direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan gebiedsuitwerking FHeijdenstraat-noord (FvdHeijdenstraat-Schotelven-Hoenderberg)
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPG0080FHeijdennrd-ONT1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan gebiedsuitwerking FHeijdenstraat-noord (FvdHeijdenstraat-Schotelven-Hoenderberg)' met identificatienummer NL.IMRO.1728.BPG0080FHeijdennrd-ONT1 van de gemeente Bladel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:

  • a. het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt, al dan niet in overwegende mate in kassen;
  • b. het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
  • c. op het betreffende bouwvlak geproduceerde agrarische producten.

1.6 agrarisch technisch hulpbedrijf

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van (agrarische) diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.7 agrarisch verwant bedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.

1.8 agrarische waarden:

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;

1.9 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;

1.10 attentiegebied Waterhuishouding:

gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant (natte natuurparels) waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingsconcentratie:

een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied;

1.13 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen;

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.15 bedrijfswoning:

één woning, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de reële bedrijfsvoering van het bedrijf passend is;

1.16 beeldkwaliteit:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap;

1.17 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 beroeps- c.q. bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, nader onder te verdelen in:

Categorie A:

op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen detailhandel en/of persoonlijke verzorging;

Categorie B:

op het gebied van persoonlijke verzorging, zoals een kapper en schoonheidssalon en dergelijke, met uitzondering van een seksinrichting, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;

Categorie C:

  • een ambachtelijk, publiekverzorgend alsmede commercieel en medisch dienstverlenend bedrijf, niet bedoeld voor persoonlijke verzorging, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, goudsmid, hakkenbar, kleermaker en dergelijke, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
  • een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, niet bedoeld persoonlijke verzorging, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
  • het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Lijst van bedrijfsactiviteiten;

1.19 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak;

1.23 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.30 carport/overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een vrijstaande dakconstructie met maximaal twee wanden;

1.31 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;

1.32 dagrecreatie:

recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • a. dagrecreatie groot: een vorm van recreatie waarbij men buiten de eigen woning verblijft voor recreatieve doeleinden, zonder dat er een overnachting ter plaatse (van de activiteit) mee gepaard gaat. Het betreft activiteiten waar meer dan 25 personen aan kunnen deelnemen / aanwezig zijn;
  • b. dagrecreatie klein: dagrecreatieve activiteiten waar maximaal 25 personen tegelijkertijd aan kunnen deelnemen (betreffen nevenactiviteiten / ondergeschikte activiteiten);

1.33 dagrecreatieve voorzieningen:

het ontplooien van recreatieve activiteiten op een agrarisch bedrijf zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;

1.34 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke archeologische monumentenzorg;

1.35 deskundige commissie:

de door het bevoegd gezag ingestelde commissie of aangewezen instantie, die als taak heeft het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1998, over de gemeentelijke erfgoedverordening en over het gemeentelijke monumentenbeleid;

1.36 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren en/of faciliteren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.37 duurzame motorbrandstof:

motorbrandstoffen niet zijnde reguliere motorbrandstof, zoals LNG (Liquified Natural Gas), CNG (Compressed Natural Gas), waterstof (minimaal grijze waterstof) en laadpalen (elektriciteit);

1.38 ecologische verbindingszone:

bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;

1.39 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;

1.40 erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;

1.41 extensieve recreatie:

vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;

1.42 extensieve recreatieve voorziening:

een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en er is een beperkte uitstraling naar de omgeving;

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.44 gebruiken:

gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven;

1.45 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.46 gevellijn:

een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;

1.47 groenblauwe mantel:

gebieden die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;

1.48 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.49 hoge tunnels:

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.50 kampeermiddel:
  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.51 kleinschalig logeren:

niet-openbare, kleinschalige recreatieve verblijfsactiviteiten voor steeds wisselend publiek in de vorm van logies en ontbijt, zoals Logeren bij de Boer, Bed & Breakfast of een groepsaccommodatie. In de eigen woning (of bijgebouw) mogen niet meer dan 5 kamers (10 bedden) gerealiseerd worden. Onder kleinschalig logeren wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoengebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.52 kunstwerken:

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.53 lage tunnels:

bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.54 landschappelijke inpassing:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap;

1.55 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

1.56 langgevelboerderij:

een kenmerkend type boerderij waarbij de woning en de bedrijfsruimten achter elkaar staan en waarbij deuren zich in een lange zijgevel, een van de langgevels, bevinden;

1.57 legaal:

in overeenstemming met de wet;

1.58 maatschappelijk:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve van deze voorzieningen;

1.59 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van elkaar overstijgt;

1.60 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;

1.61 Natuur Netwerk Brabant:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden;

1.62 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie die vaak een agrarische functie is;

1.63 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 400 m² van het bedrijfsgebouw wordt gebruikt;

1.64 open gebied

een ruimtelijk begrensd gebied met landschappelijke waarde die wordt gekenmerkt door een landschap met een bepaalde openheid.

1.65 openheid

het ontbreken van bebouwing en hoogopgaande beplanting, wat leidt tot een open gebied.

1.66 opslag

Het bewaren van objecten of materiaal in een opslagplaats, zoals een magazijn of loods.

1.67 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.68 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.69 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.70 perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;

1.71 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.72 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.73 recreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;

1.74 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.75 recreatieve voorzieningen:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het uitoefenen van recreatieve activiteiten, zoals speel- en sporttoestellen;

1.76 ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;

1.77 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.78 Statische opslag

onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals antieke auto's boten caravans en dergelijke de opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet agrarisch bedrijf

1.79 teeltfolies:

uitgespreide folies dienend, als afdek- en/of ondermateriaal, ter bescherming voor vollegrondsteelten alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;

1.80 teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening met een maximale hoogte van 4 meter, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);

1.81 teeltondersteunende voorzieningen:

een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  • permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;

1.82 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;

1.83 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;

1.84 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:

  • verblijfsrecreatie groot: een verblijf in een gedeelte van een gebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf met meer dan 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
  • verblijfsrecreatie klein: een verblijf in een gedeelte van een eigen woning of bijgebouw of op een afgebakend terrein dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf met maximaal 10 bedden / standplaatsen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;

1.85 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.86 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten;

1.87 weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.88 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.89 wonen:

het wonen in een woning;

1.90 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of daarmee vergelijkbare groep mensen;

1.91 woonboerderij:

één gebouw qua verschijningsvorm dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortste is;

2.6 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van een gebouw geeft, in bepaalde mate, de grootte van het gebouw weer. Vloeroppervlakte wordt in vierkante meter (m²) uitgedrukt, gemeten vanuit binnenwerks. Berekeningen: Lengten in één richting tenminste in decimeters bepalen. Product van lengten in twee richtingen, tenminste in centimeters bepalen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. tuinen direct grenzend aan het bouwvlak tot maximaal 30 meter rondom het bouwvlak van andere bestemmingen;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'openheid' voor het behoud van het open karakter van het landschap;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. agrarisch natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

  • f. paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen per locatie in Bijlage 3, Bijlage 4, Bijlage 6 en Bijlage 7, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van hoge tunnels, lage tunnels en/of andere teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan, mits:
    • 1. deze bouwwerken tijdelijk teeltondersteunend zijn (maximaal 6 maanden per jaar);
    • 2. op de gronden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • 3. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 meter bedraagt;
  • b. het bouwen van erfafscheidingen ten behoeve van afrastering van het agrarisch grondgebruik is toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter.

Het bouwen van andere bouwwerken dan in sub a en sub b is aangegeven, is niet toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen, en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. categorie 1 en 2 bedrijven conform de Lijst van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  • b. wonen in een bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw', tevens een bedrijfsverzamelgebouw, waarbij de cumulatieve milieubelasting op het bouwvlak maximaal overeenkomt met een bedrijf van categorie 2;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch technisch hulpbedrijf', tevens een agrarisch technisch hulpbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mag enkel binnenopslag plaatsvinden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagbakken', tevens opslag van zand, grind en grond en bijbehorende voorzieningen;
  • g. het bouwen van carnavalswagens;
  • h. landschappelijke inpassing;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. voor de bedrijfslocatie aan de Fons van der Heijdenstraat 34 geldt dat de parkeervoorzieningen zoals aangegeven op de landschappelijke inpassing bijgevoegd in Bijlage 13 van deze regels gerealiseerd dienen te worden;
  • b. per bouwvlak is maximaal één bedrijf toegestaan.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt 7 meter en de maximale bouwhoogte 12 meter;
  • b. de maximale oppervlakte aan bebouwing zoals aangeduid op de verbeelding mag niet worden overschreden;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen.
  • d. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

4.2.3 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ exclusief onderkeldering bedragen, met uitzondering van het bepaalde onder c;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de maximale goothoogte van bedrijfswoningen bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • e. afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 100 m² bedragen;
  • g. de afstand van een vrijstaand bijgebouw tot de bedrijfswoning bedraagt maximaal 30 meter;
  • h. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • i. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • j. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 12 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b ;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • e. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

4.3.1 Vergroten bedrijfswoning

De bestaande bedrijfswoning mag worden vergroot, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient aangetoond te zijn dat sprake is van een reële bedrijfsvoering;
  • b. er sprake is van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving zoals bijvoorbeeld sloop van overtollige bebouwing of een landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 850 m³ bedragen exclusief onderkeldering;
  • d. de maximale goothoogte van de woning mag niet meer bedragen dan 5,5 meter en de bouwhoogte 10 meter;
  • e. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • f. de onder e. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone;

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 4.1 sub b;
  • b. detailhandel, behoudens bij de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG), behoudens ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  • g. buitenopslag, behalve ter plaatse van de aanduiding 'buitenopslag' waar buitenopslag wel is toegestaan;
  • h. wonen in bijgebouwen;
  • i. ter plaatse van de Schotelven 3 geldt dat 2/3 van de totale bedrijfsbebouwing in gebruik genomen mag worden ten behoeve van het ter plaatse aanwezige loonwerk bedrijf en 1/3 van de totale bedrijfsbebouwing mag in gebruik genomen worden ten behoeve van het ter plaatse aanwezige verhuur bedrijf.
  • j. ter plaatse van de Fons van der Heijdenstraat 41 is het laden en/of lossen (de aan- en afvoer) alleen toegestaan tussen 7 uur 's ochtends en 19 uur 's avonds.
  • k. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting 1' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwing en verharding zoals opgenomen in Bijlage 10 is gesloopt;
    • 2. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 9, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Bedrijf';
    • 3. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Fons van der Heijdenstraat 34 is ingetrokken.
  • b. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting 2' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 3, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Bedrijf';
    • 2. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Fons van der Heijdenstraat 41 is getrokken.
  • c. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting 3' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwing en verharding zoals opgenomen in Bijlage 11 is gesloopt;
    • 2. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 4, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Bedrijf';
    • 3. de retentievoorziening zoals opgenomen in Bijlage 4 is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden;
    • 4. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Schotelven 3 is getrokken.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

4.5.1 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. landschappelijke inpassing, zoals opgenomen per locatie in Bijlage 3, Bijlage 4, Bijlage 6 en Bijlage 7, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarden en/of ecologische waarden;
  • b. instandhouding van bos met de daarop afgestemde bosbouw, waaronder tevens wordt begrepen het beheer en het onderhoud van het bos;
  • c. waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. agrarisch natuurbeheer;
  • e. zandpaden ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik en/of onderhoud en beheer;
  • f. educatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen en nutsvoorzieningen waarvan de maximale bouwhoogte niet dan 3 meter mag bedragen;

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

6.3.1 Bouw van een hoogzit voor jacht en wildbeheer

De bouw van hoogzit voor de uitoefening van jacht en wildbeheer is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van een hoogzit bedraagt maximaal 6 meter;
  • b. de oppervlakte per hoogzit bedraagt 5 m²;
  • c. per 10 hectare aangesloten natuurgebied is maximaal één hoogzit toegestaan;
  • d. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. kamperen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt 10 m².

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 12 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. seksinrichtingen;
  • c. kamperen;
  • d. opslag van goederen en materialen.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij', tevens een woonboerderij;
  • c. het bouwen van carnavalswagens;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. landschappelijke inpassing.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

8.2.2 Woning

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangegeven dat er meer woningen zijn toegestaan, dan geldt dat aantal als maximum;
  • b. de inhoud van de woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij de aanduiding maximale volume op de verbeelding is weergegeven, dan geldt het aangegeven maximum;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' een maximale inhoud van 1.000 m³ of geldt de bestaande inhoud van het pand als de maximaal toegestane inhoud;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder b geldt ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' een maximale inhoud van 1.200 m³ is toegestaan, met dien verstande dat de inhoud van elke wooneenheid maximaal 600 m³ bedragen;
  • e. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 5,5 meter en de maximale bouwhoogte 10 meter;
  • f. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • g. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 18 meter.

8.2.3 Specifieke vorm van wonen - woonboerderij

Ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - woonboerderij” dienen bij gesplitste woonboerderijen de kenmerkende architectonische eigenschappen van de bebouwing gehandhaafd te blijven.

8.2.4 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen bij woningen mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 100 m² bedragen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte', hier is de in de verbeelding opgenomen maximum toegestane oppervlakte aan bijgebouwen toegstaan met dien verstande dat ter plaatse van de locatie aan de Schotelven 3/3a mag 82 m2 van de bijgebouwen in gebruik genomen worden ten behoeve van de nevenactiviteit verblijfsrecreatie;
  • c. de maximale goothoogte van bijgebouwen bedraagt 3,2 meter en de maximale bouwhoogte 5,5 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen, tenzij het een bestaand bijgebouw betreft;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt ter plaatse van een bestaande (op te splitsen) woning de bestaande afstand tot de perceelsgrens als maximale afstand.
  • f. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 5 meter achter de voorgevel te worden opgericht;
  • g. de afstand tot de as van de weg dient minimaal 18 meter te bedragen.

8.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter, met uitzondering van het bepaalde in sub b;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • c. de maximale oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen en erf- en terreinafscheidingen zijnde, bedraagt 10 m²;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens dient minimaal 5 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde dienen op minimaal 1 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

8.3.1 Het vergroten van de woning

Het vergroten van de woning is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een sterke verbetering van de beeldkwaliteit in de directe omgeving;
  • b. de inhoud van een woning mag niet meer dan 850 m3 bedragen, indien:
    • 1. de maximale goothoogte van de woning niet meer dan 5,5 meter mag bedragen;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen;
    • 3. maximaal 25% van het gesloopte oppervlak aan legaal opgerichte bebouwing mag als bijgebouw worden teruggebouwd, tot een totaal aan bijgebouwen – zowel aangebouwd als vrijstaand – van maximaal 200 m²;
    • 4. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m² aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt; bij vergroting van de woning dient voldaan te worden aan de 'verruimde' sloopbonusregeling zoals opgenomen in Bijlage 5;
    • 5. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 100 m²) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan de afwijking en omgevingsvergunning worden verbonden;
    • 6. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien op deze locatie sloop van bebouwing al heeft plaatsgevonden, sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling, sloopsubsidie is gekregen op basis van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken, of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
    • 7. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • c. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • d. de onder c. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG) en duurzame motorbrandstoffen;
  • d. seksinrichtingen;
  • e. kamperen;
  • f. horeca;
  • g. opslag van goederen en materialen;
  • h. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • i. bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis;
  • j. mantelzorg.

8.4.2 Voorwaardelijke verplichting - specifieke vorm van wonen - woonboerderij

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen:

het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden en bouwwerken op het perceel met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' ten behoeve van de woonfunctie, zonder de instandhouding van de architectuurhistorische en bouwhistorische waarden van de bebouwing

8.4.3 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 9, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Wonen';
  • b. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 1' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwing en verharding zoals opgenomen in Bijlage 12 is gesloopt;
    • 2. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 6, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Wonen';
    • 3. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Hoederberg 4 is getrokken.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - te slopen bebouwing' mag pas een woning worden opgericht nadat de bestaande schuur is gesloopt. Totdat een nieuwe woning wordt opgericht mag de bestaande schuur behouden blijven ter plaatse van deze aanduiding, tot een maximum van 3 jaar na het onherroepelijk worden van het onderhavige bestemmingsplan.
  • d. Het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voorwaardelijke verplichting 2' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwing en verharding zoals opgenomen in Bijlage 10 is gesloopt;
    • 2. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 9, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Wonen';
    • 3. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Fons van der Heijdenstraat 34 is getrokken.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken voor:

8.5.1 Bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis

Bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten aan huis zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis categorie B en/of C zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie';
  • b. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m², met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij' waarbij het maximum 100 m² bedraagt;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte mag veroorzaken;
  • d. detailhandel niet is toegestaan;
  • e. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  • f. maximaal 1 bedrijf per woning;
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door één bewoner.

8.5.2 Nevenactiviteiten

Nevenactiviteiten zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wonen als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag niet worden vergroot;
  • c. als nevenactiviteiten zijn de volgende activiteiten toegestaan:
    • 1. kleinschalige en extensieve recreatieve voorzieningen in de vorm van:
      • kleinschalig logeren in bestaande bebouwing met een maximum 400 m² voor maximaal 10 personen (verblijfsrecreatie klein);
      • verblijfsrecreatie tot maximaal 10 kampeermiddelen, op maximaal 1 hectare aansluitend aan het bouwvlak (verblijfsrecreatie klein);
      • dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum van 25 personen tegelijkertijd aanwezig, tot maximaal 400 m² (dagrecreatie klein);
  • d. de hierboven genoemde maximaal toegestane oppervlakten zijn cumulatief van aard wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van nevenactiviteiten dan wel bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten aan huis het totale daarvoor te gebruiken bruto vloeroppervlak niet meer mag gaan bedragen dan 1.250 m²;
  • e. de bovenstaande nevenactiviteiten mogen uitsluitend plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing;
  • f. de agrarische functie van in de nabijheid gelegen, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing mag niet onevenredig worden aangetast/belemmerd;
  • g. door de wijziging mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het desbetreffende bestemmingsvlak plaats te vinden;
  • i. de aanwezige landschappelijke en ecologische kwaliteiten mogen niet worden aangetast;
  • j. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
  • k. de onder j. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
    • 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • 4. het wegnemen van verharding;
    • 5. het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
    • 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone.
  • l. er dient een zorgvuldige dialoog met omwonenden, gericht op het berekken van belangen van omwonenden bij de ontwikkeling, te worden gevoerd;
  • m. toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing.

8.5.3 Mantelzorg

Bouwen en gebruiken ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van een woning niet meer bedraagt dan de totale inhoud van de bestaande woning;
  • b. er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
  • c. per woning kan maar éénmaal gebruik worden gemaakt van deze regeling;
  • d. een eigen voordeur, hetzij aan de voorgevel, hetzij aan de zijgevel is niet toegestaan;
  • e. alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
  • f. ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
  • g. na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
  • h. het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

Artikel 9 Woongebied

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. tuinen, erven, parkeerplaatsen en verhardingen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde, halfvrijstaande en vrijstaande woningen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum 3 wooneenheden' is het volgende toegestaan, met dien verstande dat de doelstelling is bouwen naar behoefte, derhalve is mede artikel 9.6 van toepassing:
    Aantal woningen   Soort woning   Maximale inhoud per woning   Maximale perceelsgrootte  
    1   vrijstaande woning   600 m3   650 m2  
    2   twee-aaneen (halfvrijstaand)   500 m3   350 m2  
    3   rijwoning (aaneengebouwde)   375 m3   250 m2  
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maximum 4 wooneenheden' is het volgende toegestaan, met dien verstande dat de doelstelling is bouwen naar behoefte, derhalve is mede artikel 9.6 van toepassing:
    Aantal woningen   Soort woning   Maximale inhoud per woning   Maximale perceelsgrootte  
    1   vrijstaande woning   600 m3   1050 m2  
    2   twee-aaneen (halfvrijstaand)   500 m3   550 m2  
    3   rijwoning (aaneengebouwde)   375 m3   400 m2  
    4   rijwoning (aaneengebouwde)   375 m3   300 m2  
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij aaneengebouwde en halfvrijstaande woningen niet minder dan 3 m en niet meer dan 5 m;
    • 2. bij vrijstaande woningen niet minder dan 5 m en niet meer dan 10 m.
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen voor hoofdgebouwen in de vorm van:
    • 1. vrijstaande woningen bedraagt minimaal 3 m;
    • 2. halfvrijstaande woningen bedraagt aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwd bedraagt alleen bij eindwoningen minimaal 3 m;
  • f. de maximum diepte van een hoofdgebouw bedraagt 13 m;
  • g. de maximum goothoogte bedraagt 7 meter;
  • h. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter.

9.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten tenminste 3 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • b. bij hoekwoningen mogen géén bijbehorende bouwwerken worden gebouwd vóór het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • c. met betrekking tot het bouwen van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. een overkapping mag, met uitzondering van hoeksituaties, voor de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 m;
    • 2. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;
    • 3. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,2 m;
    • 4. de overkapping voor de voorgevelrooilijn geen gesloten wanden heeft;
  • d. een erker, balkon of luifel mag voor de voorgevel van een woning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximum diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt 1 m;
    • 2. de minimale afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt 2 m;
    • 3. de minimale afstand tot de zijgevels van de woning bedraagt 0,5 m;
    • 4. de maximum breedte bedraagt 50% van de gevelbreedte van de hoofdmassa, met een maximum van 3,50 meter.
    • 5. de maximum bouwhoogte (met uitzondering van balkons) bedraagt 3,2 m;
    • 6. bij hoekwoningen mogen balkons, luifels en erkers niet worden gebouwd voor het verlengde van de voorgevellijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen;
  • e. de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 55% worden bebouwd per perceel;
  • f. voor zover de oppervlakte van het perceel achter de achtergevelrooilijn van de woning meer bedraagt dan 200 m² mag de onder e. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 115 m2;
  • g. de gezamelijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, bedraagt maximaal 85 m2;
  • h. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van bijbehorende bouwwerken te blijven voor tenminste 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens en tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 m achter de achtergevelrooilijn;
  • i. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,2 m;
  • j. de maximum bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 5,5 m.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt:
    • 1. niet meer dan 2 meter voor een erfafscheiding gesitueerd achter de gevellijn van een naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw;
    • 2. niet meer dan 1 meter gesitueerd in alle andere situaties;
  • b. de maximum bouwhoogte van vrijstaande antennes bedraagt 15 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van pergola's bedraagt 2,75 m;
  • d. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 4 m.

9.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. onderkeldering is uitsluitend toegestaan direct onder de contouren van bovengrondse hoofdgebouwen;
  • b. de maximum verticale diepte van een ondergronds bouwwerk bedraagt 4 m beneden peil.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  • a. lid 9.2.1 onder f ten behoeve van het vergroten van de diepte van de woning, met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • b. lid 9.2.2 onder d. sub f, ten behoeve van het oprichten van erkers bij hoekwoningen vóór het verlengde van de naar de weg toegekeerde zijde van het bouwvlak van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • c. lid 9.2.2 onder b. ten behoeve van het oprichten van bijbehorende bouwwerrken bij hoekwoningen voor het verlengde van de voorgevelrooilijn van de om de hoek gelegen hoofdgebouwen, met dien verstande dat dit uit stedenbouwkundig en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is.

9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Woongebied' is niet toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de bebouwing en verharding zoals opgenomen in Bijlage 10 is gesloopt;
    • 2. de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 7, dan wel een ander door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan, zijn aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden, binnen 1 jaar (2 plantseizoenen) na het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken overeenkomstig met de bestemming 'Woongebied';
    • 3. de milieutoestemming voor het houden van dieren aan de Fons van der Heijdenstraat 34 is ingetrokken.
    • 4. de parkeervoorzieningen worden gerealiseerd zoals deze zijn opgenomen in Bijlage 14, met dien verstande dat er voldoende parkeervoorzieningen dienen te zijn voor het aantal aanwezige woningen, op basis van de norm van 2 parkeerplaatsen per woning.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het toestaan van de uitoefening van bedrijfs-/beroepsmatige activiteiten aan huis, categorie A, met dien verstande dat:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 30 m²;
  • b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • c. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;
  • d. detailhandel niet is toegestaan;
  • e. de activiteit wordt uitgeoefend door één maximaal bewoner.

9.6 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan het aantal woningen indien een aanvraag omgevingsvergunning bouw niet aansluit bij de woningbehoefte.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 250 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.

10.3.2 Toegestane werken

Het in 10.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 250 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

10.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 10.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van de archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld.

11.3.2 Toegestane werken

Het in 11.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

11.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,3 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden of ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - terreinen met esdek') onder het maaiveld.

12.3.2 Toegestane werken

Het in 12.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

12.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 12.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 6

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25.000 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • 3. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Verboden werken en/of werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 meter (dan wel 0,5 meter bij de agrarisch bestemde gronden) onder het maaiveld.

13.3.2 Toegestane werken

Het in 13.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 25.000 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

13.3.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 13.3.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

15.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van een blijvend goed woon- en leefklimaat;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Algemeen

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

16.2 Lichthinder

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken op een zodanige manier te gebruiken dat tussen 23.00 uur 's-avonds en 06.00 uur 's-ochtends onevenredige lichthinder voor de omgeving ontstaat. Onder onevenredige lichthinder wordt in elk geval verstaan permanente uitstraling van licht uit overige bedrijfsruimten en permanente verlichting van het bedrijfsperceel.

16.3 Schaliegas

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van de winning van schaliegas en andere hiermee vergelijkbare grondstoffen.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
17.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming tegen negatieve effecten op de waterhuishouding en de hydrologische instandhoudingsdoelstellingen van het Natuur Netwerk Brabant.

17.1.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  • c. verlagen grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie Bijlage 2 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.1.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.1.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • d. is aangetoond dat uitoefening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 17.1.1 bedoelde hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in Bijlage 2 genoemde LNC-belangen;
  • e. het betrokken waterschap is gehoord.

17.2 Overige zone - bebouwingsconcentratie

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een bebouwingsconcentratie en gelden de in artikel 8.5.1 opgenomen regels.

17.3 Overige zone - groenblauwe mantel
17.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van het gebied.

17.3.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

a Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. aanbrengen oppervlakteverhardingen of verharden oppervlakten met meer dan 100 m².
  • c. aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. aanleg leidingen;
  • e. verwijderen van beplanting.

Voor een nadere beschrijving van de hierboven genoemde werken en/of werkzaamheden zie Bijlage 2 bij deze regels.

b Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 17.3.2 sub a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 17.3.2 sub a zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • d. is aangetoond dat uitoef;ening van de werken en/of werkzaamheden niet strijdig is met de belangen van de in 17.3.1 
  • e. bedoelde ecologische, landschappelijke dan wel hydrologische waarden, waarbij mede wordt getoetst aan de in Bijlage 2 genoemde LNC-belangen;
  • f. schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen in verband met de groenblauwe mantel niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

17.4 Overige zone - invloedssfeer kernen

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - invloedssfeer kernen' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat van een kern en gelden de in Hoofdstuk 2 opgenomen regels.

17.5 Overige zone - Beperkingen veehouderij

De gronden met de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor beperkingen voor de veehouderij.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

18.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 10% met uitzondering van het vergroten van de bestaande oppervlakte van dierenverblijven van veehouderijen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er dient te worden voldaan aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Dit betekent dat de ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
    • 2. de onder 1. bedoelde verbetering kan mede betreffen:
      • de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding met erfbeplanting;
      • het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
      • activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
      • het wegnemen van verharding;
      • het slopen van bebouwing, met dien verstande dat er geen sprake mag zijn van sloop van bebouwing die reeds wordt ingezet in het kader van de Ruimte voor Ruimte regeling of de RBV-regeling;
      • een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuur Netwerk Brabant en het Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone.
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • e. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kleinschalige recreatieve en maatschappelijke voorzieningen met een maximale oppervlakte van 20 m².

Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Toepassen afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing.

19.2 Toepassen nadere eisen regeling

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 20 Overige regels

20.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.1.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing die is aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - woonboerderij'.

20.1.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 20.1.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

20.1.3 Toelaatbaarheid

Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 20.1.1 gelden de volgende regels:

  • a. de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de instandhouding van het monument of cultuurhistorisch waardevol gebouw geen bijdrage meer levert aan de cultuurhistorische waarde van het monument of cultuurhistorisch waardevol gebouw en de omgeving;
  • b. alvorens over de aanvraag wordt beslist, wint het bevoegd gezag omtrent het bepaalde in sub a advies aan een deskundige commissie

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

21.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan

'Bestemmingsplan gebiedsuitwerking FHeijdenstraat-noord (FvdHeijdenstraat-Schotelven-Hoenderberg)'.