiertoe dient aan het volgende te worden voldaan:
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen voor:
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingplan 'Elst, Spoorkruising Rijksweg-Noord'.