Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rijksweg 63/63a en Looierstraat 87/89/91
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1729.BPrijksweg63-VG01

Regels

 

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Rijksweg 63/63a en Looierstraat 87/89/91’ van de gemeente Gulpen-Wittem;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1903.BPrijksweg63-VG01 met de bijbehorende regels;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan-huis-gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of daarmee gelijk te stellen gebieden, dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie en met een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie (in bijlage 1 is een overzicht van aan huis gebonden beroepen opgenomen);
 
1.6 ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt;
 
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
 
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bedrijf:
een vorm van een organisatie van mensen en middelen met als doel het vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van producten of het verlenen van diensten aan andere organisaties of particulieren;
 
1.10 bedrijfsdoeleinden:
vormen van bedrijf vergelijkbaar met of zoals opgenomen in bijlage 2. bij de regels: 'toegesneden lijst van bedrijfstypen' en ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG;
 
1.11 bestaand:
  • bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de planregels anders bepaald;
  • gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod c.q. op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van het bestemmingsvlak;
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 bijbouwgrens:
de grens van de aanduiding ‘bijgebouwen’;
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 bouwwerken geen gebouwen zijnde:
een constructie die geen gebouw is;
 
1.23 bijgebouw:
een aangebouwd dan wel vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat architectonisch en/of bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.24 (eet)café:
een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden. De nadruk ligt echter op het verstrekken van drank;
 
1.25 carport/overkapping:
een bouwwerk, geen gebouwen zijnde met tenminste een dak en niet of slechts aan één zijde voorzien van een wand, bestaande wanden van overige gebouwen niet meegerekend;
 
1.26 coffeeshop:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprak van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse;
 
1.27 consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijven:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke en/of dienstverlend bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zondanig zijn, dat de activiteit ter plaatse, in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend en de desbetreffende bedrijvigheid een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie (in bijlage 1 is een overzicht van consumentverzorgende en/of ambachtelijke activiteiten opgenomen);
 
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
 
1.29 dagrecreatie:
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat;
 
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.31 dienstverlening:
het bedrijfsmatig/beroepsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten, met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting;
 
1.32 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
1.33 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken;
 
1.35 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies zoals een (eet)café, restaurant en hotel, en/of een zaalaccommodatie;
 
1.36 horeca ondergeschikt aan hoofdbestemming:
het bedrijfsmatig, als ondergeschikte nevenactiviteit mede verstrekken van uitsluitend dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse;
 
1.37 huishouden:
een verzameling van één of meer personen met een relationele binding die één woonruimte bewoont en een economisch-consumptieve eenheid vormt;
 
1.38 kantoor:
een ruimte, of bij elkaar behorende ruimten, die bedoel zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
 
1.39 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15°;
 
1.40 karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse en gelet op de architectonische en/of cultuurhistorische waarde;
 
1.41 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
 
1.42 maatschappelijk:
doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, religieuze, culturele, sportieve, recreatieve, verzorgende en overheidsfuncties;
 
1.43 mantelzorg:
het binnen de bestaande bebouwing bieden van zorg op vrijwillige en onbetaalde basis aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband;
 
1.44 monumentale waarde:
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
 
1.45 monumenten:
alle op de plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens aanwezigheid daar van voornoemde zaken;
 
1.46 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
 
1.47 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen;
 
1.48 ondergronds bouwen:
het beneden de aardoppervlakte, onder peil, realiseren van een bouwwerk;
 
1.49 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:0,20 meter boven de hoogte van de kruin van de woningontsluitingsweg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer.
afbeelding
 
1.50 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf waardoor de ruimte als reguliere woning wordt gebruikt;
 
1.51 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie;
 
1.52 recreatie:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
 
1.53 restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
 
1.54 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte;
 
1.55 seksinrichting:
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht;
 
1.56 smartshop/growshop:
een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd;
 
1.57 standplaats (bij detailhandel):
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats, te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruik makend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of een tafel;
 
1.58 stedenbouwkundig beeld:
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen;
 
1.59 straatprostitutie:
het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding;
 
1.60 voorgevel:
de naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;
  
1.61 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden;
 
1.62 wellness:
activiteiten gericht op het welzijn van de mens in de breedste zin van het woord met als doel het grootst mogelijke geestelijke en lichamelijke welzijn voor een ieder te verkrijgen;
 
1.63 woning:
een complex van ruimten, krachtens zijn indeling geschikt en bestemd voor de permanente huisvesting van één huishouding;
 
1.64 zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
 
1.65 Wro:
Wet ruimtelijke ordening zoals van kracht 1 juli 2008.
 
1.66 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren) gemeten afstand;
 
2.2 de bouwhoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is;
 
2.8 bebouwingspercentage:
het percentage van een bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd. Voor zover op de kaart bouwgrenzen zijn aangegeven wordt het bebouwingspercentage berekend over het gebied binnen de bouwgrenzen;
 
2.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.10 Ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1,50 meter.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 De voor ‘Centrum – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. consumentverzorgende en kleinschalige ambachtelijke bedrijven;
b. detailhandel;
c. dienstverlening;
d. horeca;
e. kantoren;
f. kleinschalige recreatieve voorzieningen;
g. wonen;
h. bijbehorende voorzieningen.
met dien verstande dat bij uitwisseling en/of omzetting van functies voldaan wordt aan het bepaalde in 3.1.2. 
 
3.1.2 Nieuwvestiging van de onder 3.1.1 en opgenomen functies is toegestaan mits er in overwegende mate geen sprake is van zodanig gebruik dat:
a. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
b. een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
c. er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
d. de parkeernomen zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (d.d. 16-12-2008) in het geding komen;
e. er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
 
3.1.3 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op de tot ‘Centrum – 1’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen, geen woning zijnde;
b. woningen;
c. bijgebouwen,
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.
met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 3.2.2 tot en met 3.2.4.
 
3.2.2 Regeling bouwvlak
Ter plaatse van het ‘bouwvlak’ gelden de volgende regels:
a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd en bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
b. de functies onder 3.1.1 anders dan wonen, worden in ieder geval op de begane grond uitgeoefend;
c. per bouwvlak mogen niet meer woningen worden opgericht dan het aantal zoals op de verbeelding is aangeduid;
d. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
e. de voorgevel zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
f. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bouwlagen’.
g. de hoogte van iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3,50 meter bedragen;
h. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt of een andere dakhelling mits dit voldoet aan redelijke eisen van welstand.
 
3.2.3 Regeling bijgebouwen
Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen mogen eveneens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
b. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
d. het oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² mag bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
 
3.2.4 Overige regels
Binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht. Hiervoor geldt de volgende regel:
a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2,60 meter bedragen, met uitzondering van:
  1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken, welke ten hoogste 8,00 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

3.3.1 Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
 
3.3.2 De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeernorm zoals bepaald in artikel 10.2;
d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Afwijking plat afdekken gebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het het bepaalde in 3.2.2 ten aanzien van de wijze van afdekken van gebouwen, met dien verstande, dat het gebouw ook plat afgedekt mag worden mits dit voldoet aan redelijke eisen van welstand.
 
3.4.2 Afwijken oppervlakte aan bijgebouwen
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 3.2.3 ten aanzien van het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, met dien verstande, dat:
a. het oppervlakte aan bijgebouwen 100 m² mag bedragen;
b. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond;
c. een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd is;
d. het (woon)milieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
 
3.4.3 Afwijken voor het realiseren van een nieuwe woning
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 3.2.2 waardoor een extra (nieuwe) woning is toestaan, met dien verstande, dat:
a. de woning binnen het bestaande hoofdgebouw gerealiseerd wordt;
b. een goede stedenbouwkundige inpassing verzekerd is;
c. in de parkeerbehoefte wordt voorzien overeenkomstig de parkeernormen zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (d.d. 16-12-2008);
d. geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;
e. het woonmilieu op de belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
 
3.4.4 Procedure afwijking
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 11.1 gegeven procedure.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.5.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond anders dan voor en/of als:
a. parkeren;
b. groen en/of tuin;
c. opslag, overeenkomstig het toegelaten gebruik.
 
3.5.2 Gebruik van de bebouwing
Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:
a. industriële doeleinden;
b. groothandel;
c. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
d. het gebruik van de zolder als afzonderlijke woonlaag wordt niet als verboden gebruik aangemerkt.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bewegend en stilstaand wegverkeer en de daarbij behorende voorzieningen, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;
b. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
c. groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor rijdend en stilstaand wegverkeer noodzakelijk gronden, zoals (midden)bermen;
d. straatmeubilair;
e. infiltratie en buffervoorzieningen, zoals hemelwaterbuffers en bergbezinkbassins;
f. standplaats voor de verkoop van goederen en diensten, promotie, markten, kermissen en evenementen, mits het geen belemmering voor de verkeersafwikkeling vormt en het geen onomkeerbare verandering van de onder a tot en met e genoemde doeleinden tot gevolg heeft.
 
4.1.2. Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Boven, op of onder de tot ‘Verkeer’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
b. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
c. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
d. bouwwerken geen gebouwen zijnde behorende tot het straatmeubilair;
e. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeven van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
f. bouwwerken geen gebouwen zijnde noodzakelijk voor de gescheiden boven- en ondergrondse inzameling van afvalstoffen.
 
4.2.2 Regeling bouwwerken
Met betrekking tot het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van die welke bedoeld zijn onder b., mag ten hoogste 4,00 meter bedragen;
b. de hoogte van lichtmasten, verkeerstekens en andere palen en masten mag ten hoogste 10,00 meter bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt niet verstaan het gebruik van gronden voor evenementen onder de voorwaarden dat:
a. een evenement niet langer duurt dan 2 weken;
b. een evenement niet vaker dan 6 maal per kalenderjaar plaatsvindt;
c. een evenement dat vaker in het jaar plaatsvindt, in totaal niet langer dan 30 dagen duurt;
d. de opbouw en afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van in totaal niet meer dan 30 dagen zoals bepaald onder punt c;
e. het evenement niet tot gevolg heeft dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor toegestane gebruik zoals bepaald onder 4.1 sub. a t/m f.

Artikel 5 Waterstaat - Waterlopen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterlopen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Boven of op de tot ‘Waterstaat – Waterlopen’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dient verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 5.2.2.
 
5.2.2 Regeling bouwwerken
Voor de bouwwerken geldt de volgende regel:
a. de hoogte bedraagt maximaal 3,50 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Afwijken oprichten van andere bebouwing
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 5.2, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde binnen de ‘Waterstaat – Waterlopen’, mits:
a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
b. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
 
5.3.2 Procedure afwijking
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 11.1 gegeven procedure.

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.4.1 Gebruik van de gronden
Op de gronden binnen de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterlopen’ zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas van toepassing. De verbodsbepalingen onder 1. t/m 6. uit de Keur gelden niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal agrarisch onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen op minimaal 1 meter uit de insteek en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad.

3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bouwverbod

Het is verboden op de in het plan begrepen gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij de aangegeven bouwgrens wordt overschreden, behoudens overschrijdingen, die volgens deze regels zijn toegestaan.

7.2 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten

7.2.1 Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.2.2 In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.2.3 In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.2.1 en 7.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

7.3 Ondergronds bouwen

7.3.1 Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
7.3.2 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
c. in aanvulling op het bepaalde sub a en b is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als opgenomen in de regels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
  3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
  4. per perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd.
d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
e. bij het berekenen van de blijkens geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
 
7.3.3 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 7.3.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
 
7.3.4 Procedure afwijking
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 11.1 gegeven procedure.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod

Als bedoeld in artikel 7.10 Wro is het verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

8.2 Gebruik van de gronden en bebouwing

Onder verboden gebruik, als bedoeld in 8.1, wordt naast het bepaalde in 8.3 tevens verstaan het gebruik van de gronden en bebouwing voor:
a. een seksinrichting of soortgelijk bedrijf;
b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
c. straatprostitutie.

8.3 Afwijken gebruiksverbod

Burgemeester en wethouders wijken af van het bepaalde in artikel 8.1 als strikte toepassing van de regeling leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van:
a. de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:
b. de hoogte ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
c. de inhoud ten hoogste 50 m³ mag bedragen.

9.2 Afwijken antenne-installaties

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan ten aanzien van:
a. het oprichten van antenne-installaties met dien verstande dat de deze voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie Mobiele Telecommunicatie van de gemeente Gulpen-Wittem (d.d. 11-01-2007).

9.3 Afwijken met 10%

Burgemeester en Wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen, afwijken van de regels van het plan mits:
a. de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
b. de belangen van derden niet worden geschaad.
In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen is afgeweken mag niet nogmaals op grond van onderhavige afwijkingsregel afgeweken worden.

9.4 Procedure afwijking

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in artikel 11.1 gegeven procedure.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is, in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Procedure afwijking

Bij het verlenen van afwijking ingevolge de in deze regels opgenomen afwijkingssmogelijkheden ex artikel 3.9a Wro, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:
a. het ontwerp van het afwijkingsbesluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende ten minste twee weken voor belanghebbenden ter inzage ter gemeentesecretarie;
b. Burgemeester en wethouders geven voorafgaand aan deze terinzagelegging, kennis van de aanvraag of het ontwerpbesluit en de terinzagelegging ervan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis-bladen die in de gemeente verspreid worden;
c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij burgemeester en wethouders;
d. de overeenkomstig het vorige lid ingediende zienswijzen worden betrokken bij het besluit omtrent verlening van afwijking.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

12.2 Parkeren

Daar waar in de regels wordt verwezen naar het parkeerbeleid, moet de, op het tijdstip van aanvraag van de omgevingsvergunning parkeernormen worden gehanteerd zoals opgenomen in de ‘Nota Parkeernormen en Parkeerfonds’ (d.d. 16-12-2008).

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als de regels van het bestemmingsplan ‘Rijksweg 63/63a en Looierstraat 87/89/91’ van de gemeente Gulpen-Wittem.