Artikel 33 Algemene bouwregels

 

33.1 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.

  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

 

33.2 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 33.1 sub b en toestaan dat bij de niet-woonbestemmingen ondergronds wordt gebouwd tot een verticale diepte van 6 m, mits:

  1. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van de waterhuishouding;

  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

33.3 Lessenaarsdaken

  1. Lessenaarsdaken bij hoofdgebouwen zijn niet toegestaan.

  2. Bestaande lessenaarsdaken op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn toegestaan.

  3. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a, mits:

  1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;

  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.