direct naar inhoud van Regels
Plan: Woning Heijenratherweg 7, Slenaken
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPHeijenratherweg7-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Woning Heijenratherweg 7, Slenaken met identificatienummer NL.IMRO.1729.BPHeijenratherweg7-VG01 van de gemeente Gulpen-Wittem.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch gebied of daarmee gelijk te stellen gebieden, dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend met behoud van de woonfunctie en met een ruimtelijke uitstraling die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ambacht(elijke):

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die ter plaatse worden vervaardigd, ver- of bewerkt.

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaand:

aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van het bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming

1.12 bijgebouw:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 coffeeshop:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, dan wel van hulpmiddelen om deze stoffen zelf te produceren. Als nevenactiviteit is sprak van het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor consumptie ter plaatse.

1.21 consumentverzorgende en/of ambachtelijke bedrijven:

het beroepsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteit zodanig is dat als deze in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd.

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 ecologie:

wetenschap die zich bezighoudt met de wisselwerking tussen planten en dieren en hun milieu;

1.24 ecologische structuur:

netwerk van onderling via ecologische verbindingen samenhangende (nieuwe) natuurgebieden;

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover het bestemmingsplan de inrichting niet verbiedt.

1.26 erosie:

uitslijting en wegspoeling van bodemmateriaal door stromend water;

1.27 extensief recreatief medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving;

1.28 extensief recreatief medegebruik:

vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hemelwaterproblematiek:

de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder;

1.31 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel valt aan te merken.

1.32 houtproductie:

het planten, laten groeien en rooien van snel groeiende boomsoorten voor de productie van hout of houtvezels, in de vorm van een productiebos waarbij niet of slechts in beperkte mate sprake is van biodiversiteit;

1.33 huishouden:

een verzameling van één of meer personen met een relationele binding die één woonruimte bewoont en een economisch-consumptieve eenheid vormt.

1.34 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 15°.

1.35 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.36 mantelzorg:

het bieden van zorg op vrijwillige basis aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband. ter verduidelijking:

mantelzorg is het zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, ouder, kind, ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorg is geen professionele zorgverlening maar het geven van zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene waar ze voor zorgen. Het betreft niet de alledaagse zorg, voor bijvoorbeeld de zorg van een gezond kind. Mangelzorg is vaak langdurig en intensief, doch onbetaald.

1.37 Natura 2000:

een netwerk van Europese natuurgebieden die de basis vormen voor het Europese natuurbeleid. Natura 2000 is gericht op de instandhouding en ontwikkeling van soorten en ecosystemen die voor Europa belangrijk zijn.

1.38 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.39 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.40 ondergronds bouwen:

het beneden de aardoppervlakte, onder peil, realiseren van een bouwwerk.

1.41 peil:
  • a. de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de woning;
  • b. In andere gevallen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer;
1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.

1.43 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.44 seksinrichting:

een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.

1.45 smartshop/growshop:

een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.

1.46 stedenbouwkundig beeld:

ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.

1.47 straatprostitutie:

het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.

1.48 weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.49 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd-)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

de buitenwerks tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren gemeten grootste afstand.

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 ondergeschikte bouwdelen:

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tot een maximum van 1.50 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
  • b. waarborging van de verschillende natuurwaarden in het Natura-2000-gebied zoals omschreven in het aanwijzingsbesluit LNV;
  • c. duurzaam bestaand extensief agrarisch gebruik met inachtneming van de bestaande natuurwaarden;
  • d. bestrijding en voorkoming van bodemerosie en wateroverlast;
  • e. een schapenstal voor het huisvesten, voeden en verzorgen van schapen die gehouden worden ten behoeve van het natuurbeheer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schapenstal';

met daaraan ondergeschikt:

  • f. ontsluiting van de afzonderlijke percelen;
  • g. extensief recreatief medegebruik.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de tot 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van het bepaalde in 3.2.2.

3.2.2 Regels met betrekking tot het bouwen

Met betrekking tot het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. omheiningen en/of erfafscheidingen, mogen uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen en/of afscheidingen waarvan minimaal 80% van de constructie open is worden opgericht;
  • b. de hoogte mag ten hoogste 1,50 meter bedragen.
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – schapenstal' mag een schapenstal worden gebouwd voor het huisvesten, voeden en verzorgen van schapen die gehouden worden ten behoeve van het natuurbeheer, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3,5 meter bedraagt.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;

waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in het gemeentelijk kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.

3.3.2 Toepassingscriteria

De onder 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik van de gronden

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor en/of als:

  • a. standplaats of ligplaats voor onderkomens en/of kampeermiddelen
  • b. paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
  • c. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • d. het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
  • e. parkeerplaats en/of staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • f. terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
  • g. het opslaan van mest(stoffen);
  • h. het opslaan van hooi- en strobalen;
  • i. nieuwvestiging van een niet grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • j. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik;
  • k. sport- of wedstrijdterrein;
  • l. parkeerterrein;
  • m. evenementen.
3.4.2 Strijdig gebruik van bouwwerken

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van bouwwerken voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detailhandel en/of groothandel;
  • c. horeca;
  • d. permanente of tijdelijke bewoning;
  • e. elke vorm van opslag. in een dierenverblijf;
  • f. opslag anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, gen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Natuur' aangewezen gronden in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschroeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • f. het aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve van de ecologische structuur of de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
  • g. het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
3.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 3.5.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen of woongebouwen;
  • b. een geluidwerende voorziening waarvan de minimale bouwhoogte 1 meter dient te bedragen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geluidwerende voorziening'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mag:

  • a. niet worden gebouwd, met uitzondering van omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen, draaderfafscheidingen en/of afscheidingen, waarvan minimaal 80% van de constructie open is;
  • b. tot maximaal 40% van het bestemmingsvlak aan gesloten verharding worden aangebracht;
  • c. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds' tot een bouwdiepte van maximaal 4 meter onder peil.
4.2.2 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 1,00 meter bedragen.

4.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorzieningen'

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – geluidwerende voorziening' dient een geluidwerende voorziening met een bouwhoogte van tenminste 1 meter te worden opgericht.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in een vrijstaande woning met de daarbij behorende voorzieningen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen, mantelzorg en agrarische activiteiten van ondergeschikte betekenis.

Voor aan-huis-gebonden beroepen geldt dat moet worden voldaan aan de criteria zoals opgenomen in artikel 5.5.3;

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

5.1.2 Voorwaardelijke verplichting
  • b. wonen in de woning als bedoeld in 5.1.1 onder a mag pas plaatsvinden indien er een geluidwerende voorziening is opgericht als bedoeld in artikel 5.2.6;
  • c. het is niet toegestaan om de woning als bedoeld in artikel 5.2.1 onder a te gebruiken zonder (instandhouding van) een geluidwerende voorziening als bedoeld artikel 5.2.6.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. ten hoogste één woning;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 5.2.2 tot en met 5.2.6.

5.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. de woning mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak mag maximaal 1 woning worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen mogen in het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de hoogte van de woning mag ten hoogste 8 meter bedragen;
  • e. woningen en bijgebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • f. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergronds' en onder bijgebouwen;
  • g. de bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
5.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen eveneens ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd;
  • b. bijgebouwen mogen in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd, waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
  • d. het oppervlakte aan bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
5.2.4 Regels ter plaatse van de aanduiding 'tuin'

Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' mag:

  • a. niet worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen, draaderfafscheidingen en/of afscheidingen, waarvan minimaal 80% van de constructie open is;
    • 2. een kippenhok, waarvan de oppervlakte ten hoogste 5 m2 bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 1,70 meter bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – kippenhok'. Bij het kippenhok is tevens een uitloopren toegestaan, waarvan de oppervlakte ten hoogste 8 m2 bedraagt en de bouwhoogte ten hoogste 1,00 meter bedraagt;
  • b. geen gesloten verharding worden aangebracht.
5.2.5 Regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2,60 meter bedragen, met uitzondering van:

  • a. de hoogte van omheiningen en/of erfafscheidingen, welke ten hoogste 1,50 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van palen, masten en beeldende kunstwerken welke ten hoogste 8,00 meter mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van omheiningen en/of erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

waarbij de regels zoals deze gesteld zijn in het gemeentelijk kwaliteitsmenu in acht dienen te worden genomen.

5.3.2

De in artikel 5.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeerbehoefte;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. het gebruik van wonen overeenkomstig de bestemming als bedoeld in artikel 5.1.1 is pas toegestaan indien er een geluidwerende voorziening is opgericht als bedoeld in artikel 5.1.1 onder b;
  • b. het is niet toegestaan om te wonen als bedoeld in artikel 5.1.1 onder a zonder (instandhouding van) een geluidwerende voorziening als bedoeld artikel 5.1.1 onder b.
5.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen in een vrijstaand bijgebouw, behoudens mantelzorg;
  • b. ambachtelijke en/of industriële doeleinden, behoudens voor aan-huis-gebonden beroepen, toegelaten krachtens artikel 5.4.3;
  • c. detail- en/of groothandel;
  • d. horeca;
  • e. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
5.4.3 Aan-huis-gebonden beroepen

Een aan-huis-gebonden beroep, waaronder een atelier, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een aan huis gebonden beroep mag worden uitgeoefend in de woning of in de bijgebouwen;
  • b. het mag maximaal 100 m2 van de vloeroppervlakte van de woning betreffen;
  • c. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd en de verschijningsvorm als woning wordt niet wezenlijk aangetast;
  • d. degene die de activiteiten uitvoert, is tevens de bewoner van de woning;
  • e. het gebruik mag geen (ernstige of onevenredige) hinder opleveren voor het woonmilieu en geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • g. er vindt geen detailhandel plaats, met uitzondering van aan de activiteit inherente en ondergeschikte detailhandel.

 

Artikel 6 Waarde - Archeologie middelhoog

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Ter plaatse van wettelijk beschermde archeologische monumenten mag geen aantasting van de archeologische resten plaatsvinden.

6.2.2 Archeologisch onderzoek

Op de tot 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden als de bodemingreep dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld plaatsvindt, en:

  • a. de grens van het plangebied binnen 50 meter van een archeologische vindplaats is gelegen, of;
  • b. het verstoringsgebied groter is dan 2.500 m², tenzij een vindplaats binnen 50 meter van de grens van het verstoringsgebied is gelegen.

Als uit het archeologische vooronderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige waarden veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie uitegvoerd worden.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Archeologie middelhoog' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden:
  • b. het bodemverlagen of afgraven van gronden dieper dan 0,30 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
  • c. het aanleggen van boomgaarden;
  • d. het bebossen van gronden ten behoeve van houtproductie;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • g. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  • h. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • i. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.

6.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in 6.3.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde:
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.3.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld onder 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.

Artikel 7 Waarde - Ecologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 13.2.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • c. het bebossen van gronden ten behoeve van houtproductie;
  • d. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschroeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
  • e. het aanleggen van voorzieningen voor de opvang van hemelwater en de afvoer van hemelwater vanaf een dergelijke voorziening.
7.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in artikel 7.2.1 is niet van toepassing voor:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
7.2.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 7.2.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
  • b. voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden en/of soorten niet aantasten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. een seksinrichting en een sekswinkel;
  • b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  • c. het telen, bewerken en verhandelen van soft- en harddrugs;
  • d. straatprostitutie.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 milieuzone - bodembeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is het bodembeschermingsgebied Mergelland gelegen. Binnen dit bodembeschermingsgebied is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzondere biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Omgevingsverordening Limburg en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.

10.2 overige zone - EHS

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - EHS' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en verbetering van de Ecologische Hoofdstructuur.

10.3 overige zone - Natura 2000-gebied

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natura 2000-gebied' geldt de regeling zoals opgenomen in het aanwijzigingsbesluit LNV.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bebouwing van niet voor bewoning bestemde gronden met gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbare nut met dien verstande dat:

  • a. de hoogte ten hoogste 3,50 meter mag bedragen;
  • b. de inhoud ten hoogste 50 m3 mag bedragen;
  • c. de betrokken gronden niet zijn bestemd voor 'Natuur'.
11.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van antenne-installaties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in de regels ten behoeve van het oprichten van antenne-installaties, met dien verstande dat deze voldoet aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsnotitie Mobiele Telecommunicatie van de gemeente Gulpen-Wittem (d.d. 11-01-2007).

11.3 Afwijken met 10%

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de regels, voor zover daarvoor geen bijzondere bevoegdheid in de regels is opgenomen, mits:

  • a. de afwijkingen niet meer bedraagt dan 10%;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de betrokken gronden niet zijn bestemd voor 'Natuur';
  • d. het bepaalde in de dubbelbestemmingen in acht wordt genomen;
  • e. de afwijking niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap en de aanwezige c.q. aangrenzende natuurlijke waarden niet worden geschaad;
  • f. er een duidelijke ruimtelijke en landschappelijke kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht.

In die gevallen waarin reeds uit hoofde van de regels in de respectievelijke artikelen een afwijking is verleend mag niet nogmaals op grond van onderhavige afwijkingsregel hiervoor een omgevingsvergunning worden verleend.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de kaart, ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken met dien verstande, dat de overschrijding niet meer dan 2 meter mag bedragen en geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.

12.2 Procedure

Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 13 Overige regels

13.1 Wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

13.2 Voorrangsregeling
13.2.1 Strijdigheid belangen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria worden voldaan en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

13.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor de kern, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

  • a. Waarde - Archeologie;
  • b. Waarde - Ecologie.

Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan:

'Woning Heijenratherweg 7, Slenaken'.