direct naar inhoud van 4.6 Externe veiligheid
Plan: Elst, Woongebied Linge- en Lanenbuurt
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0153ELSTwstaam2013-ONHE

4.6 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Per 1 augustus 2012 zijn ook de veiligheidsafstanden uit het Basisnet spoor toegevoegd aan de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Aan de zuidwestzijde net buiten het plangebied is het LPG-tankstation Gulf gelegen. voor dit tankstation, met een vergunde doorzet van maximaal 1.000 m3 per jaar, geldt een PR 10-6-contour van 45 m rond het vulpunt en 25 m rond het reservoir. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 150 m rond het reservoir en rond het vulpunt.

De PR 10-6 contour reikt tot in het plangebied. Binnen deze contour zijn binnen dit plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en/of mogelijk zodat aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan.

Het invloedsgebied reikt tevens over het plangebied, het plan is consoliderend van aard en derhalve zal het groepsrisico niet toenemen, conform het Bevi is een beknopte verantwoording noodzakelijk, deze is verderop in deze paragraaf opgenomen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Aan de oostzijde van het plangebied op circa 400 tot 600 meter vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A325. In het Basisnet weg is deze (provinciale) weg niet opgenomen, op de professionele risicokaart wel. Uit de gegevens van de risicokaart blijkt dat deze weg niet over een PR10-6 contour beschikt. De hoogte van het groepsrisico blijft onder de 0,3 maal de oriëntatiewaarde en het plan is consoliderend van aard. Derhalve is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.

Aan de westzijde door het plangebied is de spoorlijn Ressen Noord - Arnhem Westelijke Aansluiting gelegen. Conform het Basisnet spoor is het groepsrisico op dit trajact kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, zie figuur 4.5 Dit traject beschikt niet over een veiligheidsafstand of een een Plasbrandaandachtsgebied (PAG).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0153ELSTwstaam2013-ONHE_0006.png"

Figuur 4.1 Groepsrisico spoor

Binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door hogedruk aardgasleidingen.

Verantwoording GR

Effectscenario

Het maatgevend effectscenario voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A325 en het spoor betreft het BLEVE scenario. Het scenario van een BLEVE kan plaatsvinden na externe impact waardoor een tankwagen of ketelwagon scheurt en het tot vloeistof verdichte gas expandeert en een overdrukscenario veroorzaak (koude BLEVE). De weg maakt (deels)onderdeel uit van het bestemmingsplan. Voor het het plangebied geldt dat moet worden nagegaan of maatregelen mogelijk zijn om de risico's en effecten te beperken. Tevens moeten de bestrijdbaarheid en de zelfredzaamheid worden beschouwd.

Maatregelen ter beperking van risico's

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er zijn geen directe mogelijkheden om de risico's te beperken. Omdat het GR minder dan 0,3 (A325) en 0,1 (spoorweg) maal de oriënterende waarde bedraagt, is daar op grond van het beleid ook geen aanleiding toe, het GR is ruimschoots beneden de toetsingswaarde gelegen. Het plan zorgt gezien haar consoliderende aard niet voor een toename van het groepsrisico.

Maatregelen ter beperking van effecten

Los van de risico's kunnen aan de kant van de ontvanger maatregelen worden getroffen om de effecten ingeval van een calamiteit te beperken. De gebouwen en de directe omgeving moeten geschikt zijn om het gebied te kunnen ontvluchten waarbij de aanwezige personen tijdig moeten kunnen worden geïnstrueerd. Gezien de consoliderende aard van het bestemmingsplan worden er geen nieuwe/extra maatregelen getroffen ter beperking van effecten.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

Aangenomen wordt dat het plangebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten en dat er voldoende beschikbaar primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorziening aanwezig zijn.

Beschouwing van zelfredzaamheid

In het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het plangebied geldt, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Conclusie

Binnen het plangebied blijft sprake van een restrisico. Dit restrisico wordt, gelet op de zelfredzaamheid en de mogelijkheden tot bestrijding van calamiteiten, aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.