In de Omgevingsvisie zijn de strategische doelen van het provinciale beleid voor de langere termijn aangegeven. Het beleid en de daartoe te treffen maatregelen zijn uitgewerkt in programma's en waarden worden beschermd via een de omgevingsverordening. Per 25 oktober 2019 is de nieuwe Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov N-B) vastgesteld. Provincies zijn verplicht om een omgevingsverordening te hebben voordat de Omgevingswet per 2021 ingaat. Met een Interim omgevingsverordening zet de provincie Noord-Brabant een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening.
De Interim omgevingsverordening bevat geen nieuwe regels, maar voegt bestaande regels uit zes bestaande verordeningen samen, waaronder de Verordening Noord-Brabant. De regels zijn eenvoudiger opgeschreven en omgezet naar een nieuw digitaal systeem, met een meer gebruiksvriendelijke opbouw. Met de Interim omgevingsverordening zet de provincie ook een eerste stap om de regels beter te laten aansluiten bij de werkwijze van de Brabantse Omgevingsvisie en de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening zorgt ervoor dat de provincie en partijen waar ze mee samenwerkt ervaring kunnen opdoen met die nieuwe werkwijze. Waarbij er meer ruimte is om goede initiatieven van inwoners, ondernemers en andere overheden te ondersteunen en maatwerk toe te passen.
De voor het plangebied van toepassing zijnde thema's worden hierna behandeld.
Vitaal platteland
Hierin zijn de ontwikkelingsmogelijkheden geschetst voor het Landelijk gebied. Uitgangspunt van beleid is dat woningen in beginsel thuishoren binnen stedelijk gebied waar ook de voorzieningen aanwezig zijn, zoals winkels, theaters, sportfaciliteiten, medische faciliteiten, zorgvoorzieningen. Het Landelijk gebied voorziet in aanvulling daarop ook in een woonbehoefte. In de afgelopen periode zijn veel agrarische bedrijven omgezet naar burgerwoning. Deze tendens zet zich voort. De regels sluiten aan op deze tendens en behoefte. Aan de andere kant is het beleid erop gericht om het verder dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan. Net zoals terughoudend wordt omgegaan met de nieuwvestiging van bedrijven, wordt ook terughoudend omgegaan met de nieuwbouw van woningen.
Voor een aantal veel voorkomende ontwikkelingen zijn in artikel 3.69 regels opgenomen die afwijking mogelijk maken van het uitgangspunt dat alleen bestaande burgerwoningen zijn toegestaan. Het gaat om:
- vervangende bouw binnen het bouwperceel als overtollige bebouwing wordt gesloopt en de bestaande woning feitelijk en juridisch wordt opgeheven;
- de vestiging of splitsing van een of meer woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (waaronder karakteristieke boerderijen);
- bestemmingswijziging van een voormalige bedrijfswoning naar burgerwoning.
Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
De mogelijkheid is ingegeven vanuit het belang van het behoud of herstel van deze waardevolle bebouwing. Het plan verschaft inzicht in de cultuurhistorische waarde van de bebouwing, bijvoorbeeld aan de hand van een gemeentelijke erfgoedkaart of de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant (informatielaag: overige cultuurhistorische informatie).
Omzetting naar burgerwoning
In het algemeen is er geen sprake van een voormalige bedrijfswoning indien op het perceel nog een agrarische of niet- agrarische functie wordt uitgeoefend. In zo'n geval is publiekrechtelijke afsplitsing van de bedrijfswoning in beginsel ook niet wenselijk. Als de bedrijfswoning feitelijk door derden wordt bewoond, biedt de Wet Plattelandswoning de mogelijkheid om burgerbewoning van de bedrijfswoning toe te staan. De bestemming blijft dan bedrijfswoning. Soms is verdergaand maatwerk gewenst, bijvoorbeeld in geval van een tweede bedrijfswoning die niet langer nodig is. Ook kan het vanwege een historisch gegroeide situatie wenselijk zijn om een eerste bedrijfswoning om te zetten naar burgerwoning.
Een splitsing in meerdere woonfuncties plaatsvinden is in beginsel niet mogelijk en er geldt als eis dat overtollige bebouwing wordt gesloopt. Gelet op de toenemende problematiek van leegkomende en leegstaande bebouwing in het Landelijk gebied, verwachten wij van gemeenten dat zij hier stringent op toezien en de sloop handhaven. De gemeente bepaalt in het bestemmingsplan welke bebouwing overtollig is. In het algemeen geldt dat als er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de woonfunctie, dat er dan sprake is van overtollige bebouwing. In het geval er tevens sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is het beleid gericht op behoud van de bebouwing en is sloop niet gewenst.
Kwaliteitsverbetering landschap
Vanuit het bereiken van een goede omgevingskwaliteit geldt in Brabant sinds 2014 de regeling Kwaliteitsverbetering landschap. Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling mogelijk maakt in Landelijk gebied voorziet daartoe in een regeling. Om gemeenten te ondersteunen bij de uitvoering van deze regeling is in 2011 een handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap opgesteld. Vrijwel alle gemeenten in Brabant hebben de regeling verder uitgewerkt in beleid en regionaal afspraken gemaakt over de toepassing. Op diverse plaatsen in de verordening zijn verbijzonderingen van de kwaliteitsverbetering landschap opgenomen. De verplichtingen die daaruit voortvloeien, maken deel uit van de kwaliteitsverbetering landschap als bedoeld in dit artikel, zoals bijvoorbeeld verplichtingen tot sloop van bebouwing, het saneren van windturbines of de vastgelegde minimale verplichting voor een landschappelijke inpassing.
Omdat echter niet iedere ontwikkeling invloed uitoefent op de (kwaliteit van de) omgeving zijn een
aantal type ontwikkelingen uit te sluiten van die verplichting. Hierin worden drie categorieën
onderscheiden die anders kunnen worden benaderd vanwege hun aard of omvang. In de notitie
‘Werkafspraken kwaliteitsverbetering landschap 2013’ van de regio West-Brabant zijn deze uitgewerkt:
- Categorie 1: Ruimtelijke ontwikkelingen met nauwelijks tot geen landschappelijke invloed en waarbij geen (extra) kwaliteitsverbetering van het landschap wordt geëist.
- Categorie 2: Ruimtelijke ontwikkelingen met relatief weinig landschappelijke invloed, dan wel ruimtelijke ontwikkelingen die van nature aan het buitengebied zijn gebonden, of plaatsvinden in hiervoor aangewezen gebieden waarbij de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt vormgegeven door te voorzien in enkel een goede landschappelijke inpassing. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot maximaal 5000m2, overtollige voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt en maximaal 500m2 voormalige bedrijfsbebouwing resteert
- Categorie 3: Alle ruimtelijke ontwikkelingen welke mogelijk worden gemaakt via met name een wijzigingsplan of een bestemmingsplanherziening, tenzij de ontwikkeling concreet benoemd wordt in een andere categorie.
Natuur netwerk Brabant (NNB)
Het Natuur Netwerk Brabant (NNB) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter-)nationaal belang, zoals de bossen, de heide en vennen, de stuifduinen, de schraalgraslanden, de rivieren en beken. Het doel van het NNB-beleid is het veiligstellen van ecosystemen en het realiseren van leefgebieden met goede condities voor de biodiversiteit. Deze leefgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten. Bij het opstellen van een bestemmingsplan zijn gemeenten verplicht aansluiting te zoeken bij de wezenlijke ecologische kenmerken en waarden die in het natuurbeheerplan zijn beschreven. Deze waarden en kenmerken zijn per gebied vastgelegd in een beheertypenkaart en in een ambitiekaart.
Cultuurhistorische waarden
De bescherming van cultuurhistorisch waardevol gebied is belangrijk omdat deze onvervangbaar zijn. In deze verordening zijn daarom de cultuurhistorische vlakken in de cultuurhistorische landschappen opgenomen, zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart(CHW, versie 3.0).
Doel van de bescherming is dat de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden blijven behouden. En dat ontwikkelingen hiermee rekening houden zodat de waarden en kenmerken niet worden aangetast. In geval dat er een samenloop is met gebieden waar stedelijke ontwikkeling afweegbaar is, betekent dit dat vroegtijdig overleg nodig is zodat de belangen vanaf het begin in de planontwikkeling worden betrokken.
Binnen de gebieden is het verder belangrijk dat een bestemmingsplan voorziet in een beschermende regeling zoals een vergunningstelsel en waar nodig verbodsbepalingen. De wezenlijke waarden en kenmerken van de gebieden zijn beschreven in de Cultuurhistorische waardenkaart.
Toets aan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Voorliggend wijzigingsplan betreft de juridisch-planologische regeling die de wijziging van 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' ' naar 'Wonen' voor het perceel Notselseweg 1 mogelijk maakt. De bestaande bedrijfswoning wordt omgezet naar een reguliere woning. Er worden geen woningen op het perceel toegevoegd. De cultuurhistorische waardevolle gebouwen (boerderij en bakhuis) blijven behouden en het perceel is voorzien van een landschappelijke inpassing.
Het initiatief voldoet aan artikel 3.69 uit de omgevingsverordening. Het betreft een bestemmingswijziging van een voormalige bedrijfswoning naar burgerwoning. Er vindt geen splitsing in woonfunctie plaats, er wordt maar één woning toegestaan. Er is sprake van de vestiging van een woonfunctie in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing (karakteristieke boerderij). Daarnaast wordt de overtollige bebouwing op het erf gesloopt.
Het initiatief voldoet aan artikel 3.9 uit de omgevingsverordening en aan de regionale uitwerking 'toepassing kwaliteitsverbetering van het landschap'. Onderhavige ontwikkeling heeft weinig landschappelijk invloed. De monumentale bebouwing in de huidige situatie blijft gehandhaafd in de beoogde situatie, enkel de bestemming wijzigt. De wijziging van de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ naar de bestemming ‘Wonen’ is mogelijk conform categorie 2. Het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt verkleind tot maximaal 5000 m2, het overige deel van het plangebied krijgt de bestemming ‘Agrarisch met waarden – landschaps- en natuurwaarden 1'. De oppervlakte aan bijgebouwen wordt teruggebracht tot 200 m2. Daarnaast zal in onderhavig plan kwaliteitsverbetering plaatsvinden door het verwijderen van een agrarisch bouwvlak/bedrijf, de bouwmogelijkheden worden verkleind,
leegstand wordt voorkomen en de bebouwing wordt landschappelijk goed ingepast.
Op enige afstand van het plangebied is een ecologische verbindingszone gesitueerd. Het voorliggend wijzigingsplan heeft geen nadelig effect op het behoud en beheer van deze verbindingszone. Het initiatief is voorzien van een landschappelijke inpassing, zodat de waarden en kenmerken van het gebied niet worden aangetast maar behouden en versterkt.