1.1 het plan:
Het bestemmingsplan ‘Dalweg 6 Hapert’ van de gemeente Bladel;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij
behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische,
bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins
vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn
vanuit aardkundig oogpunt;
1.6 abiotische waarden:
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de
vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de
aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch
milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van:
- het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt, al dan niet in overwegende mate in kassen;
- het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;
- op het betreffende bouwvlak geproduceerde agrarische producten.
1.08 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
1.09 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van (agrarische)
diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van land-, tuin-, bos-, of
natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen,
het houden van dieren of het toepassen van andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige
methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.10 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan
particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van
gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of
natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking.
1.11 agrarische bedrijfswoning:
een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk
slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar
gelet op de reële bedrijfsvoering van het bedrijf passend is;
1.12 agrarische waarden:
de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening
van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;
1.13 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met
sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het
cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.14 attentiegebied Natuur Netwerk Brabant
gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een
negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;
1.15 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingsconcentratie:
een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied;
1.17 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen,
bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig
verlenen van diensten, met uitzondering van aan huis gebonden beroepen;
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 bedrijfswoning:
één woning , kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon of gezin, wiens
huisvesting daar gelet op de reële bedrijfsvoering van het bedrijf passend is;
1.20 beekdalsysteem:
betreft de landschappelijke begrenzing van een beekdal waarbinnen ontwikkelingen met
betrekking tot het watersysteem, de natuur, het landschap en extensieve recreatievormen
plaatsvinden;
1.21 beeldkwaliteit:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en
omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur,
cultuurhistorie en landschap;
1.22 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimten die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden
beroep, een bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag-, wacht- en
administratieruimten en dergelijke;
1.23 beroeps- c.q. bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten dat door zijn beperkte omvang in een
woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend, nader onder te verdelen in:
Categorie A:
op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch en
bedrijfsmatig recreatief of hiermee gelijk te stellen gebied. Hiertoe behoort geen
detailhandel en/of persoonlijke verzorging;
Categorie B:
op het gebied van persoonlijke verzorging, zoals een kapper en schoonheidssalon en
dergelijke, met uitzondering van een seksinrichting, met dien verstande dat een eventuele
detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
Categorie C:
- een ambachtelijk, publiekverzorgend alsmede commercieel en medisch dienstverlenend bedrijf, niet bedoeld voor persoonlijke verzorging, dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een schoenmaker, goudsmid, hakkenbar, kleermaker en dergelijke, met dien verstande dat een eventuele detailhandelsfunctie ondergeschikt en gerelateerd aan het bedrijf dient te zijn;
- een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, niet bedoeld persoonlijke verzorging, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf;
- het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
1.24 bestaande situatie:
t.a.v. bebouwing
- Vergunde bebouwing zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig vastgesteldbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik
- het gebruik van grond en opstallen zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.27 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde
verbonden bouwwerk, met een dak;
1.28 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
1.29 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
1.30 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
1.32 bouwperceelsgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.34 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
1.35 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het
bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het
historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.36 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot
een uur na zonsondergang, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt in:
- dagrecreatie groot: een vorm van recreatie waarbij men buiten de eigen woning verblijft voor recreatieve doeleinden, zonder dat er een overnachting ter plaatse (van de activiteit) mee gepaard gaat. Het betreft activiteiten waar meer dan 25 personen aan kunnen deelnemen / aanwezig zijn;
- dagrecreatie klein: dagrecreatieve activiteiten waar maximaal 25 personen tegelijkertijd aan kunnen deelnemen (betreffen nevenactiviteiten / ondergeschikte activiteiten);
1.37 dagrecreatieve voorzieningen:
het ontplooien van recreatieve activiteiten op een agrarisch bedrijf zoals kleinschalige
recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur,
theetuinen en boerengolf, die ruimtelijk inpasbaar en verbonden zijn aan de bestaande te
behouden agrarische bedrijfsvoering;
1.38 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van de gemeentelijke
archeologische monumentenzorg;
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.40 Natuur Netwerk Brabant
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als
doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de
meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige
en te ontwikkelen natuurwaarden;
1.41 ecologische verbindingszone:
bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende
landschapselementen zijn of worden gerealiseerd;
1.42 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het
gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen,
de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte,
donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.43 erfbeplanting:
afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of
bouwperceel van een agrarisch bedrijf, een niet-agrarisch bedrijf of een woning;
1.44 extensieve recreatie:
vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals
wandelen en fietsen;
1.45 extensieve recreatieve voorziening:
een verblijf of afgebakend terrein geschikt voor recreatieve doeleinden waar weinig mensen
tegelijkertijd de mogelijkheid hebben om te recreëren. Het beleven van rust staat voorop en
er is een beperkte uitstraling naar de omgeving;
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.47 gebruiken:
gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven;
1.48 gevellijn:
een denkbeeldige lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.49 groenblauwe mantel:
gebieden die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant, de ecologische
verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze
verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en
belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
1.50 grondgebonden veehouderij
veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk
aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe
omgeving liggen van de bedrijfslocatie.
1.51 hoge tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 4 meter, waarvan de wanden
en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal,
die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten,
groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot
bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.52 hokdierhouderij
eehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en
schapenhouderij.
1.53 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking
van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of
bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.54 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of
een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder
geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een
permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.55 kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies
vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;
1.56 kwetsbaar object:
een kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.57 lage tunnels:
bouwwerken of andere werken, met een maximale hoogte van 1,5 meter, overwegend
voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend of ander beschermend materiaal die dienen
tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten,
bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot
bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.58 landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de
ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen
tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en
de beleving van het landschap;
1.59 Landschappelijke verantwoording:
een verantwoording waarmee is aangetoond dat de ruimtelijke ingreep geen onevenredige
nadelige effecten heeft op de landschappelijke waarden;
1.60 landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op
ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
1.61 legaal
in overeenstemming met de wet;
1.62 maatschappelijk:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen,
voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve
van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten behoeve
van deze voorzieningen;
1.63 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een
hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten van
elkaar overstijgt;
1.64 mestbewerking:
de behandeling van dierlijke mest zonder veranderingen aan de samenstelling van het
product teweeg te brengen, zoals mengen, roeren, homogeniseren, verhitting of het
verwijderen van vreemde objecten;
de behandeling van dierlijke mest, al dan niet met als doel veranderingen aan de
samenstelling van het product teweeg te brengen, waaronder mengen, roeren,
homogeniseren, verhitting, droging, bezinking, (co)vergisting of indamping.
1.65 natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige biotopen bijzondere
flora en fauna, ecologische samenhangen en structuren;
1.66 nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als
zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de
hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie die
vaak een agrarische functie is;
1.67 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 400 m2 van
het bedrijfsgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.68 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden;
1.69 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van
een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.70 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.71 peil:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van
de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande
aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van
het gebouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende
afgewerkte maaiveld;
1.72 perceelgrens:
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.73 recreatie:
vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals
wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;
1.74 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming
waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.75 ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;
1.76 schuilgelegenheid
een niet-afsluitbaar bouwwerk dat bedoeld is voor het bieden van beschutting en
schuilgelegenheid voor vee;
1.77 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.78 teeltondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening met een maximale hoogte van 4 meter, bestaande uit
een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas
of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder
geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en
permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter);
1.79 teeltondersteunende voorzieningen:
een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige
teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te
- telen;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
in de vorm van:
- permanent teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen, die voor onbepaalde tijd worden gebruikt;tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten;
1.80 tuin:
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;
1.81 veehouderij:
een agrarisch bedrijf, waar bedrijfsmatig dieren worden gehouden;
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen,
geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
1.82 volwaardig agrarisch bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij
passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;
1.83 waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit
het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
1.84 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere
waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die
nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,
hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen,
gemalen, inlaten;
1.85 wet/wettelijke regelingen:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.
verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het
tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald;
1.86 wet geluidhinder:
Wet van 16 februari 1979, Stb. 99, houdende regels inzake het voorkomen of beperken van
geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van
dit plan;
1.87 Wonen
het wonen in een woning;
1.88 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één of meer
personen;
1.89 zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen:
gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting
nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van
de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen;
1.90 zoekgebied voor ecologische verbindingszone:
gebied waarbinnen een ecologische verbindingszone is of wordt gerealiseerd;