direct naar inhoud van Regels
Plan: Van Leuvenlaan 6-8-8A
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.WPVanLeuvenlaan-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Van Leuvenlaan 6-8-8A' met identificatienummer NL.IMRO.1723.WPVanLeuvenlaan-VG01 van de gemeente Alphen-Chaam;

1.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 aan huis gebonden bedrijfsmatige:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.8 afhankelijke woonruimte:

een aanbouw of een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 afvalcontainer:

een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;

1.10 antennedrager:

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;

1.11 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage:

een in de regels en/of op de verbeeldingt aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;

1.14 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat:
- op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
- na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Woningwet;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelsgrens:
  • a. een grens van een bouwperceel;
  • b. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  • c. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
  • d. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.24 erker:

een aan nader bepaalde maatvoeringeisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte (aanbouw) van een woning aan een gevel in één bouwlaag, eventueel met een schuin kapje;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gebouw van algemeen nut:

gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.27 handel:

elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;

1.28 hoekperceel:

een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;

1.29 horecabedrijf:

een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening;

1.30 horecabedrijf, categorie 1:
  • een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend, alsmede:
  • een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht;
1.31 kantoor:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.32 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels;

1.33 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen van sociale, culturele, (para)medische, educatieve, levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst;

1.34 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.35 niet-publieksgerichte dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven zonder een rechtstreeks contact met het publiek;

1.36 ondergeschikt bouwdeel:
  • een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak en/of;
  • ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;
1.37 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:

werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.38 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;

1.39 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.40 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen;

1.41 parkeervoorziening:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:

  • a. openbare parkeerplaatsen:
    parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
  • b. particuliere parkeerplaatsen:
    parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
1.42 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.43 perceelsgrens:

grens van een perceel of bouwperceel;

1.44 pergola:

een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen, gekoppeld aan een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger;
de pergola mag tot maximaal 1 m1 boven het maaiveld als een gesloten constructie worden uitgevoerd;

1.45 publieksgerichte dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 speeltoestel:

een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;

1.48 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en –bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.49 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.50 voorgevel:

de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;

1.51 voorgevelbouwgrens:

de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.52 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.53 voorgevelrooilijn:
  • a. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en/of;
  • b. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd tot aan de perceelsgrenzen;
1.54 voorzieningen van algemeen nut:

op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.55 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.56 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.57 werk:

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

1.58 werken:

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.59 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.60 winkel:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van detailhandel, inclusief het gebruik voor ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat gebruik in verband staat en essentieel onderdeel is van de ter plaatse uitgeoefende detailhandel, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie;

1.61 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden;

1.62 zijgevel:

een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;

1.63 zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

1.   de dakhelling:   langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;  
2.   de goothoogte van een bouwwerk:   vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;  
3.   de inhoud van een bouwwerk:   tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;  
4.   de bouwhoogte van een bouwwerk:   vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;  
5.   de oppervlakte van een bouwwerk:   tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;  
6.   afstand tot de bouwperceelsgrens:   tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;  
7.   afstand tussen
gebouwen:  
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;  
8.   lengte, breedte en diepte bouwwerk:   tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of harten van scheidsmuren;  
9.   oppervlak van
bouwpercelen:  
de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraal perceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw;  
10.   breedte van bouwpercelen:   tussen de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;  
11.   bebouwd oppervlak:   de buitenmaats gemeten loodrechte projectie van de bebouwing op de ondergrond;  
12.   ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:   vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.  

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het bepaalde in 3.1.2 van dit artikel, bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat maximaal één supermarkt is toegestaan in de kern Alphen;
  • b. publieksgerichte dienstverlening;
  • c. bedrijven met een publieksgerichte functie, voor zover deze voorkomen in categorie 1 van de lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. wonen in maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal woningen;

met de daarbij behorende:

  • f. ontsluitingswegen en -paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. erven, tuinen en terreinen;
  • i. bouwwerken en voorzieningen.

3.1.2 Functies

De in 3.1.1 sub a, sub b, sub c en sub d genoemde detailhandel, dienstverlening, horeca en bedrijven mogen uitsluitend op de begane grond worden gesitueerd, met uitzondering van:

  • hotelaccommodatie;
  • niet-zelfstandige kantoren indien deze gekoppeld zijn aan een publieksgerichte functie als bedoeld in 3.1, sub a, sub b, sub c en sub d;

die tevens op de verdieping gesitueerd mogen worden;

  • a. een en ander met dien verstande dat functieverandering binnen de bestemming uitsluitend is toegestaan met inachtneming van onderstaand schema:

functie van
naar  
w   d   pd   b   mv  
wonen (w)   -   t   t   nt   t  
detailhandel (d)   v   -   t   nt   t  
publieksgerichte dienstverlening (pd)   v   t   -   nt   t  
bedrijven (b)   v   t   t   -   t  
maatschappelijke voorzieningen (mv)   v   t   t   nt   -  

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt dat op de in 3.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving mogen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwvlak

Binnen het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd tenzij met een aanduiding een bebouwingspercentage is opgenomen, in dat geval mag het bouwvlak bebouwd worden tot maximaal het aangegeven bebouwingspercentage;
  • c. gebouwen moeten voldoen aan de maatvoering- en situeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Hoofdgebouwen   Eis  
maximale goothoogte   zie aanduiding  
maximale bouwhoogte   zie aanduiding  
Situeringeisen   Eis  
afstand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   3 meter  
afstand bijgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens   1 meter  
afstand gebouwen tot de achterste perceelsgrens   1 meter  

  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c, geldt de bestaande afstand tot de perceelsgrens als situeringmaat ingeval de afstand van het gebouw tot de perceelsgrens ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds minder was dan het bepaalde in sub c;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen   2 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter
achter de voorgevelrooilijn  
1 meter  
terreinafscheidingen bij hoekpercelen,
vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn  
2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   4 meter  

3.2.3 Buiten bouwvlak

Buiten het bouwvlak gelden de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringeisen, zoals aangegeven in onderstaand schema:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
terreinafscheidingen   1 meter  
speelvoorzieningen en pergola's   2 meter  
vlaggenmasten en verlichtingsarmaturen   8 meter  
overige bouwwerken   1,5 meter  

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:

  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.

indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • c. de milieukwaliteit;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. het woon- en leefklimaat.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in:

ten behoeve van de maximale hoogte van een terreinafscheiding tot een hoogte van maximaal 2 meter, indien dit in het belang van het bedrijf is en er geen bezwaren zijn in het kader van de verkeersveiligheid.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken

Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de uitoefening van enige tak van handel, bedrijf of dienstverlening anders dan volgens het bepaalde in 3.1 is toegestaan;
  • b. het wonen, anders dan bedoeld in 6.1 sub e;
  • c. de uitoefening/vestiging van een zelfstandig kantoor, anders dan ten behoeve van de bestemmingsomschrijving als genoemd in 3.1, sub b;
  • d. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  • e. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG).

3.5.2 Strijdig gebruik van gronden

Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • b. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

3.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden

Het bepaalde in 3.5.2, sub b en sub c is niet van toepassing voor zover het betreft:

  • a. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  • b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 3.1.1, juncto 3.1.2, sub b ten behoeve van de verandering van de functie tot:

  • 1. wonen (w);
  • 2. horeca (h);

onder de volgende voorwaarden:

  • a. bij de afwijking ten behoeve van wonen (w) dient het aantal woningen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • b. bij de afwijking ten behoeve van horeca (h) dient te worden aangetoond dat er geen onevenredige verstoring in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur van de centrumfunctie ontstaat en dat er geen milieuhygiënische bezwaren bestaan tegen de ontheffing.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen voor wat betreft het bepaalde in 3.1 onder e, teneinde het maximale aantal toegestane woningen te wijzigen, met dien verstande dat het aantal woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Algemene bepalingen met betrekking tot ondergronds bouwen
5.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

5.1.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  • b. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

5.1.3 Afwijken ondergronds bouwen
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in 5.1.2, sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden
  • b. Bij het berekenen van de blijkens de aanduidingen of deze regels geldende bebouwingspercentages, het maximaal te bebouwen oppervlak en/of voorgeschreven inhoudsmaat, wordt de maatvoering van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

5.2 Ondergeschikte bouwdelen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  • c. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • d. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  • e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draag-constructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
  • 1. 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg;
  • 2. 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • f. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  • g. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m 1 kunnen overschrijden.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken van het bepaalde in dit plan, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven maatvoerings- en situeringseisen met ten hoogste 10% onder de voorwaarde dat de verhoging/overschrijding geen onevenredige aantasting tot gevolg mag hebben van:

  • a. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  • b. de milieukwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. het woon- en leefklimaat.

6.2 Antenne installatie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevignsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het oprichten van een antenne-installatie onder de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, bedraagt niet meer dan 30 meter;
  • b. de antenne-installatie wordt niet opgericht op een gebouw waar langdurig personen verblijven;
  • c. gebleken is dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van een reeds bestaande antennedrager;
  • d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie niet onevenredig worden aangetast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.3 Minimale afwijking

Indien niet op grond van de voorgaande regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een mgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

  • a. geringe wijzigingen/verschuivingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen tot ten hoogste 2 meter, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan c.q. de feitelijke situatie, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 4 meter, en geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m²;
  • c. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatie-installaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen niet vervullen;
  • d. het plaatsen van vrijstaande reclame (zuilen) met een maximale bouwhoogte van 7 meter;

indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  • 3. de milieukwaliteit;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • 7. het woon- en leefklimaat.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken/bouwgrenzen en/of differentiatievlakken/differentiatiegrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en ander nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 8 Algemene procedureregels

8.1 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

8.2 Afwijken

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

8.3 Intrekking

Bij toepassing van de intrekkingsbevoegdheid ten aanzien van een verleende omgevingsvergunning is de in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing.

8.4 Wijzigingsbevoegheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

9.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

'Regels van het wijzigingsplan 'Van Leuvenlaan 6-8-8A' van de gemeente Alphen-Chaam.