Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Tempeliersdreef 12 te Alphen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1723.Tempeliersdr12-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Tempeliersdreef 12 te Alphen' met identificatienummer NL.IMRO.1723.Tempeliersdr12-VG01 van de gemeente Alphen-Chaam;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
 
1.3 aanbouw
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met hethoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/ofruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan hethoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding
een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsregels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheelof overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijnbeperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kanworden uitgeoefend;
 
1.7 afhankelijke woonruimte
een aanbouw of een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning enwaarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.8 antennedrager
antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd;
 
1.9 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet ineen techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.11 bebouwingspercentage
een in de regels en/of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel vaneen bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag wordenbebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;
 
1.12 bestaande bouwwerken
een bouwwerk, dat:
  1. op het moment van het ter inzage leggen van het vastgesteld van dit plan legaal bestaat of in uitvoering is;
  2. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens of bij de Wabo;
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.15 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueelopzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan hetop hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten vaneen bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van eenstandplaats;
 
1.17 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horendebebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
  1. voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
  2. zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
  3. achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
 
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaaldegebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct ofindirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.22 erker
een aan nader bepaalde maatvoeringeisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte(aanbouw) van een woning aan een gevel in één bouwlaag, eventueel met een schuine kap;
 
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wandenomsloten ruimte vormt;
 
1.24 handel
elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden,verkopen of leveren van goederen;
 
1.25 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak,op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband, alsmede het ontvangen van mantelzorg;
 
1.26 ondergeschikt bouwdeel
  • een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak, en/of;
  • ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;
 
1.27 ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
 
1.28 ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;
 
1.29 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken,kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan temerken;
 
1.30 parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
 
1.31 perceelsgrens
grens van een perceel of bouwperceel;
 
1.32 pergola
een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatstepalen of kolommen, gekoppeld aan een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90ºgeplaatste dwarsligger; de pergola mag tot maximaal 1 m boven het maaiveld als een geslotenconstructie worden uitgevoerd;
 
1.33 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zijbedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: eenseksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronderbegrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.34 seksuele dienstverlening
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichtenvan erotisch/pornografische vertoningen;
 
1.35 speeltoestel
een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit veiligheid attractie- enspeeltoestellen;
 
1.36 straatmeubilair
openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken,gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermeegelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.37 voorgevel
de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;
 
1.38 voorgevelbouwgrens
de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moetzijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens dezeregels toegelaten afwijkingen;
 
1.39 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.40 voorgevelrooilijn
  1. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en/of;
  2. denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.41 waterberging
Voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte vaneen bouwwerk en bestrating;
 
1.42 weg
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggenen duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.43 werk
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;
 
1.44 werken
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;
 
1.45 wet/wettelijke regelingen
indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q.verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip vande tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald;
 
1.46 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal éénhuishouden;
 
1.47 zijgevel
een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;
 
1.48 zijgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmeegelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van descheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aarddaarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaartsgeprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van hetbouwwerk;
 
2.6 afstand tot de bouwperceelsgrens
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand hetkortst is;
 
2.7 afstand tussen gebouwen
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
 
2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of harten van scheidsmuren;
 
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
de maten van het kadastrale perceel, dan wel, wanneer er geen sprake is van een gedeeld kadastraalperceel, de feitelijke oppervlakte van het perceel behorend bij het hoofdgebouw;
 
2.10 vloeroppervlakte
tussen de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerdebestemmingsgrens;
 
2.11 bebouwd oppervlak
de buitenmaats gemeten loodrechte projectie van de bebouwing op de ondergrond;
 
2.12 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Tuin - 2
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuin;
  2. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    • 45 m²;
    • in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m²;
    • in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²; met de daarbij behorende:
  3. in- en uitritten;
  4. ontsluitingswegen en -paden;
  5. waterpartijen;
  6. terrassen;
  7. bouwwerken.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  1. Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend aanbouwen en bijgebouwen ten dienste van de bestemming 'Wonen' gebouwd worden;
  2. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60.
 
3.2.2 Bijgebouwen en aanbouwen
  1. Voor het bouwen van bijgebouwen en aanbouwen geldt dat deze moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaand schema, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 lid 2.1 sub b:
   
Maatvoering
Eis
totale maximale oppervlakte aan bijgebouwen: bouwpercelen tot en met 300 m²: bouwpercelen groter dan 300 m²:
- 50 m² - 50 m², vermeerderd met 10 % van het aantal m² dat het perceel groter is dan 300 m² tot een maximum van 150 m²
maximale goothoogte aanbouwen en bijgebouwen:
3 meter
maximale bouwhoogte aanbouwen en bijgebouwen:
5 meter
maximale diepte aanbouw:
5 meter
maximale diepte aanbouw aan de zijgevel :
5 meter (gemeten vanaf de achterste bouwgrens)
Situeringeisen
Eis
minimale afstand van een bijgebouw tot het hoofdgebouw :
2 meter
minimale afstand van een aanbouw achter de voorgevellijn :
3 meter
minimale afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens op hoekpercelen:
0 meter, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden
 
  1. in aanvulling op bovenstaande tabel geldt dat, indien bij een vrijstaande woning wordtaangebouwd aan beide zijgevels, de afstand van een aanbouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 1 meter dient te bedragen.
3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegevenin onderstaand schema:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximale bouwhoogte
terreinafscheidingen bij niet-hoekpercelen
2 meter
terreinafscheidingen bij hoekpercelen, vóór de voorgevelrooilijn en tot 3 meter achter de voorgevelrooilijn
1 meter
terreinafscheidingen bij hoekpercelen, vanaf 3 meter achter de voorgevelrooilijn
2 meter
pergola's
2,5 meter
speeltoestellen
3 meter
overige bouwwerken
1,5 meter
 
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:
  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.
indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. de milieukwaliteit;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. het woon- en leefklimaat.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik van bouwwerken
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
  1. de uitoefening van handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b;
  2. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  3. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in artikel 4 lid 5.1;
  4. het gebruik van aanbouwen als afhankelijke woonruimte;
  5. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.
 
3.4.2 Strijdig gebruik van gronden
Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
 
3.4.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken
Het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 sub b en artikel 4 lid 4.1 sub c is niet van toepassing voor zover hetbetreft:
  1. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  2. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inartikel 4 lid 4.1 sub c en artikel 4 lid 4.1 sub d onder de voorwaarden dat:
  1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  4. er nog geen afwijking is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van artikel 5 lid 5.1;
  5. burgemeester en wethouders de afwijking als bedoeld in dit lid intrekken, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
3.5.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inartikel 4 lid 4.1 sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in dewoning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die vergunningplichtige of meldingsplichtig is in het kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden verantwoord is;
  3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  5. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  7. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  8. er nog geen afwijking is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van artikel 5 lid 5.2.

 

Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding "vrijstaande woningen [vrij]";
  2. de uitoefening van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten door de hoofdbewoner(s) van het hoofdgebouw tot ten hoogste 30% van het oppervlak van hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van:
    1. 45 m2;Pagina 12 van 19
    2. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 750 m², maar niet groter dan 1.250 m², 60 m2;
  3. in het geval het oppervlak van het bouwperceel groter is dan 1.250 m², 75 m²;
met de daarbij behorende:
  1. ontsluitingswegen en -paden;
  2. berg- en stallingsruimten ten dienste van de woning;
  3. erven en tuinen;
  4. bouwwerken.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  1. Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend hoofdgebouwen, aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming 'Wonen' worden gebouwd;
  2. het maximale bebouwingspercentage, gerekend over het gehele bouwperceel, bedraagt 60;
  3. het bestemmingsvlak mag geheel volgebouwd worden, met inachtneming van het bepaalde in sub b;
  4. er is maximaal 1 woning per bouwperceel toegestaan;
 
4.2.2 Hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in de bij dit artikel behorende tabel, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
Maatvoeringseisen: hoofdgebouwen
Vrijstaande woning
maximale goothoogte
7 meter
maximale bouwhoogte
10 meter
maximale ondergrondse bouwdiepte
3,5 meter
verplichte kapafdekking
ja
maximale dakhelling
65°
minimale dakhelling
15°
Maatvoeringseisen: bijgebouwen en aanbouwen
maximale goothoogte
3 meter
maximale bouwhoogte
5 meter
 
  1. indien niet in de betreffende bouwgrens gebouwd wordt, dient een afstand van minimaal 2 meter uit de deze bouwgrens aangehouden te worden;Pagina 13 van 19
  2. bovenstaande geldt tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van het plan afwijkend is, in dat geval geldt de feitelijke afstand van de voorgevel tot de bouwgrens als maximum afstand van de voorgevel tot de bouwgrens;
  3. aanbouwen en bijgebouwen mogen op de zijdelingse perceelsgrens gerealiseerd worden, met dien verstande dat minimaal 3 meter tot het openbaar gebied aangehouden dient te worden.
 
4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegevenin onderstaand schema:
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Maximale bouwhoogte
terreinafscheidingen
2 meter
pergola's
2,5 meter
speeltoestellen
3 meter
overige bouwwerken
1,5 meter
 
4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Het (doen/laten) gebruik(en) van de gronden met de bestemming ‘Wonen’ is uitsluitend toegestaanindien een waterberging met een capaciteit van minimaal 8 m³, binnen 24 maanden na hetonherroepelijk worden van voorliggend plan, is gerealiseerd en kwalitatief en kwantitatief in standwordt gehouden.
 
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan:
  • de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • de aanleg en omvang van parkeergelegenheid.
indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. de milieukwaliteit;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. het woon- en leefklimaat.
 
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik van bouwwerken
Tot een strijdig gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
  1. de uitoefening van handel of dienstverlening, met uitzondering van aan huis gebonden beroepsmatige activiteiten als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub b;
  2. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting;
  3. het wonen in bijgebouwen, tenzij er sprake is van een medische noodzaak als bedoeld in artikel 5 lid 5.1;
  4. het gebruik van aanbouwen als afhankelijke woonruimte;
  5. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in aanbouwen en bijgebouwen.
 
4.5.2 Strijdig gebruik van gronden
Tot een strijdig gebruik van gronden wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. het opslaan, het opgeslagen houden of (laten) bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. het opslaan, het opgeslagen houden, (laten) storten of (laten) lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
 
4.5.3 Geen strijdig gebruik van gronden en bouwwerken
Het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 sub b en artikel 5 lid 4.1 sub c is niet van toepassing voor zover hetbetreft:
  1. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming;
  2. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden en gebouwen.
 
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inartikel 5 lid 4.1 sub c en artikel 5 lid 4.1 sub d onder de voorwaarden dat:
  1. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg waarvan de behoefte met een schriftelijke verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;
  4. er nog geen afwijking is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van artikel 4 lid 5.1;
  5. burgemeester en wethouders de afwijking als bedoeld in dit lid intrekken, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
4.6.2 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inartikel 5 lid 4.1 sub e voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in dewoning (hoofdgebouw en aanbouwen) en daarbij behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dat wil zeggen dat geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die vergunningplichtige of meldingsplichtig is inhet kader van de Wet milieubeheer, tenzij het betreffende gebruik door het stellen vanvoorwaarden verantwoord is;
  3. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  5. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  6. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
  7. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (hoofdgebouw en aanbouwen) en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m²;
  8. er nog geen afwijking is verleend voor hetzelfde bouwperceel op grond van artikel 4 lid 5.2.


3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoeringis gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buitenbeschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Algemene bepalingen met betrekking tot ondergronds bouwen
6.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden,behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
6.1.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomenafwijkingen, de volgende bepalingen:
  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan;
  2. De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
 
6.1.3 Afwijking ondergronds bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inartikel 7 lid 1.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondsebouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
 
6.2 Ondergeschikte bouwdelen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 uitsluitend wordenoverschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, balkons, funderingen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt;
  3. bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, gasafvoerkanalen en schoorstenen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  4. rookkanalen, indien de overschrijding niet meer dan 0,75 meter bedraagt;
  5. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, balkons, galerijen, reclametoestellen en draag-constructies voor reclame, indien de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt en deze onderdelen van de bouw niet lager zijn aangebracht dan:
    1. 4,2 meter boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,5 meter langs een rijweg;
    2. 2,2 meter boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  6. putten, leidingen, goten en inrichtingen voor de watervoorziening of de afvoer of verzameling van water en rioolstoffen;
  7. hijsinrichtingen, welke de bouwgrens met niet meer dan 1 m kunnen overschrijden.
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden afgeweken, kunnenburgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffendebepalingen van het plan voor overschrijding van de in het plan voorgeschreven maatvoerings- ensitueringseisen met ten hoogste 10% onder de voorwaarde dat de verhoging/overschrijding geenonevenredige aantasting tot gevolg mag hebben van:
  1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
  2. de milieukwaliteit;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  6. het woon- en leefklimaat.
 
7.2 Antenne installatie
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde inhoofdstuk 2 voor het oprichten van een antenne-installatie onder de volgende voorwaarden:
  1. de hoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, bedraagt niet meer dan 30 meter;
  2. bij plaatsing van een antenne-installatie op een bestaand gebouw wordt de antenne-installatie niet geplaatst op een gebouw waar langdurig personen verblijven;
  3. gebleken is dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van een reeds bestaande antennedrager;Pagina 17 van 19
  4. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenneinstallatie niet onevenredig worden aangetast;
  5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
7.3 Minimale afwijking
Indien niet op grond van de voorgaande regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester enwethouders met een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende bepalingen van het planvoor:
  1. geringe wijzigingen/verschuivingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen en differentiatiegrenzen tot ten hoogste 2 meter, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan c.q. de feitelijke situatie, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitale verbeelding;
  2. het oprichten van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, onder- en bovengrondse afvalcontainers, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte hebben dan 4 meter, en geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m²;
  3. overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftopbouwen, ventilatieinstallaties en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen niet vervullen;
  4. het plaatsen van vrijstaande reclame (zuilen) met een maximale bouwhoogte van 7 meter;
mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
  3. de milieukwaliteit;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. het woon- en leefklimaat.
  
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van: het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzenten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking tenhoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derdenworden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van de digitaleverbeelding;
  2. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bouwvlakken/bouwgrenzen en/of differentiatievlakken/differentiatiegrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomenPagina 18 van 19 bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van hetbetreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  3. het oprichten van transformatorgebouwen, gemaalgebouwen en ander nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd;
  4. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteld van het plan, worden gewijzigd.
Artikel 9 Algemene procedureregels
 
9.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op devoorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wetbestuursrecht van toepassing.
 
9.2 Wijzigingsbevoegheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op devoorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wetbestuursrecht, van toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
10.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegendeaard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van hetbestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldendebestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personenmet een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Tempeliersdreef 12 te Alphen'. Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Alphen-Chaam d.d. ....... tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Tempeliersdreef 12 te Alphen'.