Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Oosterwijksestraat 2 Alphen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1723.bpOosterwijksestr2-VS01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
plan
het bestemmingsplan Oosterwijksestraat 2 Alphen met identificatienummer NL.IMRO.1723.bpOosterwijksestr2 van de gemeente Alphen-Chaam.
 
bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
aan-huis-verbonden bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
 
aardkundige waarden
landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken, zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
 
abiotische waarden
het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen).
 
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
 
agrarisch bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren, waaronder mede wordt verstaan de met die activiteiten qua aard vergelijkbare activiteiten, zoals een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal.
 
agrarisch hulpgebouw
een gebouw, behorende bij een landbouwperceel/landbouwkavel, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hierbij onder meer om dierenverblijven, schuilhutten, schuilgelegenheden, kapschuren etc.
 
archeologische verwachtingswaarden
gronden met middelhoge tot hoge verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen.
 
archeologische waarden
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedijf.
 
bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
bedrijfswoning / dienstwoning
een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
 
bestaande situatie
  1. tav. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het vastgesteld van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. tav. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
bijgebouw
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (de woning), dat qua afmeting en/of in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Overkappingen worden aangemerkt als bijgebouw.
 
boerderijsplitsing
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een woonboerderij in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
bouwlaag of verdieping(slaag)
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of een ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
cultuurhistorische waarden
  1. het cultuurpatroon van een gebied, dat kenmerkend is voor het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van de gronden gemaakt heeft, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de kavelindeling, de waterhuishouding, het bodemreliëf, de beplanting en de bebouwing;
  2. de aan een bouwwerk eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied; architectonische waarden worden hieronder mede begrepen.
dagrecreatie
recreatieve activiteit die plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
 
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
dienstverlenende bedrijvigheid
bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek, zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf.
 
eenheden
een verblijfsruimte binnen een complex of gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf, zoals logies met ontbijt of gastenkamers.
 
extensief recreatief medegebruik
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
 
functie
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder overkappingen.
 
groepsaccommodatie
een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf van een groep of groepen van personen die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers.
 
hoofdfunctie
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bedoeld is.
 
hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat een woning te allen tijde als het hoofdgebouw wordt aangemerkt.
 
horeca
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
 
hydrologische waarde
gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied.
 
kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
kamperen
overnachten in de vorm van verblijf in de openlucht, bijvoorbeeld in een tent, caravan, camper of een vergelijkbaar recreatief nachtverblijf.
 
kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van onder andere vruchten, bloemen, groente of planten.
 
kelder
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
 
kleinschalig kamperen
kleinschalige recreatieve activiteiten waarbij niet meer dan 25 kampeermiddelen aan de orde zijn, zoals kamperen bij de boer, in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober van enig kalenderjaar.
 
kleinschalig logeren
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt tot een in de regels aangegeven maximum bruto vloeroppervlakte, zoals logeren bij de boer, bed & breakfast e.d.
 
landschappelijke inpassing
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) kwaliteiten. Dit kan door middel van architectuur (vormgeving, situering, bebouwing en materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/of natuurlijke elementen, al dan niet in combinatie met sloop.
 
landschapselementen
ecologische en/of landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en moerasjes, in de regel kleiner dan 2 ha.
 
landschapswaarden
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
 
landschapsontwikkelingsgebied
een gebied dat aangeduid is voor een of andere vorm van landschapsontwikkeling. Voorbeelden zijn een RNLE, een zone beekherstel en een landschapsecologische zone.
 
maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (pare)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede detailhandel en horeca in combinatie met en ondergeschikt aan deze voorzieningen.
 
manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden
en/of pony’s houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony’s, horeca activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
 
mantelzorg
het op basis van een indicatie, verstrekt door een daartoe deskundige instantie, bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
milieucategorie
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
 
monument
een overblijfsel van kunst, cultuur, architectuur of nijverheid dat van algemeen belang wordt geacht om de historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde.
 
natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband me de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).
 
nevenactiviteiten
activiteiten die in ruimtelijk en/of functioneel en/of bedrijfseconomisch opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.
 
open constructie
constructie met een dooorkijk, voor minimaal 80% voorzien van open delen, zoals een constructie als een hekwerk.
 
perceelsgrens
de begrenzing of afbakening van een specifiek kadastraal perceel, hier gelijk te stellen met een begrenzing van het eigendom op een dergelijk perceel.
 
permanente bewoning
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als hoofdverblijf.
 
recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
recreatieve voorziening
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik zoals musea, sportterreinen, speeltuinen, hondenoefenterreinen, dierenparken, openluchttheaters en groepsaccommodaties.
 
recreatiewoning
een gebouw of woning bedoeld voor recreatief gebruik in de vorm van recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben.
 
rijbak
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
 
ruimtelijke eenheid
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
 
schuilgelegenheid
een bouwwerk waarin vee kan schuilen, welke aan minimaal één zijde open is.
 
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.
 
stacaravans
onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen tot nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand naar een vaste standplaats kunnen worden verreden, doch niet bestemd zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.
 
statische opslag
binnenopslag van goederen, die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en niet regelmatig worden verplaatst, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers e.d.
 
streekproduct
een product, gemaakt met eigen grondstoffen en/of grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en algemeen aanvaard is als een traditioneel streekeigen product en naar ambachtelijke wijze vervaardigd is volgens de streektradities en waarbij streekproduct en bereidingsstreek moeten overeenkomen, zowel in de be- als verwerking van het eindproduct als in de omschrijving van de streek.
 
teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hiervoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of
–verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik.
 
verblijfsrecreatie
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.
 
verkoopvloeroppervlak
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
 
voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
 
waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
 
werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
 
woonboerderij
een gebouw dat bestaat uit een al dan niet voormalige agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde ongelede gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher ongeleed aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld een langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
de afstand tot de weg
De afstand tot de bebouwing en de as van de weg.
 
het bebouwd oppervlak van een bouwperceel
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
het bebouwingspercentage
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
 
de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.
 
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
de bouwhoogte van een windmolen
vanaf het peil tot en met de as van de molen.
 
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
  • 2 Bestemmingsregels
     
    Artikel 3 Agrarisch
     
    3.1 Bestemmingsomschrijving
     
    De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. agrarische doeleinden, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen, waaronder tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen;
    2. verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
    3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    4. extensief recreatief medegebruik.
    3.2 Bouwregels
     
    3.2.1 Algemeen
    De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd, mag niet minder bedragen dan 15 m.
    De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van nieuwe te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 5 m.
     
    3.2.2 Gebouwen
    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
     
    3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelde de volgende bepalingen:
    1. de bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
    3.3 Afwijking van de bouwregels
     
    3.3.1 Algemeen
    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere hoogte tot 6 m.
     
    3.4 Wijzigingsbevoegdheid
     
    3.4.1 Wijziging naar Bos, Natuur of Groen – Landschappelijke inpassing
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de
    bestemming ‘Bos’, ‘Natuur’ of ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos en/of natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid voor wat betreft het Natuurnetwerk Nederland, het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur- en/of landschapscompensatie in het gebied grenzend aan het Natuurnetwerk Nederland of in het kader van het bestemmen van de landschappelijke inpassing;
    2. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
    3.4.2 Wijziging naar Water
    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de
    bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid voor wat betreft het Natuurnetwerk Nederland, beekherstel, waterberging of waterzuivering en bos-, natuur- en/of landschapscompensatie in het gebied grenzend aan het Natuurnetwerk Nederland;
    2. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
    Artikel 4 Groen – Landschappelijke inpassing
     
    4.1 Bestemmingsomschrijving
     
    De voor ‘Groen – Landschappelijke inpassing’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. het aanleggen en in stand houden van gebiedseigen beplanting overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan, ter inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen in het landschap;
    2. onder landschappelijk inpassingsplan wordt in deze regels verstaand het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
    3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    4. onverharde fiets- en wandelpaden;
    5. extensief dag recreatief medegebruik.
    een en ander met bijbehorende voorzieningen.
     
    4.2 Bouwregels
     
    4.2.1 Algemeen
    Op deze gronden mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
    2. erf- en terreinafscheidingen moeten als open constructie worden opgericht.
    4.3 Afwijking van de bouwregels
     
    4.3.1 Strijdig gebruik
    Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor:
    1. het realiseren van parkeerplaatsen;
    2. het gebruik als kampeerterrein;
    3. buitenopslag;
    4. het lozen en/of opslaan van stoffen.
    4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
     
    4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
    Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het vellen van houtgewas wat niet overeenkomst met de duurzame ontwikkeling of instandhouding van de bij de bestemming behorende landschappelijke en natuurlijke waarden;
    2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage;
    4. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    5. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    6. het aanbrengen van voorzieningen van geringe omvang ten behoeve van extensieve recreatie;
    7. het aanbrengen van halfverhardingen.
    4.4.2 Uitzonderingen
    Het in 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
    1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, als afzetten, knotten, dunnen, waarbij de in 4.4.1 onder a genoemde waarden duurzaam worden veiliggesteld;
    2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
    3. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
    4.4.3 Toelaatbaarheid
    De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de landschapselementen.
     
    4.4 Afwijken van de gebruiksregels
     
    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a, indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 4.1 onder b en bijlage 2 van deze regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschappelijk inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    2. hetgeen onder a beschreven kan worden aangetoond met een waarde berekening inclusief toelichting en beplantingsplan;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
    Artikel 5 Wonen
     
    5.1 Bestemmingsomschrijving
     
    De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    1. wonen;
    2. kleinschalig logeren, waarbij de bruto vloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2;
    3. behoud en instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle panden en de ensemblewaarde
    4. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
    5. paden en wegen en parkeervoorzieningen;
    6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
    7. groenvoorzieningen.
    5.2 Bouwregels
     
    5.2.1 Algemeen
    1. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van één woning toegestaan; ter plaatse van de aanduiding‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven.
    2. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
    3. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen van nieuwe te bouwen bouwwerken mag niet minder bedragen dan 2 m.
    4. Het slopen of het realiseren van vervangende nieuwbouw ter plaatse van deaanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is niet toegestaan.
    5. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
    5.2.2 Woningen
    Voor het bouwen van woningen (hoofdgebouwen) gelden de volgende bepalingen:
    1. de inhoud van de woningen, de hoofdgebouwen, mag niet meer bedragen dan 750 m3 per woning; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m3 dan mag de bestaande inhoud niet worden uitgebreid;
    2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
    3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
    5.2.3 Bijgebouwen
    Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
    1. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn en ten minste 1 m van de woning te worden gebouwd;
    2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 368 m2;
    3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
    5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
    3. de bouwhoogte van windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.
    5.3 Afwijken van de bouwregels
     
    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. lid 5.2.1 sub b voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;
    2. lid 5.2.1 sub c voor het bouwen binnen 2 m van de zijdelingse en/of achterste perceelsgrens, mits hierdoor het stedenbouwkundige beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
    3. lid 5.2.4 onder b voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte tot 6 m.
    5.4 Specifieke gebruiksregels
     
    5.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
    Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan -huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de woning en/of bijgebouwen tot een maximum van 50 m2, waarbij geldt dat in gemeentelijke en rijksmonumenten de maximale oppervlakte 100 m2 mag bedragen;
    2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    3. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
    4. aan-huis-verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in de milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1;
    5. detailhandel is niet toegestaan;
    6. de activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.
    5.4.2 Voorwaardelijke bepaling
    Het (doen/laten) gebruik(en) van de bestemming ‘Wonen’ is uitsluitend toegestaan
    indien de landschappelijke inpassing, zoals bedoeld in artikel 4.1 onder a, overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels, binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en kwalitatief en kwantitatief in stand wordt gehouden.
     
    5.4.3 Splitsing
    De cultuurhistorische waarde van de bebouwing vormt geen grond voor het toevoegen van wooneenheden aan het aantal van twee wooneenheden, die op basis van dit plan zijn toegestaan.
     
    5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
     
    5.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste
    Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ is het
    verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag wijzigingen aan te brengen aan bebouwing met cultuurhistorische waarde, blijkens de in bijlage 3 bij deze regels opgenomen redengevende omschrijving met waardestelling van het Monumentenhuis Brabant.
     
    5.5.2 Uitzonderingen
    Het in 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
    1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
    2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
    5.5.3 Toelaatbaarheid
    De in lid 5.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden, zoals weergegeven in bijlage 3.
    ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;
    Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
     
    6.1 Bestemmingsomschrijving
     
    De voor ‘Waarde – Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden.
     
    6.2 Bouwregels
    1. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken buiten een bouwvlak met een oppervlakte groter dan 500 m2, een rapport te hebben overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
    2. Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor bouwwerken binnen een bouwvlak met een oppervlakte groter dan 1.000 m2, een rapport te hebben overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
    3. Indien uit het in lid 6.2 sub a en b genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
      1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
      2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
      3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
    6.3 Afwijking van de bouwregels
     
    Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub a en b, indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
     
    6.4 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
     
    6.4.1 Werken en werkzaamheden
    Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden op een oppervlakte groter dan 500 m2 uit te voeren of te laten voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
    2. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,30 m onder het maaiveld.
    6.4.2 Uitzonderingen
    Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. binnen een bouwvlak worden uitgevoerd en een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 betreffen.
    6.4.3 Toelaatbaarheid
    1. De in lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
    2. Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te hebben overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
    3. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
    3 Algemene regels
     
    Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
     
    Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
    Artikel 8 Algemene bouwregels
     
    8.1 Bestaande afwijkende maatvoering
     
    In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand gekomen, op het tijdstip van ter inzage legging van het vastgesteld van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van de regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
     
    8.2 Ondergronds bouwen
  • Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
  • Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
  • Artikel 9 Algemene gebruiksregels
     
    9.1 Strijdig gebruik
     
    Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
    1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
    2. het gebruiken en/of laten gebruiken van bijgebouwen voor bewoning;
    3. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
    4. het gebruik van gronden ten behoeve van rijbakken, sleufsilo’s, voeropslag en mestopslag binnen de bestemming ‘Agrarisch’.
    9.2 Afwijking mantelzorg
    1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde in lid 9.1 sub b en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
      1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
      2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
      3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
    2. Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning, verleend op grond van sub a in, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
    Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
     
    Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden een omgevingsvergunning verlenen of af te wijken van de bestemmingsregels:
    1. voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
    2. voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
      1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m2 zal bedragen;
      2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m zal bedragen;
    3. voor het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per perceel/kavel en een duur van niet meer dan 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen;
    4. voor een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      1. ten behoeve van civieltechnische/cultuurtechnische kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
      2. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 m.
     
    Artikel 11 Overige regels
     
    11.1 Overige wettelijke regelingen
     
    Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijstip van de ter inzage legging van het vastgesteld van het plan.
     
    11.2 Algemeen geldende regels bij wijziging
  • Op gronden waar de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ van toepassing is, is toepassing van de in deze regels opgenomen wijzigingen, uitsluitend toegestaan indien een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • Indien uit het in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de wijziging:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
  • 4 Overgangs- en slotregels
    Artikel 12 Overgangsrecht
     
    12.1 Overgangsrecht bouwwerken
    1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
      1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
      2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
    2. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
    3. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
    12.2 Overgangsrecht gebruik
    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
    3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
    4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
    Artikel 13 Slotregel
     
    Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Oosterwijksestraat 2 Alphen van gemeente Alphen-Chaam.