direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0091BUITnoordoever-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingplan Buitengebied, Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk met identificatienummer NL.IMRO.1734.0091BUITnoordoever-VSG1 van de gemeente Overbetuwe;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woning:

een woning dat deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;

1.8 Algemene wet bestuursrecht:

Wet van 4 juni 1992, Stb. 315, houdende algemene regels van bestuursrecht, zodat deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.9 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een ander door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.10 archeologische verwachting:

een toegekende (zeer) hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.11 archeologische waarde:

een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, werkplaats, opslagplaats, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsuitoefening benodigde vloeroppervlakte;

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.16 beeldende kunstwerken:

door kunst voortgebracht voorwerpen, zoals schilderijen en beelden;

1.17 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • a. bij bouwwerken:
    een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een onherroepelijke omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik:
    het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.21 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.24 bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een kelder en de ruimte(n) in de kap;

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.28 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang;

1.29 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar-dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteiten het verstrekken van kleinere etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid en/of de verhuur van zaaltjes voor feesten en partijen;

1.30 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.32 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals: verkoop van auto's, boten, caravans, motoren, landbouwwerktuigen en –machines, aanhangwagens, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens, meubels, woninginrichting en sanitair;

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horeca-activiteiten en detailhandel in volumineuze goederen zijn hieronder niet begrepen;

1.34 dakopbouw:

een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van een gebouw, met een oppervlakte van maximaal 60% van de oppervlakte van de bovenste bouwlaag en een afstand van minimaal .. meter tot de voorgevel;

1.35 erf:

het gedeelte van een bouwperceel gelegen buiten het, binnen het bouwperceel gelegen, bouwvlak;

1.36 evenement:

een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht-)manifestatie, (thema-)dag of week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;

1.37 extensieve dagrecreatie:

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.38 geaccidenteerd terrein:

een (gedeelte van een) bouwperceel met een helling van tenminste 1:10 gemeten over een afstand van 5m;

1.39 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden (twee of meer wanden die tot de constructie behoren) omsloten ruimte vormt;

1.40 geluidsniveau:

de maximaal toegestane geluidsniveaus worden uitgedrukt in:

  • LA,eq (1 minuut): het equivalent geluidsniveau in dB(A), zijnde het energetisch gemiddeld geluidsniveau gedurende een beoordelingstijd van 1 minuut, uitgedrukt in dB(A);
  • LC,eq (1 minuut): het equivalent geluidsniveau in dB(C), zijnde het het energetisch gemiddeld geluidsniveau gedurende een beoordelingstijd van 1 minuut, uitgedrukt in dB(C);

Onder LA,eq (1 minuut) en LC,eq (1 minuut) wordt verstaan het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een beoordelingstijd van 1 minuut en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de “Handleiding meten en rekenen Industrielawaai, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 2004”;

1.41 glowgolf:

indoor midgetgolf waardoor het mogelijk is in het donker te spelen met oplichtende objecten;

1.42 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.43 horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.44 kampeermiddel:

tenten, tentwagens, kampeerauto’s of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;

1.45 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden;

1.46 karakteristiek:

gebouwen die staan op de lijst “gemeentelijk Monumenten Inventarisatie Programma” alsmede gebouwen met een voor Overbetuwe typische bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble dan wel bebouwing die door de welstandscommissie als zodanig kan worden aangemerkt;

1.47 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,50 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen; bij bebouwing in geaccidenteerd terrein gelegen beneden peil;

1.48 kleinschalig kampeerterrein:

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn;

1.49 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.50 lichte horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.51 natuurwaarden:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;

1.52 nevenactiviteit:

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;

1.53 normaal onderhoud, gebruik en beheer:

werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen; hieronder vallen niet de incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie of werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde;

1.54 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van algemeen nut in ruime zin zoals: voorzieningen/installaties ten behoeve van gas, water en electriciteit, signaalverdeling, telecommunicatieverkeer, waterzuivering, waterbeheersing, waterhuishouding, vuil- en afvalverwerking, compostering, wijkverwarming, milieuvoorzieningen e.d.;

1.55 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.56 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en uitstraling ondergeschikt aan is;

1.57 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.58 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 peil:
  • a. voor bebouwing in geaccidenteerd terrein voor zover de bebouwing met de gevel is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt (de dijk) en is gesitueerd op of binnen een afstand van 3 m uit de grens van het openbaar gebied; 35 cm boven de kruin van de dijk;
  • b. voor overige bebouwing in geaccidenteerd terrein: de bestaande gemiddelde hoogte van het terrein op het punt waar dit direct grenst aan de gevel welke is gericht naar het openbare gebied waarop het bouwperceel ontsloten wordt.
  • c. voor gebouwen op een perceel in niet geaccidenteerd terrein, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijk, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk buiten beschouwing blijven;
1.60 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;

1.61 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.62 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:

een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;

1.63 quad:

motorvoertuig met vier brede wielen en veelal 4 wielaandrijving, bestemd voor zwaardere onverhardde terreinen;

1.64 recreatieve voorziening:

een kleinschalige, niet-bedrijfsmatige voorziening ten behoeve van de woonfunctie met een dagrecreatief karakter, zoals zwembad, tennisbaan en golfafslagplaats;

1.65 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor niet permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie, niet zijnde een chalet;

1.66 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.67 speelvoorzieningen:

voorzieningen bestemd voor vermaak of ontspanning;

1.68 klimtoren:

een bouwwerk geen gebouw zijnde die gebruikt wordt om op recreatieve wijze in te klimmen en de omgeving te bekijken;

1.69 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.1734.0091BUITnoordoever-VSG1;

1.70 verblijfsdoeleinden:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben;

1.71 verblijfsrecreatie:

recreatief buitenverblijven, waarbij wordt overnacht in bouwwerken die ter beschikking zijn gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, dan wel in kampeermiddelen;

1.72 verkoopvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;

1.73 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

1.74 waterskibaan:

een installatie waarmee een waterskiër als met een soort sleeplift die met kabels aan masten is bevestigd door middel van een elektromotor voorgetrokken wordt;

1.75 zware horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk in de avonduren en/of de vroege nacht dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals een bar-dancing, discotheek of nachtclub, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de (achter)perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter) perceelsgrens;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkappel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan;
  • b. hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • c. het behoud, de bescherming en het herstel van kleinschalige landschapselementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kleinschaligheid';
  • d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende ontsluitingsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen of bouwwerken geen gebouwen worden opgericht.

3.2.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. deze noodzakelijk zijn in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de agrarische bedrijfsgebouwen niet meer bedraagt dan 100 m2 per bedrijf, waarbij een minimale oppervlakte van 30 m2 per bedrijfsgebouw geldt;
  • c. de afstand tot de openbare weg maximaal 100 m bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • e. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt.
3.2.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van al dan niet tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, mits:

  • a. deze voorzieningen noodzakelijk zijn in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt en voor zover de bouwhoogte van de teeltondersteunende voorzieningen meer dan 1,5 m bedraagt, uitsluitend open teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan;
  • c. verhardingen ten behoeve van teeltondersteunende voorzieningen niet worden toegestaan;
  • d. voor zover de teeltondersteunende voorzieningen betrekking hebben op pot-, container- en gootteelt gelden tevens, maar met uitzondering van hetgeen onder sub c is vermeld, de volgende regels:
    • 1. pot-, container- en/of gootteelt is uitsluitend toegestaan direct aansluitend aan het bouwvlak;
    • 2. de oppervlakte van pot-, container- en/of gootteelt buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 15.000 m²;
    • 3. de verharding beperkt zich uitsluitend tot de rijpaden met een oppervlakte van maximaal 25% van de gronden die op het betreffende perceel buiten het bouwblok in gebruik zijn t.b.v. de pot-, container- en/of gootteelt;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van lawaaisporten.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. Recreatie;
  • b. Sport;
  • c. Cultuur & ontspanning;
  • d. Horeca;

in de vorm van:

  • e. dagrecreatie;
  • f. een quad- en 4x4 motorvoertuigenterrein of hiermee gelijk te stellen voertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - quadterrein';
  • g. café en/of restaurant met de mogelijkheid voor feesten en partijen;
  • h. parkeren ten behoeve van de genoemde functie onder artikel 4.1 sub g, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. klimtorens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - klimtorens';
  • j. water- en outdoor gerelateerde sportvoorzieningen;
  • k. sauna en wellness faciliteiten;
  • l. paden en wegen;
  • m. bestaande bedrijfswoningen waarbij inwoning is toegestaan in de bedrijfswoningen;
  • n. evenementen uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - evenement van categorie 1 t/m 3' en 'specifieke vorm van recreatie - evenement van categorie 2 en 3' met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • o. sanitaire voorzieningen;
  • p. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • q. groen.

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, speelvoorzieningen, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de bestemming.

  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet hoger zijn dan op de verbeelding is aangegeven;
4.2.2
  • a. Klimtorens mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - klimtorens'.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming is maximaal:
    • 1. voor klimtorens 12 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals vlaggenmasten, 6 m.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren t.b.v. café en/of restaurant

Het gebruik ten behoeve van een café en/of restaurant met de mogelijkheid voor feesten en partijen conform artikel 4.1 onder g is uitsluitend toegestaan indien ten minste 47 parkeerplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen dienen na realisatie in stand te worden gehouden.

4.3.2 Voorwaardelijke verplichting gebruik gedeelte van parkeerterrein

Het gebruik van het parkeerterrein voor parkeren is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - aandachtsgebied geluid' slechts toegestaan indien er binnen de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - aandachtsgebied geluid' een geluidwerende voorziening is aangebracht op de grens van de bestemming Gemengd met een hoogte van tenminste 1,5 meter en een lengte van tenminste 2,5 meter.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. beeldende kunstwerken;
  • g. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.

5.2 Bouwregels
5.2.1

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

5.2.2

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. Kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 6 meter hoog zijn;
  • b. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bouwbord' mag de hoogte van het bouwwerk 10 meter bedragen ten opzichte van het aangrenzende maaiveld.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca in de vorm van restaurants;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- parkeer,- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

6.2 Bouwregels
6.2.1

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet hoger zijn dan op de verbeelding is aangegeven;
6.2.2

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, is maximaal:

  • a. voor erf- en terreinafscheidingen 2 meter;
  • b. voor overige bouwwerken 6 meter.

Artikel 7 Natuur

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke, ecologische waarden en natuurwaarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • c. extensieve dagrecreatie;

met bijbehorende bouwwerken, wegen en paden.

7.2 bouwregels
7.2.1

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van natuurobservatieposten met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 2 m.

7.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. bruggen maximaal 4 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.

7.3 specifieke gebruiksregels
7.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het verwijderen, rooien en kappen van diepwortelende beplanting en andere houtachtige gewassen;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en/of aanleg- en vissteigers;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
7.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

7.3.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 8 Recreatie

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark': een strandpark ten behoeve van dagrecreatie met daarbij behorende voorzieningen zoals stranden, lig- en speelweiden, natte en droge oeverstroken en paden;
  • b. detailhandel in de vorm van kiosken, lichte horeca en sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels
8.2.1

Gebouwen, niet zijnde recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark' voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. oppervlakte per gebouw maximaal 20 m² per gebouw;
  • b. gezamenlijke oppervlakte maximaal 180 m²;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 4,5 m.

8.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:

  • a. uitzichttoren en klimtoren ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark' 12 m;
  • b. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - strandpark' de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • c. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
8.3.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige doeleinden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

8.3.3

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de waterbeheerder.

8.3.4

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.

Artikel 9 Recreatie - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een strandpark met daarbij behorende voorzieningen zoals stranden, lig- en speelweiden, natte en droge oeverstroken;
  • b. dagrecreatie;
  • c. een kiosk met ondersteunende horeca en detailhandel ten dienste van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kiosk';
  • d. evenementen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van recreatie - evenement van categorie 3' met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3;
  • e. sanitaire voorzieningen;
  • f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • g. groen;
  • h. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • i. ondersteunende kantoor- en opslagruimte voor het gebiedsbeheer;
  • j. paden en wegen;
  • k. speelvoorzieningen.

met bijbehorende gebouwen (waaronder sanitaire voorzieningen en opslagfaciliteiten), bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder terrassen, vlonders en steigers).

9.2 Bouwregels
9.2.1

gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een kiosk, sanitaire voorzieningen, opslag- en beheer en fietsenstallingen.

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 500 m².
  • b. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan 5 m

9.2.2

Bouwwerken ten dienste van de bestemming zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. voor constructies ten behoeve van een waterskibaan is de maximale bouwhoogte 10 m;
  • b. voor erf- en terreinafscheidingen is de maximale bouwhoogte 2 m;
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde is de maximale bouwhoogte 6 m.

9.3 Wijzigingsbevoegdheid
9.3.1 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemmingen Recreatie 3 (dagrecreatie met ondersteunende lichte horeca), Cultuur & Ontspanning (sauna/wellness, speeltuin) en Sport (in relatie met water- en outdooractiviteiten met inbegrip van outdoor/indoor fitnesscentrum).

De wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast voor de vestiging van een multifunctionele voorziening met bijbehorende terrassen, vlonders en steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw of het totaal van gebouwen heeft een maximaal oppervlak van 3.900 m² b.v.o op een bouwvlak van maximaal 2.500 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte is 15 m uit te voeren in maximaal 2 bouwlagen;
  • c. de maximale goothoogte is 10 m;
  • d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd;
  • e. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies.
9.3.2 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemmingen Recreatie 3 (dagrecreatie met ondersteunende lichte horeca) en Sport (watersport en outdooractiviteiten met ondergeschikte detailhandel).

De toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor de vestiging van een multifunctionele ruimte met bijbehorende terrassen, vlonders en steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen en bijbehorende bedrijfswoning met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw of het totaal van gebouwen heeft een maximaal oppervlak van 1.250 m² b.v.o;
  • b. het gebouw of het totaal van gebouwen wordt geplaatst op een bouwvlak van maximaal 800 m².
  • c. de maximale bouwhoogte is 8 m;
  • d. de maximale goothoogte is 4 m;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 600m³ bedragen;
  • f. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd;
  • g. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • h. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies.

Artikel 10 Recreatie - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. groen;
  • d. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. paden en wegen;
  • f. speelvoorzieningen.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder terrassen, vlonders en steigers).

10.2 Bouwregels
10.2.1

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht.

10.2.2

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met uitzondering van buitenzwembaden en met inachtneming van de volgende bepaling:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6 meter bedragen.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid
10.3.1 Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 3' wijzigen in de bestemmingen Recreatie 3 (dagrecreatie met ondersteunende lichte horeca), Cultuur & Ontspanning (beautysalon, sauna/wellness, atelier, creativiteitscentrum, kinderboerderij), Sport (fitnesscentrum, watersport), Maatschappelijk (verenigingsleven) en Horeca (lichte horeca).

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor de vestiging van maximaal 2 gebouwen en terreinen met bijbehorende terrassen, vlonders, steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. per gebouw geldt een maximaal bouwvlak van 100 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte is 6 meter;
  • c. de maximale goothoogte is 3 meter;
  • d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd;
  • e. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • f. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies.
10.3.2 Wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 4' wijzigen in de bestemming Recreatie 4 (dagrecreatie, verblijfsrecreatie met ondersteunende lichte horeca), Cultuur & Ontspanning (beautysalon, sauna/wellness, atelier, creativiteitscentrum, kinderboerderij), Sport (watersport, fitnesscentrum), Maatschappelijk (verenigingsleven) en Horeca (lichte horeca).

De toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is bedoeld voor de vestiging van een multifunctioneel gebouw met daarbij behorende terrassen, vlonders en steigers, parkeervoorzieningen, paden, groen, water en nutsvoorzieningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het gebouw heeft een maximaal oppervlak van 2.500 m² b.v.o;
  • b. het gebouw wordt geplaatst op een bouwvlak van maximaal 1.000 m².
  • c. de maximale bouwhoogte is 8 m;
  • d. de maximale goothoogte is 4 m;
  • e. het terras behorende bij deze functie heeft een oppervlakte van maximaal 600 m²;
  • f. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke inpassing van de parkeerbehoefte conform de Nota parkeernormen gemeente dat als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd;
  • g. de wijziging leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • h. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. de wijziging leidt niet tot vormen van gemotoriseerde dagrecreatie of geluidsoverlast voor bestaande recreatieve functies.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • d. parkeervoorzieningen (ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein);
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. fietsenstallingen, abri's, straatmeubilair en dergelijke.

11.2 Bouwregels
11.2.1

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. kunstobjecten en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mogen maximaal 8 meter hoog zijn;

Artikel 12 Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • b. waterberging en waterlopen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. waterskibaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterskibaan';
  • e. de aanleg, het behoud en de versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;
  • f. evenementen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specfieke vorm van recreatie - evenement van categorie 1' met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.3

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, vlonders, bruggen, dammen en/of duikers.

12.2 Bouwregels
12.2.1

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

12.2.2

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. bruggen en viaducten 8 m;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de waterskibaan 10 m binnen de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterskibaan';
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Binnen de bestemming Water zijn lawaaisporten en gemotoriseerd vaarverkeer niet toegestaan, met uitzondering van vaartuigen met elektromotoren en vaartuigen ten behoeve van gebiedsbeheer en hulpdiensten.

 

Artikel 13 Waarde - archeologische verwachting 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

13.2 Bouwregels
13.2.1

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 50 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.

13.2.2

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.2.1 onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 13.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

13.2.3

Het bepaalde in artikel 13.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 50 m² wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met uitzondering van nieuwe kelders.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 50 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
13.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

13.4.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
13.4.4

Ten aanzien van de in artikel 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgveingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
13.4.5

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
13.4.6

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

13.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 1', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 1' om te zetten in een bestemming Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 14 Waarde - archeologische verwachting 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

14.2 Bouwregels
14.2.1

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
14.2.2

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.2.1 onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgveingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 14.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

14.2.3

Het bepaalde in artikel 14.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 100 m² wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met uitzondering van nieuwe kelders.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 14.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 100 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
14.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

14.4.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
14.4.4

Ten aanzien van de in artikel 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgveingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
14.4.5

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
14.4.6

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 14.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

14.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 2', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 2' om te zetten in een bestemming Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 15 Waarde - archeologische verwachting 3

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

15.2 Bouwregels
15.2.1

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
15.2.2

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.2.1 onder a, wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgveingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 15.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

15.2.3

Het bepaalde in artikel 15.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 500 m² wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met uitzondering van nieuwe kelders.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1

Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 500 m², waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
15.4.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

15.4.3

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn.
15.4.4

Ten aanzien van de in artikel 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
15.4.5

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen.
15.4.6

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

15.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 3', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - archeologische verwachting 3' om te zetten in een bestemming Waarde - Archeologie, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 16 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 17 Algemene bouwregels

17.1 Bestaande maten
17.1.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

17.1.2

Het bepaalde in artikel 17.1.1 met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van gehele vernieuwing van bestaande bijgebouwen en overkappingen.

17.1.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.1.2 voor het herbouwen van één of meer bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van nieuwe bijgebouwen niet meer bedraagt dan 75% van de gezamenlijke oppervlakte van de te slopen bijgebouwen;
  • b. de oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen maximaal 300 m2 bedraagt;
  • c. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
  • d. de nieuw te bouwen bijgebouwen aansluiten bij de (karakteristiek van de) te handhaven bebouwing;
  • e. uit een inrichtingsplan blijkt dat slooplocatie en bouwlocatie landschappelijk wordt versterkt;
  • f. uit een inrichtingsplan blijkt dat de erfstructuur wordt gehandhaafd dan wel verbeterd, zowel ten aanzien van beplanting als bebouwing;
  • g. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • h. de uitvoerbaarheid van het bouwplan waarvoor afwijking wordt toegepast, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
    • 1. de milieuhygiënische situatie van de bodem de ontwikkeling waarvoor afwijking wordt toegepast niet belemmerd;
    • 2. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden.

17.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

17.3 Ondergronds bouwen
17.3.1

Ondergrondse gebouwen (kelders) zijn uitsluitend toegestaan, daar waar bovengrondse gebouwen aanwezig zijn, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein de ondergrondse bebouwing de bovengrondse bebouwing met een (horizontale) diepte van 3 m mag overschrijden. Ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag ondergronds.

17.3.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 17.3.1, teneinde ondergrondse gebouwen toe te staan daar waar bovengronds geen gebouwen zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • het betreft geen bebouwing in geaccidenteerd terrein;
  • de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen bedraagt niet meer dan 25 m², met dien verstande dat het bebouwingspercentage dan wel de maximaal toegestane oppervlakte met het meerekenen van de bebouwde oppervlakte van de ondergrondse gebouwen niet wordt overschreden. In afwijking van het bepaalde in Artikel 2 wordt als bebouwde oppervlakte van ondergrondse gebouwen de oppervlakte van de vloer gemeten, inclusief muren;
  • het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast, dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

18.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  • e. een gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning en/of het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan.

18.2 Parkeernormen

De inrichting van de gronden moet zodanig plaatsvinden, dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals weergegeven in de Nota parkeernormen gemeente Overbetuwe 2014 die als bijlage bij deze regels wordt toegevoegd.

18.3 Evenementen
18.3.1 Algemeen

Binnen de daartoe aangewezen bestemmingen zijn de volgende type evenementen toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen categorie 1' zijn uitsluitend evenementen in de categorie 1 zoals opgenomen in onderstaand schema, toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen categorie 1 t/m 3' zijn uitsluitend evenementen in de categorie 1, 2 en 3 zoals opgenomen in onderstaand schema, toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen categorie 2 en 3' zijn uitsluitend evenementen in de categorie 2 en 3, zoals opgenomen in onderstaand schema, toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen categorie 3' zijn uitsluitend evenementen in de categorie 3 zoals opgenomen in onderstaand schema, toegestaan;
  maximaal aantal evenementen per kalenderjaar   maximaal aantal dagen per kalenderjaar, per evenement   toegelaten openingstijden evenement zondag t/m donderdag   toegelaten openingstijden evenement vrijdag en zaterdag*   maximaal aantal bezoekers per evenement  
categorie 1   12   1   7.00 t/m 23.00 uur
 
7.00 t/m 24.00 uur   2.500  
categorie 2   3   1   7.00 t/m 23.00 uur
 
7.00 t/m 24.00 uur   2.500  
categorie 3   1   3   7.00 t/m 23.00 uur
 
7.00 t/m 24.00 uur**   2.500  

* = en zondag voor zover de volgende dag een feestdag is.

** = in afwijking van de gestelde openingstijd geldt voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen categorie 3' een toegelaten openingstijd van 07.00 t/m 03.00 uur.

  • e. met dien verstande dat het totaal aantal evenementendagen van evenementen bedoeld in artikel 18.3 sub a t/m d gezamenlijk per kalenderjaar niet meer mag bedragen dan 12, waarbij het opbouwen en afbreken niet in beschouwing hoeft worden genomen bij het bepalen van het maximaal aantal evenementendagen;

 

18.3.2 Geluidsniveaus

Het gebruik overeenkomstig het bepaalde in artikel 18.3 mag alleen plaatsvinden indien voor de in onderstaande tabel vermelde objecten bij een te houden evenement de volgende maximale geluidsniveaus met in achtname van het bepaalde in artikel 1.40 worden aangehouden:

Evenementen van categorie 1:

Ter hoogte van de objecten:   dagperiode: 07.00 - 19.00 uur   avondperiode: 19.00 - 23.00 uur zondag tot/met donderdag en 19.00 – 24.00 vrijdag en zaterdag  
bestaande woningen en camping aan de Valburgsestraat 41*   70 dB(A)   85 dB(C)   70 dB(A)   85 dB(C)  

* = Rekenpunt 027 zoals opgenomen in de als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen figuur

Evenementen van categorie 2:

Ter hoogte van de objecten:   dagperiode: 07.00 - 19.00 uur   avondperiode: 19.00 - 23.00 uur zondag tot/met donderdag en 19.00 – 24.00 vrijdag en zaterdag  
bestaande woningen en camping aan de Valburgsestraat 41*   75 dB(A)   90 dB(C)   75 dB(A)   90 dB(C)  

* = Rekenpunt 027 zoals opgenomen in de als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen figuur

Evenementen van categorie 3:

Ter hoogte van de objecten:   dagperiode: 07.00 - 19.00 uur   avondperiode: 19.00 - 23.00 uur zondag tot/met donderdag en 19.00 – 24.00 vrijdag en zaterdag   nachtperiode: 00.00 – 03.00 zaterdag en zondag*/***  
bestaande woningen en camping aan de Valburgsestraat 41**   75 dB(A)   90 dB(C)   75 dB(A)   90 dB(C)   50 dB(A)   65 dB(C)  

* = Hiermee worden bedoeld de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag alsmede de nacht van zondag op maandag voor zover de maandag een feestdag is

** = Rekenpunt 027 zoals opgenomen in het als bijlage 2 bij deze planregels opgenomen figuur

*** = gestelde openingstijd in nachtperiode geldt uitsluitend voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - evenementen van categorie 3'.

Artikel 19 Algemene aanduidingsregels

19.1 Geluidszone industrie
19.1.1

Ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - industrie” mogen in verband met de nabijheid van een Geluidzoneringsplichtige inrichting geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere grenswaarde is vastgesteld.

19.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 19.1.1 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de regels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:

  • a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    • 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het toestaan van de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m en een inhoud van ten hoogste 75 m³ ten dienste van het openbare nut en overige openbare dienstverlening;
  • c. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 20% van die maten, afmetingen en percentages;

Artikel 22 Algemene procedureregels

Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:

  • a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  • b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  • c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  • d. met betrekking tot de externe veiligheid een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  • e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  • f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 23 Overgangsrecht

23.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

23.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van artikel 23.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel  23.1 met maximaal 10%.

23.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 23.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

23.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

23.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 23.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

23.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 23.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

23.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 23.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 24 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Noordoever Strandpark Slijk-Ewijk.