Plan: | Buitengebied, Uilenburgsestraat 17 t/m 23, Heteren |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0136BUITuilenbur23-VSG1 |
De initiatiefnemers, de familie Slootweg, bewonen op het adres Uilenburgsestraat 23 te Heteren een woning dat planologisch onderdeel uit maakt van het agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21. Omdat de familie Slootweg geen binding heeft met het agrarische bedrijf is bewoning van de woning strijdig met het bestemmingsplan. De woning dient derhalve te worden herbestemd van 'bedrijfswoning' naar 'Wonen'. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de minimale afstand tussen agrarische bedrijven en woningen (voormalige agrarische bedrijfswoningen) van 50 meter. Derhalve wordt met het onderhavige plan tevens het agrarische bouwvlak verschoven. Door middel van de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan wordt de strijdigheid opgeheven.
Op 11 juni 2014 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State uitspraak gedaan over dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan moet door de gemeenteraad opnieuw worden vastgesteld waarbij de (bedrijfs)woning aan de Uilenburgsestraat 17 als plattelandswoning wordt aangewezen. Dit conform het beleid 'Beleidswoning plattelandswoningen 2014' van de gemeente Overbetuwe. In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt hier nader op ingegaan.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Overbetuwe aan de zuidoostzijde van de kern Heteren (zie figuur 1.1). Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Uilenburgsestraat, aan de westzijde door het agrarische bedrijf Uilenburgsestraat 19/21 en aan de noord- en oostzijde door agrarisch gebied in de vorm van grasland.
De agrarische bedrijfswoning van de initiatiefnemer op Uilenburgsestraat 23 is planologisch onderdeel van het naastgelegen agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21 (zie figuur 1.1). Omdat de initiatiefnemer geen relatie heeft met het agrarische bedrijf, wordt de woning in strijd met het bestemmingsplan gebruikt.
Uilenburgsestraat 23
Om de strijdigheid op te heffen dient de bedrijfswoning Uilenburgsestraat 23 te worden herbestemd naar de bestemming 'Wonen'. Aan de feitelijke situatie vinden geen wijzigingen plaats, het gebruik blijft hetzelfde.
Deze herbestemming is uitsluitend mogelijk indien tussen het agrarische bedrijf en de woning 50 meter wordt aangehouden. Deze afstand, conform art. 14 van de Wet geurhinder, is uitsluitend mogelijk indien het bouwvlak van het agrarische bedrijf wordt verschoven. Het agrarische bouwvlak wordt derhalve in noordwestelijke richting verschoven.
![]() |
Figuur 2.1: Uitsnede verbeelding onderhavig bestemmingsplan |
Om de afstand van 50 meter ook in de planperiode van de voorliggende partiële herziening van het bestemmingsplan te waarborgen heeft de raad van de gemeente Overbetuwe een voorbereidingsbesluit vastgesteld om tussentijdse bouwaanvragen uit te sluiten.
Uilenburgsestraat 17
Aan de Uilenburgsestraat 17 is een bedrijfswoning gelegen. Deze woning behoorde bij de paardenhouderij aan de Uilenburgsestraat 21. Op basis van artikel 1.1a Wet algemene bepalingen (Wabo) kan een (voormalige) bedrijfswoning worden aangewezen als een plattelandswoning. Dit betekent dat de betreffende woning minder wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het (voormalige) bijbehorende bedrijf. De gemeente Overbetuwe heeft op basis van de wet eigen beleid vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden om een woning om te zetten naar een plattelandswoning. De woning Uilenburgsestraat is aan dit beleid getoetst. De resultaten van deze toetsing zijn vermeld in de memo 'plattelandswoning Uilenburgsestraat 17'. Deze memo is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. De conclusie is dat op basis van de huidige situatie (paardenhouderij) sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning Uilenburgsestraat 17. Om te waarborgen dat dit in de toekomstige situatie ook zo blijft is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke bepaling opgenomen (artikel 3, onder de specifieke gebruiksregels).
Voor het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan 'Buitengebied Heteren 1981'. De woning aan de Uileburgsestraat 23 is gelegen binnen het bouwblok van het agrarische bedrijf aan Uilenburgsestraat 19/21 en behoort derhalve juridisch-planologisch tot dit agrarische bedrijf (zie figuur 2.2). Een bedrijfswoning mag echter uitsluitend worden bewoond door mensen die zijn verbonden aan het agrarische bedrijf. Daar in de voorliggende situatie de bedrijfswoning wordt bewoond door mensen die niet zijn verbonden met het agrarische bedrijf is de bewoning van de bedrijfswoning strijdig met het bestemmingsplan.
![]() |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de ambitie aan voor Nederland in 2040. Die ambitie is vertaald in doelen voor de middellange termijn tot 2028.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. De bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale blik met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland dient met de nieuwe structuurvisie gekeerd te worden. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:
Deze criteria zijn leidend voor het formuleren van ruimtelijk rijksbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte richt zich op 13 nationale belangen.
Conclusie
Het onderhavige plan bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. Het beleid inzake het opheffen van de strijdigheid is dan ook neergelegd bij de decentrale overheden.
Structuurvisie
Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 de status van structuurvisie gekregen. Het streekplan geeft de beleidskaders aan voor de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2015 en is er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zuinig en zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.
De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun lokale zaken.
Op de kaart Ruimtelijke structuur van het streekplan, is het plangebied aangewezen als 'Bebouwd gebied 2000' (zie figuur 3.1).
Zoekruimte voor regionale waterberging
De waterbergingsgebieden maken deel uit van het groenblauwe raamwerk. Deze zijn bedoeld voor het tijdelijk bergen van water uit het regionale watersysteem ten tijde van grote neerslaghoeveelheden. In waterbergingsgebieden is functieverandering die het tijdelijk bergen van water frustreert, zoals verstedelijking, aanleg van bedrijventerreinen en hervestiging van glastuinbouw, uitgesloten.
Conclusie
Het onderhavige plan betreft uitsluitend het wijzigen van een bestaande (bedrijfs)woning naar een (burger)woning. Aan de feitelijke situatie verandert niets. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die de mogelijke toekomstige waterbergingsfunctie kunnen belemmeren.
Ruimtelijke verordening Gelderland
Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie richt zich hierbij op onderwerpen die van provinciaal belang zijn, zoals verstedelijking, natuur, nationale landschappen, water en glastuinbouw. Gemeenten krijgen op sommige terreinen meer beleidsvrijheid, terwijl ze op andere gebieden te maken krijgen met strikte provinciale richtlijnen.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan op deze regels afstemmen.
Voorschriften
De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en -herzieningen.
De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd. De verordening vormt derhalve, evenals de structuurvisie, geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Regionaal Plan 2005-2020, Stadsregio Arnhem-Nijmegen
Het 'Regionaal Plan 2005-2020' is de opvolger van het 'Regionaal Structuurplan KAN 1995-2005' en is in 2006 door de Stadsregio Arnhem-Nijmegen vastgesteld met als doel bewoners, bedrijven en bezoekers aan de regio te binden door het verbeteren van condities voor 'het goede leven': het bieden van mogelijkheden voor prettig wonen en succesvol werken in een mooi, aantrekkelijk landschap en waar men zich snel en comfortabel kan verplaatsen. Het Regionaal Plan zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken.
Grondgebonden landbouw en veehouderij
Met name de melkveehouderij vraagt om grotere en extensievere bedrijven die de internationale concurrentie aankunnen. De stadsregio wil die vitale agrarische bedrijven een blijvend duurzaam perspectief bieden door in bepaalde delen van de regio de landbouw het primaat te laten houden. Bedrijven binnen deze gebieden dienen niet in hun bedrijfsvoering te worden belemmerd door nieuwe ontwikkelingen.
Conclusie
Het onderhavige plan brengt geen nieuwe ontwikkelingen met zich mee maar betreft uitsluitend het op de juiste wijze bestemmen van een bestaande woning. Door 50 meter aan te houden tot het naastgelegen agrarische bedrijf belemmert de herbestemming naar burgerwoning het agrarische bedrijf niet. Derhalve is het onderhavige initiatief niet strijdig met de doelstelling van het KAN beleid voor dit gebied.
Kadernota 'Visie op ruimte'
In 2004 is door de gemeente Overbetuwe de kadernota 'Visie op ruimte' opgesteld. Deze kadernota biedt een landschappelijk en stedenbouwkundig kader, de criteria die de geschiktheid en beperkingen van gebieden voor verschillende vormen van grondgebruik aangeven en een handleiding voor de toepassing van die criteria. De kadernota kent twee uitgangspunten. Allereerst zal binnen de gemeente Overbetuwe, voordat uitbreiding voor woningbouw aan de orde komt, eerst gezocht worden naar mogelijkheden voor inbreiding binnen bestaande kernen.
Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een (her-)opvulling van onbebouwde plekken, maar moet vooral worden gedacht aan creatieve toepassingsmogelijkheden voor intensief, meervoudig en/of flexibel ruimtegebruik, geënt op de aard en de schaal van de kern.
Het tweede uitgangspunt betreft de toenemende druk op de gemeente Overbetuwe om de stedelijke ontwikkeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen verder vorm te geven in het oostelijk deel van de gemeente. Vanuit de regionale ontwikkelingsbehoefte wordt vooral ruimte gezocht voor woningbouw, bedrijventerreinen, windenergie en dergelijke. Het oostelijk deel van de gemeente valt binnen het te verstedelijken gebied. Hierdoor ontstaat voor de gemeente de mogelijkheid voor het ontwikkelen van zowel een dynamisch, stedelijk gebied met hoog voorzieningenniveau, als een groen en landelijk gebied. Door te kiezen voor het versterken van de identiteit van beide soorten gebieden, ontstaat een grote meerwaarde voor de gemeente als geheel. Om te voorkomen dat de stedelijke ontwikkelingen het landelijke gebied overspoelen, is een grens tussen beide gebieden nodig.
Beleidsregel plattelandswoningen
De woning Uilenburgsestraat 17 is een (voormalige) bedrijfswoning en wordt omgezet naar een plattelandswoning. De gemeente Overbetuwe heeft eigen beleid vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden om een woning om te zetten naar een plattelandswoning. Hierin heeft de gemeente aangegeven dat het beschermingsregime voor plattelandswoningen scherper is dan in de Wabo is opgenomen. Dat betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd dient te worden op de plek waar de woning zich bevindt ten opzichte van de inrichting waarvan de woning deel uit maakt en deel uit blijft maken.
In de beleidsregel is bepaald dat er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de aan te duiden plattelandswoning. Van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat is in ieder geval sprake als:
Conclusie
Het plangebied bevindt zich in het landelijke gebied en is op de visie kaart (zie figuur 3.3) aangeduid als oeverwalgebied en komgebied. De komgebieden dienen zoveel mogelijk gevrijwaard te blijven van stedelijke ontwikkelingen. Het onderhavige plan brengt echter geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning.
Uit de reeds in paragraaf 2.2. genoemde memo omtrent de plattelandswoning blijkt dat ter sprake van een aanvaardbaar woon- een leefklimaat. Daarnaast is in de planregels een voorwaardelijke bepaling opgenomen om dit woon- en leeklimaat in de toekomst te garanderen.
Het gemeentelijke beleid vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving verplicht. Door middel van een flora- en faunaonderzoek wordt een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Het onderhavige plan heeft derhalve geen invloed op de mogelijk voorkomende beschermde flora en fauna.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden bekeken of mogelijke archeologische resten in de bodem beschadigd kunnen worden. Indien in de bodem wordt geroerd dient te worden beoordeeld of een onderzoek noodzakelijk is. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. De bodem wordt derhalve niet geroerd. Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.
Met het ondertekenen van het Nationaal Bestuursakkoord Water (juli 2003) hebben de betrokken partijen (het Rijk, IPO, VNG en UvW) afgesproken de watertoets toe te passen bij alle nieuwe ruimtelijke waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten op alle bestuursniveaus. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor structuurvisies en bestemmingsplannen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) regelt een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en het vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro met het waterschap. Het onderhavige plan maakt echter geen ontwikkelingen mogelijk. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Er vinden derhalve geen veranderingen plaats in de waterhuishoudkundige situatie.
De watertoets brengt derhalve geen belemmering met zich mee voor de vaststelling van het onderhavige plan.
Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren moet de bodemkwaliteit worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieuhygiënische risico voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te kunnen verzekeren dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie, die middels het wijzigingen van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Het onderhavige plan brengt geen nieuwe functies met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning (het gebruik wonen blijft hetzelfde) en het verschuiven van de begrenzing van het agrarische bouwvlak. Er vinden derhalve geen veranderingen plaats in het gebruik. Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige plan.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. In de nabijheid bevinden zich geen bedrijven met een milieucontour over het plangebied.
Binnen het plan wordt echter een agrarische bedrijfswoning herbestemd tot burgerwoning. Tussen de agrarische bedrijfsgebouwen en de bestemming 'Wonen' dient, conform art. 14 van de Wet geurhinder, een afstand van 50 meter te worden aangehouden. Maar omdat binnen het bouwvlak van het agrarische bedrijf overal gebouwd kan worden dient tussen het bouwvlak van het agrarische bedrijf en de bestemming Wonen 50 meter te worden aangehouden. Aan deze afstand wordt voldaan. door een gedeelte van de gronden gelegen om de woning aan de Uilenburgsestraat te bestemmen als Tuin, waarbinnen geen geurhindergevoelige gebouwen zijn toegestaan. Het herbestemmen van de bedrijfswoning naar een burgerwoning belemmert de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf op deze manier niet.
In de omgeving bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Het betreffen echter allen bedrijven waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld. Het berekenen van de achtergrondwaarde is derhalve niet mogelijk/noodzakelijk. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' en in het bijzonder het aspect geur vormt geen belemmering voor de vaststelling van het onderhavige plan.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.
Woningen zijn geluidsgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder. Het onderhavige plan brengt echter geen nieuwe geluidgevoelige objecten met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Het aspect akoestiek vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk gemaakt worden, dat luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.
Het onderhavige brengt geen feitelijke veranderingen met zich mee. Het betreft uitsluitend het herbestemmen van een bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning en het verschuiven van begrenzing van het agrarische bouwvlak. Door het onderhavige plan wordt derhalve geen extra verkeer gegenereerd met een negatieve invloed op de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor vaststelling van het onderhavige plan.
In het kader van de externe veiligheid is het van belang om een onderzoek uit te voeren naar de invloed van de in de nabijheid aanwezige inrichtingen en transportroutes in relatie tot de bestemmingsplanontwikkeling in het voorliggend plan. Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat de afstand tussen gevoelige bestemmingen en activiteiten met gevaarlijke stoffen voldoende blijft.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het betreft de risico's die worden veroorzaakt door activiteiten binnen en buiten het plangebied, die relevant kunnen zijn voor het plangebied e n de toetsing van deze risico's aan de normen voor externe veiligheid.
![]() |
Concreet gaat het om:
Conclusie
Op basis van de landelijke risicokaart (wegen, spoorwegen, vaarroutes en buisleidingen) en beschikbare gemeentelijke informatie zijn geen risicovolle objecten geconstateerd in de nabijheid van het plangebied (zie figuur 4.1). Het plan ligt niet binnen een 10-6 contour of binnen een invloedsgebied voor het groepsrisico van een inrichting of transportas voor gevaarlijke stoffen. De meest in de nabijheid van het plangelegen risicobron bevindt zich op een afstand van circa 550 meter (A50). Deze afstand is echter dusdanig groot om een risico te vormen voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het onderhavige plan.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moet plegen met de besturen van de betrokken gemeenten, waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.1. lid 2 Bro hebben Gedeputeerde Staten van Gelderland bepaald, dat geen overleg is vereist met de diensten bij plannen van lokaal belang. Onderhavige ontwikkeling kan worden beschouwd als een plan van lokaal belang. Er is dan ook geen overleg met provinciale diensten vereist.
De (toenmalige) VROM-inspectie heeft gemeenten bij brief van 26 mei 2009 geïnformeerd dat uitsluitend overleg met de rijksdiensten hoeft te worden gevoerd indien één of meerdere benoemde nationale belangen aan de orde zijn. Daarvan is bij deze ontwikkeling geen sprake. Over het bestemmingsplan is dan ook geen overleg gevoerd met de Rijksdiensten.
De Wet ruimtelijke ordening bepaald dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene Wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het college het ontwerp-bestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegd, zodat belanghebbenden hun zienswijzen naar voren konden brengen. Het vaststellen van dit bestemmingsplan is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Tegen het vaststellingsbesluit van burgemeester en wethouders kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De uitvoering van het plan is in handen van één ontwikkelende partij. Met deze partij heeft de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Daarmee is verzekerd dat alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan '' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
Hierin wordt het beleidskader uiteengezet en wordt de ontwikkeling onderbouwd. Dit wordt aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en een korte beschrijving van de handhavings- en uitvoeringsaspecten.
De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen Agrarisch en Wonen opgenomen. Daarnaast is een aantal dubbelbestemmingen opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving.
Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter wordt voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen Agrarisch en Wonen te zien. De bestemming is afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functie). De bestemming vormt het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Om te weten wat binnen de bestemming op de verbeelding is toegestaan, dienen de regels hierbij gelezen te worden. De regels en verbeelding zijn derhalve niet los van elkaar te zien.
In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2008, de Wabo, het gemeentelijk handboek en het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Overbetuwe. Hieronder wordt de opbouw en dergelijke kort toegelicht.
Inleidende regels
Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Bestemmingsregels
In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.
Agrarisch
De gronden met de bestemming Agrarisch zijn bestemd voor agrarische bedrijfsvoering. Het bouwvlak behorende bij het agrarisch bedrijf is aangepast aan de woning gelegen aan de Uilenburgsestraat 23, waarvoor een woonbestemming is opgenomen op de verbeelding. De afstand tussen de woonbestemming en het agrarische bouwvlak is minimaal 50 meter. Om ervoor te zorgen dat aan deze afstand wordt voldaan is de bestemming Tuin opgenomen, waarbinnen geen geurhindergevoelige gebouwen zijn toegestaan.
Voor de woning aan de Uilenburgsestraat 17 is een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' opgenomen. Voor deze woning is conform het beleid van de gemeente omtrent plattelandswoningen, een voorwaardelijke bepaling opgenomen.
Tuin
De gronden gelegen om de bestemming Wonen zijn bestemd als Tuin. Binnen deze bestemming zijn geen geurhindergevoelige objecten toegestaan. Voor wat betreft de bebouwing geldt dat uitsluitend bestaande bebouwing, die aanwezig is ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is toegestaan.
Wonen
Deze gronden zijn bestemd voor het wonen. Er is maximaal 1 bestaande woning toegestaan. Voor de woning zijn in de regels de maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Voor bijgebouwen is een regeling opgenomen.
Waarde - Archeologie, Waarde - Arccheologische verwachting 1, 2 en 3
In het plan is deze dubbelbestemmingen opgenomen, ten behoeve van de bescherming van de archeologische waarden. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming (wonen of tuin). De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Voor bestaande afstanden en maten en voor ondergronds bouwen is een regeling opgenomen.
Algemene gebruiksregels
Deze bepaling bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene aanduidingsregels
De aanduiding 'waardevol landschap' is opgenomen voor het beschermen en ontwikkelen van het waardevol landschap.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsbevoegdheid afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.