direct naar inhoud van Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bredasedijk 51
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1724.WPUbre0014-VAST

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.

7.2 Milieuzone - waterwingebied

7.2.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en oprichting uitsluitend ten behoeve van een grondwaterwinningsbedrijf;
  • b. onttrekking en verwerking van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening en daarmee samenhangende waterzuivering;
  • c. instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning;
  • d. de landschappelijke inpassing welke deel uitmaakt van de bestemming.

7.2.2 Bouwregels

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – waterwingebied’ gelden met betrekking tot de bouw van bouwwerken de volgende voorwaarden:

  • a. Gebouwen zijn niet toegestaan.
  • b. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend ten dienste van het waterwingebied worden gebouwd, met inachtneming van de voorwaarden:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
    • 2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5 m.

7.3 Veiligheidszone - lpg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, toegestaan.

7.4 Veiligheidszone - leiding

7.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - leiding’ is het verboden om binnen een zone van 12 m, gemeten vanaf de hartlijn van de onder artikel 19 in lid 19.1 van het moederplan "Buitengebied Bergeijk 2011" bedoelde leiding, een beperkt kwetsbaar en/of een kwetsbaar object te bouwen;

7.4.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 7.4.1, mits:

  • a. de omgevingsvergunning niet strijdig is met de belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding, alsmede de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico is verantwoord;
  • b. de beheerder van de leiding vooraf om advies is gevraagd omtrent het voornemen om een omgevingsvergunning te verlenen.

7.5 Vrijwaringszone - molenbiotoop

7.5.1 Zoneomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – molenbiotoop’ zijn naast de daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.

7.5.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, gelden voor het bouwen op of in de in deze bestemming begrepen gronden de volgende regels:

  • a. Binnen de zone van 100 m gemeten vanaf de molen mogen geen bouwwerken worden gebouwd of beplanting worden gerealiseerd die hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen (het verschil tussen de askophoogte en de lengte van één wiek).
  • b. Binnen de zone gemeten van 100 m vanaf de molen tot een afstand van 500 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:

H=X/75+0,2*Z

waarin:

H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)

X = de afstand in meters vanaf het bouwwerk tot de wieken van de molen

Z = askophoogte (helft van de vlucht van de wieken + belthoogte)

7.5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2, met dien verstande dat:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing. Alvorens omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag schriftelijk advies bij de molendeskundige;
  • b. toepassing van de in lid 7.5.2 bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

7.6 Wro-zone wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied’ de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden – 1’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden - 2’ en ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ ten behoeve van (een zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone te wijzigen in de bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ en/of ’Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen, water en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De wijziging uitsluitend plaats kan vinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
  • b. De wijziging pas plaatsvindt nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden of de realisatie anderszins verzekerd is.