direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
Plan: Smilde - Veldhuizenweg (grondgebonden agrarisch bedrijf)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.VeldhuizenwegSML-VST1

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

 

3. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”;

b.    het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie mantelzorg, kleinschalig kamperen en/of logiesverstrekking, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf’;

met daaraan ondergeschikt:

c.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden van het jonge veld- en veenontginningenlandschap;

d.    het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;

e.    doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;

f.     cultuurgrond;

g.    openbare nutsvoorzieningen;

h.    extensief dagrecreatief medegebruik;

i.      infrastructurele voorzieningen;

j.      waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

k.    bedrijfsgebouwen en overkappingen;

l.      een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;

m.   aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;

n.    torensilo’s;

o.    kassen, tunnelkassen en blaastunnels;

p.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3. 2.       Bouwregels

3. 2. 1. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen, ten behoeve van agrarische bedrijven worden gebouwd;

b.    de gebouwen, met uitzondering van tunnelkassen en blaastunnels, zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”;

c.    er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”;

d.    de bedrijfsgebouwen zullen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

e.    het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;

f.     de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

g.    de bedrijfsgebouwen zullen worden voorzien van een kap;

h.    de goothoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen;

i.      de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping zal ten hoogste 12,00 m bedragen;

j.      de oppervlakte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 250 m² bedragen;

k.    de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

l.      de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 9,00 m bedragen;

m.   de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;

n.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 100 m² bedragen;

o.    de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen;

p.    de dakhelling van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen;

q.    de gezamenlijke oppervlakte van kassen zal ten hoogste 1000 m² bedragen;

r.     de bouwhoogte van kassen zal ten hoogste 8,00 m bedragen;

s.     de bouwhoogte van tunnelkassen en blaastunnels zal ten hoogste 1,20 m bedragen;

t.      de oppervlakte van een torensilo zal ten hoogste 85 m² bedragen;

u.    de bouwhoogte van een torensilo zal ten hoogste 12,00 m bedragen.

3. 2. 2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    (mest)silo’s, -platen en -bassins zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”;

b.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”, ten hoogste 10,00 m bedragen;

d.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

3. 3.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeerssituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 3.2.1. onder e en toestaan dat een tweede bedrijfswoning wordt gebouwd, mits:

1.    de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het con­stante toezicht op het agrarisch bedrijf en er voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de duurzaam­heid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;

2.    de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”, in de directe omgeving van de be­drijfsgebouwen wordt gesitueerd;

3.    er geen sprake is van onevenredige schade voor de aan­grenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

4.    er nog niet eerder een tweede bedrijfswoning is gebouwd;

5.    de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde, of een vastgestelde hogere waarde;

b.    het bepaalde in lid 3.2.1. onder h en toestaan dat de goot­hoogte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een grondge­bonden agrarische bedrijfsvoering wordt vergroot tot 5,50 m, mits:

1.    de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoe­ring;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

c.    het bepaalde in lid 3.2.1. onder k en toestaan dat de goothoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot 6,00 m, mits:

1.    de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het land­schap kenmerkend bebouwingstype;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d.    het bepaalde in lid 3.2.1. onder l en toestaan dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot 10,00 m, mits:

-       de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkende bebouwingstype;

e.    het bepaalde in lid 3.2.2. onder c en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”, wordt ver­groot tot ten hoogste 15,00 m.

3. 4.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

 

a.    het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische pro­ducten, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”;

b.    het opslaan van agrarische producten voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg ge­keerde gevel(s) van een bedrijfswoning;

c.    het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto’s, caravans en boten anders dan in gebouwen;

d.    het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik;

e.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;

f.     de uitoefening van het agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede bedrijfstak of een deeltijdfunctie in de vorm van lichte bedrijvigheid of een zorg­functie, niet zijnde mantelzorg;

g.    het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;

h.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de­tailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel in de vorm van de verkoop van eigen en streekeigen producten;

i.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:

1.    kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 15 kampeer­middelen op gronden met een minimale oppervlakte van 5.000 m² ten behoeve van het kamperen aansluitend op de bebouwing mogen worden geplaatst, het kamperen uit­sluitend plaats mag vinden binnen de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar, het kampeerterrein mi­nimaal 50 m van de perceelgrens van (bedrijfs)woningen en minimaal 500 m van de perceelgrens van het dichtstbij­zijnde kampeerterrein gesitueerd moet zijn en er geen chalets, trekkershutten of stacaravans mogen worden ge­plaatst;

2.    logiesverstrekking, waarbij niet meer dan 3 bed- and break­fasteenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;

j.      het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, in­dien:

1.    het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewo­ners van de bedrijfswoning, waarbij één andere arbeids­kracht ter plekke werkzaam mag zijn;

2.    de beroepsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer be­draagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswo­ning;

3.    de beroepsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;

4.    parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

5.    detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden de­tailhandel;

k.    het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, hout­teelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen;

l.      de aanleg van paardenbakken indien de gronden ter plaatse niet zijn aangeduid als “specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf”.

 

3. 5.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:

 

-       het bepaalde in lid 3.4. onder g en toe­staan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

1.    de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het con­stante toezicht op het agrarisch bedrijf en er voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de duurzaam­heid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;

2.    de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;

3.    er voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende erf wordt aangelegd;

4.    de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieu­situatie van agrarische bedrijven in de directe omge­ving;

5.    de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens­waarde, of een vastgestelde hogere waarde;

6.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.