1.1 PLAN:
het bestemmingsplan 'Molenbaan 1, te Alphen’ (NL.IMRO.1723.BPMolenbaan1-VG01) van de gemeente Alphen-Chaam;
1.2 BESTEMMINGSPLAN:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'Molenbaan 1, Alphen’ (NL.IMRO.1723.BPMolenbaan1-VG01) met de daarbij behorende regels en bijbehorende bijlage;
1.3 AANBOUW:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 AANDUIDING:
een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 AAN HUIS GEBONDEN BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
1.6 AAN HUIS GEBONDEN BEROEPSMATIGE ACTIVITEITEN:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.7 ADMINISTRATIEVE DIENSTVERLENING:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven waarbij het rechtstreekse contact met het publiek een ondergeschikt onderdeel vormt;
1.8 AFHANKELIJKE WOONRUIMTE:
een aanbouw of een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 AFVALCONTAINER:
een container voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer;
1.10 ARCHEOLOGISCHE WAARDEN:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen;
1.11 BEBOUWING:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.12 BEBOUWINGSPERCENTAGE:
een in de voorschriften en/of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak (bouwzone) of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;
1.13 BEDRIJF:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.14 BESTAANDE SITUATIE:
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 BESTEMMINGSGRENS:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 BESTEMMINGSVLAK:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 BIJGEBOUW:
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.18 BOUWEN:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 BOUWGRENS:
de grens van een bouwvlak;
1.20 BOUWLAAG OF VERDIEPING(SLAAG):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering;
1.21 BOUWPERCEEL:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
1.22 BOUWPERCEELSGRENS:
een grens van een bouwperceel;
voorste bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel gelegen aan een weg waaraan wordt gebouwd, tenzij door burgemeester en wethouders een andere perceelsgrens als zodanig wordt aangewezen;
zijdelingse bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelsgrens;
achterste bouwperceelsgrens: de meest van de weg af gelegen bouwperceelsgrens, evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorste bouwperceelsgrens;
1.23 BOUWVLAK:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.24 BOUWWERK:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 DAK:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.26 DETAILHANDEL:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
1.27 DIENSTVERLENENDE BEDRIJVIGHEID:
bedrijfsmatige activiteiten gericht op dienstverlening aan het publiek zoals een zorgboerderij, kinderopvang, medische zorg, groepspraktijk, adviesbureau, automatiseringsbedrijf;
1.28 DOVE GEVEL
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in het geval van wegverkeerslawaai en spoorweglawaai) of 35 dB(A) (in geval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.29 ERKER:
een aan nader bepaalde maatvoeringeisen verbonden ondergeschikt aangebouwd gedeelte
1.30 FUNCTIE:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.31 GEBOUW:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 GEBOUW VAN ALGEMEEN NUT:
gebouw ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;
1.33 GEVEL:
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
1.34 HANDEL:
elke vorm van handel dat wil zeggen het bedrijfsmatig ten verkoop uitstallen, te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen;
1.35 HOGERE GRENSWAARDE
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.36 HOEKPERCEEL:
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;
1.37 HOOFDFUNCTIE:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden in hoofdzaak bedoeld is;
1.38 HOOFDGEBOUW:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat een woning te allen tijde als het hoofdgebouw wordt aangemerkt;
1.39 HORECA:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.40 KANTOOR:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;
1.41 KAMPEERMIDDEL:
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.42 KELDER:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk;
1.43 LIJST VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN:
de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels;
1.44 ONDERGESCHIKT BOUWDEEL:
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak en/of;
ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;
1.45 ONDERGRONDSE WERKEN, GEEN BOUWWERKEN ZIJNDE EN WERKZAAMHEDEN:
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
1.46 ONDERGRONDS BOUWWERK:
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m¹ onder peil;
1.47 ONDERKOMENS:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
1.48 OPSLAG:
het bedrijfsmatig opslaan van goederen, grondstoffen, andere stoffen en materialen;
1.49 PARKEERVOORZIENING:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar (voor iedereen) toegankelijk zijn;
particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet (voor iedereen) openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein, voor eigen werknemers;
1.50 PARKEREN:
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;
1.51 PERCEELSGRENS:
grens van een perceel of bouwperceel;
1.52 PERGOLA:
een vrijstaand of aangebouwd bouwwerk, bestaande uit een constructie van verticaal geplaatste palen of kolommen, gekoppeld aan een bovenlegger met eventueel hierop onder een hoek van 90º geplaatste dwarsligger;
de pergola mag tot maximaal 1 m1 boven het maaiveld als een gesloten constructie worden uitgevoerd;
1.53 RUIMTELIJKE EENHEID:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken;
1.54 SEKSINRICHTING:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.55 SEKSUELE DIENSTVERLENING:
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.56 SPEELTOESTEL:
een speeltoestel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Besluit veiligheid attractie- en speeltoestellen;
1.57 VOORGEVEL:
de op weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;
1.58 VOORGEVELBOUWGRENS:
de op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen;
1.59 VOORGEVELLIJN:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.60 VOORGEVELROOILIJN:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen en/of;
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd tot aan de perceelsgrenzen;
1.61 VOORKEURSGRENSWAARDE
de toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
1.62 VOORZIENINGEN VAN ALGEMEEN NUT:
op het openbare net aangesloten werken en/of bouwwerken ten behoeve van het openbaar nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.63 WATER EN WATERHUISHOUDKUNDIGE VOORZIENINGEN:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;
1.64 WATERBERGING
Voorziening voor het tijdelijk vasthouden van regenwater dat afstroomt vanaf de oppervlakte van een bouwwerk en bestrating;
1.65 WEG:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.66 WERK:
grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;
1.67 WERKEN:
alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;
1.68 WET GELUIDHINDER
wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld van dit bestemmingsplan;
1.69 WET/WETTELIJKE REGELINGEN:
indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het vastgesteldplan, tenzij anders bepaald;
1.70 WONING:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van maximaal één huishouden;
1.71 ZIJGEVEL:
een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel;
1.72 ZIJGEVELLIJN:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.