direct naar inhoud van Regels
Plan: Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.Veenhoopsweg3436SM-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde met identificatienummer NL.IMRO.1731.Veenhoopsweg3436SM-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aan- of uitbouw:

Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan het hoofdgebouw maar functioneel één geheel vormt met het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwde bebouwing

Bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen

1.7 achtererf:

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

Afhankelijke woonruimte

1.8 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw c.q. een vrijstaand gebouw waarin één of meerdere hulpbehoevenden vanuit het oogpunt van mantelzorg zijn gehuisvest en dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning

1.9 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf

1.10 bedrijfsvloeroppervlakte:

De totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfs-matige activiteit, inclusief opslag- en administratie-ruimten en dergelijke (exclusief luifels);

1.11 bedrijfs- of dienstwoning:

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.12 bestaand bij gebruiksregels / bestemmingsregels:

Het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, met uitzondering van gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan;

1.13 bestaand bouwwerk:

Een bouwwerk, dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

1.14 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

Een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;

1.17 bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.18 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

Een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;

1.25 dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder onder andere zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s, galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruik:

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.28 maatschappelijke voorziening:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, kinderopvang, buitenschoolse opvang, dorpshuis, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.29 peil:
  • a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
  • b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
  • c. bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
  • d. bij bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij of aan een bestaande woning: de bestaande peilmaat van de woning;
1.30 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 snackbar:

een horecabedrijf dat voornamelijk is gericht op het verstrekken van kleine etenswaren en nietalcoholhoudende dranken;

1.32 vloeroppervlak:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen, de zolder en de bijbehorende bouwwerken;

1.33 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de grens van een bouwperceel

De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de goothoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot de as van een windturbine.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voor zover in de voorschriften een dakhelling is voorgeschreven, is dezen niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen);

2.8 bebouwd oppervlak van het bouwperceel

De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
  • b. erkers die voldoen aan de bouwregels;
  • c. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,75 meter
  • d. balkons die minder dan 1,00 m buiten de gevel steken;
  • e. een wolfseind met een maximale goothoogte van 4.50 m, bij boerderij-achtige woningen buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in consumentenvuurwerk;
  • b. dienstverlenende bedrijven;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. restaurants, eethuisjes, cafetaria's, snackbars en specialiteitenrestaurants;

voor zover het de eerste bouwlaag betreft;

  • e. wonen voorzover het de tweede bouwlaag betreft

met daaraan ondergeschikt:

  • f. infrastructurele voorzieningen;
  • g. openbare nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. bedrijfswoningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen uitsluitend de volgende bouwwerken ten behoeve van de in lid 3.1genoemde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste wat is aangeduid ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. het aantal bedrijfswoningen bedraagt ten hoogste één per bedrijf;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en de afmetingen van de bebouwing;
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits de noodzaak wordt aangetoond en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeeersveiligheidafwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak met ten hoogste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting;

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. Het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 2. Het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
    • 3. Het bepaalde in het plan en toestaan, dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
      • de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    • 4. Het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten tot een bouwhoogte van 25 m worden gebouwd.
    • 5. Andere bouwwerken geen gebouw zijnde tot een bouwhoogte van 10 m worden gebouwd.
  • b. De onder a bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
    • 2. de verkeersveiligheid.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Afstemming welstand
  • a. Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:
    • 1. de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte;
    • 2. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, mits:

      • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen met niet meer dan 15% afwijken van de toegestane goot- en bouwhoogte;
      • b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
  • b. Eisen met betrekking tot kapvormen, dakhellingen en de nokrichting worden gesteld in het kader van artikel 12a van de Woningwet.
7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht en in stand worden gehouden in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan de volgende norm:
    • 1. bij een fullservice supermarkt: 3,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
    • 2. bij een discount supermarkt: 2,9 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
    • 3. bij overige detaihandel: 2,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
    • 4. dienstverlenende bedrijven en maatschappelijke voorzieningen: 2,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
    • 5. cafetaria, snackbar, eethuisje: 5 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
    • 6. (specialiteiten)restaurant: 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo.
    • 7. bij een (bedrijfs)woning: 1 parkeerplaats per woning;
  • b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Aldi Veenhoopsweg 34-36 te Smilde.