direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoogspanningsstation TenneT Wijster
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.TenneTWY-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoogspanningsstation TenneT Wijster, met identificatienummer NL.IMRO.1731.TenneTWY-VST1 van de gemeente Midden-Drenthe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afvalgelieerde bedrijven
  • a. bedrijven en bijbehorende kantoren die gericht zijn op, dan wel een functionele binding hebben met, afvalverwerkingsactiviteiten anders dan eindverwerking, welke plaatsvinden bij de VAM, haar dochterondernemingen en joint ventures, danwel;
  • b. kantoren en onderzoeksinstellingen met afval als primair aandachtspunt en die in hun bedrijfs- en onderzoeksactiviteiten van de VAM, haar dochterondernemingen en joint ventures.
1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats);

1.11 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.12 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.13 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 hoofdgebouw

een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.15 normaal onderhoud

Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.16 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;

1.17 peil
  • a. Bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
  • b. Bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
  • c. Bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld;

1.18 risicogevoelig object

een object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.20 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Afvalgelieerd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Afvalgelieerd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afvalgelieerde bedrijven uit ten hoogste milieucategorie 4 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten', zoals opgenomen in Bijlage 1;

met de daarbij behorende:

  • b. bebouwing;
  • c. railverbinding met emplacement;
  • d. spoorviaduct;
  • e. los- en laadplaatsen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. watergangen;
  • h. wegen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan 15 m;
  • b. het bebouwingspercentage van de gronden mag niet meer bedragen dan 75%;
  • c. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • d. de onderliggende afstand tussen gebouwen en die tussen gebouwen en de grens van de bestemming moet ten minste 4 m bedragen;
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van:

  • a. het verhogen van de bouwhoogte van bedrijfsbebouwing tot 16,5 m;
  • b. het bouwen van verticale afvoerkanalen en andere relatief slanke bouwkundige constructies met een maximum hoogte van 40 m.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoog- en middenspanningsstation voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de aansluiting op een hoogspanningsnet en middenspanningsnet;
  • c. hoogspannings- en middenspanningskabels en leidingen zowel boven- als ondergronds, portalen, railsystemen en bijbehorende (aansluit)voorzieningen;

met daarbij behorend(e):

  • d. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. watergangen en -partijen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. wegen, paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van portalen mag niet meer bedragen dan 35 meter;
  • e. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 52 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 25 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen conform paragraaf 4.4 Inrichtingsvoorstel van het landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen één jaar na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het hoog- en middenspanningsstation uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de groenvoorzieningen conform paragraaf 4.4 Inrichtingsvoorstel van het landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 1, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

4.3.2 Afwijken van specifieke gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.3.1 en een andere vorm van landschappelijke inpassing worden toegestaan dan uitgewerkt in het landschapsplan. Burgemeester en wethouders betrekken bij hun besluit de grondeigenaren en beheerders op wiens gronden de landschappelijke inpassing zal plaatsvinden.

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van groenvoorzieningen overeenkomstig paragraaf 4.4 Inrichtingsvoorstel van het landschapsplan zoals opgenomen in Bijlage 1', danwel overeenkomstig een verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 4.3.2;
  • b. overige groenvoorzieningen en beplanting;
  • c. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorend(e);

  • d. toegangen;
  • e. onverharde wegen t.b.v. beheer en onderhoud;

5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan;
  • b. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van hekwerken toegestaan tot een maximum hoogte van 3 m.

Artikel 6 Groen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenstroken;
  • b. sloten;
  • c. bosbeplantingen;

met daarbij behorend(e);

  • d. toegangen;
  • e. onverharde wegen t.b.v. beheer en onderhoud;
  • f. overige groenvoorzieningen met een afschermende functie.
6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan;
  • b. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van hekwerken toegestaan tot een maximum hoogte van 3 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. spoorwegovergang;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bermen;
  • f. sloten;

met daarbij behorend(e);

  • g. bouwwerken, zoals bouwwerken ten behoeve van de bewegwijzering en kunstwerken alsmede lichtmasten.
7.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 8 Verkeer - Railverkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen, met daarbij inbegrepen bermen, spoorwegovergangen en dergelijke railverkeersvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. water;

met de daarbij behorend(e):

  • f. gebouwen;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder mede begrepen (vee)tunnels en viaducten;

met dien verstande dat:

  • h. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal spoorbanen en spoorwegovergangen voorziet.
8.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 15 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
  • b. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat uitsluitend bestaande lichtmasten zijn toegestaan.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het bebouwings- en landschapsbeeld (met name karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing);
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • f. de milieusituatie;

nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken.

Artikel 9 Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Ondergrondse hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. ondergrondse hoogspanningsleidingen van maximaal 110 kV;

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. kabelmoffen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in de regels van dit plan is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm;
  • f. het opslaan van goederen, (brandbare en/of explosieve)stoffen en/of materialen;
  • g. het aanleggen en/of slopen van opstallen, ondergrondse constructies, straatmeubilair, installaties, of apparatuur anders dan ten dienste van deze in lid 9.1 omschreven bestemming;
  • h. het aanleggen van zonnepanelen.
9.6 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 9.5 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. verband houden met de aanleg, aanpassing of het normale onderhoud en beheer van de desbetreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 9.1 en de daarbij horende voorzieningen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. vallen onder de Wet Informatie-uitwisseling Boven- en Ondergrondse netten.
9.7 Voorwaarden vergunningverlening

De in lid 9.5 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende netbeheerder en uit een verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig kan worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding, zoals omschreven in lid 9.1.

9.8 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de ondergrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 10 Leiding - Bovengrondse hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Bovengrondse hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding;

met de daarbij behorende:

  • b. belemmeringenstrook;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van hetgeen elders in de regels van dit plan is bepaald, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  • b. In afwijking van hetgeen elders in de regels van dit plan is bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, de volgende regels:
    • 1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming;
    • 2. de hoogte zal ten hoogste 52 m bedragen.
10.3 Afwijken van bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad;
  • b. vooraf de leidingbeheerder van de desbetreffende hoogspanningsverbinding gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder, op of in de artikel 10.1 bedoelde gronden, een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en/of rooien van opgaande beplanting en bomen;
  • b. het wijzigen van maaiveld- of weghoogte niveau door ontgronding, ophoging of andere graafwerkzaamheden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van (reeds bestaande) watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • d. het opslaan van goederen, (brandbare en/of explosieve) stoffen en/of materialen;
  • e. het aanleggen en/of slopen van bovengrondse opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in artikel 10.1 omschreven bestemming;
  • f. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • g. het aanleggen van zonneparken.
10.6 Uitzondering van de vergunningplicht

Het verbod in artikel 10.5 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg, aanpassing of het normale onderhoud en beheer van de desbetreffende bovengrondse hoogspanningsverbinding, zoals bedoeld in lid 10.1 en de daarbij horende voorzieningen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. vallen onder de Wet Informatie-uitwisseling Boven- en Ondergrondse netten.
10.7 Voorwaarden vergunningverlening

De in lid 10.5 genoemde vergunning wordt slechts verleend, indien vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende netbeheerder en uit een verkregen positief schriftelijk advies van de netbeheerder is gebleken dat hierdoor de veiligheid en leveringszekerheid niet blijvend onevenredig kan worden geschaad. Aan de hand daarvan kan het bevoegd gezag desgewenst voorwaarden verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde verbinding zoals omschreven in lid 10.1.

10.8 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend een gebruik dat geen rekening houdt met een ongestoorde werking van de bovengrondse hoogspanningsleiding en de risico's die ermee verbonden zijn.

Artikel 11 Leiding - Middenspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Middenspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergronds middenspanningsnet alsmede voor de hierbij behorende belemmeringenstrook, mofputten en voorzieningen ten behoeve van de bestemming.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van hetgeen elders in de regels van dit plan of andere van toepassing verklaarde plannen is bepaald, mogen op of in de in dit artikel bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 2 m ten dienste van de in lid 11.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. behoudens het gestelde onder a zijn op of in de in dit artikel bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken toegestaan, met uitzondering van bestaande vergunde gebouwen en bouwwerken;
  • c. indien bestaande vergunde gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd is dit toegestaan indien de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van het betrokken middenspanningsnet niet worden geschaad;
  • b. vooraf de leidingbeheerder van het desbetreffende middenspanningsnet gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen omtrent de beoordeling bedoeld onder a, alsmede over de beperkingen en voorschriften die gesteld dienen te worden ter bescherming van de daar genoemde belangen, dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden voor het opslaan van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen.

11.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 en worden toegestaan dat opslag plaatsvindt van goederen, (brandbare) stoffen en/of materialen overeenkomstig de andere aan de gronden toegekende bestemming(en), mits:

  • a. de belangen en de veiligheid van het betrokken middenspanningsnet niet worden geschaad;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder van het middenspanningsnet is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Verbod

In het belang van het middenspanningsnet als bedoeld in lid 11.1 is het, behoudens het bepaalde in lid 11.6.2, verboden op en in de in lid 11.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting en bomen, alsmede het rooien van beplantingen en bomen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven;
  • c. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen dieper dan 0,5 m onder maaiveld;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten dieper dan 0,5 m onder maaiveld anders dan normaal spit- en ploegwerk voor zover dit geen diepploegen dieper dan 1 m onder maaiveld is;
  • e. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, alsmede het verhogen of verlagen van het waterpeil;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies.
11.6.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. verband houden met de aanleg van het desbetreffende middenspanningsnet, zoals bedoeld in lid 11.1 en de daarbij behorende voorzieningen;
  • b. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer van het middenspanningsnet, zoals bedoeld in lid 11.1, en de belemmeringenstrook;
  • c. betrekking hebben op de aanleg van de ondergrondse hoogspanningsverbinding zoals bedoeld in artikel 9.1;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van de bovengrondse hoogspanningsverbinding zoals bedoeld in artikel 10.1;
  • e. die verband houden met de bouw en landschappelijke inpassing van het in artikel 4.1 bedoelde hoogspanningsstation;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van dit plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • g. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
11.6.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in lid 11.6.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. is aangetoond dat de desbetreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van het middenspanningsnet;
  • b. uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder van het middenspanningsnet is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, behalve op de gronden waar een kampeerterrein voor (kleinschalig) kamperen is toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  • g. het vernielen en/of aantasten van monumentale bomen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen;
  • i. het gebruiken of laten gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, anders dan in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels is toegestaan;
  • j. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van bed & breakfast, met uitzondering van bestaande bed & breakfastaccommodaties.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 geluidzone - industrie
14.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de geluidbelasting van het industrieterrein.

14.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen, mogen geen nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Parkeernorm

Als uitgangspunt geldt dat in alle bestemmingen op eigen erf dient te worden geparkeerd. Hiervan kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken indien in het geval van nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van deze ontwikkeling op een goede wijze kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen.

15.2 Van toepassing verklaring

Voor zover in dit plan aan gronden geen enkelbestemming is toegekend, blijven de volgende bestemmingsplannen van toepassing met inachtneming van de aanvullingen die in dit plan voor de gronden zijn opgenomen:

Buitengebied Midden-Drenthe   NL.IMRO.1731.Buitengebied-VST1   Vastgesteld 26-01-2012  
Correctieve herziening buitengebied Midden Drenthe   NL.IMRO.1731.CorHerBuitengebied-VST1   Vastgesteld 06-03-2014  
Facetplan kleine windturbines, kleinschalige zonneparken en leidingnet   NL.IMRO.1731.FacetbpWindturbine-VST1   Vastgesteld 28-01-2021  
Veegplan Buitengebied Midden-Drenthe 2022   NL.IMRO.1731.CorHerbpBG2022-VST1   Vastgesteld 30-06-2022  

15.3 Algemene toetsingscriteria afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden

Er wordt uitsluitend een omgevingsvergunning tot het afwijken van het bestemmingsplan verleend en er wordt uitsluitend overgegaan tot wijziging van het bestemmingsplan indien is aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • de milieusituatie (toetsing aan de Wet geurhinder), natuurlijke (Natura 2000 en NNN) en landschappelijke waarden (open gebieden, robuuste landbouwgebieden), de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwings- en landschapsbeeld, in de zin dat dit in overeenstemming dient te zijn met de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsbeleidsplan van Midden-Drenthe (februari 2000);
  • het zicht op karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing;
  • de verkeersveiligheid.
15.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de milieusituatie;
  • de landschappelijke waarden;
  • de natuurlijke waarden;
  • de geomorfologische waarden;
  • de cultuurhistorische waarden;
  • de archeologische waarden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, onder andere ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en het zicht op de karakteristieke en monumentale bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Hoogspanningsstation TenneT Wijster.