12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. a. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven;
-
b. dienstverlening/kantoren;
-
c. horeca;
-
d. maatschappelijke doeleinden;
-
e. (verblijfs)recreatie;
-
f. congresdoeleinden;
-
g. wonen;
en de daarbij behorende voorzieningen.
Bovengenoemde functies zijn qua aard of omvang toegestaan mits er in overwegende mate geen sprake is van zodanig gebruik dat:
-
1. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
-
2. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
-
3. er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
-
4. er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.2.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op de tot 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
-
b. één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij anders is aangeduid op de plankaart;
-
c. bijgebouwen,
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
12.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
a. het hoofdgebouw mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoen mate wordt voorzien op eigen terrein overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 45.3;
-
c. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
-
d. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd;
-
e. iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
-
f. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
-
g. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan het bepaalde in artikel 24.2.
12.2.3 Regels met betrekking tot het bijbouwvlak
Met betrekking tot het bijbouwvlak gelden de volgende regels:
-
a. in het bijbouwvlak mogen uitsluitend bijgebouwen en andere bouwwerken gebouwd worden;
-
b. in het bijbouwvlak mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
-
d. het oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de woning behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
12.2.4 Overige regels
Voor het overige geldt de volgende regel:
-
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 2.60 m bedragen, met uitzondering van:
-
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
-
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 10.00 m mag bedragen.
12.4 Ontheffing van de bouwregels
12.4.1 Ontheffing plat afdekken gebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.2.2 sub f ten aanzien van de wijze van afdekken van gebouwen, met dien verstande, dat:
-
a. het gebouw ook plat afgedekt mag worden als dit naar oordeel van de Welstandscommissie of een daarvoor in plaats tredende instantie esthetisch verantwoord is.
12.4.2 Ontheffing oppervlakte aan bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 12.2.3 ten aanzien van het bebouwen van het bijbouwvlak, met dien verstande, dat:
-
a. het oppervlakte aan bijgebouwen 100 m² mag bedragen;
-
b. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
-
c. een goede landschappelijke inpassing verzekerd is;
-
d. het woonmilieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
12.4.3 Procedure ontheffing
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.