Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gastenhuis Terlo
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1724.BPBghs1112-VAST

Regels

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan Gastenhuis Terlo met identificatienummer NL.IMRO.1724.BPBghs1112-VAST  van de gemeente Bergeijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.7 bestaand(e situatie)

t.a.v. bebouwing:
 
bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan (legaal gerealiseerd) op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
 
t.a.v. gebruik:
 
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.18 erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;

1.19 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.20 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.24 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.25 luifel

een afdak aan een gebouw, al dan niet ondersteund;

1.26 maatschappelijke voorzieningen

in het onderhavige geval wordt met maatschappelijke voorziening uitsluitend bedoeld een zorginstelling. Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen zijn niet toegestaan;

1.27 ondergrondsbouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;

1.28 permanente bewoning

bewoning van een gebouw als hoofdverblijf;

1.29 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.30 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.31 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.32 voorgevelrooilijn

  1. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de grens van het bouwvlak, die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd, tot aan de perceelsgrenzen.
  2. de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de naar de zijdelingse perceelgrens gerichte grens van het bouwvlak, die ook naar het openbaar toegankelijk gebied is gekeerd, tot aan de achterste perceelsgrens.

1.33 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.34 water

het oppervlakte aan water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.35 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater;

1.36 waterpeil

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.37 werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;

1.38 woning/wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.39 zorgeenheid

Een niet-zelfstandige verblijfsruimte met zorg, zonder eigen adres, die deel uitmaakt van een gebouw met één adres.

1.40 zorginstelling

voorziening voor verzorging en begeleiding (24-uursverblijf) van mensen met een WLZ-indicatie voor dementie in maximaal 22 zorgeenheden, of in maximaal 19 zorgeenheden als er een bedrijfswoning wordt gerealiseerd.

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.1.2 het bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
2.1.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. In het geval van een schijnnok wordt de dakhelling gemeten ten opzichte van het horizontale vlak ter hoogte van de druiplijn.
 
2.1.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
 
2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.9 peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  1. indien in het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
 

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, balkons, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. zorginstelling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
alsmede voor:
  1. maximaal één bedrijfswoning ten dienste van de zorginstelling;
  met daaraan ondergeschikt:
  1. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van een hoofdgebouw, in de vorm van een woongebouw/-complex, gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7,7 meter;
  3. de maximum bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 meter;
  4. de dakhelling bedraagt ten minste 0 graden en ten hoogste 70 graden;
  5. de zorgeenheden en een bedrijfswoning mogen uitsluitend als inpandig onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd.
3.2.2 Bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" te worden gebouwd;
  2. de afstand van bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken tot de erfgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgreens wordt gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte  mag ten hoogste 40 m2 bedragen;
  4. de maximum goothoogte van bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,2 m;
  5. de maximum bouwhoogte van bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken bedraagt 5,5 m;
  6. de dakhelling bedraagt maximaal 60 graden of plat dak, met dien verstande dat voor een bijbehorend bouwwerk gebouwd op de perceelsgrens geldt dat het schuine dak vanuit de perceelsgrens dient op te lopen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  1. het bebouwings- en straatbeeld;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. het landschapsbeeld;
  4. de milieusituatie;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de verkeersveiligheid;
  7. de woonsituatie.
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing en de plaats van parkeervoorzieningen.
  

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. de bewoning van al dan niet vrijstaande bijgebouwen.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. inritten;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
 
Toegestane bouwwerkenuitsluitend erkers, portalen en luifels ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen.
Diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouwmax. 1,5 m
Breedte erkers en/of portalenmax. 50% van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw.
Afstand tot de erfgrensmin. 3 m
Oppervlakte erkers en/of portalenmax. 6 m²
Oppervlakte luifelmax. 3 m²
Goothoogte erkers en/of portalenmax. de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.
Bouwhoogte erkers en/of portalen max. de goothoogte vermeerderd met 1,5 m.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
 
Carports/overkappingen toegestaan, met dien verstande dat de carport/overkapping:
  1. open blijft aan alle zijden, behoudens de zijde aan het hoofdgebouw;
  2. max. 1 carport/overkapping per bouwperceel;
  3. niet meer dan 1 meter voor de voorgevelrooilijn wordt geplaatst;
  4. max. bouwhoogte 3,2 m.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

  1. Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
  2. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

6.2 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 sub b en toestaan dat ondergronds wordt gebouwd tot een verticale diepte van 6 m, mits:
  1. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van de waterhuishouding;
  2. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woning.

7.2 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van de bebouwing.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels ten behoeve van:
  1. het in geringe mate overschrijden van bebouwingsgrenzen, mits een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 
  2. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij: 
    1. de maximum bouwhoogte van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde 15 m bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte van waarschuwings- en/of communicatiemasten 40 m bedraagt;
    3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 m bedraagt.
  3. het vergroten van de bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, waarbij;
    1. de maximum oppervlakte van de vergroting 10% van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    2. de maximum bouwhoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
  4. een grotere dakhelling, mits de grotere dakhelling stedenbouwkundig aanvaardbaar is en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig aantast.

Artikel 9 Overige regels

 

9.1 Parkeren en laden/lossen

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:
 
Parkeergelegenheid
  1. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  2. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  3. Aan het voorgaande (in voldoende mate ruimte aanbrengen) wordt voldaan indien wordt voldaan aan de normen die zijn neergelegd in de Nota parkeernormen 2017.
  4. Indien deze beleidsregels worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels.
  5. De parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b dienen in stand te worden gehouden.
Ruimte voor laden en lossen van goederen
  1. Indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen.
  2. De ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder a dient in stand te worden gehouden.
Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in dit artikel indien:
  1. het voldoen hieraan door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Gastenhuis Terlo'.