direct naar inhoud van Artikel 5 Recreatie
Plan: KBP 2008, herziening 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1728.BPA5011KBPherz11-VAST

Artikel 5 Recreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie in de vorm van indoor en outdoor sport- en recreatieve activiteiten;
  • b. verblijfsrecreatie in de vorm van 20 recreatie-appartementen;
  • c. activiteitgebonden horeca-activiteiten;
  • d. zorgboerderij, met stal voor zoogkoeien, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'zorgboerderij';
  • e. kantoorvoorziening ten behoeve van de hiervoor genoemde activiteiten;
  • f. bedrijfswoning;
  • g. parkeren, ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'parkeerterrein' dienen ten minste 130 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd;
  • h. tuin, erven, verhardingen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Ten behoeve van de bestemming mogen de volgende gebouwen worden gerealiseerd:
    • 1. een accommodatie voor dagrecreatie met een maximaal oppervlak van 1.750 m², een goothoogte van maximaal 4,5 m en een nokhoogte van maximaal 12 m, met dien verstande dat 10% van het bebouwd oppervlak hoger mag worden uitgevoerd tot een maximum van 15 meter, uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – indooractiviteiten';
    • 2. een horecaruimte mag gesitueerd worden binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'horeca', met dien verstande dat het bruto vloeroppervlakte van de horeca-activiteiten maximaal 220 m² bedraagt;
    • 3. accommodaties voor verblijfsrecreatie met een totale oppervlakte van totaal 825 m², uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding:
      • 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie 1' met een maximaal oppervlak van 250 m²;
      • 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie 2' met een maximaal oppervlak van 287 m²;
      • 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie 3' met een maximaal oppervlak van 287 m²,

de maximale goothoogte bedraagt 3 m en de maximale nokhoogte bedraagt 9 m;

    • 1. een zorgboerderij, inclusief een stal voor zoogkoeien met een gezamenlijk maximaal bruto vloeroppervlak van 700 m² en een opslagloods ten dienste van de zorgboerderij en het recreatiebedrijf met een maximaal oppervlak van 320 m², uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'zorgboerderij', de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m en de nokhoogte maximaal 8 m;
    • 2. een kantoorvoorziening met een inhoud van maximaal 320 m³, uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 3. één bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 750 m³, een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een nokhoogte van 8 meter, uitsluitend binnen op de verbeelding aangegeven aanduiding 'bedrijfswoning'.
  • b. Ondergronds bouwen is niet toegestaan.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:

  • a. binnen het bouwvlak:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen met een hoogte die niet meer dan 2 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen 1 meter mag bedragen voor de voorgevel van het meest nabij de weg gesitueerde gebouw c.q. het verlengde daarvan;
    • 2. lantaarnpalen waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
    • 3. klim- en klauterfaciliteiten met een maximale hoogte van 10 m;
    • 4. overige andere bouwwerken ten dienste van de bestemming waarvan de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • b. buiten het bouwvlak:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen met een hoogte die niet meer dan 2 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen 1 meter mag bedragen voor de voorgevel van het meest nabij de weg gesitueerde gebouw c.q. het verlengde daarvan;
    • 2. lantaarnpalen waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt;
    • 3. klim- en klauterfaciliteiten met een maximale hoogte van 10 m, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens tenminste 20 meter bedraagt.
5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 90 m²;
  • c. de goothoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de (nok)hoogte van aan- en uitbouw en bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d, van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen aan de aanleg van parkeerplaatsen ten behoeve van de realisatie van voldoende parkeerruimte op eigen terrein en ter voorkoming van parkeeroverlast langs de openbare weg. In artikel 15 is de procedure aangegeven die gevolgd moet worden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1onder b teneinde ondergronds bouwen toe te staan, met dien verstande dat het oppervlak dat ondergronds is gelegen maximaal 175 m² bedraagt.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

5.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.5.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en/of daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken;
  • b. horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en/of grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen;
  • c. de plaatsing van kampeermiddelen of andere onderkomens, niet zijnde bouwwerken in de zin van de Woningwet, één en ander met uitzondering van plaatsing, die als normaal bestanddeel van gebruik ingevolge de bestemming van de betrokken gronden is aan te merken.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.