direct naar inhoud van 4.2 Milieuzoneringen
Plan: Bedrijventerreinen Beilen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.BedrterreinBeilen-VAS1

4.2 Milieuzoneringen

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het garanderen van een goed woon- en leefklimaat enerzijds en een goed ontwikkelingsklimaat voor bedrijvigheid anderzijds. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Deze methode wordt milieuzonering genoemd.

Door Aveco de Bondt is een onderzoek verricht naar milieuzoneringen van de drie deelgebieden. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 2 Bedrijven en milieuzonering'.

4.2.1 Systematiek

Zonering van de bedrijventerreinen vindt plaats op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering 2009'. De algemene systematiek die in de VNG- uitgave is toegepast, is kort samengevat, de volgende.

Ieder bedrijf is op basis van haar bedrijfsactiviteiten door het Centraal Bureau voor de Statistiek volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) ingedeeld naar branche- en bedrijfscategorieën. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de SBI – indeling gebruikt om per bedrijfsactiviteit de milieubelasting ervan aan te geven en in te delen in een milieucategorie.

Per bedrijfsactiviteit is beschouwd binnen welke afstand vanaf die bedrijfsactiviteit tot milieugevoelige functies (met name woonfuncties, maar ook ziekenhuizen, scholen e.d.) mogelijk milieuhinder kan ontstaan. Deze afstand is de zogenoemde 'richtafstand'. Door bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies op minimaal de richtafstand van elkaar te situeren kan milieuhinder worden voorkomen. De richtafstand wordt bepaald door de mogelijke hinder die kan uitgaan vanwege een viertal milieuaspecten, te weten geur, stof, geluid en gevaar. In de VNG – uitgave zijn per bedrijfsactiviteit per milieuaspect richtafstanden bepaald. De grootste van de vier richtafstanden is maatgevend voor de aan te houden richtafstand tussen die bepaalde bedrijfsactiviteit en milieugevoelige functies. Op deze manier is voor een groot aantal bedrijfsactiviteiten bepaald welke maatgevende richtafstand erbij hoort. Op basis van die maatgevende richtafstanden zijn in de VNG-uitgave alle bedrijfsactiviteiten gegroepeerd in milieucategorieën. Daarbij wordt voor wat betreft de ligging van de milieugevoelige functies onderscheidt gemaakt in twee omgevingstypen: rustig gebied en gemengd gebied.

4.2.2 Omgevingstypen

Bij de toetsing van de invloed van de bedrijven op de omgeving is het van belang de omgeving juist te typeren. Ook is het van belang te beschouwen in hoeverre dit bestemmingsplan milieugevoelig is ten opzichte van bedrijven buiten het plangebied. Typering is van belang omdat de richtafstand tussen een bedrijfsactiviteit en een rustig gebied groter is dan de richtafstand tussen dezelfde bedrijfsactiviteit en een gemengd gebied. In het onderzoek in bijlage 2 Bedrijven en milieuzonering' is aangegeven op welke wijze de omgeving van het plangebied wordt getypeerd.

4.2.3 Zonering plangebied

Voor de milieuzonering per deelgebied zijn de volgende uitgangspunten en overwegingen gehanteerd:

  • a. De zonering ten opzichte van de omgeving van de deelgebieden is gebaseerd op de systematiek van de VNG milieuzonering alsmede op de regelingen in de geldende bestemmingsplannen.
  • b. Op grond van de provinciale omgevingsverordening mag een ruimtelijk plan niet voorzien in nieuwe bedrijvigheid die volgens de VNG systematiek zou vallen in milieucategorie 4, 5 en 6, tenzij op regionale werklocaties. Daar geen van de deelgebieden een regionale werklocatie is, is de maximaal toelaatbare categorie 3.2.
  • c. In een aantal situaties is de milieucategorie van een bestaand bedrijf hoger dan de toegestane milieucategorie op basis van de zonering. In het bestemmingsplan zijn deze bestaande bedrijven toegestaan. In 2 'Bedrijven en milieuzonering' is een overzicht van de bestaande bedrijven opgenomen.
  • d. Bestaande bedrijfswoningen zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan in het deelgebied Dambroeken. Vanwege de milieudruk, verkeersdruk en uitstraling van de bestaande en gewenste bedrijven in dit deelgebied kan geen afdoende aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd. In de deelgebieden Hanekampen en Ossebroeken is een dergelijk klimaat in principe wel mogelijk. Mede daarom zijn in die gebieden wel nieuwe bedrijfswoningen wel toegestaan, maar uitsluitend door toepassing van een wijzigingsbevoegdheid.
  • e. De bestaande (burger)woningen zijn positief bestemd. Ten einde een goed woon- en verblijfsklimaat te kunnen garanderen, is rondom deze woningen een milieuzonering toegepast. Nieuwe burgerwoningen zijn niet toegestaan.
  • f. Het kinderdagverblijf in deelgebied Hanekampen betreft met ingang van 1 juli 2012 op grond van de Wet geluidhinder een gevoelige functie. Aangezien dergelijke functies beperkend zijn voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven, is het dagverblijf voorzien van een aanduiding. Behoudens dit dagverblijf zijn geen nieuwe kinderdagverblijven (en andere milieugevoelige functies) toegestaan.
  • g. Op grond van de provinciale omgevingsverordening zijn nieuwe locaties voor detailhandel niet toegestaan op bedrijventerreinen, voor zover deze ten koste gaan van de bestaande detailhandelsstructuur in winkelcentra en binnensteden. Derhalve is detailhandel in het plangebied niet toegestaan, behoudens de bestaande detailhandelsvestigingen. In bijlage 2 'Bedrijven en milieuzonering' is een overzicht van de bestaande detailhandelsvestigingen opgenomen.
  • h. In afwijking van het gestelde onder f is perifere detailhandel wel toegestaan in het plangebied. Dit omdat in de vigerende bestemmingsplannen perifere detailhandel ook reeds is toegestaan en daardoor geen sprake is van nieuwe locaties.
4.2.4 Conclusie

Uit de milieuzonering blijkt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat enerzijds en een goed ontwikkelingsklimaat voor bedrijven anderzijds. De zonering leidt er immers toe dat voldoende afstand in acht wordt genomen tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. Daar waar de afstand tussen genoemde activiteiten en functies onvoldoende is, is gebleken dat sprake is van gegroeide en vergunde situaties. Aangezien in deze situaties ten tijde van de vergunningverlening van de bedrijven de milieugevoelige functies zijn beschouwd, kan worden aangenomen dat de bestaande situatie aanvaardbaar is.