Troprijt 10, Bladel
Status: | ontwerp |
Identificatie: | NL.IMRO.1728.BPG0082Troprijt10-ONTW |
Plantype: | bestemmingsplan |
Inhoud
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
Artikel 7 Waarde – Archeologie 1
Artikel 8 Waarde – Archeologie 3
Artikel 9 Waarde – Archeologie 4
Artikel 10 Waarde – Archeologie 6
Artikel 11 Waarde - Natuur Netwerk Brabant
Artikel 12 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied
Artikel 13 Waterstaat - Reservering waterbergingsgebied
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene bouwregels
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
Artikel 20 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen:
Bijlage 1: Notitie landschapsinvesteringsregeling
Bijlage 2: Natuurcompensatieplan
Bijlage 3: Nadere uitleg vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Troprijt 10, Bladel’ met identificatienummer NL.IMRO.1728.BPG0082Troprijt10-ONTW van de gemeente Bladel;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt;
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt, al dan niet in overwegende mate in kassen;
het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
op het betreffende bouwvlak geproduceerde agrarische producten;
agrarische waarden:
de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;
archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen;
bedrijfsgebouw:
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
bedrijfsmatige exploitatie van een recreatief bedrijf:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een recreatief bedrijf, waarbij het beheer er mede op is gericht dat bouwwerken voor recreatief nachtverblijf daadwerkelijk worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
bedrijfswoning:
één woning, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de reële bedrijfsvoering van het bedrijf passend is;
behoud en herstel watersystemen:
gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Interim omgevingsverordening op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;
bestaand(e situatie):
t.a.v. bebouwing
vergunde bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik
het gebruik van grond en opstallen zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:
een bouwwerk bedoeld voor het recreatief nachtverblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben, nader te onderscheiden in recreatieonderkomens en recreatiewoningen;
dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
dagrecreatie groot: een vorm van recreatie waarbij men buiten de eigen woning verblijft voor recreatieve doeleinden, zonder dat er een overnachting ter plaatse (van de activiteit) mee gepaard gaat. Het betreft activiteiten waar meer dan 25 personen aan kunnen deelnemen / aanwezig zijn;
dagrecreatie klein: dagrecreatieve activiteiten waar maximaal 25 personen tegelijkertijd aan kunnen deelnemen (betreffen nevenactiviteiten / ondergeschikte activiteiten);
deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg;
deskundige commissie:
de door het bevoegd gezag ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1998, over de gemeentelijke erfgoedverordening en over het gemeentelijke monumentenbeleid;
ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
extensief dagrecreatief medegebruik:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien en kanoën;
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken:
gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven;
groepsaccommodatie:
een (gedeelte van) een gebouw dat is bedoeld voor het recreatief nachtverblijf van groepen personen die hun hoofdverblijf elders hebben, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen, waaronder begrepen een kampeerboerderij en kamp(eer)huis;
hoge tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
kampeermiddel:
een tent, tentwagen/vouwwagen, kampeerauto/camper of een caravan dan wel enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, bedoeld voor het recreatief nachtverblijf van personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
lage tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;
landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt;
Natuur Netwerk Brabant
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
recreatief nachtverblijf:
verblijf voor recreatieve doeleinden van personen die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij sprake is van één of meer overnachtingen;
recreatieonderkomen:
een bouwwerk bedoeld voor recreatief nachtverblijf dat door zijn aard en constructie eenvoudig (binnen één dag) als één geheel of in onderdelen verplaatsbaar is, waaronder begrepen stacaravans/chalets en glampingtenten;
recreatiewoning:
een bouwwerk bedoeld voor recreatief nachtverblijf, dat door zijn aard en constructie niet eenvoudig (binnen één dag) verplaatsbaar is;
regionaal waterbergingsgebied:
gebied dat noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;
reserveringsgebied voor waterberging:
gebied dat mogelijk in de toekomst noodzakelijk is om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan;
seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
standplaats:
een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een camping of een recreatiepark, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door het plaatsen, geplaatst houden of bouwen van één kampeermiddel (waarbij bijzettentjes niet als afzonderlijk kampeermiddel worden aangemerkt) dan wel van één bouwwerk voor recreatief nachtverblijf (waarbij bijgebouwen niet als afzonderlijk bouwwerk voor recreatief nachtverblijf worden aangemerkt), nader te onderscheiden in:
toeristische standplaats: een standplaats voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel;
vaste standplaats: een standplaats voor het plaatsen, geplaatst houden of bouwen van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf;
teeltondersteunende voorzieningen:
een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
in de vorm van:
permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
trekkershut:
een kleine houten, vrijstaande verblijfsplaats (hut) zonder eigen sanitaire voorzieningen, bedoeld voor het recreatief nachtverblijf van een beperkt aantal personen die hun hoofdverbljif elders hebben; de inrichting is sober en primitief en de trekkershut is geschikt voor de verhuur aan de steeds wisselende verblijfsrecreanten;
verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van recreatief nachtverblijf, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
verblijfsrecreatie groot: een verblijf in een gedeelte van een gebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf met meer dan 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
verblijfsrecreatie klein: een verblijf in een gedeelte van een eigen woning of bijgebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf met maximaal 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten;
wonen:
het wonen in een woning;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
relatie
daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een agrarische bedrijfsuitoefening;
het behoud, herstel of de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden en kenmerken;
extensief dagrecreatief medegebruik;
agrarisch natuurbeheer;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Buiten het bouwvlak
Voor het bouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
het bouwen van hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan, mits:
deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden);
op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
het bouwen van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik is toegestaan;
het bouwen van andere bouwwerken dan in sub a en sub b is aangegeven, is niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
kamperen.
Artikel 4 Bos
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
instandhouding van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden;
zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen, en nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:
4.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer
De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
per 10 hectare aangesloten bosgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
kamperen.
Artikel 5 Natuur
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;
instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
waterlopen en waterpartijen;
groenvoorzieningen en landschappelijke inpassing van gebouwen en gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke inpassing';
met daaraan ondergeschikt:
agrarisch natuurbeheer;
zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
educatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
voorzieningen van algemeen nut;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen, en nutsvoorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:
5.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer
De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
per 10 hectare aangesloten natuurgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
kamperen.
Artikel 6 Recreatie - A
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Recreatie - A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
verblijfsrecreatieve doeleinden in de vorm van één recreatief bedrijf met een bedrijfsmatige exploitatie van:
toeristische standplaatsen voor de plaatsing van kampeermiddelen;
maximaal 402 vaste standplaatsen voor de bouw of plaatsing van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (recreatieonderkomens en recreatiewoningen), met dien verstande dat op maximaal 52 van deze standplaatsen een recreatiewoning is toegestaan;
maximaal 2 trekkershutten;
(centrale) functies ten behoeve van de verblijfsrecreatieve voorzieningen;
horecavoorzieningen tot een oppervlakte van maximaal 1.450 m², met dien verstande dat deze horecavoorzieningen zowel voor gebruikers van de verblijfsrecreatieve voorzieningen als voor derden toegankelijk mogen zijn;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', tevens voor groepsaccommodaties tot een oppervlakte van maximaal 1.250 m2;
ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt', tevens voor een pitch en putt-baan;
maximaal twee bedrijfswoningen;
behoud en herstel van landschapswaarden;
recreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen,
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
gebouwen, overkappingen en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' ook buiten het bouwvlak parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen, groepsaccommodaties, bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen en recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'; de oppervlakte van recreatieonderkomens, waaronder stacaravans/chalets en glampingtenten, wordt niet meegerekend bij het bepalen van deze oppervlakte;
per bouwvlak is bebouwing voor maximaal één recreatief bedrijf toegestaan.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen (met inbegrip van groepsaccommodaties), niet zijnde bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, recreatiewoningen en recreatieonderkomens, gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 5,5 meter;
de maximale bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 10 meter;
de minimale afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt 5 meter;
de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.
6.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:
er zijn maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan;
de maximale inhoud van een bedrijfswoning bedraagt 750 m3, exclusief de inhoud van eventuele onderkeldering;
de maximale goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt 5,5 meter;
de maximale bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt 10 meter;
onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de bedrijfswoning;
de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter;
voor bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt 100 m2;
de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter;
de maximale bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt 5,5 meter;
een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning te worden opgericht.
6.2.4 Bouwwerken voor recreatief nachtverblijf (recreatiewoningen en recreatieonderkomens)
Voor het bouwen van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf, in de vorm van recreatiewoningen en recreatieonderkomens, gelden de volgende regels:
Recreatiewoningen en recreatieonderkomens mogen uitsluitend worden gebouwd of geplaatst op vaste standplaatsen, met dien verstande dat op een vaste standplaats maximaal één recreatiewoning of maximaal één recreatieonderkomen is toegestaan;
de minimale onderlinge afstand tussen recreatiewoningen bedraagt 5 meter;
de minimale afstand tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter;
Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:
er zijn maximaal 52 recreatiewoningen toegestaan;
de maximale oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief met de recreatiewoning verbonden overkappingen, bedraagt 100 m2;
de maximale bouwhoogte van een recreatiewoning en van met de recreatiewoning verbonden overkappingen bedraagt 5 meter;
bij een recreatiewoning is één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,2 meter;
Voor het bouwen van een recreatieonderkomen gelden de volgende regels:
de maximale oppervlakte van een recreatieonderkomen, inclusief met het recreatieonderkomen verbonden overkappingen, bedraagt 70 m2;
de maximale bouwhoogte van een recreatieonderkomen en van met het recreatieonderkomen verbonden overkappingen bedraagt 5 meter;
bij een recreatieonderkomen is één bijgebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 3,2 meter.
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - met uitzondering van terreinafscheidingen, ballenvanghekken, lichtmasten en overkappingen die zijn verbonden aan een recreatiewoning of een recreatieonderkomen - bedraagt 4 meter;
de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 2,5 meter;
de maximale bouwhoogte van ballenvanghekken bedraagt 7,5 meter;
de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
de minimale afstand van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de perceelsgrens bedraagt 5 meter, met uitzondering van terreinafscheidingen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroting van recreatieonderkomens
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.4 sub e voor het vergroten van de oppervlakte van een recreatieonderkomen tot maximaal 80 m², mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het verplaatsbare karakter blijft gehandhaafd;
de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten worden niet aangetast;
er resteert voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Bedijfsmatige exploitatie
Het gebruik van de gronden voor verblijfsrecreatieve doeleinden is uitsluitend toegestaan indien sprake is van bedrijfsmatige exploitatie van het recreatief bedrijf.
6.4.2 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering van het landschap
Het gebruiken van meer dan 6.869 m2 bebouwing ten behoeve van bedrijfsgebouwen, groepsaccommodaties en recreatiewoningen is uitsluitend toegestaan indien de kwaliteitsverbetering van het landschap is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig de notitie Landschapsinvesteringsregeling die is opgenomen als bijlage 1 bij deze regels.
6.4.3 Voorwaardelijke verplichting natuurcompensatie
Het gebruiken van de gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'pitch & putt' als pitch- en puttbaan is uitsluitend toegestaan indien de natuurcompensatie is gerealiseerd, wordt beheerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het natuurcompensatieplan dat is opgenomen als bijlage 2 bij deze regels.
6.4.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het bebouwen en verharden van gronden is uitsluitend toegestaan indien wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang en deze voorziening in stand wordt gehouden. Er is sprake van een voorziening van voldoende omvang als is voldaan aan de volgende rekenregel:
benodigde capaciteit (in m3) = toename bebouwd/verhard oppervlak (in m2) x 0,06
6.4.5 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 6.1;
seksinrichtingen;
opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
wonen in bijgebouwen;
het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor het bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg binnen de bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom;
mantelzorg is niet toegestaan in een recreatiewoning.
Artikel 7 Waarde – Archeologie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 0 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,0 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,0 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,0 meter onder het maaiveld.
7.3.2 Toegestane werken
Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3 Toelaatbaarheid
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 gelden de volgende regels:
de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 8 Waarde – Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.
8.3.2 Toegestane werken
Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 250 m²;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Toelaatbaarheid
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.3.1 gelden de volgende regels:
de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
8.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Waarde – Archeologie 4
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.
9.3.2 Toegestane werken
Het in 9.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
9.3.3 Toelaatbaarheid
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.3.1 gelden de volgende regels:
de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 10 Waarde – Archeologie 6
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen;
de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.
10.3.2 Toegestane werken
Het in 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 25.000 m²;
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.3.3 Toelaatbaarheid
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 gelden de volgende regels:
de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 6' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 11 Waarde - Natuur Netwerk Brabant
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natuur Netwerk Brabant' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden (Natuur Netwerk Brabant).
11.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, behoudens het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2 en toestaan dat in de enkelbestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ecologische kenmerken en waarden van het Natuur Netwerk Brabant;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met het Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
ontgronden, vergraven, egaliseren, afgraven en ophogen van de gronden;
aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
aanleg dammen, aanleg stuwen, graven sloten, dempen sloten, dempen poelen, aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
rooien van diepwortelende beplantingen en/of houtopstand;
blijvend omzetten van grasland in bouwland;
aanleg van leidingen.
11.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
11.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant;
schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met het Natuur Netwerk Brabant niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
Artikel 12 Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Regionaal waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van het waterbergend vermogen van het gebied.
12.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, behoudens het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende waterberging en het Waterschap.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
diepploegen;
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
het aanbrengen of wijzigen van kaden.
12.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
12.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het waterbergend vermogen van het gebied;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de desbetreffende waterberging en het Waterschap.
Artikel 13 Waterstaat - Reservering waterbergingsgebied
De voor 'Waterstaat - Reservering waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het mogelijk in de toekomst noodzakelijke gebruik om wateroverlast uit regionale watersystemen tegen te gaan en deze bestemming strekt daarom mede tot behoud van het waterbergend vermogen van dat gebied.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene bouwregels
15.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
15.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
ter waarborging van de verkeersveiligheid;
ter waarborging van de sociale veiligheid;
ter waarborging van een blijvend goed woon- en leefklimaat;
ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Artikel 16 Algemene gebruiksregels
16.1 Algemeen
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
16.2 Schaliegas
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de winning van schaliegas en andere hiermee vergelijkbare grondstoffen.
16.3 Lichthinder
Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken op een zodanige manier te gebruiken dat tussen 23.00 uur 's avonds en 06.00 uur 's ochtends onevenredige lichthinder voor de omgeving ontstaat. Onder onevenredige lichthinder wordt in elk geval verstaan permanente uitstraling van licht uit kassen, stallen en overige bedrijfsruimten en permanente verlichting van het bedrijfsperceel.
Artikel 17 Algemene aanduidingsregels
17.1 Overige zone - invloedssfeer natuur
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - invloedssfeer natuur' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een natuurgebied.
17.2 Overige zone - behoud en herstel watersystemenen
17.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor verwezelijking, behoud, beheer en herstel van watersystemen.
17.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.2.2.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
ophogen gronden;
aanbrengen of wijzigen van kaden;
aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
verlagen grondwaterstand door drainage of bemaling;
aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie de bijlage 3 bij deze regels.
17.2.2.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 17.2.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
17.2.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.2.2.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 17.2.1 bedoelde hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in de bijlage 3 genoemde LNC-belangen;
het betrokken waterschap is gehoord.
17.3 Overige zone - beperkingen veehouderij
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor beperkingen voor de veehouderij.
17.4 Aanduidingen in verband met aanpassing Interim omgevingsverordening
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Natuur Netwerk Brabant' is het in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant te verwijderen werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant aangeduid.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuur Netwerk Brabant' is het in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant toe te voegen werkingsgebied Natuur Netwerk Brabant aangeduid.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening te verwijderen Landelijk gebied' is het in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant te verwijderen werkingsgebied Landelijk gebied aangeduid.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Landelijk gebied' is het in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant toe te voegen werkingsgebied Landelijk gebied aangeduid.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur' zijn de gronden aangeduid waar natuurcompensatie plaatsvindt vanwege de herbegrenzing van het Natuur Netwerk Brabant.
Artikel 18 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10% met uitzondering van het vergroten van de bestaande oppervlakte van dierenverblijven van veehouderijen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
de onder 1. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
het wegnemen van verharding;
het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone.
de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kleinschalige recreatieve en maatschappelijke voorzieningen met een maximale oppervlakte van 20 m².
Artikel 19 Algemene wijzigingsregels
19.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot, met dien verstande dat deze wijzigingsbevoegdheid niet gebruikt mag worden ter vergroting van bestemmingsvlakken van bedrijven en dat voldaan wordt aan de volgende voorwaarden;
er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
de onder 1. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
het wegnemen van verharding;
het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone.
overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 20 Algemene procedureregels
20.1 Toepassen afwijkingsbevoegdheid
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing.
20.2 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
20.3 Toepassen nadere eisen regeling
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
21.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Troprijt 10, Bladel’.