Regels
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. het plan:
het bestemmingsplan Kanaal Oostzijde 5 en 15 te Drijber van de gemeente Midden-Drenthe;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1731.KanaalOZ5en15DR-VST1 met de bijbehorende regels;
c. aan- of uitbouw:
een onderdeel van een hoofdgebouw, alsmede een opzichzelfstaand gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
d. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
e. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
f. aan huis verbonden beroep:
het beroep van: accountant, administratieconsulent, advocaat, apotheker, architect, assurantiebemiddelaar, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huisarts, interieurarchitect, logopedist, makelaar in onroerend goed, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, raadgevend ingenieur, registeraccountant, specialist, tandarts, tandartsspecialist, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep dat, in combinatie met de woonfunctie als hoofdfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw, aan- of uitbouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor wonen;
g. agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
h. agrarisch dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals een loonbedrijf;
i. bassin:
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische activiteiten;
j. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
k. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
l. beroepsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
m. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
n. bestaande:
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;
het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake is van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro;
o. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
p. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
q. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
r. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
s. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
t. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
u. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
v. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
w. bijgebouw:
een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
x. cultuurgrond:
grasland en akkerbouw- en tuinbouwgronden die hobbymatig in gebruik zijn en niet worden gebruikt ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering;
y. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
z. gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
aa. grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
bb. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
cc. kampeermiddel:
1. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
dd. kap:
een dakhelling onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
ee. landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip 'landschappelijke waarden' zal de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsbeleidsplan van de gemeente Midden-Drenthe (februari 2000) steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;
ff. logiesverstrekkend bedrijf:
een bedrijf waar, tegen vergoeding, logies worden verstrekt, waarbij de bed and breakfasteenheden enkel zijn ingericht voor nachtbedrijf;
gg. mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
hh. mestsilo:
een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;
ii. milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen, dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling. Onderdeel van de afweging van het begrip 'milieusituatie' zal ook de bodembescherming zijn;
jj. natuurlijke waarden:
de abiotische en biotische waarden van een gebied;
kk. niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een ag rarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief tuinbouwbedrijf of een intensief veehouderijbedrijf;
ll. overkapping:
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts met één wand is omsloten;
mm. paardrijbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;
nn. peil:
1. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
2. bij ligging van een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
3. bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
oo. productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
pp. (toren)silo:
een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;
qq. seksinrichting:
een vo or publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een escortbedrijf, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;
rr. stacaravan:
een caravan die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
ss. trekkershut:
een verblijf, bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
tt. vrijstaand bijgebouw:
een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
uu. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
vv. woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als eenheid kan worden beschouwd.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
2. overstekende daken;
3. luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
3 Agrarisch met waarden - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch met waarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een melkveehouderij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden agrarisch bedrijf’;
b. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, al dan niet in combinatie met bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mantelzorg en/of kleinschalig kamperen en/of logiesverstrekking;
met daaraan ondergeschikt:
c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden van het jonge veld- en veenontginningenlandschap;
d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur en landschapselementen;
e. cultuurgrond;
f. openbare nutsvoorzieningen;
g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
h. bedrijfsgebouwen;
i. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
j. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen;
k. tuinen, erven en terreinen;
l. torensilo's;
m. kassen, tunnelkassen en blaastunnels;
n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
met dien verstande dat:
o. de opwekking van elektriciteit door middel van (co-)vergisting niet in de bestemming is begrepen;
p. logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
logiesverstrekking vindt plaats binnen de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
in een bijgebouw mogen uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld, moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
het bijgebouw ten behoeve van logiesverstrekking dient in de directe nabijheid van het hoofdgebouw te staan en een duidelijke relatie te hebben met het hoofdgebouw;
de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw moeten behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
het aantal volwaardige bed- and breakfasteenheden bedraagt ten hoogste drie;
er mogen geen keukenblokken in de bed- and breakfasteenheden wordt gemaakt;
parkeervoorzieningen dienen op het bijbehorend erf te worden gerealiseerd;
er mag geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. er zullen uitsluitend gebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van het agrarisch bedrijf worden gebouwd;
2. de gebouwen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
3. binnen het bouwvlak mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van één grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
4. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bedrijf bedragen;
5. bedrijfsgebouwen dienen achter de achtergevel van het hoofdgebouw (met daarin de bedrijfswoning), dan wel minimaal 20 m vanaf de naar de weg gekeerde bouwperceelgrens/grenzen van de openbare weg te worden gebouwd;
6. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
7. de bedrijfsgebouwen zullen worden voorzien van een kap;
8. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in m2 |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
Hoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
max. |
min. |
max. |
max. |
bedrijfsgebouw |
- |
- |
5 |
20 |
60 |
12 |
overkapping bij bedrijfsgebouw |
- |
- |
5 |
- |
60 |
12 |
bedrijfswoning |
150* |
- |
3,5 |
30 |
60 |
9 |
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning |
- |
100** |
3,5 |
- |
60 |
- |
Kassen |
- |
1.000 |
- |
- |
- |
5 |
Tunnelkassen |
- |
- |
- |
- |
- |
1,2 |
(Toren)silo |
85 |
- |
- |
- |
- |
12 |
* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte van een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen.
** de oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt nooit meer bedraagt dan de oppervlakte van de hoofdgebouwen(=bedrijfswoning).
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. silo's, platen en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd binnen de aaneengesloten vierhoek. Voorzover silo’s hoger dan 8 m worden gebouwd, dient aan de regels voor (toren)silo’s onder a te worden voldaan;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 2 m en daarbuiten niet meer dan 1 m;
3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van lichtmasten ten hoogste 4 m en de hoogte van omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m²;
4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwvlak ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat lichtmasten buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld (met name karakteristieke gebouwen en bomen en aaneengesloten bebouwing);
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
- de plaats van gebouwen en bouwwerken;
- de (transparante) vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met name afrasteringen en omheiningen;
- het plaatsen van verlichting.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 en toestaan dat gebouwen, in de functie van schuilgelegenheden voor dieren, buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
1. er ten hoogste één gebouw wordt gebouwd per agrarisch bedrijf, dan wel per woonhuis/bedrijfswoning;
2. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 50 m² zal bedragen;
3. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,5 m zal bedragen;
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de oppervlakte van de bedrijfswoning en of daarbij horende bijgebouwen wordt vergroot met 100 m2, mits de oppervlakte van de hoofdgebouwen ten minste twee keer de oppervlakte van de bijgebouwen en aanbouwen bedraagt en de afstand tussen de hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen) en bijgebouwen niet meer dan 30 m bedraagt;
d. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot 5,5 m, mits:
1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijk en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot 5,50 m, mits:
1. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
f. het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 8 en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen wordt vergroot tot respectievelijk 6 m en/of 10 m, mits:
1. de bedrijfswoning daarmee aansluit op een voor het landschap kenmerkend bebouwingstype;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
g. het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 3 en toestaan dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 15 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
h. het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 4:
en toestaan dat buiten de aaneengesloten vierhoek lichtmasten worden geplaatst, mits:
- de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
- het aantal niet meer dan zes bedraagt;
- de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
- deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
3.5 Specifieke gebruiksregels
In strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in elk geval begrepen:
a. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten, niet zijnde mest (maximaal zes maanden per jaar);
b. het opslaan van agrarische producten binnen het bouwvlak voorzover het gronden betreft die zijn gelegen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning;
c. het opslaan van niet-agrarische producten en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning;
f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel in de vorm van de verkoop van eigen en streekeigen producten;
g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
1. kleinschalig kamperen op gronden met een minimale oppervlakte van 2.000 m² en een maximale oppervlakte van 1 ha, waarbij de kampeermiddelen ten behoeve van het kamperen aansluitend op de bebouwing mogen worden geplaatst, het kamperen uitsluitend mag plaatsvinden binnen de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar, het kampeerterrein minimaal 50 m van de perceelgrens van buiten het bedrijf gelegen (bedrijfs)woningen en minimaal 500 m van de perceelgrens van het dichtstbijzijnde kampeerterrein moet zijn gesitueerd en er geen stachalets, trekkershutten of stacaravans mogen worden geplaatst;
2. logiesverstrekking, waarbij niet meer dan drie bed- and breakfasteenheden per agrarisch bedrijf mogen worden gevestigd;
h. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen en/of een bijgebouw bij de bedrijfswoning, voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een ander bedrijf uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van de bedrijfswoning, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in de bedrijfswoning meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning;
3. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
i. het gebruik van de gronden ten behoeve van bosbouw, houtteelt of andere opgaande meerjarige teeltvormen;
j. de aanleg van paardenbakken buiten het bouwvlak;
k. het gebruik van verlichting voor een paardrijbak:
- waarbij meer dan 60 LUX/m² wordt geproduceerd, gemeten 1 m boven de bodem van de paardrijbak;
- tussen 23.00 uur en 07.00 uur.
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 3.5, sub a ten behoeve van mest- en kuilopslag of de opslag van agrarische producten buiten het bouwvlak indien daarbinnen geen geschikte plek meer is voor opslag en deze opslag noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering, met dien verstande dat:
1. zo veel mogelijk aangesloten wordt op het bouwvlak;
2. de opslagplaatsen worden ingepast in het landschap;
3. de hoogte van de opslag wordt beperkt tot maximaal 1,5 m;
4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. het bepaalde in lid 3.5, sub d en toestaan dat ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – grondgebonden agrarisch bedrijf’ de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting, mits:
1. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
2. er in hoofdzaak sprake is van mest en/of organische (bij)producten van het eigen bedrijf, al dan niet aangevuld met mest en/of organische (bij)producten van andere bedrijven, al dan niet in een samenwerkingsverband, dan wel de output van de vergister (het digestaat) in hoofdzaak op het bedrijf of de bedrijven van het samenwerkingsverband worden gebruikt;
3. de doorzet maximaal 100 ton per etmaal mag bedragen;
4. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
5. de hoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10 m zal bedragen;
6. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. het bepaalde in de gebruiksregels en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van lichte bedrijvigheid of een zorgfunctie, mits:
1. het gaat om bedrijven behorende tot categorie 3.2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, voorzover deze naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2;
2. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
3. sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
4. alle activiteiten ten behoeve van de kleinschalige uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bestaande bebouwing wordt ondergebracht;
5. er geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen mag plaatsvinden;
6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d. het bepaalde in lid 3.5, onder e en toestaan dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
1. de tweede bedrijfswoning noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf en voldoende bedrijfsomvang aanwezig is in verband met de duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
3. er voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende erf wordt aangelegd;
4. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan de milieusituatie van agrarische bedrijven in de directe omgeving;
5. de geluidsbelasting van het geluidgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
e. het bepaalde in lid 3.5, onder j en toestaan dat de gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast in aansluiting op het bouwvlak;
2. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en archeologische waarden.
3.7 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van éénrijige beplanting langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
2. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van éénrijige beplanting langs landbouwgronden of schuilgelegenheid voor vee;
3. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een oppervlakte van ten hoogste 2 ha (zie ook lid 4, onder l);
4. het wijzigen van het verkavelingspatroon door het dempen en/of graven van (erf)sloten en/of andere watergangen en het aanbrengen van kunstwerken zoals dammen en stuwen;
5. het aanleggen van aarden wallen;
6. het realiseren van stapstenen of onderdelen van een ecologische verbindingszone met een oppervlakte van niet meer dan 3 ha;
7. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
8. het aanleggen van fiets- en voetpaden;
9. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
10. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken buiten het bouwvlak;
11. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van verharde wegen en paden buiten de in het tweede lid bedoelde vierhoek, met dien verstande dat de aanleg van verharding voor de voorgevel(s) ten behoeve van maximaal drie in-/uitritten met een breedte van 7 m is toegestaan.
b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c. De in sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het jonge veld- en veenontginningengebied en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden. De aanleg van een ecologische verbindingszone moet passen binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur, dan wel moet betrekking hebben op particulier natuurbeheer.
d. De in sub a, onder 10 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits de paardrijbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd, er geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 30 m tot een woonbestemmingsgrens) en er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin
dat:
a. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Natuur’, mits:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de nadere regels zullen worden gesteld;
2. er sprake is van:
- het realiseren van een ecologische verbindingszone moet de oppervlakte van de verbindingszone minimaal 3 ha bedragen;
3. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven en aangewezen;
4. aangetoond is dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende agrarische bedrijven, in die zin dat de bedrijven onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
5. aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen – Voormalige boerderijen’ ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
3. de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf’ wordt verwijderd;
4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
5. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:
1. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid nadere regels zullen worden gesteld;
3. de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - grondgebonden agrarisch bedrijf’ wordt verwijderd;
4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
5. de woonfunctie wordt ondergebracht in de voormalige bedrijfswoning, dan wel het voormalige boerderijpand;
6. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Wonen – Voormalige boerderijen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'wonen - voormalige boerderijen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan huis verbonden beroep, bedrijfsactiviteiten in de milieucategorieën 1 en 2, die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, mantelzorg, kleinschalig kamperen en/of sociaal-culturele doeleinden;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met de daarbij behorende:
c. tuinen, erven en terreinen;
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
2. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woning, dan wel ten hoogste het ter plaatse aangeduide aantal wooneenheden;
3. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
4. de oppervlakte zal ten hoogste 150 m² bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
5. de goothoogte zal ten hoogste 3,5 m bedragen;
6. de bouwhoogte zal ten hoogste 9 m bedragen;
7. de dakhelling zal ten minste 30° bedragen;
8. de dakhelling zal ten hoogste 60° bedragen.
b. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
2. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zullen volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer dan 150 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen met een maximum van 250 m²;
4. de gezamenlijke oppervlakte zal ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
5. de goothoogte zal ten hoogste 3,5 m bedragen met dien verstande dat deze eis voor slechts één zijde van kapschuren geldt;
6. de dakhelling zal ten minste 30° bedragen.
7. de dakhelling zal ten hoogste 60° bedragen.
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m bedraagt en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m;
3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m, met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 4.2, sub a, onder 4:
en toestaan dat de oppervlakte van de woning wordt vergroot met 100 m2, mits de oppervlakte van de hoofdgebouwen ten minste twee keer de oppervlakte van de bijgebouwen en aanbouwen bedraagt en de afstand tussen de hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen) en bijgebouwen niet meer dan 30 m bedraagt;
b. lid 4.2, sub b, onder 3 en 4:
en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. lid 4.2, sub b, onder 3 en 4:
en toestaan dat, indien reeds 250 m² of meer aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag plaatsvinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 200 m², mits:
1. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;
d. lid 4.2, sub b, onder 3 en 4:
en toestaan dat, indien reeds meer dan 500 m² aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aanwezig is, een per bouwperceel eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
1. de toepassing van deze ontheffing tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt;
2. deze ontheffing tevens in samenhang met de ontheffing opgenomen in lid b mag worden toegepast;
3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;
e. lid 4.2, sub b, onder 6:
en toestaan dat aan- en uitbouwen tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld.
f. lid 4.2, sub c, onder 2:
en toestaan dat lichtmasten worden geplaatst bij bestaande paardrijbakken, dan wel nieuwe met ontheffing van de gebruiksregels toegestane paardrijbakken, mits:
- de hoogte maximaal 4 m bedraagt;
- het aantal niet meer dan 6 bedraagt;
- de lichtmasten uitsluitend gericht zijn op de paardrijbak;
- deze voldoen aan de milieukwaliteitseisen onder de specifieke gebruiksregels.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het gebruik van de gronden voor wonen in combinatie met ruimten voor een aan huis verbonden bedrijf, met een hogere categorie dan categorie 2 van de in de bij de regels behorende Staat van bedrijven;
b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, met dien verstande dat één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
3. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
g. de aanleg van paardrijbakken.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 4.4, sub a:
en toestaan dat een woonhuis in combinatie met bedrijfsactiviteiten anders dan genoemd in lid 4.4, sub a wordt gebruikt, mits:
1. het gaat om bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 3, zoals die zijn opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijven, voorzover deze naar de aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijvigheid in de milieucategorieën 1 en 2;
2. de bedrijfsactiviteiten gevestigd worden in de bestaande bebouwing, niet zijnde glasopstanden;
3. de bedrijfsactiviteiten vanuit een oogpunt van milieuhygiëne geen belemmeringen voor de ontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven met zich meebrengen;
4. de woonfunctie in het hoofdgebouw gevestigd blijft;
5. er voldoende gelegenheid is voor het parkeren;
6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
b. lid 4.4, sub c:
en toestaan dat een woonhuis wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:
1. de oppervlakte van het woonhuis voorafgaand aan de splitsing minimaal 180 m² zal bedragen;
2. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
3. er voldoende parkeergelegenheid op het bijbehorende erf wordt aangelegd;
4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
5. de geluidsbelasting van het geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
6. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. lid 4.4, sub d:
en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor kleinschalig kamperen, op gronden met een minimale oppervlakte van 2.000 m², waarbij de kampeermiddelen ten behoeve van het kamperen aansluitend op de bebouwing mogen worden geplaatst, het kamperen uitsluitend mag plaatsvinden binnen de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar, het kampeerterrein minimaal 50 m van de perceelgrens van andere (bedrijfs)woningen en minimaal 500 m van de perceelgrens van het dichtstbijzijnde kampeerterrein gesitueerd moet zijn en er geen stachalets, trekkershutten of stacaravans mogen worden geplaatst;
d. lid 4.4, sub d:
en toestaan dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing, en zowel in een hoofdgebouw als in een bijgebouw gerealiseerd mag worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer, worden gerealiseerd;
3. het bijgebouw in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staat en een duidelijke relatie heeft met het hoofdgebouw;
4. de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
5. er maximaal drie bed- and breakfasteenheden gerealiseerd worden;
6. er geen keukenblok in de bed- and breakfasteenheden wordt gemaakt;
7. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
8. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
9. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
10. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
c. lid 4.4, onder g:
en toestaan dat de gronden ten behoeve van een paardrijbak worden gebruikt, mits:
1. deze ontheffing uitsluitend wordt toegepast binnen of in aansluiting op bestaande bebouwingsvierhoeken;
2. deze ontheffing niet wordt toegepast op gronden die mede bestemd zijn als Waarde - Archeologie 1 en Milieuzone - Hydrologische beïnvloeding en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - grasland', 'specifieke vorm van agrarisch - open gebieden' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 1';
3. de hoogte van de omheiningen van paardrijbakken ten hoogste 1,8 m zal bedragen tot een oppervlakte van maximaal 1.200 m2, met dien verstande dat de afrasteringen en omheiningen transparant zullen worden vormgegeven;
4. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot woningen of (agrarische) bedrijven van anderen en overigens ook geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en archeologische waarden.
4.6 Aanlegvergunning
a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen, waaronder afschermende materialen, ten behoeve van de aanleg van paardrijbakken.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits de paardrijbakken uitsluitend binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik worden aangelegd, de paardrijbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd, er geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 30 m tot een woonbestemmingsgrens) en er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
3. het storten van puin en afvalstoffen;
4. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
5. het vernielen en/of aantasten van monumentale bomen;
6. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen.
Artikel 7 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
A Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kanaal Oostzijde 5 en 15 te Drijber.
Besloten in de openbare vergadering van de raad,
gehouden op 1 juli 2010,
de griffier, de voorzitter,
C. Onderwater J. Broertjes
Staat van bedrijven
SBI-CODE |
|
OMSCHRIJVING |
AFSTANDEN IN METERS |
- |
nummer |
|
geur |
stof |
geluid |
gevaar |
grootste afstand |
categorie |
01 |
- |
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW |
|
|
|
|
|
|
014 |
0 |
Dienstverlening t.b.v. de landbouw: |
|
|
|
|
|
|
014 |
1 |
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2 |
30 |
10 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
014 |
3 |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m2 |
30 |
10 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
02 |
- |
BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW |
|
|
|
|
|
|
020 |
|
Bosbouwbedrijven |
10 |
10 |
50 |
0 |
50 |
3.1 |
15 |
- |
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN |
|
|
|
|
|
|
151 |
0 |
Slachterijen en overige vleesverwerking: |
|
|
|
|
|
|
151 |
1 |
- slachterijen en pluimveeslachterijen |
100 |
0 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
151 |
4 |
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² |
100 |
0 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
151 |
7 |
- loonslachterijen |
50 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
151 |
8 |
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² |
50 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
152 |
5 |
- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² |
100 |
10 |
50 |
30 |
100 |
3.2 |
152 |
6 |
- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² |
50 |
10 |
30 |
10 |
50 |
3.1 |
1532, 1533 |
0 |
Groente- en fruitconservenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
1532, 1533 |
1 |
- jam |
50 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
1532, 1533 |
2 |
- groente algemeen |
50 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
1532, 1533 |
3 |
- met koolsoorten |
100 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
1551 |
0 |
Zuivelprodukten fabrieken: |
|
|
|
|
|
|
1551 |
3 |
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j |
50 |
0 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
1552 |
1 |
Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² |
50 |
0 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
1581 |
0 |
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: |
|
|
|
|
|
|
1581 |
1 |
- v.c. < 2500 kg meel/week |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
1581 |
2 |
- v.c. >= 2500 kg meel/week |
100 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
1582 |
|
Banket, biscuit- en koekfabrieken |
100 |
10 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
1584 |
0 |
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: |
|
|
|
|
|
|
1584 |
5 |
- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² |
100 |
30 |
50 |
30 |
100 |
3.2 |
1585 |
|
Deegwarenfabrieken |
50 |
30 |
10 |
10 |
50 |
3.1 |
1586 |
0 |
Koffiebranderijen en theepakkerijen: |
|
|
|
|
|
|
1586 |
2 |
- theepakkerijen |
100 |
10 |
30 |
10 |
100 |
3.2 |
1589.2 |
0 |
Soep- en soeparomafabrieken: |
|
|
|
|
|
|
1589.2 |
1 |
- zonder poederdrogen |
100 |
10 |
50 |
10 |
100 |
3.2 |
1592 |
0 |
Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: |
|
|
|
|
|
|
1593 t/m 1595 |
|
Vervaardiging van wijn, cider e.d. |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
1598 |
|
Mineraalwater- en frisdrankfabrieken |
10 |
0 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
17 |
- |
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL |
|
|
|
|
|
|
171 |
|
Bewerken en spinnen van textielvezels |
10 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
172 |
0 |
Weven van textiel: |
|
|
|
|
|
|
172 |
1 |
- aantal weefgetouwen < 50 |
10 |
10 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
173 |
|
Textielveredelingsbedrijven |
50 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
174, 175 |
|
Vervaardiging van textielwaren |
10 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
176, 177 |
|
Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen |
0 |
10 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
18 |
- |
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT |
|
|
|
|
|
|
181 |
|
Vervaardiging kleding van leer |
30 |
0 |
50 |
0 |
50 |
3.1 |
182 |
|
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
183 |
|
Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont |
50 |
10 |
10 |
10 |
50 |
3.1 |
19 |
- |
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) |
|
|
|
|
|
|
192 |
|
Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) |
50 |
10 |
30 |
10 |
50 |
3.1 |
193 |
|
Schoenenfabrieken |
50 |
10 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
20 |
- |
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. |
|
|
|
|
|
|
2010.1 |
|
Houtzagerijen |
0 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2010.2 |
0 |
Houtconserveringsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
2010.2 |
2 |
- met zoutoplossingen |
10 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
202 |
|
Fineer- en plaatmaterialenfabrieken |
100 |
30 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
203, 204, 205 |
0 |
Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout |
0 |
30 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
205 |
|
Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
21 |
- |
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN |
|
|
|
|
|
|
2112 |
0 |
Papier- en kartonfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2112 |
1 |
- p.c. < 3 t/u |
50 |
30 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
212 |
|
Papier- en kartonwarenfabrieken |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2121.2 |
0 |
Golfkartonfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2121.2 |
1 |
- p.c. < 3 t/u |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
22 |
- |
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA |
|
|
|
|
|
|
221 |
|
Uitgeverijen (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
2221 |
|
Drukkerijen van dagbladen |
30 |
0 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
2222 |
|
Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) |
30 |
0 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
2222.6 |
|
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
2223 |
A |
Grafische afwerking |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
2223 |
B |
Binderijen |
30 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
2224 |
|
Grafische reproduktie en zetten |
30 |
0 |
10 |
10 |
30 |
2 |
2225 |
|
Overige grafische aktiviteiten |
30 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
223 |
|
Reproduktiebedrijven opgenomen media |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
23 |
- |
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN |
|
|
|
|
|
|
2320.2 |
A |
Smeeroliën- en vettenfabrieken |
50 |
0 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
24 |
- |
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN |
|
|
|
|
|
|
2442 |
0 |
Farmaceutische produktenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2442 |
1 |
- formulering en afvullen geneesmiddelen |
50 |
10 |
50 |
50 |
50 |
3.1 |
2442 |
2 |
- verbandmiddelenfabrieken |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
2462 |
0 |
Lijm- en plakmiddelenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2462 |
1 |
- zonder dierlijke grondstoffen |
100 |
10 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2464 |
|
Fotochemische produktenfabrieken |
50 |
10 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2466 |
A |
Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken |
50 |
10 |
50 |
50 |
50 |
3.1 |
25 |
- |
VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF |
|
|
|
|
|
|
2512 |
0 |
Loopvlakvernieuwingsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
2512 |
1 |
- vloeropp. < 100 m2 |
50 |
10 |
30 |
30 |
50 |
3.1 |
2513 |
|
Rubber-artikelenfabrieken |
100 |
10 |
50 |
50 |
100 |
3.2 |
26 |
- |
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN |
|
|
|
|
|
|
261 |
0 |
Glasfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
261 |
1 |
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2615 |
|
Glasbewerkingsbedrijven |
10 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
262, 263 |
0 |
Aardewerkfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
262, 263 |
1 |
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
262, 263 |
2 |
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW |
30 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2661.2 |
0 |
Kalkzandsteenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
2661.2 |
1 |
- p.c. < 100.000 t/j |
10 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2662 |
|
Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken |
50 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2663, 2664 |
0 |
Betonmortelcentrales: |
|
|
|
|
|
|
2663, 2664 |
1 |
- p.c. < 100 t/u |
10 |
50 |
100 |
100 |
100 |
3.2 |
2665, 2666 |
0 |
Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: |
|
|
|
|
|
|
2665, 2666 |
1 |
- p.c. < 100 t/d |
10 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
267 |
0 |
Natuursteenbewerkingsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
267 |
1 |
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m2 |
10 |
30 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
2681 |
|
Slijp- en polijstmiddelen fabrieken |
10 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
2682 |
B0 |
Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): |
|
|
|
|
|
|
2682 |
C |
Minerale produktenfabrieken n.e.g. |
50 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
28 |
- |
VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) |
|
|
|
|
|
|
281 |
0 |
Constructiewerkplaatsen: |
|
|
|
|
|
|
281 |
1 |
- gesloten gebouw |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2821 |
0 |
Tank- en reservoirbouwbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
284 |
B |
Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. |
50 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2851 |
0 |
Metaaloppervlaktebehandelings-bedrijven: |
|
|
|
|
|
|
2851 |
1 |
- algemeen |
50 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
11 |
- metaalharden |
30 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
12 |
- lakspuiten en moffelen |
100 |
30 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
2 |
- scoperen (opspuiten van zink) |
50 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2851 |
3 |
- thermisch verzinken |
100 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
4 |
- thermisch vertinnen |
100 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
5 |
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) |
30 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2851 |
6 |
- anodiseren, eloxeren |
50 |
10 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2851 |
7 |
- chemische oppervlaktebehandeling |
50 |
10 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
2851 |
8 |
- emailleren |
100 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2851 |
9 |
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) |
30 |
30 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
2852 |
1 |
Overige metaalbewerkende industrie |
10 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
287 |
A0 |
Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
287 |
B |
Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
29 |
- |
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN |
|
|
|
|
|
|
29 |
0 |
Machine- en apparatenfabrieken: |
|
|
|
|
|
|
29 |
1 |
- p.o. < 2.000 m2 |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
30 |
- |
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS |
|
|
|
|
|
|
30 |
A |
Kantoormachines- en computerfabrieken |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
31 |
- |
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. |
|
|
|
|
|
|
314 |
|
Accumulatoren- en batterijenfabrieken |
100 |
30 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
316 |
|
Elektrotechnische industrie n.e.g. |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
32 |
- |
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. |
|
|
|
|
|
|
321 t/m 323 |
|
Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. |
30 |
0 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
3210 |
|
Fabrieken voor gedrukte bedrading |
50 |
10 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
33 |
- |
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN |
|
|
|
|
|
|
33 |
A |
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. |
30 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
34 |
|
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS |
|
|
|
|
|
|
341 |
0 |
Autofabrieken en assemblagebedrijven |
|
|
|
|
|
|
343 |
|
Auto-onderdelenfabrieken |
30 |
10 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
35 |
- |
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) |
|
|
|
|
|
|
351 |
0 |
Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: |
|
|
|
|
|
|
351 |
1 |
- houten schepen |
30 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
351 |
2 |
- kunststof schepen |
100 |
50 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
352 |
0 |
Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: |
|
|
|
|
|
|
352 |
1 |
- algemeen |
50 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
353 |
0 |
Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: |
|
|
|
|
|
|
354 |
|
Rijwiel- en motorrijwielfabrieken |
30 |
10 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
355 |
|
Transportmiddelenindustrie n.e.g. |
30 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
36 |
- |
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. |
|
|
|
|
|
|
361 |
1 |
Meubelfabrieken |
50 |
50 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
361 |
2 |
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 |
0 |
10 |
10 |
0 |
10 |
1 |
362 |
|
Fabricage van munten, sieraden e.d. |
30 |
10 |
10 |
10 |
30 |
2 |
363 |
|
Muziekinstrumentenfabrieken |
30 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
364 |
|
Sportartikelenfabrieken |
30 |
10 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
365 |
|
Speelgoedartikelenfabrieken |
30 |
10 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
3661.2 |
|
Vervaardiging van overige goederen n.e.g. |
30 |
10 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
45 |
- |
BOUWNIJVERHEID |
|
|
|
|
|
|
45 |
0 |
Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m2 |
10 |
30 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
45 |
1 |
- bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m2 |
10 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
45 |
2 |
Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m2 |
10 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
45 |
3 |
- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m2 |
0 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
50 |
- |
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS |
|
|
|
|
|
|
501, 502, 504 |
|
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
502 |
|
Groothandel in vrachtauto's (incl. import) |
10 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
5020.4 |
A |
Autoplaatwerkerijen |
10 |
30 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
5020.4 |
B |
Autobeklederijen |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
5020.4 |
C |
Autospuitinrichtingen |
50 |
30 |
30 |
30 |
50 |
3.1 |
5020.5 |
|
Autowasserijen |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
503, 504 |
|
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires |
0 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
505 |
0 |
Benzineservisestations: |
|
|
|
|
|
|
505 |
2 |
- met LPG < 1000 m3/jr |
30 |
0 |
30 |
50 |
50 |
3.1 |
505 |
3 |
- zonder LPG |
30 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
51 |
- |
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING |
|
|
|
|
|
|
511 |
|
Handelsbemiddeling (kantoren) |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
5121 |
0 |
Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders |
30 |
30 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
5122 |
|
Grth in bloemen en planten |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5123 |
|
Grth in levende dieren |
50 |
10 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
5124 |
|
Grth in huiden, vellen en leder |
50 |
0 |
30 |
0 |
50 |
3.1 |
5125, 5131 |
|
Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen |
30 |
10 |
30 |
50 |
50 |
3.1 |
5132, 5133 |
|
Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën |
10 |
0 |
30 |
50 |
50 |
3.1 |
5134 |
|
Grth in dranken |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5135 |
|
Grth in tabaksprodukten |
10 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5136 |
|
Grth in suiker, chocolade en suikerwerk |
10 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5137 |
|
Grth in koffie, thee, cacao en specerijen |
30 |
10 |
30 |
0 |
30 |
2 |
5138, 5139 |
|
Grth in overige voedings- en genotmiddelen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
514 |
|
Grth in overige consumentenartikelen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
5151.1 |
0 |
Grth in vaste brandstoffen: |
|
|
|
|
|
|
5151.1 |
1 |
- klein, lokaal verzorgingsgebied |
10 |
50 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
5151.2 |
0 |
Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: |
|
|
|
|
|
|
5151.3 |
|
Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) |
100 |
0 |
30 |
50 |
100 |
3.2 |
5152.1 |
0 |
Grth in metaalertsen: |
|
|
|
|
|
|
5152.2 /.3 |
|
Grth in metalen en -halffabrikaten |
0 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
5153 |
0 |
Grth in hout en bouwmaterialen: |
|
|
|
|
|
|
5153 |
1 |
- algemeen: b.o. > 2000 m2 |
0 |
10 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
5153.4 |
4 |
zand en grind: |
|
|
|
|
|
|
5153.4 |
5 |
- algemeen: b.o. > 200 m2 |
0 |
30 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
5154 |
0 |
Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: |
|
|
|
|
|
|
5154 |
1 |
- algemeen: b.o. > 2.000 m2 |
0 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
5155.1 |
|
Grth in chemische produkten |
50 |
10 |
30 |
100 |
100 |
3.2 |
5156 |
|
Grth in overige intermediaire goederen |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
5157 |
0 |
Autosloperijen: b.o. > 1000 m2 |
10 |
30 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
5157.2/3 |
0 |
Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m2 |
10 |
30 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
5162 |
0 |
Grth in machines en apparaten: |
|
|
|
|
|
|
5162 |
1 |
- machines voor de bouwnijverheid |
0 |
10 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
5162 |
2 |
- overige |
0 |
10 |
50 |
0 |
50 |
3.1 |
517 |
|
Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
52 |
- |
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN |
|
|
|
|
|
|
527 |
|
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) |
0 |
0 |
10 |
10 |
10 |
1 |
60 |
- |
VERVOER OVER LAND |
|
|
|
|
|
|
6022 |
|
Taxibedrijven |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
6023 |
|
Touringcarbedrijven |
10 |
0 |
100 |
0 |
100 |
3.2 |
6024 |
0 |
Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m2 |
0 |
0 |
100 |
30 |
100 |
3.2 |
6024 |
1 |
- Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m2 |
0 |
0 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
63 |
- |
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER |
|
|
|
|
|
|
6311.2 |
0 |
Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: |
|
|
|
|
|
|
6311.2 |
2 |
- stukgoederen |
0 |
10 |
100 |
50 |
100 |
3.2 |
6312 |
|
Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen |
30 |
10 |
50 |
50 |
50 |
3.1 |
64 |
- |
POST EN TELECOMMUNICATIE |
|
|
|
|
|
|
641 |
|
Post- en koeriersdiensten |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
642 |
A |
Telecommunicatiebedrijven |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
71 |
- |
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN |
|
|
|
|
|
|
711 |
|
Personenautoverhuurbedrijven |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
712 |
|
Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) |
10 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
713 |
|
Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen |
10 |
0 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
714 |
|
Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. |
10 |
10 |
30 |
10 |
30 |
2 |
72 |
- |
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE |
|
|
|
|
|
|
72 |
A |
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
73 |
- |
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK |
|
|
|
|
|
|
731 |
|
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk |
30 |
10 |
30 |
30 |
30 |
2 |
732 |
|
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
74 |
- |
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
74 |
A |
Overige zakelijke dienstverlening: kantoren |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
747 |
|
Reinigingsbedrijven voor gebouwen |
50 |
10 |
30 |
30 |
50 |
3.1 |
7481.3 |
|
Foto- en filmontwikkelcentrales |
10 |
0 |
30 |
10 |
30 |
2 |
7484.4 |
|
Veilingen voor huisraad, kunst e.d. |
0 |
0 |
10 |
0 |
10 |
1 |
75 |
- |
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN |
|
|
|
|
|
|
7525 |
|
Brandweerkazernes |
0 |
0 |
50 |
0 |
50 |
3.1 |
90 |
- |
MILIEUDIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
9001 |
A0 |
RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: |
|
|
|
|
|
|
9002.1 |
A |
Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. |
50 |
30 |
50 |
10 |
50 |
3.1 |
9002.1 |
B |
Gemeentewerven (afval-inzameldepots) |
30 |
30 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
9002.2 |
A0 |
Afvalverwerkingsbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
9002.2 |
A2 |
- kabelbranderijen |
100 |
50 |
30 |
10 |
100 |
3.2 |
9002.2 |
A4 |
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) |
50 |
10 |
30 |
10 |
50 |
3.1 |
9002.2 |
A5 |
- oplosmiddelterugwinning |
100 |
0 |
10 |
30 |
100 |
3.2 |
9002.2 |
A7 |
- verwerking fotochemisch en galvano-afval |
10 |
10 |
30 |
30 |
30 |
2 |
9002.2 |
C0 |
Composteerbedrijven: |
|
|
|
|
|
|
9002.2 |
C3 |
- belucht v.c. < 20.000 ton/jr |
100 |
100 |
100 |
10 |
100 |
3.2 |
93 |
- |
OVERIGE DIENSTVERLENING |
|
|
|
|
|
|
9301.1 |
A |
Wasserijen en strijkinrichtingen |
30 |
0 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
9301.1 |
B |
Tapijtreinigingsbedrijven |
30 |
0 |
50 |
30 |
50 |
3.1 |
9301.2 |
|
Chemische wasserijen en ververijen |
30 |
0 |
30 |
30 |
30 |
2 |
9301.3 |
A |
Wasverzendinrichtingen |
0 |
0 |
30 |
0 |
30 |
2 |
