Plan: | Damwanden Garmpoleiland te Eelderwolde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.ABGarmpoleiland-0401 |
De voorliggende omgevingsvergunning met een ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het Garmpoleiland te Eelderwolde in de gemeente Tynaarlo.
Op dit moment worden er op het eiland 19 woningen gebouwd. Gedurende de bouw van dit project is ervoor gekozen om de oever aan de zuidzijde van het eiland uit te rusten met damwanden (in totaal ongeveer 250 meter lang) in plaats van met een aflopend stuk grond dat de overgang vormt van land naar water. De damwand is aangevuld met grond, die is vrijgekomen op het werkterrein en daarop zijn dekplanken aangebracht. De damwanden en vlonders liggen er al.
Voor het aanbrengen van de damwanden, houten vlonders en de hoekoplossingen is op 14 september 2016 en 30 mei 2017 door het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleend. Tegen deze omgevingsvergunningen is bezwaar en daaropvolgend beroep bij de rechtbank Noord-Nederland aangetekend. De rechtbank heeft op 8 december 2017 en 6 juli 2018 uitgesproken dat de omgevingsvergunningen d.d. 14 september 2016 en 30 mei 2017 in strijd met het bestemmingsplan “Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk” zijn verleend. Het bestemmingsplan stond namelijk op gronden met de bestemming “woongebied” en de nadere aanduiding “specifieke vorm van waarde - bebouwingsvrije zone ten behoeve van een groene overgang” het bouwen van overige bouwwerken niet toe, met uitzondering van de realisatie van vlonders. De beslissingen op bezwaren zijn vernietigd.
Gevolg gevend aan de uitspraken van de rechtbank hebben wij op 28 augustus 2018 de bezwaren alsnog gegrond verklaard en – in heroverweging - de omgevingsvergunningen geweigerd wegens strijd met artikel 12.2.4, lid d, van de regels van het nu geldende bestemmingsplan “Eelderwolde Ter Borch”.
In het tot 2 december 2016 geldende bestemmingsplan “Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk” was – ten opzichte van het eerdere uitwerkingsplan uit 2007 – de grens van de bestemming “woongebied” over een afstand van ongeveer 8 meter verplaatst ten koste van de bestemming “water”. Het Garmpoleiland is daardoor aan de zuidzijde ongeveer 8 meter breder geworden.
Het maximale aantal woningen is teruggebracht van 36 naar 20 en de maximale bouwhoogte van de woningen van 12 naar 10 meter.
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 november 2015 de ingestelde beroepen tegen het bestemmingsplan afgewezen. Kort samengevat is de Afdeling Bestuursrechtspraak van mening dat door de wijziging van het uitwerkingsplan de privacy en het woongenot van appellanten niet onevenredig worden aangetast.
De aanvraag d.d. 30 maart 2018 (bijlage 1) dient ter verkrijging van een omgevingsvergunning ter vervanging van de in heroverweging geweigerde vergunningen. Op het moment van het indienen van de aanvraag was de beslissing op bezwaar inzake de op 14 september 2016 verleende omgevingsvergunning al vernietigd en was duidelijk dat ook de op 30 mei 2017 verleende omgevingsvergunning hetzelfde lot was beschoren. Legalisering van de inmiddels aangebrachte damwand achten wij noodzakelijk. De damwand was en is nodig voor de daadwerkelijke verbreding van het eiland en om de oevers grenzend aan de tuinen van de woningen te beschermen tegen de invloed van het water. Zonder damwand zouden de percelen door afkalving van de oevers steeds kleiner worden. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft – in het kader van de bestemmingsplanprocedure – alle ingediende bezwaren tegen de verbreding van het Garmpoleiland gewogen en verworpen.
De locatie ligt in het dorp Eelderwolde in de gemeente Tynaarlo. De damwanden zijn aan de zuidzijde van het eiland Garmpoleiland in de grond aangebracht. Het eiland ligt tussen het Scheperseiland en het Warmoltseiland. Alle eilanden zijn via een brug aan de oostzijde verbonden met de Woltsingel, een weg parallel aan de Groningerweg. De Groningerweg loopt door Eelderwolde en is de doorgaande weg tussen de stad Groningen en Paterswolde. Op ongeveer 600 meter afstand ligt het Eelderdiep, hetgeen een beek is dat onderdeel is van het natuurgebied De Onlanden.
Afbeelding 1. Kaart ligging plangebied in de omgeving (Google Maps, d.d. 13-09-2018)
Afbeelding 2. Luchtfoto aanwezige bebouwing (Google Maps, d.d. 13-09-2018)
Voor het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Eelderwolde Ter Borch', dat is vastgesteld op 27 september 2016 en inwerking is getreden op 2 december 2016. Het gebied heeft in het bestemmingsplan de bestemming 'Woongebied', de 'specifieke bouwaanduiding - eiland F' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van waarde – bebouwingsvrije zone ten behoeve van een groene overgang'.
Afbeelding 3. Uitsnede bestemmingsplan 'Eelderwolde Ter Borch' kernen (bron: ruimtelijkeplannen.nl).
Zoals aangegeven is het volgens het geldende bestemmingsplan niet toegestaan om ter plaatse damwanden in te brengen in de gronden. Artikel 12.2.4, lid d, van het geldende 'Bestemmingsplan Eelderwolde Ter Borch' bepaalt immers dat ter plaatse van de planlocatie "...het bouwen van overige bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van de realisatie van vlonders". Uit de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, zoals in paragraaf 1.1 besproken, bleek dat door het aanbrengen van damwanden er sprake is van een "...bouwwerk dat moet worden aangemerkt als damwand", hetgeen niet in overstemming is met het geldende bestemmingsplan.
Het aanbrengen van de damwanden op deze locatie kan met deze onderhavige omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit betreft een omgevingsvergunning op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3°, van de Wabo. Het gaat dan om een zogeheten buitenplanse afwijking.
Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet samengaan met een goede ruimtelijke onderbouwing. Een dergelijke onderbouwing zet uiteen of er vanwege een planvoornemen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin door middel van een verantwoording van de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 komt het relevante beleid aan de orde. In het daaropvolgende hoofdstuk worden de verschillende aspecten beschreven die randvoorwaarden stellen aan het plan. Geëindigd wordt met een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan.
De damwanden bevinden zich aan de zuidzijde van het Garmpoleiland, gelegen in het dorp Eelderwolde. Eelderwolde ligt tussen de dorpen Eelderwolde en Paterswolde, aan de noordwestelijke zijde van het Hoornsemeer. Het Garmpoleiland betreft een langgerekt en smal eiland met daarop één doodlopende weg. De damwanden vormen de afbakening van de zuidkant van het eiland.
De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door verschillende kunstmatige eilanden met daarop per eiland ongeveer 35 woongebouwen. Op de omringende eilanden bevindt zich een straat met aan weerszijde woonpercelen. Het Garmpoleiland wijkt daarvan af doordat het slechts 19 woonpercelen bevat aan een enkele zijde van de weg. Verder kenmerkt het Garmpoleiland zich door slechts één weg als toerit en het grootschalige natuurgebied De Onlanden aan de westzijde. Dat geldt voor alle eilanden in de Waterwijk.
Hetgeen is aangevraagd diende ertoe om de uitbreiding in de zin van verbreding van het Garmpoleiland in de richting van het Warmoltseiland te bewerkstelligen. Er is een houten damwand van ca. 250 meter lang aan de zuidzijde van het eiland aangebracht met een aanvulling van de damwand met grond, dat is vrijgekomen binnen het werkterrein. Er is grond ter verbreding van het eiland aangevuld tot aan die wand, waarop dekplanken zijn geplaatst. Voor de technische details van de damwanden wordt hier verwezen naar bijlage 2.
Omdat uit de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland blijkt dat het bestemmingsplan slechts vlonders toestaat en geen damwanden, is het noodzakelijk deze te legaliseren door middel van deze omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing.
Voor de afweging om ook aan de legalisatie door middel van dit bouwplan medewerking te verlenen zijn de volgende onderdelen van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 18 november 2015 van belang.
Het plaatsen van vlonders is in de bestemming 'Woondoeleinden' bij recht mogelijk. De rechtbank Noord-Nederland heeft in haar uitspraken van 8 december 2017 en 6 juli 2018 vastgesteld dat de dekplanken, die onderdeel zijn van de aanvraag, kunnen worden gezien als vlonder. De strijdigheid beperkt zich daarmee tot het oprichten van de damwanden binnen deze bestemming. Ook als de dekplanken niet formeel een vlonder zouden zijn, hebben deze hiermee zoveel overeenkomsten, dat afwijken van het bestemmingsplan voor de hand ligt.
Aan de bestemming 'Woondoeleinden' grenst de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming mogen voorzieningen worden opgericht ten behoeve van de waterhuishouding en/of de waterkering. De maximale bouwhoogte van bouwwerken is 5,00 meter. Binnen de bestemming 'Water' is het plaatsen van de aangevraagde damwanden bij recht toegestaan.
De aanvraag heeft betrekking op damwanden en vlonders/dekplanken aan de kant van het Warmoltseiland. Het Garmpoleiland is op grotere afstand gekomen van het Warmoltseiland dan in het voorheen geldende bestemmingsplan is voorzien. Daardoor wordt de damwand, die bij recht binnen de bestemming "Water" kon worden opgericht, opgericht binnen de bestemming 'Woongebied'. De gemeenteraad ziet geen ruimtelijke bezwaren om hieraan mee te werken. Voor de percelen op het Garmpoleiland is het belangrijk dat er damwanden worden opgericht, zodat grondafkalving wordt voorkomen. De eigenaren hebben daarmee een belang bij het verlenen van de vergunning. Nu deze damwanden bij recht mogelijk waren op een kortere afstand van het Warmoltseiland, worden de eigenaren van percelen op het Warmoltseiland niet benadeeld door mee te werken aan deze aanvraag.
De gemeenteraad is voornemens om bij de eerstvolgende herziening van het bestemmingsplan “Eelderwolde Ter Borch” de regels aan te passen als volgt:
1.25a Damwand
Een aaneengesloten rij van in de grond of in water geplaatste palen, planken of platen, al dan niet voorzien van dek planken, dienende tot grond- of waterkering.
1.46a Vlonder
Een bouwkundige plateauvormige constructie aan een oever, die deels over het water hangt.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde – bebouwingsvrije zone ten behoeve van een groene overgang' is het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan, met uitzondering van het bouwen van vlonders en damwanden en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering.
Vlonders, damwanden en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering, uitsluitend voor zover het water onmiddellijk grenst aan de gronden met de bestemming “woongebied” met de specifieke bouwaanduiding “eiland F” en met de aanduiding “specifieke vorm van waarde – bebouwingsvrije zone ten behoeve van een groene overgang”.
De rechtbank Noord-Nederland heeft geadviseerd – als het college besluit over te gaan tot een afwijkingsprocedure op grond van artikel 2.12 van de Wabo – om nogmaals advies bij de welstandscommissie in te winnen. Bij een dergelijk nieuw advies mogen geen onduidelijkheden meer bestaan voor wat de vraag of dat advies daadwerkelijk namens de welstandscommissie is afgegeven. Ditzelfde geldt voor de vraag welk toetsingskader door de welstandscommissie is gehanteerd, alsmede waarom in de materiaalkeuze en in het kader van de uitvoering geen beton meer hoeft te worden gebruikt. Om die reden wordt een wijziging van het beeldkwaliteitsplan doorgevoerd. Deze wijziging is opgenomen als bijlage 3 en hieronder integraal overgenomen.
Burgemeester en wethouders hebben op 31 maart 2015 het bestemmingsplan 'Ter Borch, plan van uitwerking Garmpoleiland Waterwijk' vastgesteld. Dit bestemmingsplan was nodig om woningbouw te realiseren in een meer grondgebonden programma dan met het voorgaande bestemmingsplan was beoogd. Als gevolg van dit nieuwe grondgebonden programma is het Garmpoleiland in Eelderwolde aan de zuidzijde ongeveer 8,00 meter breder geworden dan in het voorgaande bestemmingsplan was voorzien. Daarnaast is het maximum aantal te bouwen woningen teruggebracht van 36 naar 20 en de maximum bouwhoogte van 12,00 naar 10,00 meter omdat een aantal bewoners van het Warmoltseiland problemen had met de verbreding. Burgemeester en wethouders zijn de bewoners tegemoet gekomen door in het bestemmingsplan te regelen dat op de eerste drie meter vanaf het water aan de zuidzijde (de zijde van het Warmoltseiland) geen hoge bebouwing en hoog opgaande beplanting mag worden gerealiseerd. Binnen de regels van het bestemmingsplan is de bouw van vlonders toegestaan en binnen de bestemming 'Water' mogen ook damwanden worden opgericht. De nieuwe plannen hebben gevolgen gehad voor de afhechting van het eiland aan de waterkant. Uit het Masterplan en het beeldkwaliteitsplan blijkt dat de kade vanaf het begin nadrukkelijk is voorzien aan de noordzijde maar waar aan de zuidzijde aanvankelijk woningen en vlonders tot in het water waren voorzien is nu sprake van tuinen met de mogelijkheid van de bouw van vlonders.
In het geldende beeldkwaliteitsplan 'Waterwijk Ter Borch' is voor het Garmpoleiland bepaald dat rond het eiland een stalen damwand wordt geplaatst met een betonnen voorhangschort. Dit omdat aan beide zijden hogere beschoeiing was voorzien. In de inleiding van het beeldkwaliteitsplan is vermeld dat de inrichting en het profiel van De Strip (het Garmpoleiland) slechts indicatief waren en dat deze afhankelijk waren van het ontwerp van de woningen. De woningen aan de zuidzijde zijn niet vlakbij het water komen te staan zoals eerder was voorzien. Er is niet gekozen voor contrast met het water, zoals een stalen damwand met betonnen voorhangschort, maar juist voor aansluiting op het landschap door middel van de geleidelijke overgang van het water naar de woningen. De vlonders hebben te maken met de verbijzondering die het eiland kenmerkt.
Een stalen damwand met betonnen voorhangschort past niet bij het uitgangspunt van een geleidelijke overgang tussen het water en de kavels, waarbij de vlonders op of kort boven het water worden geplaatst en van daar af de grond geleidelijk hoger wordt naar de woningen toe. Nu de laatste drie meter van de tuinen van vlonders mogen worden voorzien is gekeken naar een damwandoplossing die aansluit op en past bij de vlonders. Om die reden is gekozen voor een damwand die net als de vlonders zelf, hoofdzakelijk uit hout bestaat of een materiaal dat eruitziet als hout.
De uitvoering van de damwanden wijkt af van de indicatieve uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan 'Waterwijk Ter Borch'. Er is behoefte aan een helder nieuw toetsingskader voor de welstand bij de beoordeling van aanvragen om omgevingsvergunning voor damwanden en vlonders op het zuidelijk deel van het Garmpoleiland.
In verband daarmee heeft de gemeenteraad op 30 oktober 2018 besloten om de volgende wijziging van het Beeldkwaliteitsplan “Waterwijk Ter Borch” in de inspraak te brengen, dit om de reeds gerealiseerde bouw daarmee in overeenstemming te brengen.
“De beschoeiing van het Garmpoleiland wordt, in afwijking van hetgeen is opgenomen in paragraaf 2.3 van het Beeldkwaliteitsplan “Waterwijk Ter Borch” slechts gedeeltelijk uitgevoerd in de vorm van een stalen damwand met betonnen voorhangschort. Waar de damwand aansluit op de vlonders op de tuinen, wordt deze (hoofdzakelijk) uitgevoerd in hout of materiaal dat eruitziet als hout”.
De nieuwe vorm van het eiland, als gevolg van de damwanden met daarop houten vlonders, is ook in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand, zoals deze uiteengezet zullen worden in het nieuw op te stellen beeldkwaliteitsplan 'Waterwijk Ter Borch'.
De omgevingsvergunning voorziet niet in andere ontwikkelingen. Zodoende wordt de toekomstige situatie niet anders dan heden is vergund of mogelijk is volgens het geldende bestemmingsplan.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met de hiervoor genoemde rijksdoelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Paragraaf 3.1.2 van deze toelichting gaat hier verder op in.
De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van deze omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing past in die lijn.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Sinds augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.
De ladder is geen op zichzelf staand instrument maar is onderdeel van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De betreffende minister zorgt ervoor dat decentrale overheden over de juiste instrumenten beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Onderdeel hiervan is het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.
Het aanbrengen van damwanden is niet aan te merken als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in het Bro. Een nadere toets aan de Ladder is daarom niet aan de orde.
Omgevingsvisie en -verordening
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De provincie beschrijft hierin wat de gewenste ruimtelijk-economische ontwikkeling tot 2020 is. Daarbij is de volgende missie geformuleerd: "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is." De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten.
Ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik, geeft de provincie Drenthe aan dat inbreiding boven uitbreiding gaat. De Ladder voor duurzame verstedelijking wordt daarbij als denkmodel gebruikt. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied en gebundeld rond de nationale en regionale infrastructuur en de openbaar vervoervoorzieningen.
Naast de Omgevingsvisie is voor het projectgebied ook de Provinciale Omgevingsverordening (POV) relevant. De geactualiseerde POV is op 15 oktober 2015 in werking getreden. In de POV is opgenomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen uiteengezet wordt dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de Omgevingsvisie. Daarnaast mag een ruimtelijke ontwikkeling geen nieuwe activiteiten dan wel een wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten. Verder dient in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd te worden.
Afweging
Het afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het aanbrengen van damwanden wordt niet belemmerd door de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Drenthe. In zoverre is het planvoornemen in overeenstemming met het provinciaal beleid.
De gemeente Tynaarlo heeft voor haar grondgebied een structuurplan opgesteld (vastgesteld 10 oktober 2006). Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.
Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie en cultuurhistorie zijn vervolgens ook afzonderlijke visies opgesteld. Omdat met dit planvoornemen echter sprake is van een zeer geringe impact op de omgeving, het gaat immers om een afwijking van het geldende bestemmingsplan en de betreffende activiteit, het aanbrengen van de damwanden, reeds heeft plaatsgevonden, kan een bespreking van deze beleidsterreinen achterwege blijven.
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. De Monumentenwet en haar opvolger, de Erfgoedwet, regelen hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. Op de archeologische beleidskaart is te zien dat het projectgebied voornamelijk bestaan uit een 'dekzandvlakte'. Voor deze dekzandvlakte geldt een lage archeologische verwachting. Daarnaast zijn delen van het projectgebied aangeduid als 'dekzandruggen en -koppen, al dan niet met oud bouwlanddek' en 'laagte/depressie (veentje) zonder randwal' waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt. Als gevolg van eerdere ingrepen in de bodem eind jaren '00 van deze eeuw zijn deze laatste twee archeologische waarden niet meer aanwezig in de betreffende bodem.
De gemeente Tynaarlo heeft de Structuurvisie Archeologie juridisch vertaald naar het geldende bestemmingsplan 'Eelderwolde Ter Borch'. Uit dat bestemmingsplan volgt dat er voor het planvoornemen geen beperkingen gelden. Er is derhalve geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek. Het bestemmingsplan is wat betreft archeologie uitvoerbaar.
Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Met deze regelgeving streeft men naar een duurzaam gebruik van de bodem. Het planvoornemen betreft het legaliseren van al aangebrachte damwanden in de bodem. Het gaat daarmee dus niet om het realiseren van bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend (langer dan twee uur per dag) mensen zullen verblijven. Om deze reden is een bodemonderzoek niet nodig.
Ten tijden van het gehele project (de bouw van de woningen) is wel bodemonderzoek uitgevoerd. Dit bodemonderzoek is als Bijlage 4 bij deze omgevingsvergunning gevoegd. De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een vervolgonderzoek. In het kader van de voorgenomen werkzaamheden op het eiland zijn geen milieuhygiënische belemmeringen op de onderzoekslocatie. Voor wat betreft het aspect bodem kan het project als uitvoerbaar worden geacht.
Cultuurhistorie gaat over de geschiedenis van de gebouwde omgeving, de landschappen, tradities en de verhalen die erbij horen. Sinds 1 januari 2012 is de gemeente wettelijk verplicht om cultuurhistorische belangen mee te wegen in ruimtelijke vraagstukken.
De gemeente Tynaarlo heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 opgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.
Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is het plangebied aangeduid als 'Hollandveenontginning met strookvormige verkaveling'. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gestreefd naar het "...behoud of versterking van de strookvormige verkavelingsstructuur".
De damwanden hebben geen invloed op de verkavelingsstructuur van de omgeving. De damwanden bakenen het Garmpoleiland strakker af van de omgeving dan op dit moment het geval is, zodoende versterken de damwanden het aanwezige verkavelingskarakter.
Het aspect cultuurhistorie levert geen belemmeringen op voor het onderhavig plan.
Inleiding
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden moet men beoordelen in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb) en in het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. De Wnb regelt onder andere de soortenbescherming van planten en dieren, dit betreft de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn, de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (artikel 3.11 van de Wnb). In de Wnb is eveneens de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Om de bovenstaande redenen is door Eelerwoude op 31 mei 2016 een ecologische quickscan ter plaatse uitgevoerd. Het onderzoek verrichtte zij met betrekking tot vier verschillende werkzaamheden:
Het opgestelde rapport van dat onderzoek is als Bijlage 5 bij deze omgevingsvergunning gevoegd.
Toetsing
Het hierboven genoemde ecologische onderzoek leidt niet tot enige beperkingen voor de damwanden aan de zuidzijde van het Garmpoleiland. Gedurende het onderzoek zijn de kleine modderkruiper en paling, beide vissoorten, aangetroffen in het projectgebied. Onder de Wet natuurbescherming worden de twee dieren niet meer beschermd en derhalve zijn de in het onderzoek genoemde te treffen maatregelen niet meer noodzakelijk. Zodoende vormt het aspect ecologie geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
Om natuurgebieden te beschermen, mag daar de stikstofbelasting niet toenemen. Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) biedt een oplossing door ruimte voor economische ontwikkeling te combineren met het versterken van de natuur. Het PAS is gekoppeld aan de Wet natuurbescherming.
Onder het PAS is een vergunning vereist als de stikstofdepositie in beschermde natuurgebieden meer toeneemt dan de grenswaarde. De werkzaamheden in het kader van aanbrengen van de damwanden leidt niet tot een toename van stikstofbelasting in natuurgebieden.
Op 27 oktober 2004 zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) van kracht geworden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot inrichtingen met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Bevi heeft als functie om mensen te beschermen van bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen. Bij een omgevingsvergunning milieu of een ruimtelijk besluit moet het bevoegd gezag rekening houden met veiligheidsafstanden ter bescherming van individuen (plaatsgebonden risico) en groepen personen (groepsrisico). Bij deze omgevingsvergunning met een ruimtelijke onderbouwing gaat het echter niet om een functie die voorziet in de aanwezigheid van individuen of in een functie die enig risico met zich mee kan brengen. Derhalve behoeft het aspect externe veiligheid hier geen verdere afweging.
Het aspect externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavig plan.
Het planvoornemen voorziet in een afwijking van de bouwregels van het geldende bestemmingsplan. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige functies (zoals woningen), op basis van zonering, bescherming tegen geluidsoverlast van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. Dit planvoornemen voorziet echter niet in enige geluidsgevoelige bebouwing. Zodoende is toetsing aan de Wet geluidshinder niet noodzakelijk. Ook is er geen sprake van een aantasting van het woon- en leefmilieu in het kader van een goede ruimtelijke ordening en dus vormt het aspect geluid geen belemmering voor onderhavig plan.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m³ NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Omdat het planvoornemen voorziet in het legaliseren van een reeds bestaande damwand leidt dit initiatief niet tot enige toename van verkeer en daarmee ook niet tot enige toename van 1,2 µg/m³ NO2 of PM10. Zodoende kan verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.
Bedrijven worden ingedeeld in categorieën met behulp van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Deze publicatie biedt een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau en geeft informatie over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn.
De informatie heeft geen betrekking op individuele bedrijven, maar op bedrijfstypen. Dit betekent dat een concrete situatie altijd in de context moet worden bekeken:
Het planvoornemen voorziet in het legaliseren van een damwand van ongeveer 250 meter en hoekoplossingen en voorziet niet in enige bebouwing voor bedrijven of bebouwing die hinder zou kunnen veroorzaken voor bedrijven in de omgeving. Het aspect milieuzonering levert zodoende geen belemmeringen op voor het onderhavig projectgebied.
Inleiding
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water, met het oog op de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De belangrijkste beleidsdocumenten op het gebied van de waterhuishouding zijn de Vierde Nota Waterhuishouding, Anders omgaan met water: Waterbeleid 21e eeuw, de Europese Kaderrichtlijn Water, Beleidslijn ruimte voor de rivier en de nota Ruimte. In het Nationaal Bestuursakkoord Water worden de gezamenlijke uitgangspunten geformuleerd voor een integraal waterbeleid in de 21e eeuw. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water ligt bij het waterschap (trits: kwantiteit) en het schoon houden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen en het waterschap.
Voor het voornemen is d.d. 13 september 2018 een watertoets uitgevoerd. De watertoets is als Bijlage 6 aan deze toelichting toegevoegd. Uit het advies van het Waterschap Noorderzijlvest blijkt dat de volgende aspecten van belang zijn:
Toetsing
Het projectgebied ligt in het gebied van het waterschap Noorderzijlvest. Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016-2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in haar functiezonering de volgende aspecten:
Naast het waterschap kent de provincie Drenthe ook beleid ten aanzien van het aspect water. De provincie Drenthe hanteert het 'Nee-tenzij beleid' voor beekdalen om de ruimte voor water in het beekdal te behouden (Omgevingsvisie van de provincie Drenthe, 2014, paragraaf 8.2.3 en Provinciale omgevingsverordening, artikel 3.36). Het 'nee, tenzij'-beleid houdt in dat in beekdalen 'kapitaalintensieve functies' zo veel mogelijk worden geweerd. Daarbij gaat het om woon- en werkgebieden en kapitaalintensieve vormen van agrarisch grondgebruik, zoals glastuinbouw, intensieve veehouderijen en kwekerijen. In de onderhavige situatie is daarvan geen sprake.
Ingrepen in het watersysteem
Aanpassingen of ingrepen met als doel het aanpassen van het watersysteem raakt één van de kerntaken van het waterschap. Daarom moet het waterschap betrokken worden bij de planvorming om te adviseren, eisen te stellen en door randvoorwaarden aan te geven. De Digitale Watertoets is alleen geschikt om het initiatief kenbaar te maken. Het waterschap verkent binnen dergelijke plannen tevens zijn eigen doelen, belangen en samenwerkingsmogelijkheden. Voor de uiteindelijke realisatie is altijd een watervergunning nodig.
Gelijkblijvend/afname verhard oppervlak
Indien het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan toeneemt met meer dan 750m2 is het vereist om de mogelijkheden voor afkoppelen van regenwater te onderzoeken en vast te leggen.
Invloed op de waterhuishouding
Het aanwezige oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Voor een gezond watersysteem is de inrichting en het beheer van het bestaande of nieuw te realiseren oppervlaktewater belangrijk. Bij oppervlaktewatersystemen in stedelijk gebied wordt daarom gestreefd naar zo groot mogelijke eenheden.
Uitwerking
Er is sprake van een zeer geringe toename van het verhard oppervlak op het terrein. Uit de watertoets blijkt dat de onderhavige legaliseren voor wat betreft het aspect water als uitvoerbaar kan worden geacht.
Op 1 april 2011 is het (gewijzigde) Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang.
Met de omgevingsvergunning wordt geen activiteit mogelijk gemaakt die in het Besluit milieueffectrapportage wordt genoemd. De voorgenomen wijziging leidt niet tot milieugevolgen en er hoeft geen milieueffectrapportage plaats te vinden.
De kosten voor de planprocedure komen ten laste van de gemeente Tynaarlo. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een planschadeovereenkomst gesloten. Hierin is vastgelegd dat eventuele planschadekosten, die het gevolg zijn van het project, voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan is derhalve economisch uitvoerbaar.
De gemeenteraad heeft op 30 oktober 2018 ingestemd met het ontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing (zie bijlage 7) door middel van het afgeven van een verklaring van geen bedenkingen.
De ontwerpomgevingsvergunning heeft samen met het ontwerp beeldkwaliteitsplan vanaf 8 maart 2019 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze periode is één zienswijze ingediend. Daarnaast hebben het Waterschap Noorderzijlvest en de Provincie Drenthe gereageerd op de ontwerpomgevingsvergunning.
De zienswijze en de reacties van beide overheden geven geen aanleiding voor een wijziging van de ontwerpvergunning of het ontwerp BKP. Een uitgebreide samenvatting en beantwoording van de zienswijze en andere reacties is opgenomen in de bijgevoegde zienswijzennota (zie bijlage 8).