direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Kranenbouwbedrijf
Plan: Bedrijventerrein Waterlaat VI
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1724.BPBwat1037-VAST

Artikel 4 Bedrijf - Kranenbouwbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Kranenbouwbedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kranenbouwbedrijf zijnde een bedrijf in de milieucategorie 4.1;

met de daarbij behorende:

  • b. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 75%.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte van het bouwperceel bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte' maximaal 35.000 m² bedraagt;
  • c. de minimale afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt 5 meter;
  • d. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.

4.2.3 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de opppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van antennes en reclamemasten bedraagt 15 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt 12 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 6 meter;
  • e. maximaal 3 torenkranen en maximaal 3 portaalkranen mogen worden opgericht tot een hoogte van 50 meter respectievelijk 25 meter voor zover dit noodzakelijk is voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. zelfstandige kantoren;
  • c. wonen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub b;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • f. seksinrichtingen;
  • g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemming Bedrijf - Kranenbouwbedrijf te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein ten behoeve van het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorie 2 t/m 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en zelfstandige kantoren, met dien verstande dat:

  • a. de gronden en opstallen niet langer in gebruik zijn ten behoeve van een kranenbouwbedrijf;
  • b. de aanduiding 'maximum oppervlakte' maximaal 35.000 m² wordt geschrapt;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel per bedrijf minimaal 1.000 m² en maximaal 5.000 m² bedraagt;
  • d. het bebouwingspercentage per bouwperceel niet minder mag bedragen dan 50% en niet meer mag bedragen dan 75%;
  • e. de maximale bouwhooogte 15 meter bedraagt;
  • f. er voldoende ruimte overblijft voor parkeren en laden en lossen op eigen terrein;
  • g. in aanvulling op het bepaalde in sub c van dit artikel, geldt voor de maximale oppervlakte van 5.000 m², dat rekening wordt gehouden met de bestaande opstallen en het oordeel van burgemeester en wethouders dat een goede verkaveling zal plaatsvinden;
  • h. het toepassen van de wijzigingsbevoegheid en de inhoud van het wijzigingsplan regionaal moet zijn afgestemd als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, a en b, van de Verordening Ruimte.